bloedverlies bestaat er vrees voor het behoud van haar leven. De maréchaussees hebben den man onmiddelijk aan gehouden wat de oorzaak is van de misdaad, wordt niet gemeld, De molenaar J. B. Hoefnagels, tc Hoeven, heeft den 30 April jl. op een der palen van den trap van het krui- werk van een standaardmolen een zoogenaamde Mei geplant, waarin sedert die weinige dagen eeno vink een nestje heeft gebouwd, en thans reeds op vijf eitjes zit te broeden. Dagelijks heeft te Wageningen de leverantie plaats van tabak, gewas 1876, uit die omstreken. Door de min dere kwaliteit is het meerendeel der planters genoodzaakt de levering voor minder dan den bedongen prijs te leveren. Ook het gewigt laat veel te wenschen over, zoodat som mige planters nog minder dan de helft van het vorig jaar voor hun gewas ontvangen. Velen zijn dan ook ongenegen, de tabak voor den geboden prijs te verkoopen. Men schrijft uit de Betuwe: «Niettegenstaande het weer tot in het begin dezer week nog ongunstig was en het gras nog niet overvloedig is, ziet men toch op vele plaatsen reeds vee in de weide. De hooiprijzen zijn in den laatsten tijd wegens het meerdere verbruik gestegen tot f24 per 500 KG.; voor stroo betaalt men f 17. Toch zijn deze prijzen nog aanmerkelijk minder dan het vorige jaar. De appelboomen hebben wegens de koude hunne knoppen lang gesloten gehouden; andere vruchtboomen staan prachtig in bloei en leveren een trotsch gezigt op. De nachtvorsten hebben hier en daar aan peren en kersenboomen nog al schade toegebragt.» De Arnh. Crt. klaagt over den slechten toestand, waarin de brandweer in de plattelandsgemeenten verkeert. Gewoonlijk wordt daar de plaatselijke spuit eens in 't jaar geprobeerd, zoo noodig nagezien en gerepareerd, waarna de meeste gemeentebesturen weder gerust insluimeren, zonder te bedenken, dat men dikwijls volkrijke buurten heeft, waar bij brand onmogelijk water te krijgen is, noch dat men soms huizen vindt die meer dan een uur gaans van de spuiten verwijderd zijn. Gebrek aan water en afwezig heid der spuiten hebben menig pand een prooi der vlammen doen worden. In volkrijke en waterlooze buurten moeten op bepaalde afstanden putten of brandgaten worden gemaakt, waaruit men, ingeval van nood, het benoodigde water zou kunnen aanvoeren. Het aanschaffen van eenige spuiten zal geen gemeente verarmen. Het toezigt op de schoor- steenen laat ook dikwijls veel te wenschen over. Bovendien heeft in de maanden April en Mei, wanneer de winter provisie voor mensch en vee, die gewoonlijk niet geassureerd wordt, is opgeruimd, de moedwillige de schoonste gelegen heid om zijn bouwvallig, maar goed verzekerd huis naar de maan te zenden. De assurantie-maatschappijen, die het sluiten van verzekeringen op kleine huizen niet zelden aan hare agenten overlaten, worden menigmaal do dupe van hunne zorgeloosheid. De Arnh. Crt. zou zich dat niet aantrekken, ware het niet, dat het kleine huis, dat door moedwil wordt in brand gezet, vaak het belendende groote gebouw kan meeslepen in de vernietiging, zoodat de goede het dan met den kwade moet misgelden. Als een staaltje van kermiswaardeering ontleent de schrijver der brieven uit de hofstad in de Arnh. Crt. aan eu ik zou uit de dusver waargenomen buitensporigheden bijna kunnen opmaken ik vergis mij niet licht, Mr. Neales dat ook de dochter daartoe wel zou zijn over te halen." „Neen, gij vergist u niet, ditmaal liegt gij!" riep Austin, terwijl hij in ziedenden toorn opsprong. De disc'hgenooten waren ontsteldik trad verzoenend tus9chen beiden doch de clievalier, van wiens gelaat liet spotzieke lachje plotseling verdwenen was, had zich eveneens in zijn volle lengte opgericht, maakte kalm een buiging en sprak op bedaarden toon, alsof het de meest alledaagscke beleefdheidsphrase gold: „Ik hoop dat Mr. Neales bereid is, zijne bewering vol te houden. Baron Rehling zal wel zoo goed zijn, zich over een uur bij u aan te melden." Austin; die alle zelfbeheersching verloven had, snelde in de hevigste ontroering naar buiten, zoodat