de eisclien van den landbouw ten volle tegemoet te komen. Reeds is in beginsel besloten een beneden-stoomgemaal te plaatsen in den polder genaamd het Oosterland, dat met het onlangs in werking gebragte boven-stoomgemaal alle vrees voor overtollig water zal doen verdwijnen. Reeds is de medewerking van naburige polders, evenals die van de kerkelijke administratie, die voor haar landerijen groot belang heeft bij deze zaak, toegezegd. Een tapper te Amsterdam was met zijn vrouw jl. Maandag avond naar het vuurwerk. Intusschen namen dieven uit zijn woning f 1000 weg. Ik verklaar het zoo schrijft een Gelderscli burge meester aan de «Volksvriend» voor een onheil voor menigen burgemeester en voor een ramp voor de kleinere gemeenten, als zij geen eigen gemeentehuis hebben en de burgemeester en het gemeentebestuur onder vreemd dak moeten worden geherbergd. Ik geloof niet dat het verlichte deel der natie er anders over zal denken. Er zijn gemeenten, waar de bestuursvergaderingen worden gehouden onder een bittertje. Kan 't haast anders? Er zijn gemeenten waar het decorum bewaard wordt tot het oogenblik dat de vergaderingen van B. en W., of van den Raad, zijn opgeheven. Er zijn er mij bekend waar de zoogenaamde gemeentebode dan dadelijk woordvoerder wordt, in dezer voege: «Jongens, wat wilt-je gebruiken? Ik en de burgemeester nemen klare; wat verkiezen jullui?» Maar hoevele van die zamenkomsten eindigen dan ook op eene wijze, waarvan men zich elders geen begrip kan makenAvond-vergaderiDgen worden dikwerf avonden van dronkenschap; hoe bevorderlijk voor de belangen der gemeente! Als de gemeenten eens konden geteld worden, waar de burgemeester en de secretaris uit deze oorzaak, d. i. door het inwonen van het gemeentebestuur in een huis, waar aan Jan en alleman getapt wordt, zuiplappen zijn geworden, al is het dat zij maar zelden voor mirakel langs den openbaren weg zwieren, zouden de regering en de Staten—Generaal beschaamd staan. Al deze feiten zijn voor niemand nieuw, die het leven ten platten lande kent. In de provinciale hoofdsteden, in de hoofdstad des Rijks, in den zetel der HoogeRegering en der "Wetgevende Magt, schijnt men daarvan niets te vermoeden. Déar loop ik welligt gevaar van voor een overdrijver gehouden te worden. Ik wensch niets liever dan dat de zaak onderzocht wordewant dan zal blijken, dat de regering den omvang van het kwaad niet kent. Volgens de Navorscher zal de naam van den opsteller van het Oera Linda Boek weldra bekend worden. «Twee onzer meest bekende taalgeleerden zullen dien man aan wijzen en met name noemen, en wel achtereenvolgens, eerst de eene in een afzonderlijk uitgegeven geschrift, dan de andere in een opstel, dat in een der bekende Neêrl. tijdschriften zal geplaatst worden.» Dr. Leendertz voegt hieraan toe: «Ik wil wel gelooven, dat de auteur er reeds (in 1853) aan bezig was en eenige gedeelten gereed had. Zelfs acht ik het wel mogelijk, dat nog vroeger, op zee, waar hij zooveel tijd had om zijne verbeelding te laten werken, het plan bij hem is opgekomen van zijnen roman over de zeetogten der Friezen en dat hij later aan den Helder dat plan heeft uitgewerkt en telkens hier en daar heeft veranderd en toegevoegd dat het echter als volwassen, terwijl ze nog kinderen zijn. Dit was een engel, alleen gelaten op een donkere en gevoellooze wereld, die droevig verlangde naar een hart en een t'huis naar een hart, over vloeiende van liefde! Ik had een hart, dat smachtte voor haar dat dat hoe wat is dat en waar was ik? Ik werd met een huivering wakker. De kamer zou geheel donker zijn geweest, had het licht van het voorplein er niet ingeschenen. Ik had een vreeselijke hoofdpijn. Ik