Buitenland. eend om nog gedurende liet loopende saizoen een aantal van 300 koelies te verschepen. Men verneemt, dat eerlang het algemeen dépot van discipline van Naar den naar Medemblik zal worden verplaatst. Volgens de jl. Zaturdag in werking getreden bepa lingen op den invoer van vee uit Nederland in Engeland, blijft de invoer van levend vee wel geoorloofd, doch het moet binnen twee dagen geslagt worden. (Hld.) De heeren mrs. Borgesius en Reilingh, vroeger predikanten te Norg en Metslawier, onlangs te Groningen in de regten gepromoveerd, zijn dezer dagen bij de regt- bank aldaar beëedigd als advocaat. Zestig man zijn te Terschelling bezig om de Kimball af te brengen; 't is te wenschen, dat hunne pogingen met den gewenschten uitslag mogen worden bekroond; men vreest echter het tegendeel. De herstelling van den door den storm en hoogen vloed van 3031 Jan. jl. beschadigden Westfrieschen zeedijk van het ambacht Drechterland is jl. Vrijdag aan besteed voor f 4180. Artis te Amsterdam zal spoedig verrijkt worden met een paar zeeleeuwen. Twee schoont? exemplaren dezer kostbare en zeldzame dieren zijn onderweg uit Australië. Tegen het tijdstip dat zij in Artis kunnen worden verwacht, zal hun verblijf, voorzien van een groot waterbassin, ge bouwd zijn. Twee knechts van de apotheek in het Binnengasthuis te Amsterdam, die zich jl. Zondag aan sterken drank wenschten te buiten te gaan en zich daartoe in het bezit hadden gesteld van eene flesch der apotheek, waarin, zoo zij meenden, spiritus zou aanwezig zijn, moesten hunne onmatigheid op eene vreeselijke wijze boeten. Een hunner is kort na het gebruik van het vocht overleden, de andere verkeert in zeer bedenkelijken toestand. Te Rotterdam heeft de heer Eduard Bamberg eergis teren avond zijn 50jarig jubilé als tooneelspeler gevierd en de rol van Christoffel Vlug in «flat kamertje van een toaschmeisje» vervuld, waarmede hij in het jaar 1S27 voor het eerst optrad. Aan liet Veer te Kralingen is jl. Zaturdag ter afslag een reuzen-zalm aangebragt, wegende 56 halve kilo's, gevangen in de zalmvisscherij Prins Hendrik, bij Delfshaven. Te Wateringen was men bezig het dak van een kolf baan door dommekrachten omhoog te winden, toen het, omdat niet gelijkmatig werd gewerkt, instortte. Vijf per sonen zijn onder het puin bedolvenvier zijn ligt, de vijfde is zwaar gekwetst. Te Doetinchem wordt, volgens de N. Arnh. Crt., een schoen bewaard met een zool van 3 a 4 cM. dikte, waar door een zware ijzeren haak zit. Aan dien schoen is do volgende herinnering verbonden. In den jare 1501, den 23 Fc?br., precies ten 12 ure bij het slaan der klok, viel een persoon, eenige reparatiën doende aan den haan op den toren, en zijn evenwigt verliezende, van de spits. Onder zijnen val raakte zijn voet een ijzeren haak, tot aanhechting der brandladders op zij van den toren aan wezig. Tengevolge hiervan doorboorde de haak zijn schoen en bleef zijn ligchaam aan den toren hangen. Losgemaakt, vereerde hij den schoen met den haak aan de stad. Jl. Zaturdag ochtend omstreeks 6 uur is de boerderij, bewoond door G. J. M., te Dalfsen, door het omvallen van de petroleumlamp in brand geraakt en geheel afgebrand al het vee is in de vlammen omgekomen. Naar men ver neemt was het huis wèl, het overige echter niet geassureerd. In ons vorig nummer komt een berigt voor betreffende de kleurenblindheid van het personeel bij de spoorwegen en bij schepelingen. Bij de Zweedsche staatsspoorwegen is volgens dat berigt voorgeschreven, dat bij aanstelling van beambten naauwkeurig op deze