staten-geiveraal.
moeite. Zoo er niet krachtiger maatregelen, worden geno
men, waartoe zij ten sterkste aandringt, voorziet zij, uit
den toestand van dien waterweg, de grootste bezwaren
voor den handel van Rotterdam.
Wegens de lusteloosheid in den veehandel in het
noorden des rijks, is jl. Zaturdag uit het noorden langs
Utrecht geen extra-veotrein naar Amsterdam vertrekken.
De eerste aspersiën van den kouden grond zijn van
Ginneken te Breda aan de markt gebragt. Wanneer het
weder begint warm te worden, zal dit tafel kleinood spoedig
volop aanwezig zijn.
De correspondent der Middelb. Crt. bij de tentoon
stelling te Amsterdam schrijft o. a.:
«Onze Koning ziet er nog altijd flink en forsch uit. De
generaals-uniform en de bonte beerenmuts, die eenige
dames in mijne buurt als «een mooijen mof» gaarne in
haar bezit gezien hadden, kleeden hem goed. Hij bezag
alles met den blik van een kenner en van een liefhebber,
die ziet, dat hetgeen hij in zijn eigen serre of model-farm
bezit, de vergelijking met het tentoongestelde wel doorstaan
kan. Herhaaldelijk riep de Koning de exposanten bij zich,
hetzij om zijne bewondering voor hun product te kennen
te geven, hetzij om inlichtingen omtrent een of ander in
te winnen.
De gezondheid van H. M. de Koningin laat zigtbaar
nog te wenschen over. Snel en aanhoudend wisselden
blos en bleekheid op het gelaat der vorstelijke vrouw zich
af, terwijl zij aan den arm van haar gemaal, op de lange
en vermoeijende wandeling voortschreed. Herhaaldelijk,
als de Koning bij de een of andere groep een poos stil
hield, werd haar, op haar verlangen, een stoel gebragt
om een oogenbük te rusten. Kwam dan de Koning terug,
dan klonk wel vriendelijk zijn: Ne vous dérangezpas, madame
maar toch', de etiquette liet niet toe, dat «de eerste
dame des lands» in 's Konings tegenwoordigheid zitten
bleef: het métier de reine bragt mede, dat de Koningin,
eenmaal begonnen zijnde, ook volhield, en tot het einde
toe maakte zij, vriendelijk buigend en even glimlagchend
als altijd, en met velen een praatje makend, den langen
togt mede.
Prins Frederik in zijn maarschalksuniform draagt den
last zijner tachtig jaren nog met krasheid. Prins Hendrik,
de eere-voorzitter, was in het aanwijzen van het merk
waardigste op de tentoonstelling onvermoeid. Prins Alexander
beschouwde alles met belangstelling en won vele inlich
tingen in.»
Jl. Donderdag werden K. Ris, A. Hofman en H. A.
Heijer door den Koning ieder afzonderlijk ten gehoore
ontvangen. Een hunner overhandigde een gedrukt stuk,
waarin hunne grieven naar aanleiding der Septemberdagen
van 187(5 werden uiteengezet, en aan het slot waarvan
Z. M. verzocht werd een antwoord te geven, opdat dit
den volke in eene jl. Zondag morgen te houden volks
vergadering zou kunnen worden medegedeeld. De Koning
nam het stuk aan, hoorde de mondelinge toelichting, gaf
met gebaar te kennen, dat de heeren konden heengaan, en
de audiëntie was afgeloopen. De voorgenomen volksver
gadering heeft geen voortgang gehad.
Voor het hoofdkiesdistrict Tiel is gisteren tot lid van
de Tweede Kamer gekozen in plaats van mr. D. J. baron
Mackay, die zijn ontslag heelt genomen, mr. W. H. de
Beaufort met 759 stemmen. Ingekomen waren 1472 geldige
bïlletten. Dc heer Werdtnuller von Elgg bekwam 486,
mr. W. baron van Golstein 85 en mr. H. J. Dijckmeester
29 stemmen. Voor het hoofdkiesdistrict Amsterdam, in
plaats van mr. G. de Vries Azn., mr. C. van Heukelom
allerwegen den stommen muzikant.
