B i n n e n I a n d.
STATE\-GEi\ERAAL.
Bu iten la nd.
opvatting van het gewone menschenverstand worden de
aanhangige wetten aangenomenzegeviert de geheel boven
ons bereik liggende leer, dan worden de bestaande regts-
collegiën behouden, en blijven de meerderheid der regter-
lijke ambten eervolle sinecuren!
Spoedig genoeg zullen wij het weten. Misschien wel
reeds als deze regelen onder de oogen onzer lezers komen,
is het beslist of er regtbanken zullen blijven om jeugdige
regters te oefenen, om achteruitgaande stadjes in stand te
houden, en hoe al die redenen meer heeten, of dat wij
alleen regtscollegiën zullen behouden in evenredigheid met
het werk, dat er te verrigten valt.
Zelfs als de wetten worden aangenomen, die thans aan
het oordeel der Wetgevende Magt onderworpen zijn, dan
nog zullen bij vele regtscollegiën de zaken weinig talrijk,
en bij allen de bezoldigingen gering zijn. Zelfs dan nog is
de toestand allesbehalve beantwoordende aan onze wenschen,
die, het is onzen lezers bekend, in slechts één regtbank
voor civile zaken in iedere provincie, en een omgaand
regter, alléén regtsprekende in strafzaken met appèl in
criminele gevallen op een daartoe aan te wijzen crimineel
hof, de doelmatigste organisatie zien. Maar de tegenwoor
dige wetten zijn een stap in de goede rigting; hoe klein
die stap ook zij, wij zouden het betreuren, indien zij niet
gedaan werd.
Maar hebben de bestrijders dezer ontwerpen geen betere
argumenten, dan hunne «algemeen belang-theorie,» geen
betere, dan die in de afgeloopen week de afgevaardigden
bezighielden, en der krantenlezers lachlust, of, al naar
hunne stemming, hunne verontwaardiging opwekten, dan
zou die verwerping een feit zijn, dat ook de warmste
voorstanders vau den parlementairen regeringsvorm aan
zijne levensvatbaarheid in Nederland zou doen wanhopen.
Mogt het blijken, dat in ons land de locale invloeden
zoo sterk zijn, dat onze afgevaardigden die in de aller
eerste plaats moeten behartigen om aan hunne kiezers te
voldoen; mogt het blijken, dat men er niet tegen opziet
om de schatkist volkomen nuttelooze offers op te leggen
immers hoe noodig op zich zelf eene verhooging der trac-
tementen onzer regterlijke ambtenaren is, eene verhooging
zonder gelijktijdige inkrimping der regtscollegiën is ver
kwisting dan zou men er toe kunnen komen om het
gemis te betreuren van een krachtig centraal gezag, dat,
ongehinderd door kleingeestigen naijver en plaatselijke
begeerten, magtig genoeg mogt zijn, om te doen wat
staatsbelang voorschrijft.
Dat zou een regt treurig verschijnsel zijn. Bedroevend
voor hen, die het wel meenen met dit land!
Er valt nog zooveel te verbeteren in onze staatsmachine,
dat men zich bijna getroost neerlegt bij het feit, dat onze
Regeringen en onze Kamers van de laatste jaren onmagtig
zijn gebleken tot bijna iederen principiëlen, organiserenden
wetgevenden arbeid. Maar wanneer nu ook moest blijken,
dat onze voeten gebonden zijn op den nederigen weg der
partiële verbetering, waarlangs deze minister onze schreden
voert; dat wij zelfs niet meer in staat zijn kleine gebreken
weg te nemen, waar wij de groote beginselen niet eenmaal
aanroeren, dan zoude er werkelijk stoffe zijn tot groote rouw!
Dat tot nog toe elke nieuwe regterlijke organisatie is
bezweken; dat de eenige wet, die het gebragt heeft tot
het Staatsblad, nooit iets anders dan een doode letter is
geweest; dat wij een grondwettig voorschrift, in 1848
gegeven, in 1877 nog niet hebben uitgevoerd, is reeds
beschamend genoeg; maar dat wij zoover gekomen zouden
zijn, dat de kleingeestige «esprit de clocher» elke verbe
tering vermag tegen te houden, dat is niet te gelooven.
