UELDËRSOHË KV NIEUWËDIEPER 11AVT. 1877. N°. 17. Vrijdag 9 Februarij. Jaargang 35. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. AANBESTEDING. GRONDBELASTING. Goud of Zilver? Binnenland. <$y a „W ij huldigen het goed e." Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zatnrdag namiddag. A bonncmentiprija per kwartaal1.80. K franco per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN N°. 163. Prijs der Advertentiën: Van 11 regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaaternimte berekend. Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indië. Laatste ligting 's avonds 6 uur. PROVINCIE NOORDHOLLAND. Op Dingsdag den 20sten Februarij 1877, des namiddags ten half drie ure, zal onder nadere goedkeuring, aan het lokaal van het provinciaal bestuur te Haarlemnamens en voor rekening van het bestuur der hierna te noemen gemeente, worden overgegaan tot de aanbesteding van het bouwen van eene school en onderwijzérswoning, aan het Noordoosteindc van den hoofdweg in den polder Eijerland op het eiland Texel. l)e aanbesteding zal plaats hebben bij enkele inschrijvingingevolge art. 25 van het bestek. Het bestek en de teekening zijn, tegen betaling van een gulden, te verkrijgen aan het lokaal van het provinciaal bestuur voornoemd aan het bureau voor buitenlandsche paspoorten, gevestigd in het raadhuis te Amsterdam, en aan de gemeente-secretarie van Texel. Gegadigden worden er aan herinnerd, dat de billetten van inschrij ving uiterlijk vóór drie ure des namiddags van den dag die de besteding voorafgaat, in de bus moeten gestoken zijn, zooals art. 68 441 der algemeene voorschriften bepaalt. Nadere inlichtingen zijn te bekomen bij dengene, die daartoe door den Burgemeester der gemeente Texel zal worden aaugewezen. Be aanwijzing in loco zal geschieden op Zaturdag vóór de besteding. Afkondiging overeenkomstig art. 15, tweede lid, der wet van den 26 Mei 1870, (Staatsblad No 82). De Burgemeester der gemeente Helder brengt, overeenkomstig art. 15, tweede lid, der wet van den 26 Mei 1870 (Staatsblad 82), ter algemeene kennis, dat hij ter Secretarie van de gemeente, gedu rende dertig dagen ter inzage van de belanghebbenden heeft nedergelegd, eene OPGAVE VAN UITKOMSTEN, bedoeld in de artt. 15, 23 en 43 der genoemde wet. Helder, De Burgemeester voornoemd, den 5 Februarij 1877. STAKMAN BOSSE. Een van de merkwaardigste verschijnselen, waarvan het afgeloopen jaar ons getuigen heeft gemaakt, is de wisse lende prijs van het zilver. Wij waren gewend, de waarde van zilver, van onze guldens en rijksdaalders, te beschouwen als iets, dat onherroepelijk vaststond. Indien al aan de eene zijde de groothandelaars in zilver en aan den anderen kant de mannen der wetenschap bekend waren met de omstandigheid, dat de prijs van het edel metaal, evenals die van alle andere goederen, onderhevig is aan rijzing en daling, om de geringe schommelingen van de noteeringen der zilverprijzen aan de beurs te Londen (waar zich de hoofdmarkt van het zilver bevindt) bekommerde zich noch de groothandelaar, noch het publiek bij zijn dagelijksch verkeer. Voor den kooper en den verkooper, zoowel in het binnenland als bij internationale transactiën, gold de gulden voor een vaste maat, eene blijvende waarde, en werkelijk plagt het verschil van den zilverprijs tusschen den dag, waarop de koop werd gesloten, en dien waarop de betaling geschiedde, zoo gering te zijn, dat deze als berekenings-factor voor des koopmans winst of verlies niet in aanmerking behoefde te komen. Deze zekerheid is in het afgeloopen jaar op voorbeeld- looze wijze gestoord. Men weet, dat de waarde van het zilver nimmer minder is geweest dan j'g van de waarde van het goud, met andere woorden, voor eene hoeveelheid goud kon men hoogstens zestienmaal meer goederen koopen, dan voor de gelijke hoeveelheid zilver. Op die verhouding was het muntstelsel dier Staten gegrond, die beide metalen tegelijk als standaard-munten in omloop bragten en hielden, en nog wel met dien verstande, dat de waarde van het zilver gemeenlijk hooger (1 tot 15.6 of daaromtrent) werd vast gesteld. De middenprijs van het zilver bewoog zich gewoonlijk om de 61 pence. En wat is nu de noteering van het zilver in de maand Julij des vorigen jaars geweest? 