HELDERSCHE
EN MEIIWEDIEPER COURANT
1877. N°.44.
Vrijdag 13 April.
Jaargang 35.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
„W ij h u 1 d i g: e h
het goed c."
Verschijnt Dingsdtg, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementaprija per kwartaal1.S0.
franco per poit - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 163.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de xnaSl naar
Ooet-Indie. Laatste ligting 's avonds 6 uur.
Het Protocol.
Misschien herinneren sommigen onzer lezers zich nog,
dat dit blad eenmaal eene prijsvraag heeft uitgeschreven,
in de hoop van daardoor te ontdekken, waartoe eigenlijk
de diplomatie in onze tegenwoordige maatschappij dient.
Wij beloofden den schrijver, dien het gelukken zoude ons
eenig inzigt te geven in de diensten, die deze kostbare
tak van staatsdienst bewijst, levenslang een exemplaar
onzer courant te zullen zenden; maar, helaas! niemand
heeft zich opgewekt gevoeld, om ons het nut dier instel
ling duidelijk te maken. Misschien was de uitgeloofde prijs
te gering; maar niet iedereen heeft, als het «Nut» en
Teyler's stichting, gouden medailles ter zijner beschikking,
en wij roeiden met de riemen, die wij hadden
Dezer dagen, terwijl de bladen vol waren van de onder
handelingen over het door de groote mogendheden vastge
stelde protocol, en thans, nu de tekst van dat staatsstuk
is openbaar geworden, konden wij niet genoeg betreuren,
dat niemand zich door onzen uitgeloofden prijs heeft laten
bekoren.
Want, hoe wij dat stuk lezen en herlezen, met hoeveel
eerbied wij deze in schrift gebragte wijsheid van zes
kabinetten aanvatten, met welke nederigheid wij ook ge
negen zijn ons verstand de schuld te geven van ons niet-
begrijpen, toch is het ons niet mogelijk in te zien, wat de
wereld, wat Europa, wat de monschheid, of wat eenig
mensch kan gewonnen hebben door de vaststelling van dit
protocol dtr groote mogendheden!
In de hoop nu, dat onze lezers er meer van begrijpen
dan wij, zullen wij den inhoud van deze eerbiedwaardige
acte doorloopen; wij houden ons zeer aanbevolen bij ieder
een, die beter inzigt heeft dan wij; de rubriek «ingezonden
stukken» staat voor hem open, en als hij 't heel duidelijk
maakt, drukken wij zijne welwillende inlichtingen misschien
wel als hoofdartikel.
8)
DE KERSTNACHT.
(Vervolg.)
III.
De dagen komen en gaan, onbezorgd of zij den menschen genoegen
of verdriet brengen; zij zwaaien hun scepter over blijmoedigen en
bedroefden. Zoo moesten ook de beide minnenden den eenen dag
na den anderen doorworstelen, zonder dat hun toenemend verlangen
naar elkaêrs bijzijn gestild of getemperd werd. Elkander op te
zoeken, waagden zij niet; het toeval kon hen in den winter niet
bijzonder gunstig zijn; daardoor zagen zij elkaór slechts zelden en
meestal nog maar van verre. Koenraads fluit onderhield nog de
eenige bestendige gemeenschap tusschen hen, want iederen avond
speelde hij aan zijn open kamervenster een van haar geliefkoosde
melodiën. Die melodie had echter niet meer dezelfde uitwerking
als vroegerde hopeloosheid had Marieta's verlangen in hartzeer
veranderd; haar hartzeer gaf zich dikwijls in tranen lucht en niet
zelden vond het middernachtelijk uur haar nog wakend en weenend.
Toen haar tante, wie de sporen der half doorweende nachten
niet ontgingen, haar daarover opmerkingen en moederlijk liefderijke
verwijten maakte, sprak Marieta: «Het moet nu maar zoo wezen,
beate tante! Gij hebt zelf gezegd, de eene dag gaat om als de
andere, en zoo zullen ze allen omgaan totdat het gedaan is."
«Hoe meent ge dat, mijn kind?"
«Nu, ik heb altijd gehoord en ook geloofd, dat de lieve God
niemand meer oplegt dan hij dragen kan, en dus zal Hij ook mij
wel te rechter tijd uit mijn lijden helpen."
«Dat is ook zoo, maar daar moest een jonge meid van twintig
jaar nog in het geheel niet aan denken. Die tijd is, als 't God
blieft, nog heel ver af."
«Neen, neenriep Marieta, die zich niet langer kon bedwingen,
«neen, zeer, zeer nabij!"