stond op en strompelde naar het raam. Toen ik uitkeek en het bekende voorplein zag, kwam alles als een lichtstraal mij voor den geest. Waar was de dame? Hoe kwam het, dat ik zoo lang had geslapen? Wat moest ze mij voor een lompert houden? Ik zocht de bel, en trok er hard aan. Dadelijk kwam de kelluer met een licht. „Waar is mevrouw," vroeg ik. „Mevrouw is zoo wat drie uur geleden uitgegaan," antwoordde hij. „Ze zei, dat ze eenige inkoopen moest doen en dat ze spoedig terug zou zijn. Ze had gezegd, dat haar broeder, die zeer zeeziek geweest was, volstrekt niet gestoord moest worden. Mevrouw," voegde hij er bij, „is nog niet terug gekeerd." Drie uur geleden uitgegaan! Haar broeder! Zeeziekte! Wat moet dit alles beteekenen? Terwijl ik daar zeer verward neerzat, drukte mijn arm tegen het doosje in mijn zak, onwillekeurig keek ik naar mijn vinger. De ring was er niet meer. Er ging een steek door mijn hart. Ik zonk neer en verborg mijn gelaat in mijne handen. De kellner dacht dat ik ziek was en liep hard heen om wat cognac te halen. O, ik doorzag het nu alles. Gek, gek, die ik was! Ik had mij overgeleverd aan een bedriegster van de gewoonste soort. Den volgenden morgen om negen uur stond ik voor mijn vader. Ik deed mijn verhaal; maar ik kon mijne tranen niet weerhouden, tranen van schaamte en ergernis. Hij luisterde naar mij met een vreemden, cyuischen glimlach. Toen ik gedaan had, ging hij naar zijn schrijftafel, opende een lade, en zeide: „wees gerust, hier is de ring, veilig en wel." Ik kon niets doen dan hem met open mond aanstaren. „Toen die dame den ring in haar bezit had en u in slaap achterliet, had zij juist tijd genoeg de avondboot naar Dover te halen; de ring was gisteren avond vóór tien uur in mijn handen." „Maar maar," stamelde ik, „ik kan het niet begrijpen. Toen ze eenmaal den ring had, waarom bragt ze hem u terug." „Omdat ze betaald was om zoo te doen. Omdat ze aangenomen was om te doen zooals ze gedaan heeft. Die dame is geen diefegge van professie, maar een dievenvangster. Gij waart, mijn waarde zoonin den laatsten tijd zoo ingenomen geworden met u zeiven, en gij hadt zulk een groot idee van uwe bekwaamheden, dat ik dacht dat het u geen kwaad zou doen. als ik u een toon lager stemde. Ik hoop dat het mij gelukt is je te overtuigen dat er menschen in de wereld zijn, net zoo knap, ja knapper dan een zekere onnoozele hals van een-en-twintig jaar. Als ge profiteert van de les, zal ik mijn geld niet beklagen." Een paar uur later zei ik: „maar was het niet een gewaagde zaak zoo iets te doen met een ring, vijfhonderd pond waard?" Mijn vader keek mij aan met de deftigheid van een regter. „Waar ziet gij uw ouden vader voor aan, mijn waarde zoon, de diamanten waren valsch." eerst 11a het jaar der Aprilbeweging, ik vermoed eerst eenige jaren daarna, geworden is zooals het nu is; dat hij er pleizier van gehad heeft, maar niet zooveel als hij ge hoopt had en daarom den moed niet gehad, zijn Oera Linda Boek [door autiquiteiten van dezelfde soort te laten volgen.» Z. K. H. Prins Alexander woonde gisteren namiddag, in het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te 's Hage, de lezing bij, door dr. E. Renan, op verzoek van het Spinoza-Comité, over den juist vóór twee eeuwen aldaar overleden wijsgeer. Uit Amsterdam meldt men aan het Vad.