401, zegge veertig f pence, met andere woorden, de verhouding van zilver tot goud, die sinds eeuwen vaststond, als te zijn die van 1 tot 16, was gereduceerd tot die van 1 tot 20^Het zilver was 24 procent goedkooper dan de ge middelde koers in de laatste twintig jaren aanwees Men ziet, met dergelijke verschillen verlaat de zoo genaamde muntkwestie het gebied der wetenschap en der bespiegeling, en dringt zich met onweerstaanbare magt aan de praktijk van het leven op. Waar de waarde van alle koopsommen, salarissen, pen sioenen, huren, van alles wat in zilver betaald wordt, plotseling met 24 pCt., dat is met bijna een vierde van de waarde, verminderd wordt, daar staan wij voor een vraagstuk, dat zijne verschijning aankondigt door geweldige storingen in bijna alle maatschappelijke verhoudingen en betrekkingen. Stelt u de positie voor van een koopman, die goederen verzendt, bijv. naar Engeland, zijn verkoopprijs berekent in guldens, en die guldens herleidt in Engelsch goudgeld naar den koers van den dag, en die dan op den betaaldag, na drie maanden of een halfjaar, ja, hetzelfde getal guldens ontvangt als hij bedongen heeft, maar in werke lijkheid eene waarde aan zilver verkrijgt, die slechts ruim bedraagt van hetgeen hij moest ontvangen! Zulk een toestand is de dood voor eiken handel met het buitenland! Daarmede houdt iedere berekening van winst en verlies op. De best overlegde speculatie levert op die wijze verlies, en kleine verliezen worden onoverkomelijke rampen, wanneer men bovendien de kans loopt om een vierde te verliezen op het betaalmiddel, dat bij de afrekening ge bruikt wordt. De Nederlandsche regering heeft, door de invoering van het goudgeld, de beperking, en daarna het verbod van aanmunting van zilvergeld, de ernstigste gevolgen van deze daling zonder voorbeeld, getracht te voorkomen. De Staat heeft daarmede een deel der verliezen van het publiek voor zijne rekening genomen. Immers de Staat blijft een gouden tienguldenstuk voor vier ï-ijksdaalders geven, al zijn die in werkelijkheid veel minder waard, en heeft tevens, door de Munt voor het zilver te sluiten, het verlies beperkt tot de hoeveelheid edel metaal die in omloop is. Dat daarmede echter niet alles gedaan is, spreekt van zelf. Het zilver is wettig betaalmiddel gebleven, en de wisselkoersen zijn voor onzen handel ongunstig geworden. Dat de ramp niet erger is geworden, is echter minder aan de regering, aan de wijsheid onzer staatslieden en het doorzigt onzer staathuishoudkundigen te danken, dan aan het feit, dat het zilver even plotseling en onverwacht weer duurder is geworden, zoodat de hoogste noteering in December geweest is 581 pence aan de markt te Londen. Daarmede is, ja! de ramp niet voorbij, geleden noch hersteld, maar is zij teruggebragt tot dragelijke verhou dingen, terwijl gelukkigerwijze de koersen zich van Au gustus af gestadiglijk hebben hersteld, zoodat de schok, door de daling veroorzaakt, geen tijd heeft gehad haren invloed in alle kringen der maatschappij te doen gevoelen. Nu is men het er niet over eens, waaraan de daling van de zilverprijzen is toe te schrijven. Eene Engelsche Par- lements-enquête, gehouden met die omvangrijke grondig heid, die de Engelsche Parlemenfsstukken tot ware mijnen van feiten maakt voor den staatsman en den econoom, heeft een aantal redenen opgegeven en onderzocht. De hoofdreden, de verminderde vraag naar zilver voor Indische rekening, is door deze commissie grondig besproken, maar, al voegt men daar nu bij de buitengewoon groote zilver productie in de nieuwe mijnen in Nevada, de gevolgen van het aannemen van den gouden muntstandaard in Duitschland en Zweden, de invoering van het papierengeld in Frankrijk, zelfs al schrijft men met Ludwig Bamberger een goed deel van die daling toe aan de meerdere geschikt heid van goud om als munt voor intei nationale transactiën te dienen, dan nog kan men niet geacht worden het ver schijnsel geheel te hebben verklaard. Daartoe was de daling te groot en te plotseling, daarvoor is ook de latere rijzing tot 58|, die met een deel der aangevoerde gronden niet wel vereenigbaar is, een beletsel. Blijkbaar staan wij hier voor een verschijnsel, dat bij den tegenwoordigen stand der wetenschap nog niet bevre digend kan worden opgelost. Wij moeten ons dus tevreden stellen met de ontvangen les, de duidelijke en gevoelige vermaning, dat zilver als waardemeter, en dus ook als standaard-metaal, opgehouden heeft die eigenschap van vastheid en onveranderlijke waarde te hebben, die het voor geld—circulatie geschikt maakt. Dit feit staat vast. Al werd morgen de zilvernoteering weer normaal tusschen de 60 en 62 pence, ons vertrouwen daarin zoude geschokt zijn, en dat vertrouwen zelf is een belangrijk element in de vastheid van prijs, omdat dit