IIELDERSOHE EN NIEIIWEIMEPER COURANT. 1877. N°.48. Zondag 22 April. Jaargang 35. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. Binnenland. „W ij huldigen het goed e." Verichijnt Diiigsdtg, Donderdag en Zktnrdag namiddag. Abonnementsprij» per kwartaal1.80. t bk franco per poet - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bar eau: MOLENPLEIN N°. 163. Prije der Advertentièn: Van 14 regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote lettere of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Ëlken Donderdag: vertrekt de mail naar Oost-Indie. Laatste ligting 's avonds 6 uur. HELDER en NIEUWE Dl EP, 21 April. Men verzoekt ons te melden, dat de predikbeurt in de Herv. kerk te Huisduinen morgen ochtend ten 10 ure zal worden vervuld door ds. W. Winsemius, pred. te Ooster- land op YYïeringen (en nut door ds. A. G. Vis Dieperinck van Schagen, op het predikbeurten-briefje foutief vermeld). Werd in den jongsten tijd het thans aanhangig wets ontwerp tot regeling van het lager onderwijs in onder scheidene bijeenkomsten van vereenigingen, die met het onderwijs in betrekking staan, besproken, ook de afdeeling Helder van het Nederlandsch Onderwijzers-Genootschap wijdde daaraan in eenige harer vergaderingen hare aan dacht. Over de navolgende onderwerpen werd door de leden achtereenvolgens van gedachten gewisseld: 1. het onmisbare van 't meer uitgebreid lager onderwijs; 2. het al of niet wenschelijke van 't behoud der vormleer; 3. de in 't wetsontwerp genoemde facultative vakken van onder- rigt; 4. het kweekelingen-stelsel; 5. het maximum der leerlingen in eene school; 6. de verhouding van 't aantal hulponderwijzers tot dat der leerlingen; 7. bewaar- en voorbereidingsscholen; 8. vergelijkende examens; 9. be zoldigd schooltoezigt; en 10. de verhouding van het open baar tot het bijzonder onderwijs. In de vergadering der afdeeling, jl. Donderdag gehouden, vervulde de heer J. C. Leich de spreekbeurt. Spreker gaf eene kunstbeschouwing en leidde die in, met te wijzen op de groote waarde van een ontwikkeld schoonheidsgevoel. De eettiare vogelnestjes. Men meende vroeger, dat deze vogelnesten bijna uitsluitend gevonden werden op de eilanden van den Soenda-Archipel, vooral op Java, Borneo, Celebes, de Soeloe-eilanden, enz. Thans weet men echter, dat de vogel, die de nesten bouwt en door de Maleyers Salangane, door de natuurvorschers Collolacalia nidifica (de neslen- bouwende C.) genaamd wordt, in geheel Oost-Indië en vooral in de gebergten van Assam, in de Nilgherries, in Sikkim, ja zelfs op Cevlon voorkomt en op steile rotsen, in holen en kloven nestelt. De Salangane is een zeer kleine vogel, nog kleiner dan onze huiszwniuw. Zij heeft op den rug eene donker-graauwachtigbruine, aan de zijden eene vuilgrijze of bruine en aan het onderlijf eene meer heldere, naar het wit overhellende kleur, terwijl hetgevederte der oude vogels op den zoogenaamden mantel er eenigszins grijs achtig groen, op metaalglans gelijkende, uitziet. De pootjes zijn kort en klein, de vleugels in verhouding groot-. Zij vliegt dan ook met veel vlugheid en zekerheid, en men kan de Salangane aan de zeekusten, waar zij zich op zekere tijden bij voorkeur ophoudt, vooral aan de rotsachtige kusten van Java, in groote troepen tusschen het schuim der branding zien rondvliegen. Zij zoeken daar blijkbaar haar voedsel, dat uit kleine zeedieren bestaat, waarvan het in den Oceaan onder die breedte wemelt. Wanneer men de rotsen aan de oppervlakte der zee beschouwt, ontdekt men daarin zekere gaten, die, nu en dan door water overstroomd, spoedig weder daarvan bevryd zijn, en het zijn deze gaten, die den toegang verschaffen tot de holen, aan wier wanden deze vogels hun nest bouwen. De handel in eetbare vogelnestjes en de fabelachtige prijzen, die daarvoor in China reeds sedert onheugelijke tijden betaal'd werden, trokken reeds vroeg de aandacht der Europeanen en hebben tot een aantal sprookjes en sagen over hun ontstaan en hoedanig heid, alsmede over den vogel, die deze nesten voor zijn broed bouwt, aanleiding gegeven. Eerst kort geleden is de waarheid hieromtrent aan het licht gekomen. Het eetbare vogelnest, dat voor