En dat zullen wij dan ook niet doen, totdat de «feiten»
ons tot dat geloof dwingen. Wij blijven hopen, dat ons
van dien worstelstrijd, de groote verliezen in den aanvang, daarna
de behaalde voordeelen, en de inneming van den Kratonmaar
de Sultan moge overwonnen zijn, onderworpen is hij niet; elk
opperhoofd, die van onderwerping zou durven spreken, zou door
het dweepzieke volk gedwongen worden de worsteling tot den
laatsten man voort te zetten. Er valt daarom even weinig te denken
aan onderhandeling en vredesvoorwaarden, als aan het sparen der
gevangenen. Ook kan men aan de 80,000 Mahomedanen, die de
wijk in de bergen hebben genomen, het veld niet laten behouden,
zonder in één slag in de oogen der bevolking van Sumatra, Java,
ja van den geheelen Archipel, het prestige te verliezen, dat de
eenige kracht is van het koloniaal bewind; wat meer is, het wordt
nu reeds benadeeld door den langen duur der worsteling, en even
zeer als een zegepraal de Nederlandsche macht zou bevestigen door
te bewijzen, dat Allah op hare zijde is, evenzeer kan een nederlaag
of zelfs te weinig voortvarendheid haar thans benadeelen. Over
wonnen moet er dus worden tegen eiken prijs; iedereen weet het,
allen herhalen het, en toch laat de zegepraal zich wachten, te
midden der rampen, en vermoeienissen van een verschrikkelijken
oorlog, die van beide zijden even hardnekkig wordt voortgezet, een
oorlog van hinderlagen en moorden, onder een doodend klimaat,
te midden van moerassen, die nog meer slachtoffers doen vallen
dan het vijandelijk lood. De Hollanders hebben de vlakte bezet
en hebben dus het voorrecht eener gemakkelijke communicatie,
maar tevens het nadeel van een ongezond klimaat. De Atcbineezen
hebben de wijk genomen in bijna ontoegankelijke bergen, waar de
in schijn onderworpen dorpen hun in het geheim levensmiddelen
en krijgsvoorraad verschaffenzij hebben vrouwen en kinderen
medegevoerd; ieder, van welken leeftijd, van welke sekse hij moge
zijn, weet de wapeDen te gebruiken, en zoodoende kan de weder
stand lang duren.
Op dit oogenblik zijn de vijandelijkheden gestaakt, maar weldra
zullen ze door Holland hervat worden met nieuwe hulptroepen uit
Europa; geen vreemd schip mag de Atchineesche kust naderen om
de opstandelingen van levensmiddelen te voorzien. Men zal hen
trachten uit te hongeren; maar, alvorens liet zóóverre is, hoeveel
geld zal verkwist worden in een ongelukkige onderneming, die
beter achterwege ware gebleven! Hoevele schepen met transporten
van troepen zullen gezonde soldaten aanvoeren, om met zieke en
stervende terug te keeren!
Het Indische leger was zulke harde beproevingen niet gewoon;
toch heeft het ze doorgestaan met bewonderenswaardigen moed,
met eene geestkracht en eene volharding, die reeds menig tegen
stander weerhield, en ook thans hopen wij, dat het zijne belooning
zal vinden in de zegepraal eener zaak, die niet alleen die van een
land en een volk is, dat zijne waarde gevoelt, maar die van de
beschaving tegenover de barbaarschheid. S.
weldra de ondervinding geleerd zal hebben, dat spreken
nog geen stemmen is, en dat bij de stemming over deze
wetsontwerpen blijken zal, dat zelfs zij, wier wonderlijke
begrippen omtrent «algemeen belang» wij bespraken, bij
de stemming verlicht zullen worden door die inwendige
stem, die het spreekwoord in de wereld riep: de stem des
volks is die van God dat, in spijt van alle theoriën en
redeneringen, het «algemeen belang,» zijn gebrekkigen
tweelingbroeder, de som der particuliere belangen zal
verstaan
HELDER en NIEÜWEDIEP, 8 Maart.