Koenrands verwijdering stelde den molenaar niet gerust. Zijn
kwaal was door de aandoeningen van den laatsten tijd aanmerkelijk
toegenomen, en de zekerheid van den naderenden dood drong zich
allengs duidelijker aan hem op. Dit, gepaard met de vaste over
tuiging dat Marieta den boosaardigenKoenraad trouwen zou,
zoodra hij-zelf de oogen dichtgedaan had, versterkte ziju liant
tegen beiden. Hij besloot, zijne dochter te onterven. Maar wien
zou hij dan zijn vermogen nalaten? Aan zijne zuster? Deze had
geene kinderen, en dan kwam het ten slotte toch weder aan zijne
ontaarde dochter. Aan zijne nicht in de stad Die had hij nooit
mogen lijden en de zottin zou het aan opschik voor hare hoog
moedige spichtige dochters besteden. Aan de armen? Daar had
hij steeds in den grond van zijn hart ecu afschuw van gehad. Aan
de kerk? Daarmee zouden slechts de pastoor en de schoolmeester
gebaat zijn, die hij beiden haatte, omdat zij niet bij hem lieten
malen, schoon hij hun altijd olfer- en biechtgeld moest geven. Nie
mand, dacht hij eindelijk, niemand zal liet hebben.
Reinhold had nooit geld uitgeleend, uit vrees het te verliezen
wat men hem hier en daar noch schuldig was, vorderde hij spoedig
op, en wat zich te gelde maken liet, en niet onmisbaar voor hein
was, verkocht hij. Verscheidene nachten was hij nu onvermoeid
bezig om derc niet onbelangrijke som op verschillende veilige plaatsen
in zijn tuin te begraven. Ook den molen bood hij ten verkoop
aan, om den koopprijs eveneens aan de aarde toe te vertrouwen,
die zijne eenige erfgenaam zou zijn. Doch dit plan viel in duigen
zijne ziekte, verergerd door het gemis van nachtrust cn door de
lichamelijke inspanningen, werd hem eindelijk meester Genees
kundige hulp had hij altijd afgewezen, en schoon hij die nu al,
daar 'dc zwakte des lichaams ook den eertijds ijzeren wil aangreep,
zich liet welgevallen, was het nu toch te laat. Onwrikbaar echter
bleef hij in zijn haat tegen zijne ongelukkige dochter; met hoeveel
kinderlijke liefde zij hem ook verpleegde, hoe dikwijls zij liera ook
met tranen om vergeving bad, kon zij toch nooit een vaderlijk
woord, veel minder zijnen zegen verkrijgen; ook de toespraken
zijner zuster, die hij altijd van verstandhouding met zijne dochter
en haren geliefde beschuldigd had, bleven vruchteloos. Hij stierf
in dien afkeer van de zijnen.
Marieta \erliet nu de vaderlijke woning en trok bij have tante
in. Had haar geloof aan haren naderenden dood nog eenige be
vestiging noodig, dan vond zij deze in het overlijden haars vaders;
want was reeds de eene helft van datgene, wat de Kerstnacht voor
speld had, uitgekomen, waarom zou dan ook niet de andere helft
vervuld worden? Het stond nu ontwijfelbaar zeker bij haar vast,
dat zij liet einde des jaars niet beleven zou, en haar lichamelijk
gevoel stemde met dat geloof in. Langdurig hartzeer, schrik,
wroeging en verdriet over Koenraad hadden wel de litfde voor hem
in haar hort uitgeroeid, maar dit was niet geschied zonder de
teederste roerselen haars levens onherstelbaar te kwetsen. Het
arme meisje kwijnde zichtbaar weg, en hoe meer het gevoel der
met 481 stemmen. Ingekomen waren 670 geldige billetten.