den rijken Chinees zooveel aantrekkelijkheid bezit-, is dat gedeelte van het nest van een kust- of zeevogel, waarmede het eigenlijke nest, dat uit gras, vederen, fijne vezels van zeewier, fijn bof enz. vervaardigd is, aan de rotsen vastgehouden wordt. Indien men het afgenomen nest goed beschouwt, gelijkt het veel op het vierde gedeelte der schaal van een ei, wanneer men dit in de lengte in vier gelijke deelen verdeelt en zich voorstelt, dat elk dier deelen zoodanig aan de rots gekleefd zit, dat de rots de achterzijde vormt en het nest van boven open is. Het eigenlijke nest is dun, maar zijn bovenste vrije rand wordt naar de achterzijde iets dikker en aan zijne uiteinden zijn twee op vleugels gelijkende aanhaugels, die aan de rotswanden kleven en waarmede het nest daaraan bevestigd blijft. Dit hoorn- of slijmachtige bekleedsel vormt eene doorschijnende, somtijds zelfs doorzigtige massa, die er uitwendig als vischlijm, paarlemoer of gelatine uitziet en klaar- blykelijk van organischen en dierlijken oorsprong is. Vroeger beweerde men, dat de Salangane deze gelatineachtige massa in haren krop uit zeewier, vischkuit of weekdieren der zee bereidde. Deze bewering is echter gebleken niet juist te zijn, want indien men ten tijde, dat de vogel zijn nest bouwt, zijue maag onderzoekt, komen daaruit wel insecten, doch geene plant aardige stoffen te voorschijn; bovendien ontbreekt de krop bij alle vogels, die tot het geslacht der zwaluwen behooren. Uit het Daarna bezlgtigden de talrijke aanwezigen, onderzijn geleide, een aantal schoone voortbrengselen der schilderkunst, door de zorg van den spreker gegroepeerd. Bij die beschouwing ontbrak het niet aan tal van opmerkingen en toelichtingen, waar door het schoone en aan natuur en kunst getrouwe der tentoongestelde stukken des te meer in 't oog viel. Spreker besloot met den wenseh, dat de geleverde beschouwing den aanwezigen mogt' hebben opgewekt of aangespoord om bij liet opkomend geslacht liefde voor ware schoonheid te bevorderen en aan te kweeken. Voorzeker deelden alle aanwezigen in de hulde, door den voorzitter den heer Leich toegebragt, en zal 't ieder genoegen verschaffen als de spreker, wat hij zoo wij meenen toestemde, het niet bij deze eene voordragt zal laten. Wij raden in dit geval echter het bestuur aan, alsdan te trachten eene meer doel matige verlichting te doen aanbrengen. Onze plaatselijke dansonderwijzer, de heer J. H. Polak, gaf jl. Donderdag avond een feesthal aan zijne talrijke élèves. Met orde en naauwgezetheid werden door de jongelieden de onderscheidene nommers van het programma onder de leiding van hunnen onderwijzer uitgevoerd. Vele ouders en belangstellenden woonden deze eigenaardige festiviteit bij en vonden blijkbaar groot genoegen in 't feestgenot der dartelende jeugd. Dat feestgenot steeg ten top bij 't laatste nommer, een spoorweg-reis, op de maat der muziek dansende volbragt. De directie had tegen derailleren en andere reisongemakken de noodige voor zorgsmaatregelen genomen en alles liep, dank zij ook de zorgen der conducteurs en verdere beambten, in de beste orde af. 't Verschijnen van eene courant, wier rijke inhoud inzonderheid ook op dit feest betrekking had, bereidde eene aangename verrassing; het gedicht, daarin voorko mende, Aan de Vreugden getiteld, werd met luider stemme door de feestgenooten aangeheven. En als we nu nog hebben vermeld, dat de zaal van Musis Sacrum voor deze gelegenheid was versierd, dan besluiten we met hulde te brengen aan de uitmuntende regeling van de lieereu Polak, en met hun onderwijs ten zeerste aan te bevelen. ïer audiëntie bij Z. M. den Koning te Amsterdam verscheen in de vorige week een luitenant der marine, j onlangs met de Militaire "Willemsorde gedecoreerd; zoodra j hij echter aanving den Koning voor dat eerekruis zijn dank te betuigen, viel Z. M. hem in de rede, met de woorden j «Integendeel, luitenant, 't is aan mij om u te bedanken!» j De minister van Financiën vestigt de aandacht der j ingezetenen op den hoofdinhoud der wet van 28 Maartjl. (Staatsblad No. 43). Bij die wet, in werking tredende 1 Julij a. s., is o. a. bepaald: dat de thans bestaande Nederlandsche