«Van den voorgenomen bouw van een zomerschouwburg in den tuin achter het Paleis voor Volksvlijt komt niets. Thans schijnt weer de heer Carré aanzoek gedaan te hebben om er een circus te plaatsen.» De afdeeling Westland der Holl. Maatschappij van Landbouw heeft de volgende waarschuwing tot de vee houders gerigt Veehouders! De vijand van onzen zoo kostbaren vee stapel nadert de grenzen van ons vaderland. De veepest heeft zich in de nabijheid der grenzen van Nederland vertoond. Zijt op uwe hoede! Laat vooral geen vreemde kooplieden op uwe veestallen toe! Neemt de grootste voorzorg in acht! Bedenkt de groote nadeelen, voor eenige jaren door die vreeselijke ziekte aan onzen veestapel toegebragt! Het Bestuur, enz. Men meldt uit Vreeland, dd. 17 dezer: «Gisteren hield de heer Boonkamp, van Noordwijk, een lezing over de grassen en vruchtboomen. Met onverdeelde aandacht werd zijn fraaije en echt wetenschappelijke rede aangehoord. Bij de grassen besprak hij voornamelijk het reuk- en honiggras; van de 130 grassoorten noemde hij enkele nuttige en schadelijke op en de kenmerken er van deelde hij mede. De landbouwer diende die vooral te kennen. Behartigenswaardige wenken gaf hij omtrent het verbeteren der weiden. Het aanbrengen van stikstof houdende mest- soorten was hoofdzaak. Zeer eigenaardig behandelde hij de cel vorming en het groenworden. Bij de vruchtboomen sprak hij hoofdzakelijk over de snoeijing. Zijn hoofdgedachte wasde oogen gaven de rigting der takken aan, licht en lucht mogten zoowel bij piramidaal als bij leiboomen niet vergeten worden. Den boomkweeker raadde hij vooral aan zich toe te leggen op één soort. De verscheidenheid schaadde. Hij spoorde de aanwezigen vooral aan, de resultaten der wetenschap niet te versmaden. Daardoor toch kan de opbrengst zekerder en grooter zijn. Met ingenomenheid werden sprekers mededeelingen ontvangen.» Bij de jl. Dingsdag gehouden aanbesteding voor de levering van omstreeks 290 paarden, ten dienste voor het regement veld-artillerie te Utrecht, minste inschrijver de heer Woltmann, uit Hannover, voor f 662 per paard, te leveren bij partijen. Prins Bismarck laat op een geschenk, hem gezonden door de uitgevers Blomhert Timmerman te Nijmegen en bestaande in het werk: Van Köppin-DozyHet leven van Otto van Bismarck, antwoorden: dat hij «De Ilollandsche taal door zelf—oefening eenigermale magtig is, het boek lang zaam lezen kan en, zoodra hij tijd heeft, van den inhoud met belangstelling kennis zal nemen.» Eenige Asser ingezetenen hebben besloten vleesch van elders te laten komen, omdat de Asser slagers hun prijzen te hoog houden. Toen onlangs de Nederlandsche dierkundige veree- niging, op het initiatief van dr. H. Hartogh Heijs van Zouteveen, te Assen, Darwin's vereerders hier te lande had uitgenoodigd, hunne photografische portretten in te zenden, ten einde hem die op zijn verjaardag in een album aan te bieden, hebben 218 onzer laudgenooten daaraan voldaan. Het album is hem den 12 dezer te zijnen huize te Down, in het Engelsche graafschap Kent, ter hand gesteld. Het is in groot kwarto formaat, gebonden in paars fluweel, met zilver gemonteerd. Op de eerste blad zijde is in eene gelithografieerde ornamentatie de opdragt bewerkt, luidende (in het Engelsch): «Dr. Charles Darwin, op zijn 68sten verjaardag, als bewijs van hoogachting, aangeboden door zijn vereerders in Nederland.» Bij het album is gevoegd een breedvoerig overzigt van de geschiedenis der verspreiding van Darwin's theorie hier te lande, met vermelding hoe deze in het begin der tegenwoordige eeuw reeds in beginsel door Nederlanders was verkondigd. Bij missive aan den president der dierkundige vcreeniging, den heer A. A. van Berumelen te Rotterdam, heeft Darwin in warme bewoordingen zijn dank betuigd, niet slechts voor het album, «hetwelk eenmaal voor zijne kinderen eene kostbare nalatenschap zal zijn,» maar ook voor het daarbij overgelegde stuk, «waarin hij zoovele, voor hem nieuwe, bijzonderheden vermeld heeft gevonden.» Een boekje, dezer dagen uitgegeven