Het berigt in ons vorig nummer, betreffende de begrafenis
van een koloniaal uit het marine-hospitaal, eischt nood
zakelijk verbetering. De koloniaal in kwestie was reeds
Vrijdag overleden. Dingsdag om tien uur des morgens
zou de begrafenis plaats hebben, doch de lijkkoets liet op
zich wachten; van daar, dat de ter aarde bestelling niet
op het bepaalde uur kon doorgaan en het militair escorte
onverrigter zake kazernewaarts moest trekken.
Aan deze omstandigheid is door onzen correspondent
het onjuiste berigt ontleend, welker copie ons te laat in
handen kwam om te onderzoeken in hoeverre we hier
met een «canard» te doen hadden, dat het wezenlijk bleek
te zijn.
Redactiën, die het bewuste berigt overnamen, worden
beleefd verzocht deze rectificatie te plaatsen.
Jl. Dingsdag avond hield de plaatselijke afdeeling
van den Nederlandschen Protestantenbond eene vergadering,
waarin het Avondmaal het onderwerp der bespreking was.
Dit onderwerp werd ingeleid door den heer Kindermann,
die, wijzende op de groote waarde, die sinds 't ontstaan des
Christendoms aan deze godsdienstige plegtigheid werd
gehecht, uit de geschiedenis aantoonde hoezeer de meenin
gen daaromtrent zich in den loop der tijden hebben ge
wijzigd. Uit het daaropvolgend debat bleek, dat men
algemeen het gevoelen deelde, dat de waarde en de betee-
kenis dier godsdienstige handeling door alle tijden heen
op uiteenloopende wijze door de Christenen is beschouwd
geworden.
Gisteren avond viel een der sluisknechts, D. Leen, in
het marine-schutsluisgat nabij het havenkantoor. Op zijn
angstig hulpgeschreeuw kwamen tal van menschen toeschieten;
maar 't was aanvankelijk hoogst moeijelijk om den dren
keling te redden. Gelukkig kwam men op het denkbeeld
om hem een boom toe te steken, waaraan hij zich kramp
achtig vastklemde; maar in dien toestand zou hij het niet
lang uitgehouden hebben, zoo men hem niet een touw met
knoopen had toegeworpen, waarna men een vlet te water
wierp, waarin hij opgenomen en aan wal gebragt werd.
Het is den haringtrekkers gedurende de laatste dagen
wat beter gegaan. De vangst heeft zich eenigzins ver
beterd. Het tal wordt verkocht voor circa f 5.50.
Z. M. de Koning heeft het Amerikaansche jubilée-
zangersgezelschap uitgenoodigd heden op het Loo eene
uitvoering te komen geven.
Volgens de Smyrnasche bladen is de verjaardag van
Z. M. den Koning, den 19 Febr., te Smyrna door de
Nederlandsche kolonie, de oudste van de stad, met buiten
gewone plegtigheid gevierd. De tegenwoordigheid van een
Nederlandsch oorlogsschip op onze reede, zegt de Reforme,
gaf aan dit feest een luister, die geheel nieuw was en den
Vorst waardig van een volk, klein in getalsterkte, maar
groot door de vrijheid, de verdraagzaamheid en de beschaving,
die het reeds in de wereld vertegenwoordigde, toen vele
volken nog aan despotisme en onverdraagzaamheid ter
prooi waren. De Impertial meldt, dat des morgens in
de nationale kapel eene dankzegging in het Nederlandsch
en Fransch werd uitgesproken in tegenwoordigheid van den
consul R. van Lennep, de Nederlanders in Smyrna, den
kommandant, den staf en de ekwipage van de Prinses
Maria. Na afloop van de godsdienstoefening begaf men
zich op uitnoodiging van den kommandant aan boord van
het schip, maakte daarmede een togtje op de reede en
gebruikte er een lunch; des middags gaf de heer van
Lennep een diner. Al de oorlogsschepen op de reede waren
van den ochtend af met vlaggen versierd en des middags
begroetten zij met 21 saluutschoten de Nederlandsche vlag.
De heer Th. J. Soet, R. C. pastoor te Oosterblokker
en Schellinkhout, heeft, onder vele blijken van belangstel
ling, zijn 50jarig priesterschap herdacht. Vanwege den
jubilaris geschiedde o. a. eene uitdeeling van brood aan
Roomsche en Protestantsche armen.