koperen pasmunt zal worden vervangen door bronzen pasmuntstukken van 2§, 1 en cent, maar dat de bestaande Nederlandsche kopermunt wettig betaalmiddel blijft totdat zij, na genoeg- zamen aanmaak van nieuwe bronzen munt, en na vooraf gaande bekendmaking, buiten omloop zal worden gesteld. Ds. Terwogt, te Barsingerhorn, komt voor op het twaalftal te Almelo. Bedankt voor het beroep naar Schermerhorn door dr. J. A. Bruins, pred. te Aartswoud. Jl. Donderdag, omstreeks 4 ure in den namiddag, werd te Alkmaar brand ontdekt in een perceel op den hoek van de Korte Nieuwesloot en het Hof. Der brand weer, dra aangerukt, mogt het gelukken de vlammen vrij spoedig te bedwingen en tot het brandende gebouw te be palen, waardoor de belendende perceelen werden gespaard. Naar men verneemt, waren het perceel en de inboedel verzekerd. naauwkeurig onderzoek van dr. Bernstein op de plaats zelve is gebleken, uit welke stoffen de eetbare vogelnesten zijn zamengesteld. Hij heeft namelijk bevonden, dat bij de Salangane, gedurende den tijd, dat zij nesten bouwt, de speekselklieren onder de tong buiten gewoon ontwikkeld zijn en dan eene taaije, kleverige, slijmerige zelfstandigheid afscheiden, die op eene geconcentreerde oplossing van Arabische gom gelijkt en in lange draden uit den bek kan getrokken worden, spoedig in de lucht droogt, en welke, na een scheikundig en microscopisch onderzoek, gebleken is, de stof voor deze nesten te zijn. Grashalmen en dergelijke voorwerpen kunnen met het speeksel der Salangane gemakkelijk aan elkander gelijmd worden. Wanneer eene Salangane haar nest bouwen wil, vliegt zij onophoudelijk tegen de daarvoor uitgezochte plaats en drukt telkens met de punt der tong eeuig speeksel tegen de steenen. Dit- herhaalt zij tien- tot twintigmaal, en zij verwijderd zich in den tusschentijd slechts op eenige armslengten. Daarna klemt zich de Salangane aan de rotsen vast en begint zij het nest te bouwen, terwijl zij de daarvoor beuoodigde stof in den vorm eener halve maan of van een hoefijzer opstapelt en daarop telkens versch speeksel brengt. Met hare klaauwen de rotsen vasthoudende, draait zij het kleine ligchanm in alle rigtingen, voegt bij de reeds hard geworden deelen voortdurend week en vloeibaar speeksel, en doet hierdoor die eigenaardige, op golven gelijkende strepen ontstaan, waardoor het nest zich kenmerkt. Nog zijn de gevoelens verdeeld, of het nest geheel uit de afscheidselen van de speekselklieren der Salangane bestaat, of het grootste gedeelte dezer afscheidselen welligt niet uit eenige zeer ontwikkelde klieren in de maag der Salangane voorkomt, dan wel of deze vogel voor den bouw van zijn nest ook een gedeelte vnn die geleiachtige stof gebruikt, die men hem steeds uit het schuim der branding ziet wegnemen. Bernstein, die de Salangane en de Kusappi bij het bouwen van haar nest heeft gadegeslagen, helt over tot de onderstelling, dat het nest der Salangane geheel uit dit speeksel vervaardigd is; Engelsche onderzoekers van lateren tijd zijn echter van meening, dat de afscheiding der maagklieren daartoe de stof levert in de half verteerde of minstens opgeloste geleiachtige organische stof van weekdieren, vischkuit, enz., die de Salaganen uit de branding opzoeken. Dit is echter door een aantal naauwkeurige waar nemingen uitgemaakt, dat de Salangane haar nest nooit voor de tweede maal gebruikt en dat het zelfs nadat de jongen zijn uit gevlogen spoedig verweert en ineenstort. Gewoonlijk vindt men de nesten der Salanganen aan de rotsen nabij het strand, doch dit is niet altijd het geval. Een aantal dezer vogels leven in het binnenland en bouwen daar hunne nesten zelfs in holen en kloven. Zoo vindt men midden op het eiland Java, in de kalksteenholen van Bandong, talloczé nesten van Salanganen op een punt, dat zoowel van de zuidelijke als noorde lijke kust van het eiland minstens twee Duitsche mijlen verwijderd is. Men heeft ook opgemerkt, dat deze vogels iederen morgen hun nest verlaten en naar de knst vliegen om hun voedsel te zoeken, zoodat zij dagelijks niet minder dan 12 a 14 uren met vliegen doorbrengen. Eenige der voornaamste broedplaatsen dezer vogels vindt men op de