zaak worde gelet en dat diegenen onder het dienstdoende personeel, die kleuren blind zijn, moeten verplaatst worden in betrekkingen, waar dat gebrek niet hinderlijk is. Wij behoeven wel niet te zeggen, aldus besluit het Handelsblad, aan welk blad wij deze regelen ontleenden, dat ook hier te lande dat voor beeld verdient te worden gevolgd. Voor zooverre betreft het spoorwegpersoneel, kan de Gron. Crt. mededeelen, dat juist dezer dagen door den directeur-generaal der maatschappij tot exploitatie van staatsspoorwegen order is gegeven, dat al het trein- en wegpersoneel op nieuw moet onderzocht worden, of er ook personen onder zijn, die lijden aan daltonisme. Het genootschap ter bevordering van den landbouw in Drenthe hield jl. Woensdag een buitengewone vergadering. Eene uitvoerige discussie werd gevoerd over de schapenteelt ze werd ingeleid door den heer van der Feltz en besloten met deze conclusie: «De vergadering, van oordeel, dat de Drentsche schapenteelt de ontwikkeling der houtcultuur in den weg staat en nadeelig is voor bet tegenwoordig land bouwbedrijf, spreekt den wensch uit, dat de schapenteelt, in verband met de plaatselijke toestanden en omstandigheden, hoe eer zoo beter vermindere.» Slechts een spreker, de heer Willinge Gratama, had bedenking tegen de uitspraak, dat de schapenteelt nadeelig is; hij meende, dat de landbouwer op zeer vele plaatsen in Drenthe, zooals de zaken nu staan, de schapen niet kan missen om den noodigen mest te bekomen. Daarentegen ging de heer Oldenhuis Tonckens nog verder; hij wilde het bouwland hebben afgeschaft, als wanneer al de mest naar het groenland kon worden gebragt. Verder werd het door het hoofdbestuur opgemaakt her ziene reglement, na eenige wijzigingen, goedgekeurd. De oeverlanden tusschen Meppel, Zwartsluis, Stap horst enz. staan op nieuw sedert een paar dagen totaal blank, door den aanhoudenden opstuwenden westewind, die alom in Friesland en Overijssel het boezemwater zóó geweldig opzet, dat de spoorbanen uren ver als door een barre zee gaan. Herhaald, bijkans tot vervelens toe, is ten onzent aangeraden, dat ieder, die er slechts eenigermate toe in staat was, vruchtboomen zou planten. Men deed en te regt opmerkeD, dat de opbrengst lang niet te versmaden baten zou opleveren, dat men ligt hier of daar een nu verloren plekje gronds zou kunnen vinden, enz., enz. Ten bewijze welke aanzienlijke geldelijke uitkomsten in andere landen door hot kweeken van boomvruchten ver kregen worden, kunnen de volgende opgaven uit Bohemen dienen, door de Mitth. für Landw. in Karnten medegedeeld: Een grondeigenaar te Praskowitz verkocht voor 800 flor. peren, een andere landbouwer eveneens voor 1200 flor. ooft in het dorp Schöppenthal een landbouwer voor 1560 flor. perenin het dorp Polits verkocht het hoofd der gemeente de helft van den oogst van zijne vruchtboomen voor 1400flor.; te Chota ontving een landbouwer voor ooft 1800 flor.; te Skalitz, een akelig dorpje aan den voet van den Radelstein, ontvingen vijf eigenaars voor hunne boomvruchten te zamen 15,000 flor., dus elk gemiddeld 3000 flor. De veepest te Emden. De veepest is te Emden op twee plaatsen uitgebroken, bij de landbouwers Lubbe Janssen en Oostinga. Zondagmiddag reeds stierf op den stal van den eerste eene melkgevende koe, den volgenden dag werden 13 inelkkoeijen en drie jongbeesten aangetast. Nadat de veearts had geconstateerd, dat de dieren aan runderpest leden, zijn zij afgemaakt en buiten de stad begraven. Aan den regeringsassessor Schweckendicck teAurich is opgedragen de