De lieer S. W. Jos. Jitta bekwam 165 stemmen.
Op een gezellig plekje in den Kamperketel zitten
de raderbooten uit Zwolle en uit Amsterdam en de pas
uit Amsterdam vertrokken schroefboot gezamenlijk vast.
De maatregel, om het aan longziekte lijdende of
daarvan verdacht gehouden vee onmiddellijk af te maken,
is in Friesland voorloopig geschorst.
De burgemeester van Baflo is in hooger beroep
gekomen van het bekende vonnis der regtbank te Appin-
dam, waarbij hij tot 1 dag gevangenisstraf en in de kosten
is veroordeeld.
De sigarenfabriek van Smit van Wijk en Eerkes, te
Nieuwe Pekela, is jl. Dingsdag nacht door onbekende
oorzaak geheel afgebrand. De fabriek was verzekerd voor
f 40,000.
Uit Coevorden schrijft men aan de Asser Crt. van
den 5 dezer:
«Tot voor weinige dagen stond al het land rondom deze
stad onder water. Alleen de boerenhoeven en enkele hooger
gelegen plekken staken als zoovele eilandjes hare kruinen
uit de golven, en zij, die geen kolossale waterlaarzen
bezaten, lieten zich met schuitjes herwaarts brengen. Ook
de wachthebbende militairen, bij de landlieden uit den
omtrek in kwartier, werden niet zelden op die wijze naar
hun post gebragt.
Eene vermakelijke episode uit dien tijd, met betrekking
tot het soldatenleven hier op de grenzen, werd ons heden
door den landbouwer Mensen, te Pikveld, medegedeeld.
«We hadden,» aldus verhaalt de heer M., «de gewoonte
om de soldaten, als ze op wacht moesten, met een schuitje
derwaarts te brengen. Vriendelijk en gedienstig als die
lieden meestal zijn, begrepen ze echter ten laatste, dat ze
die dienst niet langer van ons mogten vergen. Ze deden
daarom den voorslag, zelf den togt over de watervlakte te
aanvaarden. Dit werd natuurlijk toegestaan. Overtuigd
nogtans, dat we hier met geen ervaren zeelieden te doen
hadden, hielden we een oogje in 't zeil, om den afloop
van den togt uit de verte te bespieden.
Het bleek dan ook al heel spoedig, dat ons vermoeden
juist was, toen we op eenigen afstand beide militairen in
tegenovergestelde rigting werkzaam zagende een zette
zijn stuurboom regts, de andere links, en het gevolg daar
van was, dat ze natuurlijk eenigen tijd aan de plaats,
waar ze zich bevonden, schenen vastgenageld. Door een
noodlottigen stoot ontglipte eindelijk aan een hunner de
stok, die in het slijk bleef vastzitten; die van den ander
volgde al spoedig. Beide stokken stonden nu als bakens
in zee, en het schuitje dreef op den vloed, ten spel van
wind cn golven rond.
Gelukkig bevond zich in het bootje nog een plank, die,
bij al het gebrekkige dat zij bezit, om als stuurboom te I
dienen, toch dit voordeel opleverde, dat ze slechts door
één persoon kon worden gebezigd en bijgevolg altijd in
eene of andere rigting het schuitje moest voortbewegen.
Aanvankelijk ging alles goed; maar toen ten laatste ook
de plank, in weerwil van de uiterste voorzigtiglicid, in den
slijkerigen grond bleef vastzitten, toen werden de zaken
toch wel een beetje ernstig.
Een soldaat echter weet altijd raad; hij heeft zich leeren
behelpen. Het wapen, dat alleen voor den strijd op het
drooge bestemd is, werd nu, door den nood gedrongen,
een onnatuurlijk wapen in den strijd tegen wind en golven.