ik moeite had hem te volgen. Er was niet anders uit hem tc kragen dan de telkens herhaalde bedreiging, dat hij den ellendeling voor zijn lastertaal zou tuchtigen. Hij liet zich door niets tot bedaren brengen. Mijne opmerking, dat hij toch eigenlijk te overijld had gehandeld door zich op te werpen als verdediger ceuer dame, die hem eigenlijk toch niets aanging en van wie ook mij, zooals ik erkennen moest, eveneens kwade geruchten ter oore waren gekomen, wond hem slechts nog meer op en toornig riep hij: „Des te noodzakelijker is het, aan al die leugens eens en voor goed een einde te maken Zelfs mijn betoog, dat zijn optreden de dame dan toch in elk geval eerst recht zou compromitteeren. had geen uitwerking. Ik bedacht te laat, dat het verkeerd van mij was hem tot rede te willen brengen zoolang alles aan hem nog gloeide, en nam afscheid van hem om den afgezant van den clievalier, dien Austin naar mij verwijzen zou, af tc wachten. Opzettelijk had ik dit niet van de hand geslagen, ofschoon dergelijke rollen beter voor jongere meoschen passen; doch ik kon het niet van mij vorkrijgen, al mijn invloed bij de regeling dezer aangelegenheid prijs te geven. In plaats van Von Rehling kwam Briickner, de jonge schilder; de ander had zich onder allerlei voorwendsels uit de zaak terug getrokken, zoodat de heer De Lanzac een anderen bode voor zijn kaartjeu moest kiezen. Wij werden het op alle punten eens, doch de chevalier had bij voorbaat tamelijk zware voorwaarden vast gesteld, daar hij, volgens zijn zeggen, te oud was om te spelen als men hem in zijn eer had aangetast. Hij verzocht slechts, in strijd met de gewone gebruiken, een uitstel van drie dagen, die hij voor een kort oponthoud te Rome behoefde, waarheen hij met het oog op de mogelijkheid van door een kogel getroffen te worden, door ernstige plichten geroepen werd. Tk kon gemakkelijk begrijpen, waarin deze bestonden, en was natuurlijk met het uitstel zeer ingenomen. Wij, diplomaten uit de oude school, gaan naar men weet van dc stelling uit: „Tijd gewonnen: alles gewonnen!" De ontmoeting werd dus op den morgen van den vierden dag vastgesteld, en wij scheidden na elkaar wederkeerig de strengste geheimhouding beloofd te hebben. De vertraging maakte natuurlijk Austins misnoegen in de hoogste mate gaande; hij brandde van wraakzucht en kwam in verzoeking den chevalier van lafheid te beschuldigen. Ik bewees hem den bestrijder van eene lastering hoe ongegrond die verdenking was, doch liet hem verder met zijn begrippen alleen. Ik zelf was dien avond niet. meer gestemd om mij in gezelschap te begeven. (Wordt vervolgd.) het onlangs door het Utrechtsch genootschap uitgegeven Journaal van Constantijn Huyghens, de volgende anecdote: «Huyghens vertelt daarin, dat Willem Hl, wien hij in Mei 1689 stukken ter teekening voorlegde op het paleis van Hampton—Court, tot hem zei: «'t Is nu Haagsche kermis; ik zou wel honderdduizend gulden willen geven, zoo ik er kon zijn.» Na een oogenblik peinzens, voegde de Koning er bij: «Ja, wel tweemaal honderdduizend.» Mij dunkt, zegt de schrijver, eene instelling waarvoor een man als Willem III zooveel sympathie had, heeft wel aanspraak op den eerbied van het gemeentebestuur, aan welks gezag ze onderworpen is!» In Friesland is het veenbranden alweder begonnen. Een aantal hotel-houders in Zwitserland hebben zich verbonden om hun personeel niet toe te laten fooijen te vragen. De redacteur der Gefiederte Welt, dr. Karl Russ te Steglitz bij Berlijn, heeft van den magistraat van Berlijn het volgende, voor alle gemeentebesturen behartigenswaarde schrijven ontvangen: «Het voorbeeld der overige groote gemeenten in het binnen- en buitenland volgend, worden van dit voorjaar af in de stadstuinen, allereerst in Humboldtsbain, Friederichshain en in het Park voor de Schlesische Poort, tot vermeerdering van zangvogels en andere nuttige en liefelijke vogels, wier getal in den laatsten tijd steeds afnam, en tevens in aan sluiting aan de Duitsche wetgeving en de pogingen door