noodïge maatregelen te nemen en door de militaire magt zijn hem een aantal manschappen afgestaan. Overeenkomstig do rijkswet van 1869 zijn de boerderijen der genoemde personen door wachten afgezet en mag niemand in of uit, met uitzondering van veeartsenijkundigen, geestelijken en vroedvrouwen, die zich echter, wanneer zij 't huis ver laten, aan eene ontsmettingskuur moeten onderwerpen. Als gevallen van ziekte onder 't vee zich voordoen, behalve die welke blijkbaar door uitwendige verwondingen zijn ontstaan, moeten ze dadelijk worden aangegeven. Uit latere berigten blijkt, dat het niet bij de twee tot nu toe bekende gevallen is gebleven. Ze is ook op twee andere stallen geconstateerd en al het daar aanwezige vee is gedood. De afzonderings- en andere voorzorgsmaat regelen worden zoo krachtig mogelijk uitgevoerd. In de straten, waar de besmette stallen zijn, worden kleine gebouwtjes opgerigt, waarin ieder voorbijganger zich aan ontsmettingskuur heeft te onderwerpen. Iets over de rozbncultuur in Bulgarije. De groote, door Europesche en vooral door Engelsche parfumeurs verbruikte hoeveelheden rozenolie worden bijna uitsluitend in de schilderachtige velden aan de zijde van Thracic, in den Midden-Balkan gewonnen. Daar, tusschen met rozen bezaaide streken, ligt het hoofd- en middelpunt, Kazanlik, dat nog altijd op zijnen dichter wacht. Zelfs Moltke, den Zwijger, bragt de aanblik van de «Kazanlik- Tekne» in verrukking. Het werd door hem het Kaschmir van Europa, het Turksche Gullistan, het land der rozen genoemd. Deze bloem wordt hier niet, zooals bij ons, schrijft Moltke, in potten en tuinen, doch op velden, evenals de aardappel, geteeld. Niets is liefelijker dan zulk een veld met rozen: wanneer een schilder dat op het doek wilde brengen, zou men hem van overdrijving beschuldigen. Hoe buitengewoon prachtig hetj dal van Kazanlik is, blijkt reeds hieruit, dat van de 123 plaatsen in Thracië, welke zich op het bereiden van rozenolie toeleggen, 42 tot zijn gebied behooren en dat van 1650 kilogram, die gemiddeld jaar lijks aldaar gewonnen worden, ongeveer 850 kilogrammen uit het genoemde dal komen. De cijfers gaan op en néér met den rozenoogst, die van wind en weder afhankelijk is. In het buitengewoon gunstige jaar 1866 bedroeg b. v. de opbrengst van rozenolie in Thracië ongeveer 3000 kilo grammen, terwijl zij in 1872, tengevolge van vorst en hagel, slechts 800 kilogrammen beliep. Welk een reusachtg terrein echter voor de rozencultuur gevorderd wordt, kan blijken uit de mededeeling, dat gemiddeld 3200 kilogrammen rozen noodig zijn voor het bereiden van 1 kilogram olie. De raad der orde van advokaten te Milaan heeft zich met 8 van de 9 stemmen voor het behoud der dood straf verklaard. België. In 1870 hadden de aandeelhouders der Union du credit te Brussel, in het volste vertrouwen dat Emérique, de directeur, thans te Mazas achter slot en grendel, hunne belangen uitnemend behartigde, zijn portret ten voeten uit laten schilderen, en het als een duurzaam blijk van hulde en waardeering aan de Maatschappij ten geschenke gegeven. Het werd als zoodanig in de groote vergaderzaal geplaatst. Zooals van zelve spreekt, moest het van daar verdwijnen, nadat het wangedrag van den directeur gebleken was. Maar nu zit men met het kunst werk verlegen. De Union mag het niet verkoopen, gesteld dat een kooper nu te vinden ware, dewijl bij de acte van schenking bepaald is, dat zij het ten allen tijde moet behouden, en het in geval van ontbinding, aan Emérique, zijne erven of regtverkrijgenden moet over