Het geweer, door een braaf soldaat in eere gehouden en
steeds bemind «als d'appcl zijner oogen,» werd op een
maal aan zijn grootsche bestemming ontrukt en tot gewonen
afnemende levenskracht met .haren waan overeenstemde, des te meer
richtte zich hare ziel op dood en eeuwigheid. Geene geestelijke
handeling, die in de kerk voorviel, verzuimde zij; ieder lijk ver
gezelde zij grafwaarts; èn als zij hare tante uiet in de huishouding
behulpzaam was, bracht zij den overigen tijd met bidden en met
het lezen van de Heilige Schrift en van godsdienstige gezangen
door. De pogingen harer huisgenoote» om haar op te vroolijken
of althans van hare droefgeestige overpeinzingen af te brengen,
bleven vruchteloos; de vermaningen en terechtwijzingen van den
pustoor, die haar van het ongegronde harer begrippen overtuigen
wilde, hoorde zij slechts uit eerbied voor den geestelijke, haar
biechtvader, geduldig aan; do gewone huiselijke gebruiken volgde
zij slechts uit gehoorzaamheid en genegenheid jegens hare bezorgde
tante; maar op hare gemoedsstemming was dit alles van geen invloed.
Toch werd haar gemoed door geen vrees, door geen smart gekweld;
zij had integendeel het uitzicht op het uadereude graf lief gekregen
zij wilde gaarne sterven, want aan den eenen kant bood liet leven
haar niets begeerlijks meer, en aan den anderen kant was zij zich
van geen groote zonden bewust, dan alleen dat zij haren vader door
haar liefde voor Koenraad verdriet berokkend had; in dit opzicht
echter vertrouwde zij op Gods barmhartigheid en troostte zij zich
met de gedachte, reeds hier op aarde hare schuld geboet te hebben.
Zoo lang de zomer duurde, duurde ook dc hoop van hare betrek
kingen en van allen die haar liefhadden; toen echter in den herfst
dc bladeren afvieleu, verviel ook deze hoop.
Marieta's kwaal maakte nu snelle vorderingen; weldra kon zij de
kamer niet meer verlaten. Verschrikt door deze beslissende wending,
riep men zelfs een doctor uit de slad te hulp; de arts scheen al
het mogelijke te doen, maar het verwoeste leven was niet. weder op
te bouwen. Het meisje stierf toen de eerste sneeuwvlokken door
het luchtruim dwarrelden; juist in den tijd waarop ze, twee jaren
geleden, door de liefde eerst eigenlijk het leveu was ingetreden.
„Als gij Koenraad ooit terugziet," sprak zij voor haar ontslapen
tot haar tante, „zeg hem dan, dat ik hem van gausclie harte ver
geven heb!"
Niemand had gedureude al dien tijd iets van Koenraad vernamen.
Maar in den avond van den dag toen zij Marieta naar hare laatste
rustplaats t-ebracht hadden, zag de schoolmeester hem op haar graf
zitten en hoorde hem op eene fantastische melodie allerlei onver
staanbare woorden zingen.
De schoolmeester wilde hem uiet storen; bovendien, dacht hij,
zou Koenraad morgen wel bij hem komen om hem te begroeten.
Doch des anderen daags bleelc het dat hij zich bij niemand, ook
zelfs bij zijne moeder niet, had laten zien. Kij keerde i iet meer
naar zijne geboorteplaats terug. Eerst een gcruimen tijd later
vernam men dut hij in krijgsdienst was getreden en in een bloedigen
veldslag den dood gevonden had.