een algemeen gebruik, en dus eene constante vraag naar het metaal verzekert. Als wij voor de vastheid van waarde van ons geld afhankelijk moeten zijn, van de ons onbekende behoeften aan zilver van Azië, dan is het beter, dat wij onze toevlugt nemen tot goud, dat meer en meer over de geheele wereld als muntmetaal, met uitsluiting van zilver, in gebruik komt, en dat daaraan eene vastheid van waarde ontleent, die aan het zilver in gelijke mate gaat ontbreken. Dan behoeven wij niet meer te vragen, waarom het goud het zilver als muntmetaal verdringt, nocli of de uitsluiting van zilver uit het muntstelsel der meest be schaafde natiën op goede gronden rust; het feit alleen, dat het zilver, meer en meer ontmunt wordende, daardoor alleen een gewoon handelsartikel wordt, onderworpen aan alle schommelingen der marktprijzen, moet ons tot de gouden munt doen overgaan. Het blijve der regering overgelaten om het juiste oogenblik tot verkoop van het aanwezige zilver te kiezen, maar dat zij daarmede niet behoort te dralen, en de gouden standaard, met uitsluiting van den zilveren, in ons land ten spoedigste behoort te worden ingevoerd, staat voor ons, na het gebeurde in 1876, vast. HELDER en NIEÜWEDIEP, 8 Februarij. Een diefegge, wijfjes—Ekster, heeft zich in de afgeloopen week in het vroege morgenuur meester gemaakt van een aantal artikelen, die aan hare geburen toebehoorden. Van daar klagten. Onze rijksveldwachters met hunne scherpe reukorganen gingen terstond aan het opsporen en vonden weldra een aantal voorwerpen van verschillenden aard de voorraad is zoo groot, dat zij meer dan het halve wachthuis aan den Kruisweg inneemt, 't Zou bijna de moeite loonen om er eene openbare veiling van te houden. Jl. Dingsdag avond hield de Heldersche afdeeling van den Nederlandschen Protestantenbond eene vergadering in 't lokaal Musis Sacruui alhier. Aan de orde werd gesteld de bespreking van dit onderwerp«De betrekking die er bestaat tusschen geschiedenis, godsdienst en dogmatiek.» De heer Vrendenberg leidde de discussie hierover in, waarna nog door onderscheidene leden over dat onderwerp het woord werd gevoerd. Gisteren avond werd in Tivoli alhier opgevoerd het drama aChamploux de Millionairof de dochter van den LandmanBlijkbaar met genoegen werd dit stuk door de talrijke aanwezigen gezien en vooral de heer Louis Bouwmeester, die de titelrol op uitnemende wijze vervulde, bragt aan het succès in groote mate het zijne toe. Ook aan den heer F. Bouwmeester, die als André Saurieul optrad, komt een woord van hulde toe voor de flinke wijze waarop hij dit karakter weergaf. De minister van Binnenl. Zaken heeft, naar aanleiding van een adres van den geneeskundigen raad van Friesland en Groningen, directeuren en leeraren van 's Rijks Vee artsenijschool gehoord betrekkelijk de parelziekte of tuber culose bij het rund hier te lande. Tengevolge daarvan zullen de veeartsen voortaan aan de districts-veeartsen en aan de betrokken burgemeesters onverwijld kennis geven van elk geval van parelziekte, door hen waargenomen, en zullen de districts-veeartsen daarvan mededeeling doen aan den betrokken geneeskundigen inspecteur. De heer W. H. ter Meulen heeft bij de firma P. N. van Kampen Zoon uitgegeven een zeer uitvoerig en duidelijk verslag over het afgeloopen jaar 1876, betrekkelijk a De Wacht en de Visscherij op dc Lutine,» opgehelderd door afbeeldingen in den tekst en eene uitslaande steendrnkplaat. In plaats van ds. H. F. W. Grottendieck, te Alkmaar, die niet in aanmerking wenschfe te komen, is door den Grooten Kerkeraad der Evang. Luth. gemeente te Amster dam tot aanvulling van het zestal gekozen ds. F. G. Lagers, te Maastricht. Jl. Dingsdag is eene vergadering gehouden van de Provinciale Staten van Noord-IIolland. Besloten werd tot het verlengen van den provincialen zeedijk, beoosten Naarden, waarvoor eene onteigeningswet zal aangevraagd worden. Omtrent den loop der longziekte onder het rundvee in de provincie Noordholland gedurende het jaar 1876 kan het volgende worden medegedeeld. Het getal runderen, aangegeven als door gezegde ziekte aangetast bedroeg 47, tegen 25 in 1875. Van die 47 zieke runderen werden aangetast te Sloten 14, te Nieuweramstel 10, te Amsterdam 8, te Dieraen 4, te Aalsmeer 2, te Haarlemmermeer, 2, te Middelie 2 en in elk der gemeenten Schoten, Westzaan, Wormerveer, Zaandam en Zuid— en Noordschermer 1. Van de aangegeven runderen is 1 gestorven (te Sloten) en 1

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1877 | | pagina 1