In het tijdperk van vier weken, 28 Jan. tot 24 Febr.
1877, zijn, blijkens ingekomen ambtsberigten, door long
ziekte aangetast:
In Zuidholland 89 runderen
Noordholland 10
Utrecht 4
Friesland 18
Totaal 121 runderen.
In het vorige tijdperk van vier weken waren 108 run
deren door die ziekte aangetast.
In de beide eerste tijdperken van vier weken in 1876
waren respectivelijk 236 en 237 gevallen van longziekte
waargenomen.
Plet aantal ingeschrevenen voor de ligting der Nati
onale Militie te Texel over 1877 bedroeg 54. Hiervan
hebben vrijstelling gevraagd: wegens broederdienst 17, als
eenige zoon 13, wegens eigen dienst 1 en uithoofde van
ligchaamsgebreken 4.
Bij de firma A. Egmond, te Enkhuizen wordt uit
gegeven een: Aardrijkskundig Weekblad» onder redactie
van den heer A. J. ten Brink. In het eerste nummer
verklaart de redactie, «als het ware een bloemlezing te
willen geven uit de verschillende buitenlandsche aardrijks
kundige tijdschriften,» zich vergenoegende met «de bescheiden
rol van referent.» Daardoor beoogt men, de kennis van de
aardrijkskunde in vele gezinnen te bevorderen.
Volgens de Goudsche Crt. zou dr. KüyperVan plan
zijn om, tegen de aanstaande verkiezingen, zijn mandaat
als lid der Tweede Kamer om redenen van gezondheid
neder te leggen.
Jl. Maandag kwam een groenvrouw op de Voorstraat
te Utrecht met een hond onder haar wagen aan rijden,
toen een woedende doghond den hond onder den wagen
aanviel; alles snelde toe, gewapend met wat maar voor
handen was, om den dog te verwijderen; na een vreeselijke
worsteling gelukte dit door de hulp van den koetsier, bij
wien de dog behoorde. De koetsier bond nu de dog
onder zijn rijtuig, doch ter naauwernood zetten de paarden
zich in beweging, of de hond vliegt door het touw en bijt
de paarden, welke zoo achteruit sloegen, dat de ijzers over
de straat vlogenmet de grootste moeite werden ze staande
gehouden. Na andermaal bedaard te zijn, vliegt de hond
toch weder op de paarden aan, die hem een slag toebrengen,
dat hij in elkander zakte; met bloedenden kop vloog het
woedende dier nog eens op de paarden aan. Ten slotte
heeft men de paarden moeten ontspannen, waarvan het een
kreupel ging, terwijl de hond gebonden werd weggebragt.
Een ploegbaas van werklieden aan den staatsspoorweg
te Tilburg is op heeterdaad betrapt, terwijl hij boter weg
nam uit een per spoor verzonden mand.
Te Smilde heeft iemand een paar dagen na Nieuw
jaar 5 aardappels gepoot, die reeds den 17 Febr. boven
den grond stonden, maar thans weer diep onder de sneeuw
bedolven zijn.
Universiteiten, zegt de Arnh.Crt., vieren haar honderd-,
tweehonderd— en driehonderdjarig bestaan. Genootschappen
haar vijf-en-twintigjarig. Die feestvieringen hebben haar regt
van bestaan. Maar vijf-en-twintig jaar moest dan ook het
minimum zijn; een nieuw geslacht is dan opgetreden. Thans
echter vindt men vermeld dat eene hoogere burgerschool haar
12|jarig bestaan heeft gevierd. Men zou bijna gelooven aande
ongegronde vrees, dat onze hoogere burgerscholen de vijf-
en-twintig niet halen zullen. In elk geval kleeft aan die
twaalf-en-een-halfjarige feesten het oneigenaardige, dat zij
op een tijdstip gevierd worden, dat niets met den stichtings
dag te maken heeft, terwijl het bij instellingen van onder
wijs in een tijd valt, dat de cursus in vollen gang is.