Door misdadig bijgeloof waren voor altijd gescheideu wie de liefde
voor eeuwig had moeten saambrengeu
Naar het Hoogduitach.
schippersboom gedegradeerd. Met zulk een wapen, zou
men zeggen, waren onze stuurlieden in hun element, en
welke kracht zou in staat zijn het aan hunne hand te
ontrukken! Maar 't scheen wel, dat het noodlot hen dien
dag op elke manier vervolgde. Ook het geweer deelde al
spoedig in het lot van stuurboom en plank: het zonk in
de diepte weg. Daar, op den bodem van het Schonebeeker-
diep, staarde men het weemoedig na en het opborrelende
water wees voor een oogenblik de plaats aan, waar het
was weggezonken.
Van alles beroofd, was men nu verpligt het oogenblik
van redding af te wachten. Gelukkig duurde het ook niet
lang, toen het bootje straudde op een eiland, een tuin,
aan alle kanten door water omringd, op korten afstand
van den beganen weg. Niet zoodra heeft de familie zulks
bemerkt, of de knecht wordt uitgezonden om de schepe
lingen te hulp te komen. In een groote waterdigte paarden-
krib, door geoefende handen bestuurd, gaat hij regt op het
doel af en brengt zijne gasten behouden aan wal. Het
geweer wordt spoedig teruggevonden en van het gansche
avontuur is niets meer over dan eene prettige herinnering
bij de familie M. en de volledige overtuiging bij de mili
tairen, dat ze voortaan geene poging behoeven te wagen,
om hun heil in de zeevaart te zoeken.»
Volgens de meteorologische waarnemingen van den
New-York Herald zouden zware stormen ophanden zijn,
opkomende uit het zuidwesten. Zij zouden den Atlantischen
Oceaan overtrekken en de kusten van Engeland en Frank
rijk, vermoedelijk ook die van Spanje, bereiken omstreeks
21 of 22 dezer maand. Voorts zouden hevige winden uit
het noordoosten en zware regens waarschijnlijk te wachten zijn.
De Duitsche schrijver Spitzer zegt over vrouwelijke
schoonheid o. a. het volgende: «In onzen tijd van caout
chouc en watten, chignons en Amerikaansche tandmeesters,
kan men zich alleen nog houden aan de oogen eener vrouw
want deze laten zich niet kunstmatig kleuren of door andere
vervangen. Als mooije vrouwen valsche oogen hebben,
dan zijn het, goddank, althans haar eigene.
Eene zonderlinge vogeljagt. De flamiugo's zijn kust vogels,
die gewoonlijk in de nabijheid der zee levenbij uitzondering trekken
zij naar meren in het midden van het land, doch bijna uitsluitend
naar die, welke zout water bevatten. Zij doen togteu en komen
dan dikwijls in landen aan, die ver buiten den kring van hunne
eigenlijke woonplaatseu liggen. Op die wijze zijn zij dikwijls in
Duitschland verschenen; in het jaar 1811 kwamen zij zelfs bij
troepen aan den Rijn, bij Mainz en bij Ramberg, alsmede in Holland
en in Groot-Brittannië. In het zuiden van Frankrijk, waar zij zelfs
gebroed hebben, treft men hen bijna jaarlijks aan. De flamingo
leeft altijd in troepenzeer talrijk worden deze op de broeiplaatsen
of op de verblijfplaats gedurende den winter. Duizenden voegen
zich bij elkander en de massa's gelijken, vun verre gezien, op gereed
staande krijgslieden, liet meest op Engelsche soldalen, omdat zij
wit en rood gekleurd zijnde Singalezen noemen de flamingo's dan
ook Engelsche soldatenvogels. De flamingo's zijn steeds voorzigtig
en naar omstandigheden zeer schuw; de oudsten van den troep
waken dag en nacht en zijn niet gemukkelijk te verschalken. De
jagt op de flamingo's vereischt groote voor/igtigheid. Slechts zelden
gelukt het eeu jnger die vogels onder schot te krijgeu. Dikwijls