gaan. Wat dan nu met dit doek aan te vangen? De raad van administratie wist geen raad; men zou het wel willen verbranden, maar de schilder, de Winne, is een van Belgiës grootste mannen in het vak, en een werk van zulk een hand, en dat uit liet artistiek oogpunt een groote waarde heeft, vernielt men zoo maar niet. Volgens een corres pondentie uit Brussel aan een Parijsch blad, zou nu een der schenkers-aandeelhouders, een der slagtoffers van Emériques handelingen, hebben voorgesteld aan de regering vergunning te vragen, om het portret van den beruchten financier in een der wachtkamers voor de bescb., in het nieuwe paleis van justitie te plaatsen. Frankrijk. Een inwoner van Bagueux passeerde dezer dagen op klaarlichten dag den weg naar Grand Montrouge, toen hij plotseling in zijne nabijheid een klagend gesteun hoorde. Hij zag om zich heen, maar ontdekte niets, totdat het zich telkens herhalende geluid hem bij een 30 meters diepen uitgedroogden put bragt. Hij zag naar beneden en ontdekte iets, waarvan hij echter door de duisternis de omtrekken niet kon onderscheiden. Ijlings begaf hij zich naar Montrouge en vertelde het geval aan den putgraver Mousset, die ter stond, van de noodige toestellen voorzien, met hem naar de aangeduide plek terugging. Mousset liet zich in den put zakken en kwam spoedig boven met een meisje van 5 a 6 jaren, dat geheel bewusteloos was. Het kind lag op het half-ontbonden ligchaam van een grooten hond, dat een ondragelijke stank verspreidde. Het meisje werd onmiddellijk onder geneeskundige behandeling gebragt, en nu bleek, dat zij, behalve eenige verwondingen, ook een breuk aan het dijbeen bekomen had. Daar het kind nog voortdurend in een staat van volkomen uitputting verkeert, heeft men uit haar mond nog geene bijzonderheden kunnen vernemen omtrent de oorzaak van het gruwelstuk. Want dat hier aan een lage misdaad moet gedacht worden, daaraan twijfelt bijna niemand meer. De put ligt namelijk geheel afgezonderd in het veld, op meer dan 500 meter van eene woonplaats. Ook is de rand van den put veel hooger dan de lengte van het kind, dat in den ganschen omtrek door niemand werd opgeëischt en ook door niemand wordt herkend. Het is een allerliefst meisje, blank en fijn van huid en het hoofd omgeven met digte zwarte krulharenzij is goed gekleed en hield, toen zij uit den put werd gehaald, een wit mofje in de hand. Onnoodig te zeggen, dat deze duistere zaak een groote sensatie in de geheele streek heeft teweeggebragt. Uit latere berigten blijkt, dat het kind is overleden, zonder eenig antwoord te hebben kunnen geven op de vragen, die bet gedaan waren. Het lijk is naar de Morgue gebragt, waar honderden personen gekomen zijn, om het te bezigtigen, hetzij om, zoo mogelijk, inlichtingen te geven van wie het kind was, hetzij om uit louter nieuwsgierigheid het arme slagtoffer te zien. Een dier personen, een man van reeds bejaarden leeftijd, had het lijk en de kleederen niet zoodra gezien, of hij ontstelde hevig en gaf het ver langen te kennen, om den hoofdambtenaar te spreken. Aan dezen verklaarde hij, dat hij in het lijk zijne kleindochter herkend had. De vader had het vermoord. Deze had reeds voor een maand zijne vrouw (de dochter van den bejaarden man) verlaten en het kind medegenomen. Dezelfde kleederen, waarin het kind gevonden was, had het Nieuw jaarsdag aan gehad. De vader had reeds herhaalde malen gezegd, dat het kind hem tot last was en dat hij er zich van wilde ontdoen. Men is den dader nog niet op het spoor. Toen hij zijne wettige vrouw verlaten