«Wat zegt ge daar, ongelukkig kind? Hoe kunt ge dat weten?
Spreek, waar haalt, ge zulke slechte gedachten van daan? Wees
oprecht met mij, mijne dochter! Gij hebt mij geweldig doen
schrikken, want ik heb u toch altijd lief gehad, zoo goed alsof ik
uw eigen moeder was."
«Ja, dat hebt gij," sprak Marieta schreiende, die nu wel inzag
dat zij reeds te veel gezegd had, om haar geheim nog langer te
kunnen bewaren. «Ik wil het u wel zeggen, beste tantehet
moet nu toch spoedig aan het licht komen. Verleden voorjaar
op een keer dat ik eens heel verdrietig was heb ik den
koekkoek gevraagd, hoeveel jaren ik nog leven zouhij heeft
slechts tweemaal geroepen, en de laatste maal zoo flauw, dat ik
het ter nauweruood hooren kon."
„Onzinnig schepsel! Aan zulke dwaze praat te geloovenHeeft
mijnheer de, pastoor niet nog pas heel scherp tegen de „kwade
dagen" en „slechte voorteekens" gepreekt? Heeft hij niet gezegd,
dat de lieve God zijnen wil nooit aan het redelooze vee zal
openbaren, daar Hij dien voor den met rede begaafden mensch
verbergt? Of wilt ge wijzer zijn dan mijnheer de pastoor?"
-„Ach- neen! Maar men weet toch heel wat voorbeelden, dat
De mogendheden dan, Rusland, Engeland, Duitschland,
Frankrijk, Oostenrijk en Italië, beginnen met te verklaren,
dat zij hebben ingezien, dat ade overeenstemming, die gelukkig
tusschen haar is verkregenhet zekerste middel is tot
«bevrediging van het Oosten
't Is mogelijk, dat de diplomaten dat gelooven; maar
het publiek, dat de conferentie van Constantinopel niet
vergeten is, waar de «overeenstemming van Europa» geen
ander effect had, dan dat de diplomatie zich doocl bedaard
nederlegde bij Turkije's weigering om naar de ongevraagde
adviezen van Europa te luisteren, vindt die overeenstem
mingniet het zekerste middel tot bevrediging van Europa
maar noemt die, weinig eerbiedig en al te familiaar, een
doekje voor 't bloeden.
Als tweede «middel» de groote mogendheden n'y
vont pas de main morte, qne diable! vinden zij in 't
«gezamenlijk op nieuw blijk te geven van het belang, dat zij
stellen in de verbetering van het lot der Christen-bevolking in
Turkijeen in de hervormingen, die in Bosnië, Herzoge-
wina en Bulgarije zullen worden ingevoerden die «de
Porte heeft goedgekeurd, op voorwaarde van die zelf ten
uitvoer te brengen
Dit is.... een paarden-middelEr zijn hervormingen in
't leven geroepen.... neen, zoo snel gaat de diplomatie
niet, hervormingen, die zullen worden ingevoerd, en die
Turkije zelf zal ten uitvoer brengen. Dat is de voorwaarde
als Turkije het niet doet, zijn er geen hervormingen. Alzoo
het middel om de Christen-bevolking in Turkije te bevre
digen, bestaat in... belangstelling in do verbetering, die
Turkije zelf zal ten uitvoer brengen! Het is zeker, dat
men diplomaat moet zijn, om op een idee van zulk eene
ei-van-Colnmbus-achtige eenvoudigheid te komen!
Dan nemen zij «acte van het sluiten van den vrede met
ServiëHet is te vermoeden, dat, al deden zij 't niet,
die vrede er niet beter of slechter om zou zijn!
Zij achten de rectificatie van de grenzen van Montenegro
wenschelijk, en beschouwen de overeenkomst tusschen de
Porte en dat Vorstendom «oJs een stap lot de bevrediging
die het doel hunner gemeenschappelijke wenschen is
Dit moet ook de meest verbitterde vijand der diplomatie
het uitgekomen is. En zou het ook niet juist goed wezen? Mijn
vader wil volstrekt dat ik Koenraad vergeten zal; ik zou hem
gaarne willen gehoorzamen, maar ik kan Koenraad niet vergeten,
ik kan niet!"
Hare tranen begonnen overvloediger te stroomen. „Laat het er
nu maar bij blijven, kind," troostte vrouw Schulze; „den lieven
God is geen ding onmogelijk en Hij helpt vaak wonderlijk en
juist dan, als men het 't miuste verwachten zou. Wees maar
gerust. Het kan alles nog goed afloopen."