Duitschland aangewend tot internationale bescherming van deze dieren, nesten en slaapplaatsen voor hen aangelegd. Deze zijn bestemd voor meezen, spreeuwen, roodstaartjes enz. Ook hekken van 1.25 ii 2 meter breed en 15 meter lang, bestaande uit hagedoorn, hazelaars, kamperfoelie en andere planten voor nachtegalen, roodborstjes, basterdnachtegalen enz. De voordeelen, welke de bosschen, parken, tuinen en bouwlanden uit de vermeerdering dezer vogels door ver delging van tallooze insecten en ander ongedierte genieten, zijn zoo bekend, dat het niet noodig zal zijn daarover uit te weiden. Ook is het genot, dat zij voor de wandelaars opleveren, niet gering te schatten. Hun tierig huppelen en vliegen, hun liefelijk gezang geeft leven aan doodsche bosschen en vervrolijkt oud en jong. Een Rus, de heer Peretjatko, heeft een plan ontworpen en het model gemaakt van een landmonitor. De artilleristen zitten, geheel gedekt, met het geschut in een toren, die door stoom beweegbaar, in alle rigtingen tegen den vijand gewend kan worden. De proeven met dit oorlogswerktuig zullen te St. Petersburg genomen worden. Het bezoek van «len gouverncur-gencrnnl nnn Atsjin. De dagbladen uit Nederl.-Indië, loopende tot den 7 April, deelen nadere verslagen mede omtrent het bezoek, dat de gouverneur- generaal op Atsjin heeft gebragt. De landvoogd heeft slechts 10 dagen «aldaar doorgebragt eu kwam den 30 Maart van zijn uitstapje te Batavia terug. Op 19, 20 en 23 Maart werden door Z. E. met verschillende autoriteiten eonfereutiën gehouden. In den morgen van den 2 Os ten werd bovendien een bezoek gebragt «aan de Chinesche vestiging te Oleh-leh. De «aldaar aan wezige etablissementen, zoo van het gouvernement als van den aannemer voor de voeding der troepen, werden daarbij tevens door den gouverneur-generaal in oogenschouw genomen. Den 21 Maart werd Poeloe-Bras bezocht en het eiland rond ge stoomd ter bezigtiging van de ruime en fraaije baai, aan de west kust gelegen, welke mot de Lnmbalei-baai ter oostkust in verbinding kan worden gebragt door een weg, die eene lengte van niet meer dan 20 a 30 minuten zal hebben en waarvan de aanleg, naar het schijnt, weinig kostbaar zal zijn en boven laatstgenoemde baai gedurende een gedeelte van het jaar als ligplaats voor schepen bepaalde voordeelen aanbiedt. De voormiddag van den 25 Maart werd bestemd tot deplegtige ontvangst, in de woning van den militairen en civilen bevelhebber, van de uit de Atsjinsche onderhoorigheden opgekomen Radja's en gezantschappen, alsmede van de Hoofden in Groot-Atsjin. Afgehaald door eene commissie, bestaande uit den assistent resident te Kotta-Radja R. C. Kroesen, den adjudant van dienst van Z. Exc. den gouvernêur-^generaal, en den inlandschen ceremonie meester, Said Abdoellah bin Mansoer Alaydroes, werden aan Z. E., die door een breeden kring van militaire, maritirne en civile auto riteiten omgeven was, achtereenvolgens voorgesteld: Habib Moha- mad, Radja van Pedawa-besar; Toekoe Nja Lamkotta, Radja van Simpang Olim; Potjoet Mohamad, Radja van Rigas Toekoe Imam, Radja van Tenom; Toekoe Bait. Radja van Telok Kroet; Toekoe Kedjoeroean, Radja van Sabi (Ketapang Pasei); Toekoe Soleiman, oudste zoon van den Radja van Pedir; Toekoe Moeda Pasagan, oudste zoon van den Radja van PerlakToekoe Kadli Malikoel Adit, gewezen mantri hari hari van het Atsjinesche rijk, Hoofd van het gebied der misdjid Raja; Toekoe Lampassei, Radja van Kloewang, 1ste Hoofd van de IV Moekims en de daar bezuiden gelegen nederzettingen, tot Groot-Atsjin behoorende: Toekce Tjoet Bantah, 2de Hoofd van de IV Moekims: Toekoe Imam Mohamad, Hoofd van Lepong, eu Toekoe Nja Mohamad, Toekoe Toeka en Toekoe Hamzah, allen Hoofden van Marassa, Tot het gezantschap van Pedir behoorde mede de neef van den Radja van dat land schap, Toekoe Ibrahim, gewezen Hoofd van den thans ontbonden Raad van Achten te Penang. Tot de verzamelde Vorsten en Hoofden rigtte Z. E. de volgende toespraak, die door den assistent-resident Kroesen in het Maleiseh vertolkt