had, is hij naar Montrouge gegaan, bij eene gemeene vrouw, met welke hij reeds vroeger geleefd had. Of die vrouw ook de hand gehad heeft in den moord, is nog onzeker. Dezer dagen zag de baanwachter Barbe bij Petit Ronchen, op den spoorweg van Rijssel naar Parijs, een man over de rails loopen. Hij riep hem toe, dat dit ver boden was, en toen de ander zijn weg vervolgde, zich houdende of hij beschonken was, ging hij met zijn lantaarn op hem af, na eerst uit voorzigtigheid de beide signalen voor den weg naar Rijssel en dien naar Seclin op onveilig te hebben gesteld, daar binnen weinige oogenblikken beide treinen werden verwacht. Toen hij den man genaderd was, sprong eensklaps een ander over de heg, die Barbe zulk een stomp gaf, dat de lantaarn hem uit de handen viel en hem daarna de keel digtkneep, totdat hij bewusteloos was. Toen legden zij hem met het hoofd over een rail. De trein stopte, toen de machinist het signaal zag; men deed onderzoek en vond Barbe bloedend en bewusteloos. Toen hij bijgekomen was, verhaalde hij het gebeurde. Tot nog toe zijn de snoodaards niet ontdekt, men vermoedt echter, dat zij het op den machinist gemunt hadden, want het was dezelfde, die den 1 Jan. op den trein was, toen deze eveneens ter naauwernood aan eene ontsporing ontkwam. De rails waren zoodanig opgebroken, dat de trein derail- leeren moest en de ramp zou nog grooter zijn geweest, daar kort daarna de trein uit Douai op den verongelukten trein uit Rijssel zou zijn gestuit. Engeland. Een berigt uit Londen luidt, dat 40 vischschuiten met 200 visschers worden vermist. Te Ahmeadabad (Engelsch-Indië) is een kruidmagazijn in de lucht gevlogentengevolge van de vreeselijke ontploffing hebben 50 personen het leven verloren en zijn ongeveer 1000 gewond. De oorzaak van het onheil is onbekend. De slagtoffers van giftige slangenbeten zijn in Eng.- Indië talrijker dan men over het algemeen denkt. Volgens de officiëele rapporten van de consulaire agenten, dezer dagen openbaar gemaakt, zijn verleden jaar in Bengalen 11,416 gevallen geconstateerd, die den dood tengevolge hadden. In geheel Hindostan beliep het meer dan 20,000. Duitschlaod. Omtrent de runderpest wordt in den Reichs-Anzeiger het vólgende geconstateerdIn het begin dezer maand schenen de krachtige maatregelen ter bestrijding der ziekte in de Pruissische provinciën Silezië en Sleeswijk Holstein, alsook te Berlijn en op Hamburgsch grondgebied een afdoend resultaat te zullen opleveren. Dit is echter nog niet ten volle verkregen. Wel is waar, in Silezië hadden zich in den laatsten tijd op geen andere plaatsen ziekte gevallen voorgedaan en in de laatste acht dagen was dit aldaar alleen het geval geweest in één der besmette plaatsen (Klein-Mochbern, bij Breslau); ook zijn er in de laatste 8 dagen te Berlijn en in Sleeswijk-Holstein geen runderen meer aangetast en op Hamburgsch grondgebied slechts 2 stallen als besmet aangegeven; doch daarentegen is de ziekte plotseling den 5 dezer te Keulen en het nabijgelegen Nippes, den 6den te Dresden en de 7den te Emden, als ook te Prezlau (district Potsdam) uitgebroken. Blijkens ingewonnen informatiën was de besmetting door een transport vee uit Silezië naar Dresden en vandaar naar Keulen over- gebragt, terwijl zij te Emden en Prezlau wordt toegeschreven aan den invoer van besmet vee, hetwelk uit Berlijn, eer het uitbreken der ziekte aldaar bekend was, naar die plaatsen was verzonden. Intusschen zijn overal verdere maatregelen genomen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1877 | | pagina 2