Hoe moederlijk vrouw Schulze haar echter ook troostte, het
meisje ging toch ongetroost van haar weg, cu zij zelve was niet
minder troosteloos, want in stilte geloofde zij evenzeer als hare
nicht aan de profetische natuur van den koekkoek, en, zelve
kinderloos, had zij het meisje altijd als hare dochter beschouwd
en bemind. Daarom nam zij zich voor, binnen kort eens met
den molenaar een hartig woordje over de zaak te spreken.
In Koenraads binnenste zag het er gansch anders uit. ITet hart
van een man wordt niet zoo licht door hartzeer overmeesterd,
want zijne sterkere verbeeldingskracht zoekt en vindt spoedig de
een of andere verwachting, die de wanhoop buitensluit of althans
bedwingt. Toen Koenraad reeds den eersten Zondag na zijn
terugkomst den molenaar in de kerk zag, vond hij dat deze er
veel slechter uitzag, dan toen hij hem vóór elf maanden verlaten
had. Deze opmerking, die, zoo vaak hij den molenaar zag, zich
op nieuw bevestigde, deed spoedig de gedachte ontstaan, dat de
oude Reiuhold het wel niet lang meer maken zou, en Marieta dan
zou kuunen doeu wat haar hart begeerde. Dit denkbeeld, nu
drong zich zoo dikwijls en zoo onwederstaanbaar aan Koenraads
geest op, totdat het een bepaalde hoop werd; en de minnende
koesterde die hoop des te zorgvuldiger, naarmate zij zijn liefde
smart verzachtte. De schoolmeester echter, zijn vroegere voogd,
in wien hij nog altijd groot vertrouwen stelde, kon met die ver
wachting geen vrede hebben. „Ziet ge, mijn jongen," sprak hij,
«op iemands dood te wachten is op de keper beschouwd nu wel
geen zonde, want het is 's werelds loop, dat wij meestal op
elkanders dood moeten wachten, en ik zelf heb op dien van mijn
voorganger gewacht toen ik nog zijn ondermeester was. Maar het
blijft toch altijd een gevaarlijke zaak. Als men op iemands doorl
wacht, dan gaat het mocielijk om hem, wat toch Christenplicht
is, een lang leven toe te wenschen. Want liet gebeurt dan ook
al heel licht dat men hem, op wiens dood men wacht, zelfs den
dood toeweuscht, en ik behoef u niet te zeggen welk een vreeselijk
kwaad dat is! En eindelijk is zulk een verwachting ook zeer
bedriegelijk. Dat de molenaar niet blaakt van gezondheid, is aan
geen twijfel onderhevig; maar ik heb zelf een neef gehad, die
reeds op zijn 40ste jaar aan verval van krachten leed en toch nog
63 jaar is geworden. Doch al nemen wij ook aan, dat de molenaar
nog maar een half jaar te leven heeft, dan kan er in dien tijd
nog altijd een vrijer komen, dien de dochter uit verschuldigde
gehoorzaamheid jegens haar vader nemen moet. Het zou dus in
alle opzichten veel beter zijn, mijn zoon, als gij eens over wat
anders kondt peinzen en denken." Koenraad was wel niet in
toegeven, zij is met weinig tevreden. Reeds eene overeen
komst, d:.e nog gesloten moet woidtn, beschouwt zij als een
stap tot, enz. Vermoedelijk heeft ScfhonwaToff, de Russische
gezant, gebloosd, toen deze paragraaph te Londen werd
vastgesteld. Immers hij wist wel, dat alleen Rusland ver
hindert, dat die «overeenkomst» tusschen de Porte en
Vorst Nikita wordt vastgesteld. Vermoedelijk heeft Schou-
waloff zijn zakdoek voor zijn gelaat gehouden, of eene
hoestbui geveinsd, waardoor zijne collega's zijne verlegen
heid niet hebben opgemerkt.
Zij voodigen de Porte uit die te bekrachtiger), door-haar
legers op voet van vrede te brengen.»
Hier schijnen de heeren hunne gewone gematigdheid uit
het oog te verliezen, 't Is toch wel een beetje veel ge
vergd ora eene natie te verzoeken een vredestractaat, dat
nog niet gesloten is, maar vast te bekrachtigen door hare
legers naar huis te zenden!
Daarna, als verschrikt van hunne eigene veeleischend-
heid, valt het protocol weer terug in de onschuldige lief
hebberij van «acte te nemen» van hetgeen de Porte
gezegd heeft.