werd: Vorsten en Hoofden van Atsjin! Het is mij aangenaam, u hier vereenigd te zien. Ik ben te Atsjin gekomen om u een bewijs van belangstelling en van vertrouwen te geven en opd.it gij uit mijn eigen mond de goede bedoelingen zoudt vernemen, welke het Nederlandsche gouvernement, tegenover Atsjin koestert. Degenen uwer, die in de gelegenheid zijn geweest een of ander der talrijke gewesten tc bezoeken, die onder de heerschappij van Nederland staan, hebben zich kunnen overtuigen, dat het streven der regering steeds is, de lands-instellingen en de godsdienst te beschermen en liet. gezag van Vorsten en Hoofden te handhaven. Zij zullen ook gezien hebben, welk eene mate van rust en welvaart die landen genieten onder Nederlands opperheerschappij, als onder de magtige schaduw van een lommerrijken boom. Ook voor Atsjin zóódanig een toestand in het leven te roepen, is het doel van het gouver nement. Ik roep u op om tot dat doel, waaraan uw eigen belang ten naauwsle verbonden is, ten krachtigste mede te werken, in de eerste plaats >ieder in zijn eigen land; maar ook door, in overleg met mijn vertegenwoordiger alhier, uwen invloed aan te wenden, ten einde de nog vijandige bevolking terug te brengen van verder verzet. Aan de nog in verzet zijnde Hoofden kunt gij uit mijn naam zeggen, dat rij, wanneer ze alsnog gewillig het hoofd in den schoot leggen, niet alleen kunnen rekenen op vergiffenis en lijfs genade, maar dat het tevens mijn voornemen is, hen, evenals al de andere Hoofden, in hun wettig gezag te handhaven. „Ik wensch u persoonlijk een aandenken te laten van mijn bezoek alhier, maar bovendien is het mijn wil, dat als een blijvend aan denken aan dat bezoek gevolg worde gegeven aan de belofte, eertijds aan u gedaan, om na de onderwerping van Atsjin de groote missigit te herbouwen. Met u zal nader beraadslaagd worden over de wijze, waarop dit besluit zal uitgevoerd worden, dat u een vernieuwd bewijs zal geven van de welwillendheid der regering en, naar ik venvacht, uw vertrouwen in haar zal bevestigen." Onder het spelen van het „Wien Neêrlandsch bloed," gevolgd door een saluut van 11 schoten uit liet geschut van Kotta Radja, werden vervolgens, in tegenwoordigheid van den gouverneur-generaal, door den militairen en civilen bevelhebber uitgereikt1de acte van erkenning aan den Radja van Sirapang-Olim -2. aan de Radja's van Rigas, Tenom, Telok-Kroet en Sabi de Nederlandsche vlag en hunne acte van erkenning; 3. aan Toekoe Lampasei de acte van erkenning als Radja van Kloewang en de acte van aanstelling als eerste Hoofd van de IV Moekims en de daar bezuiden liggende nederzettingen, tot Groot-Atsjin behoorende; 4. aan Toekoe Kadli Matikoel Adil de acte van aanstelling als Hoofd van het gebied der midsjid Rnja; 5. aan Toekoe Nja Mohamad de «iele van aan stelling als waarnemend Hoofd van Marassa en de VI Moekims; 6. aan Toekoe Tjoet Bantah en Toekoe Imam Mohamad neten van aanstelling als tweede Hoofd der IV Moekims eu als Hoofd van Lepong. Alsnu werd Toekoe Nja Mohamad op nieuw voorgeroepen om de gouden medaille voor burgerlijke verdiensten tc ontvangen, hem toegekend wegens dc trouwe en bijzonder goede diensten, welke dat Hoofd reeds van de tweede expeditie af aan het Nederlandsche gezag heeft bewezen. Met eenige toepasselijke woorden, door den assistent-resident Kroesen in het Maleiseh vertolkt, werd hem het eercteeken door den militairen en civifen bevelhebber op de borst gehecht. De geschenken, bestemd om als eene herinnering te dienen aan dit huldebezoek, door de Atsjinesche Vorsten en Hoofden aan den gouv.