door den heer N. Verwey te Tiel, bij A. van Loon, houdende rapporten omtrent het gebruik van Ville's chemische meststoffen sedert 1873 tot 1876, verdient ten hoogste de aandacht van eiken landbouwer, als aantoonende de voortreffelijke resultaten, zoo in den grooten bouw als bij proefnemingen op kleine schaal, op alle landbouwgewassen met die meststoffen in dien tijd verkregen. Wij zien daarin opbrengsten van tarwe van 28 tot 58 mud per HA., van uitnemende hoedanigheid, als van 78 tot 84 KG. wigt per mud, met dubbele opbrengst van stroo tot 4000 KG. per HA., en niet in ééne, maar in verschillende streken en provinciën van ons vaderland, als te Arkel bij Gorinchem in 1874 57 mud, bij Tiel 58 mud, Avezaath 42 mud, Zeeland 461 mud tarwe- productie per HA. Hooi van 5000 KG., zelfs van wei landen op zandgronden te Oirschot tot 8900 KG. per HA., op kleigronden bij Tiel, onder Culemborg, Gorinchem enz. Aardappelen tot 265 mud per HA., zelfs op expresselijk als proefveld daartoe omgespitte woeste heide te Amerongen, en 280 mud per HA. op kleigrond bij Tiel, in Zeeland en elders. Groenten, bloembollen enz., voortreffelijk daarop gelukt, op zandgronden onder Voorschoten en andere plaatsen in ons land. Weilanden, veel gras gevende, dat bij voor keur door het vee wordt gegeten, bij Tiel, in Groningen, Noordbrabant en elders. Tabak, met de helft der bemes- tingskosten, welke dien op schapenmest overtreft, zoo in kwaliteit als kwantiteit, te Amerongen, Drumpt, in Maas en Waal, Overbetuwe. Klaverhooi van 7500 in 1874 tot 16,500 KG. per HA. in 1876, bij Gorinchem en bij Tiel. Suikerbeetwortel op den meest uitgeputten grond tot 33,000 KG. per HA. te Geldermalsen en Utrecht. Boom vruchten, glanzend, gezond en groot en in ruime hoeveel heid te Rijswijk, Tiel enz. Bloemen, met in water opge loste Ville's-mest begoten, sterk in ontwikkeling en rijk in schoone en krachtige bloemen te Zeist enz. Vooral trof ons de krachtige nawerking dier meststoffen in het tweede en volgende jaren bij eenigszins ruime bemesting in het eerste jaar. Geen wonder dan ook, dat het gebruik dier bemesting van jaar tot jaar zich uitbreidt in alle provinciën van ons vaderland. Wel een bewijs, dat het bemestings systeem van professor Ville, juist, tijdig en goed toegepast, aan eene lang gevoelde behoefte in den landbouw voldoet. Er is eene opmerkelijke overeenkomst tusschen som mige verschijnselen op maatschappelijk gebied in Engeland en in Nederland. Reeds vroeger werd door den heer Gladstone geklaagd over het feit, dat vele burgerknapen tegenwoordig de voorkeur geven aan het kale jasje van den kantoorklerk boven de kiel van den werkman. Een gevolg hiervan is, dat de steden overstroomd zijn van armoedige en veelal weinig beter dan onbruikbare heertjes, terwijl er gebrek komt aan bekwame handwerkslieden. Dezer dagen werd ditzelfde onderwerp aangeroerd door den heer Barry, voorzitter van het Britsche Koninklijke Instituut van Architecten. De heer Barry, het woord rigtende tot de leerlingen van het instituut, schilderde de gunstige vooruitzigten, die tegenwoordig voor een bekwaam metselaar bestaan om zelf eenmaal architect te worden. Hij vergeleek, evenals indertijd de heer Gladstone, die vooruitzigten bij de treurige toekomst van de jongelingen met de kale jasjes. De heer Barry verklaarde zoomin als de heer Gladstone (of als éénig ander redelijk mensch) te kunnen begrijpen wat verheffends er steekt in het copiëer- of cijferwerk van den klerk, boven het zagen of hameren van den knappen schrijnwerker of smid. Wèl begrijpt men het omgekeerde. Jl. Zondag heeft eene stoomboot, de George Cromwell, ter hoogte van New-Foundland schipbreuk geleden, waarbij