staan zij schotvrij in het open water. Met hulp van ons schiet
geweer zou het dus onmogelijk zijn, zoo verhaalt een jagtlief hebber,
zooveel flamingo's te schieten als door de Romeinen werden buit-
gemankt. Zooals bekend is, liadden deze dien vogel dikwijls op
tafel en vooral hunne dikke tongen werden door de Romeinen voor
eene groote lekkernij gehouden, die rijke gastronomen zich in groote
hoeveelheden lieten voorzetten. Hoe dit mogelijk was, kan men
zich eerst verklnren, wanneer men weet, op welke wijze de flamingo's
gevangen worden. Men gaat daarbij als volgt te werkdes nachts
worden tusschcri twee schuiten vischrietten gespannen en daarmede
vaart men zonder gedruisch te maken naar een troep flamingo's,
dio verschrikt opvliegen, in de netten verward geraken en nog voor
zij den tijd hebben zich daaruit los te maken door de bootslieden
gedood worden. Op deze wijze vangt men er op één nacht soms
50 of meer van een troep. Nog eigenaardiger is de volgende manier
van vangennadat men des daags de slaapplaats van een troep
flamingo's opgespoord heeft, nadert men des nachts zeer behoedzaam
op een uit riet gemaakt vlot en tracht men den vogel, die de wacht
houdt, te ontdekken. Deze staat regtop, terwijl de andere den kop
onder de vleugels gestoken hebben en staan te slapen. Een visscher
zwemt en kruipt nu half boven, half onder het water door, gedekt
door een bos riet, dat hij voor zich uitduwt, naar den vogel toe,
pakt dezen snel beet, drukt zijnen hals onder water en draait dezen
daar om. Is op deze wijze de wnakvogel onschadelijk gemaakt,
dan is de grootste moeijelijkheid overwonnen en kan men zich ge
makkelijk van de slapende vogels meester maken.
Benoemingen, enz.
Tot groot-officier der orde van den Gouden Leeuw van Nassau
is benoemd de luit.-generaal Verspijck.
De telegrafist 2de kl. bij den Rijkstelegraaf A. Boomsma wordt
met ingang van 1 Mei a. s. benoemd tot directeur van een der
Rijkstelegraaf kantoren.
De luits. ter zee 1ste en 2de kl. D. M. G. de Swart en J.
Lagaay, behoorende tot de rol van het wachtschip te Hellevoetsluis
en gedetacheerd aan boord van de kanonneerboot No. 35, worden
met den 25 dezer op non-activiteit gesteld.
De luit. ter zee 2de kl. A. A. Sweep wordt, met intrekking
zijner plaatsing aan boord van het wachtschip alhier, met 1 Mei a. s.
geplaatst aan boord van dat te Hellevoetsluis, terwijl de luit. ter
zee 2de kl. A. Seret, thans dienende aan boord van laatstgenoemd
wachtschip, met dien datum wordt overgeplaatst aan boord van
eerstgemelden bodem.
De luit.-kol. bij het korps mariniers VV. G. Tuning wordt, op
zijn verzoek, met iugang van 1 Mei n. s., ter zake van langdurige
dienst op pensioen gesteld, met vergunning om de activiteits-
uniform, aan zijn rang verbonden, te blijven dragen, en onder toe
kenning van een pensioen van f 1500 's jaars en eene verhooging
van f 450 's jaars voor werkelijk verblijf in milit. dienst in de
overzeesche bezittingen en koloniën en tusschen de keerkringen.
Met gemelden datum worden bij dat korps bevorderdtot luit.-
kol. de kapt. lste kl. J. A. IJ. van Es; tot kapt. 1ste kl. die der
2de kl. A. H. W. de Gelder; tot kapt. lste kl. de 1ste luit. J. A. Zaal.
Tweede Kamer.
Zitting van Dingsdag 17 April. Heden zijn de werkzaam
heden hervat. De heer Kuyper heeft, wegens redenen van gezond
heid, ontslag als lid der Kamer genomen met 1 Junij. De reeds
bekende en nog eenige kleine wetsontwerpen zijn ingekomen.