- generaal, vertegenwoordiger des Konings in deze gewesten, gebragt, werden vervolgens uitgereikt, waarna de plegtiglieid werd gesloten met een kort woord van Z. Exc. den gouverneur-generaal, waarbij aan de aanwezige Hoofden de zegen van den Allerhoogste werd toegewenscht en eene heilbede voor de toekomst van Atsjin uit gesproken. Ten half twaalf ure begaf de gouverneur-generaal zich per spoor naar Oleh-leb terug, tot aan het havenhoofd uitgeleid wordende door den militairen en civilen bevelhebber. Nadat Z. Exc. zich op de Bromo weder had ingescheept, werd in den namiddag onder een saluut van al de ter reede liggende oorlogschepen de terugreis naar Batavia oanv«iard, welke binnen de vijf etmalen volbragt werd. Berigten betreffende den Russiscli-Turkschcn oorlog. Van het oorlogstooneel zijn geen bijzondere berigten ontvangen. De verwarde en tegenstrijdige berigten omtrent hetgeen aan den Donau voorvalt doen zien, dat van daar nog niets belangrijks te melden is. Naar men uit Rustschuk aan de Politische Correspondenz schrijft, heeft de Turkscbe opperbevelhebber wel gezorgd, dat er thans in de Dobrudscha eene voldoende legermagt is om een overgang van den Donan door de Russen aldaar te belemmeren, maar heeft de krijgsraad besloten aan de verdediging van de Dobrudscha niet al te veel waarde te hechten en de hoofdlijn der verdediging te ver leggen naar noord-oostelijk Bulgarije, van Czernawoda (aan den Donau) naar Kustendje (aan de Zwarte Zee) welke plaatsen door een spoorweg verbonden zijn. Van eene andere zijde wordt beweerd, dat de Russen, van hunne overmagt gebruik makende, den Donau op verschillende plaatsen tegelijk zullen overtrekken en daardoor de Turken beletten, hunne strijdmagt op óén punt te concentreeren. Hetzelfde blad meldt nog, dat liet Turkscbe oorlogschip, hetwelk bij Chiaeet in de lucht gevlogen is, geen monitor, maar een pantser schip van groote afmeting met 9 zware kanonnen en 150 raatrozen w«is. Dat meermalen reeds gènoemde Chiaeet is een tegenover Brnïla gelegen eiland, gevormd door twee armen van de rivier, bekend onder den naam van „ouden" en „nieuwen" Donau. De Turksohe schepen, waarvan er nu één vergaan is, hadden achter de batterijen van dat eiland, in den ouden Donau (ook wel kanaal van Matschin genaamd) een toevlugtsoord voor de Russische batterijen van Braïla gezocht eu gevonden, maar konden nu ook niet meer in den nieuwen Don«iu, de eigenlijke rivier, komen zonder zich aan het kruisvuur der Russische batterijen bloot te stellen zij zijn dus voor het overige gedeelte der rivier onschadelijk ge mankt. Nadat het Turkscbe schip in de lucht gevlogen was, hebben de Russen alle pogingen «aangewend om de bemanning te redden, maar slechts één Turk heeft de ramp overleefdde Russen hebben echter tot hunne groote vreugde de vlag van het Turksche schip buitgemaakt. Benoemingen, enz. Tot kommandeur der orde van den Nederl. Leeuw i* benoemd de beer mr. J. C. E. baron d'Aulnis de Bourouill, laatstelijk pro cureur-generaal bij het geregtshof te 's Bosch. Bij koninklijk besluit van den 12 dezer is bepaald, dat in dit jaar de bij art. 30 van het reglement voor het Kon. Instituut voor de Marine alhier bedoelde commissie tot het afnemen van het eind examen aan de adelborsten 2de kl. zal bestaan uit: den gepens. vice-admirnal E. A. A. Gregory, als voorzitter; den kapt. ter zee A. Rietveld, de lcapt.-luits. ter zee W. H. F. van Oordt en C. E. T. van Woelderen, en den luit. ter zee 1ste kl. J. H. Haakman, als ledenlaatstgenoemde lid der commissie tot het examineren van zee-officieren. Met ingang van 1 Junij a. s. wordt de off. van gez. lste kl. bij de zeemagt S. F. Kruyt, op verzoek, ter zake van in en door de dienst ontstane ligchaamsgebrcken, op pensioen gesteld ad f 1200 's jaars en wordt bevorderd tot off. van gez. lste kl., die der 2de kl. W.C.Clous, STATEN-GEiVERAAL. Tweede Kamer» Zitting van Dingsdng 15 Mei. Nn eene financiëele en technische discussie is het ontwerp tot verhooging van hoofdstuk VIII (aan maak van geschut) verworpen met 42 tegen 19 stemmen. Bij het ontwerp tot verhooging van hoofdstuk V heeft de heer Kappeyne eene politieke discussie uitgelokt en der regering verweten, dat het niet behandelen der kieswet eu der onderwijswet «nan haar te wijten is. Door den minister Heemskerk en verschillende sprekers werd dit pertinent ontkend. Het incident is hiermede afgeloopen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1877 | | pagina 2