al de opvarenden, 30 in getal, zijn omgekomen. Hetzelfde is in de Chesapeake-baai met vier andere vaartuigen geschied, waarbij 27 menschen het leven verloren. Eene Egyptische wetenschappelijke expeditie van 50 man, onder bevel van den Engelschen ingenieur Mitchell, is, naar men verneemt, in Abessinië vermoord. Z. M. Aurelius I, Koning van Araukanië, trouwt met tnej. Colas, dochter van een zeer rijken bankier. Dit is wel een van de verstandigste daden van dien Koning zonder land. De jonge Koningin, die vijf—en-twintig jaren oud is, heeft een zeer aanvallig voorkomen, en eene kroon zou haar niet misstaan. De bruidegom heeft zijn aanstaanden schoonvader tot ridder der orde van de Duif benoemd. Deze decoratie bestaat uit een duivenbeen, dat door den neus moet gestoken worden Benoemingen, enz. Op zijn verzoek is eervol ontslag verleend aan den heer M. J. Tiele, als 2de luit. bij de rustende schutterij in deze provincie. Aan den O.-I. ambtenaar J. J. Kooman, luatstelijk dokmeester by het marine-etablissement te Soerabaija, thans met verlof hier te lande, is op zijn verzoek eervol ontslag verleend uit 's lands dienst, met behoud van regt op pensioen. Benoemd tot ridder der orde van den Nederl. Leeuw de kapt.-luit. ter zee W. F. H. Cramer en de off. van gez. lste kl. bij de zeemagt H. G. Steenbergen. Met ingang van 1 Maart is de officier-machinist lste kl. J. H. Jullien, op verzoek, ter zake van langdurige dienst, op pensioen gesteld ten bedrage vau f 1750; en benoemd tot officier-machinist 2de kl. de machinist lste kl. in het vaste korps P. C. W. Steinmetz. STATEN-GENERAAL. Tweede Hamer. Ter voldoening aan zijne toezegging, heeft de minister van Financiën aan de Kamer doen toekomen eene statistiek van de ligchamelijke onroerende goederen en van de in de grootboeken der Nationale Schuld ingeschreven kapitalen, welke zich in de zoo genaamde doode hand bevinden (met uitzondering van die, behoo- rende tot het privaat en publiek domein van den Staat en tot het Kroondomein). Daaruit blijkt, dat de ligchamelijke goederen in de doode hand, waarvoor krachtens art. 25 der wet, betrekkelijk de grondbelasting, geene belastbare opbrengst in de kadastrale leggers is opgenomen, eene totale oppervlakte beslaan van 34,815 hectaren 79 aren en 40 centiaren, en die, niet vallende onder dat artikel, eene ruimte vau 355,951 hectaren 78 aren en 12 centiaren innemen.met eene belastbare opbrengst: ongebouwd van f2,889,632.81, gebouwd van f 2,999,073.20. Het bedrag van de kapitalen in de doode hand vertegenwoordigt eene waarde van: f 173,480,600 (2i pCt.), f 10,633,100 (3 pCt.), 19,146,200 (4 pCt.) Het wetsontwerp tot vervroeging van het tydstip van den aanvang der meerderjarigheid enz. strekt om dien aanvang terug te brengen van den 23jarigen tot den 21jarigen leeftijd. De minister van Justitie toch is van oordeel, dat er op den duur geen overwegende grond bestaat om in Nederland eene wetsbepaling te handhaven, afwykende van hetgeen in Europa langzamerhand gemeen regt is geworden. Thans toch vangt de meerderjarigheid met het volbragte 21ste levensjaar aan in het Duitsche Rijk, Frankrijk, België, Rusland, Italië, Groot-Britannië, Noorwegen, Zweden (alleen voor de mannen) benevens in het Zwitsersche kanton Genève, terwyl in andere Zwitsersche kantons die meerderjarigheid op nog jeugdiger leeftijd invalt. Wordt het ontwerp wet, dan zal, daar de staatsregtelijke meerderjarigheid de burgerregtelijke volgt, de tekst van de wet van 28 Julij 1850 betreffende het ingezetenschap en van enkele andere wetsbepalingen daarmede nader in overeenstemming behooren

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1877 | | pagina 2