zuidkust vati Java, waaronder ook die op de kalkrotsen van Karaug-Kallong, die door de Nederlandsche regering geëxploiteerd worden. De Karang-Kalloug vormt aan de kust eene groote rots, die loodregt in de zee staat, te raidden van de felste branding. Boven op de rots staat een klein fort, dat eene bezet ting heeft van 25 man. die de nesten in de rotsen tegen roof moeten beveiligen. Nabij haren rand staat een boom, die zijne takken boven den afgrond uitspreidt; wanneer men zich aan zijne takken vasthoudt en vooroverbuigt, ziet men in dc diepte de Salauganen in digtc groepen rondvliegen. De koelbloedige inzame laars der nesten worden van deze rots, één voor één, aan een touw van rotang, ter lengte van 90 vademen, neergelaten. Breekt het touw of stort een der verzamelaars naar beneden, dan is hij een kind des doods. In deze rotsen zijn 9 holen, waarin de Salanganen nestelen; ieder hol heeft een naam cti is slechts van boven, door middel van het touw, toegankelijk. Van de bevolking der kalkrif Karang-Kallong, die ongeveer 2700 zielen bedraagt, worden onge veer 1500 personen voor het verzamelen der nesten gebruikt. Men verzamelt hier de nesten slechts driemaal in het jaar en de vogels worden gedurende den broeitijd in het geheel niet gestoord, ten einde het voortteelcn niet te verhinderen. Deze 9 holen brengen jaarlijks gemiddeld f 480,000 op. De Salangane broedt jaarlijks viermaal en bouwt, naar men zegt, telkens een nieuw nest. In de Hollandsche koloniën mogen de nesten slechts driemaal 's jaars verzameld worden en men laat op die wijze de vogels slechts een enkel broedsel. Toch merkt men geene zigtbare vermindering van het aantal dezer vogels op; wier aantal vrij naauwkeurig bekend is. In de holen van Karang- Kallong houden b. v. ongeveer 330,000 vogels verblijf, waarvan jaarlijks p. in. 500,000 nesten worden ingezameld. Het afnemen der nesten geschiedt, wanneer in het grootste aantal der nesten jongen zijn, die vlug beginnen te worden. Zijn zij dit geheel, dan hebben de nesten meestal reeds eene donkere kleur en minder waarde verkregen. De beste tijden om in te zamelen zijn de maanden Julij en Augustus, de slechtste April en Mei. De ingezamelde nesten wor den, na schoongemaakt te zijn, gesorteerd en voorloopig gepakt in zakken, van bamboes of schors van palmboomen vervaardigdlater laten de handelaren ze op nieuw uitzoeken en ter verzending ver pakken in kisten, die ieder 70 pond wegen. Eukele uitgezonderd, die als eene curiositeit naar Europa verzonden worden, zijn deze kisten allen bestemd voor China. Alleen de invoer in Canton wordt jaarlijks op 1200 picols of 16,800 ponden geschat. Wanneer men aanneemt, dat er 50 nesten in één pond gaan, dan zou de invoer in China jaarlijks ongeveer 8£ millioen stuks, ter waarde van f 3,600,000, bedragen. De Chinesche kooplieden laten de nesten nogmaals uitzoeken, verdeelen ze in een aantal soorten en betalen daarvoor fabelachtige prijzen. In Canton onderscheidt men bij den invoer voornamelijk twee soorten, alsde Mandarijn- en de gewone nesten. De eersten, die zeer klaar en doorzigtig zijn, worden met f 7500 tot f 10,000 per picol betaald, dat is meer dan tweemaal hun gewigt in zilver. Ieder pond komt dus in China op f50 tot f 75 te staan. Nesten van de tweede kwaliteit worden tegen f4000 a f 7000 per picol verkocht. De bereiding voor de keuken ge schiedt op de volgende wijze. Men lost de nesten op in kokend wate"r of vleeschnat en gebruikt ze daarna als soep. Ook wordt de geleiachtige oplossing sterk gekruid en met gebraden vleesch of visch, met vischkuit, gehakte vruchten, groenten, enz. vermengd, als tusschenspijs of voorgeregt gebruikt, die op de tafel van den rijken Chinees slechts zelden, doch op die van den Keizer nimmer mug ontbreken. Uit de laatste scheikundige ontleding der eetbare vogelnestjes door prof. Troschel te Bonn is gebleken, dat deze lijmachtige zelfstandigheid geene bepaald voedzame of prikkelende stoffen bevat, maar uit eene chemische verbinding bestaat, die, wat hare zamenstelling betreft, het meest met dierlijk speeksel overeenkomt. (Haarl. Crt.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1877 | | pagina 1