Weest toch zoo haastig niet, mijne heeren van de hoogere
burgerscholen, ook voor uwe inrigtingen zal de tijd komen,
dat zij haar vijf-en-twintig, vijftig-en honderdjarig bestaan
zullen vierenlaat de koperen bruiloften aan ons familieleven.
Benoemingen, enz.
Tot burgemeester van Winkel is herbenoemd de heer H. Koomen.
De luit. ter zee 1ste kl. G. 11. van Steijn, dienende aan boord
van het wachtschip te Hellevoetsluis, wordt met den laatsten dezer
op non-activiteit gesteld en met den 1 April daaraanvolgende ver
vangen door den luit. ter zee 1ste kl. Z. J. Cambier.
Tweede Kamer.
Zitting van Dingsdag (J Maart. Ontwerp 2 der regterlijke
wetten is aangenomen, nadat de art. 57 waren overgebragt naar
ontwerp 9. Na verwerping met 58 tegen 5 stemmen vandemotie-
Bredius om het tractementen-ontwerp te behandelen vóór deindee-
lings-outwerpen, is de discussie over de indeeling van het hof te
's Hertogenbosch met 6 amendementen aangenomen.
Zitting van Woensdag 7 Maart. Met verwerping van alle
amendementen op art. 1 van het wetsontwerp betreffende de indee
ling der regtbanken en kantongeregten in het arrondissement
's Ilerlogenbosch (alleen werd Zevenbergen in plaats van Oudenbosch
als zetel van het kanton aangewezen) is het ontwerp No. 3 aan
genomen met 47 tegen 23 stemmen. Heden is de indeeling van
het hof te Arnhem aan de orde.
Bij de Kamer is ingediend een wijzigings-ontwerp van de
begrooting voor den aanleg van Staatsspoorwegen voor 1876. Op
vier artikelen zijn nog belangrijke uitgaven te doen, zoodat eene
verhpoging wordt voorgedragen vankosten van de brug over de
Nieuwe Maas bij Rotterdam met f 200,000aanleg van den spoorweg
van Breda tot Rotterdam met f 610,500; aanleg van den spoorweg
van Nieuwediep naar Amsterdam met f 255,000; aanleg van den
spoorweg van Arnhem naar Nijmegen met f 490,000.
De verhooging der begrooting kan ruimschoots gevonden worden
uit de middelen, die bij de wet van 19 Jan. 1876 (Staatsblad. No. 18)
tot dekking van de uitgaven werden aangewezen, vermits het saldo
van de dienst van 1875 gebleken is ruim f 1,450,000 meer te
bedragen dan de som van f 3,000,000, die daarvoor voor het
dienstjaar 1876 was aangenomen.
België.
Te Brugge werd jl. Zaturdag aan het bolwerk der
Ostenderpoort het lijk opgehaald van den heer Petithan,
regter van instructie, te Luik woonachtig. De ongelukkige
had zich van het leven beroofd, om zich te onttrekken
aan de gevolgen der ontdekking van fraude, door hem in
zijne ambtsbetrekking gepleegd. Ook hier weder staat
men voor het psychologisch raadsel, hoe een man van helder
verstand, een lid der regterlijke magt, die men meer dan
iemand tegen dergelijke misdrijven gewapend zou achten,
zich daaraan heeft kunnen schuldig maken, en dat dan
nog wel, niet door nood of verzachtende omstandigheden
gedreven, maarom te brassen!
Frankrijk.
Niet mevrouw de Montmorency, maar mevrouw de
Montebello, is het slagtoffer geworden van het vreeselijk
ongeluk, waarvan wij in ons vorig nummer melding maakten.
Tegen twee uur in den nacht thuis komende, zette zij zich
gekleed bij den haard om te lezen. Een oogenblik later
deelde het vuur zich aan haar kleed mede en toen er
hulp kwam opdagen, had de vlam zich reeds te ver ver
spreid. Na twee dagen de ijselijkste smarten geleden te
hebben, gaf de lijderes den geest. De markiezin had den
leeftijd van 61 jaar bereikt.
De Gironde meldt, dat te Bordeaux is aangehouden
de kassier van het bureau tot inkassering van de premiën
van zeeverzekeringen. Hij werd beschuldigd 300,000 a
400,000 fr. ontvreemd te hebben.