Zij constaterende mogendheden nl.dat de Porte
beloofd heeft «een aanzienlijk deel der «hervormingen die nood
zakelijk zijn voor de rust» ten uitvoer te brengen. Misschien
hadden de mogendheden niet een deel, zelfs geen aanzienlijk
deel van de hervormingen moeten aannemen, die zij geheel
noodzakelijk noemden. Zij hopen, dat de Porte die beloften
zal nakomen, en dat zij dan verder (met hervormen) «op
loyale en flinke ivijze voortgaat.»
Wij hopen het ook, en zijn volkomen bereid een protocol
van dien inhoud te onderteekenen, mits iemand voor ons
de koeten van redactie betaalt. Want die schijnt ons die
in schrift gebragte hoop niet waardig.
«De mogendheden zijn voornemensnaauivkeurig toe te
zien op de wijze waarop'de Turk&che regering hare1 beloften
nakomt.»
Goddank heerennu begint het iets te gelijken op mannen
taal; en wat zult gij nu doeu, als Turkije'met uw protocol
doet, wat zij gedaan heeft met de processen-verbaal van
uwe Conferentie te Constantinopel, en ze voor kennisgeving
staat, (lie tegenwerpingen van zijn ouden raadsman te weerleggen,
maar, wel verre van hem tot andere gedachten te brengen, maakten
zij zijne hoop slechts ongeduldiger. Zoo dikwijls hij aan Marieta
dacht, dacht hij ook aan het vermoedelijk nalnjzijnde einde haars
vaders. Wel voegde hij er altijd bij: „Ik wil hem den dood niet
wenschen, maar, als de lieve God het zoo beschikt, wie kan ei-
dan iets tegen doen?" maar die toevoeging was toch niets
meer of minder dan huichelarij jegens zich zelf. --
„Broeder," sprak vrouw Schulze tot den molenaar, „die zaak
met uwe dochter begint mij bedenkelijk voor tc komenzij valt in
het oog loopend af, en het zou toch ontzettend wezen, als het
hartzeer haar in den bloei haars levens ten grave sleepte."
„Mallepraat! Onkruid vergaat niet, en sterven van liefde,
zou wat nieuws wezen!"
„Volstrekt niets nieuws: men heeft er voorbeelden genoeg van.
Herinnert ge u nog wel de kleine Suze Eleischer uit Seifersdorf,
die wij beiden in onze jeugd zoo goed gekend hebben? Als het
nu met onze Marieta eens evenzoo afliep?"
„Daar was zooveel niet aan verbeurd zulk een onverstandig
ding, dat haar eigen geluk verwoest heeft, omdat haar hart aan
een bedelaar hangt!"
„Broeder, bezondig u niet! Onze lieve lieer kon u straffen en
u uw eenig kind ontnemen. Ach, had de Hemel mij zulk een
dochter geschonken! Zij zou hebben mogen trouwen met wien
zij wilde, als het maar een eerlijk en ordentelijk mensch was
geweest, zooals Koenraad. Denk er toch eens goed over na,
broeder, eer het te laat is. Gij begint reeds aardig naar de zestig
te loopen en zijt erg aan 't sukkelen
„Dat is niet waar! Ik ben gezond; ik ben nooit gezonder
geweest dan thans! Ik zie hel wel, ik zie het. Gij wacht op
mijn dood; maar gij rekent buiten den waard, zoo waar als ik
leef, gij zult u deerlijk bedriegen."
„Neen, broeder ChristolM, de Hemel schenke u een lang leven
Maar wij zijn allen sterfelijk; ook aan u zal de beurt komen en
gij kunt niets van hier medencmcn
„Niets volstrekt niets het is waar; en omdat het waar
is. zou ik liever willen dat ik nooit ter wereld gekomen was.
Het is al erg genoeg dat ik niets mede kan nemen; maar een
bedelaar mijn moeilijk verworven goed in den mond te werpen,
zou nog tienmaal erger zijn. Ik "verlang geen schoonzoon die mij
twintig maal op een dag aangaapt om te zien of ik niet een
rimpel meer gekregen heb of geler geworden ben, en die zijne
ivrcugde niet verbergen kan als ik soms eens hoest, kortom, die
geen rust heeft voor hij mij op de baar ziet liggen."
„Dat zal al een vreeselijk slecht mensch zijn, en dus zou hij
hetzelfde doen al was hij ook rijk."
„NeenDe rijke zal zijn tijd afwachten, want hij heeft geld
en is aan geld gewoon."
„Dan zal hij er u ook niet voor danken als hij het eenmaal
van u krijgt."
„Hij behoeft er mij ook niet voor te danken. Wat heb ik aan
zijn dank als ik onder de aarde lig? En als hij er mij voor