HELDERSCHE
EN NIËUWEDIEPER COURANT.
1877. N°. 61.
Woensdag 23 Mei.
Jaargang35.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
Binnenland.
DE BLAD WE PAPAGAAI.
„W ij h u I d i g e i
het g o e d e."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag e
Abonnementsprijs per knartaai
Zaturdag namiddag,
franco per post
1.80.
- 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Burean: MOLENPLEIN N°. 163.
Prij der Advertentiën: Van 14 regel» 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Ëlken donderdag: vertrekt de mail
Oost-Indië. Laatste ligting 's avonds 6 uur.
HELDER en NIEUWEDIEP, 22 Mei.
Gedurende de beide Pinksterdagen zijn een groot
aantal reizigers naar en van hier vervoerd per stoomboot
en per spoortrein. Jammer voor de talrijke bezoekers van
deze gemeente, dat de weersgesteldheid, vooral op den
tweeden Pinksterdag, zoo hoogst ongunstig was.
Jl. Zaturdag heeft te Wieringen plaats gehadde
inschrijving voor het verzwaren en verhoogen van den
dijk, benevens het maken van steenglooijing aldaar. Bil-
letten waren ingekomen van de heeren: J. Schreuder, te
Winkel, ad f 31,940; D. de Vries, te Nieuwediep, ad
f 28,94:5B. Beukenkamp, te Wieringen, ad f 28,662; C.
Kroon, aldaar, ad f 28,600; Gebr. Janzen, te Nieuwediep,
ad f 27,737; J. Poppen, te Wieringen, ad 26,410; J. Tool,
te Wognum, ad f 26,339; P. Duinker, te Nieuwediep, ad
f 25,900. Aan den laagsten inschrijver is het werk gegund.
Merten's schoone opera «de zwarte Kapiteinwerd
jl. Donderdag avond in den Stadsschouwburg te Amsterdam
met enthousiasme ontvangen. De dames Hasselmans en
Gobbaerts en vooral de heer Blauwaert werden herhaal
delijk en met oorverdoovend applaus toegejuicht. Niet
minder was dit het geval met den componist, die aan het
slot van elk bedrijf ten tooneele werd geroepen. De geest
drift steeg ten top, toen aan 't slot van het derde bedrijf
de trompet het Wilhelmus liet hooren. Op het voorbeeld
van den burgemeester rezen toen allen van hunne zit
plaatsen op en werd de muziek verdoofd door het luide
geroep van: Hoera voor den componist! Bravo! bravo!
In de Opmerker van 21 Jan. dezes jaars en vol
gende komen eenige zeer lezenswaardige artikelen voor
over ventilatie, door den lieer Dijkerman overgenomen uit
de voordragten, in het Franklin-Instituut te Philadelphia
gehouden door den heer Lewis W. Leeds, van New-York.
Daarin wordt gewezen op het ongezonde wonen en verblijven
in niet-geventileerde en verkeerd verhitte lokalen. Er
6)
Novelle van ROBEBT BYR.
{Vervolg.)
Hij zeide dat met eene kalmte, die mij door merg en been ging;
daarna verviel hij weder tot zijn onverschillig stilzwijgen.
Wel had ik gewenscht, verdere ophelderingen te bekomen, maar
zelfs al was hij bereid geweest ze mij te geven, mocht ik er nu
niet naar vragen.
Ik zag dat hij met zorg behandeld moest worden, de arme
jongen! Op zijn leeftijd staat eene teleurstelling, eenc ontgoocheling,
nog met eene verwoestende aardbeving gelijk. Men heaft moeite,
zich te midden der instortende wereld van idealen staande te houden.
Later wordt men sceptisch en ondervindt men, wanneer zij, gelijk
te verwachten was, ineengestort is, wel iets dat naar eene pessi-
mi tische voldoening zweemt.
Eigenlijk vond ik toch dat de chevalier, door zijn vertrek, al
zeer slecht een liefde loonde, die zoo ver gegaan was van aan zijn
tegenpartij, die misschien anders niet te weerhouden zou zijn geweest,
zulk eene vernietigende bekentenis te doen. Het geheim moest
ongetwijfeld al zeer slecht bewaard zijn gebleven, want met op-
merkelijken spoed zag ik de ster der schoone vrouw verbleekeu.
De geruchten, die aanvankelijk weinig geloof hadden gevonden,
namen een valsche gestalte aan; de families trokken zich de een
na de ander terug, en alleen het heerenpersoneel bleef er zich ver-
toonen, schoon ook voor hen een verandering van stemming en
toon viel op te merken. Wat van de zijde der fatsoenlijke kringen
en van hen, die hun uiterste best moesten doen ora althans nog
den uiterlijken schijn te bewaren, den graaf met verontwaardiging
als een vermetel en roekeloos spel verweten werd, ofschoon het nog
volstrekt niet openlijk erkend was, Werd mij niet long daarna be
vestigd bij eene gelegenheid, die ik niet gezocht had.
De winter liep ten einde en mijne schoonzuster droug er op aan,
dat ik de vervulling van een reeds in den herfst gevormd plan,
om haar te Milaan eens te komen bezoeken, nu niet langer zou
verschuiven.
Mijn broeder had zijn kinderen een onbeslist proces nagelaten,
dat betrekking had op zijne goederen aan de Tyroler grenzen. Ik,
als voogd, moest nu zelf inzage nemen van de territoriale bepalingen
en verhoudingen, en in geval van nood mijn ouden en gelijk
ik mij later overtuigd heb, ook werkelijk reeds verouderden invloed
doen gelden, etc. etc.
De dag van mijn vertrek was reeds bepaald en ik maakte mijne
afscheidsvisiteseen der allerlaatsten gold graaf Walunjin. Zijn
appartementen hadden geen eigenlijke antichambre; en gewoonlijk
wachtte er in den corridor een lakei, doch ditmaal was deze er
niet te vinden, zoodat een kellner, die mij had zien aankomen,
zich haastte om de deur voor mij te openen. Ik zag er te minder
bezwaar in, onaangediend binnen te treden, daar ik een gebruikelijk
wordt aangetoond, dat bot sterftecijfer, dat voor Philadel
phia, een der gezondste plaatsen der wereld, 22 per mille
voor de meeste steden ten onzent 28 a 40 per mille
bedraagt, slechts behoeft te wezen 11 per mille. Dat alzoo
tengevolge van het inademen van bedorven lucht jaarlijks
ten onzent ongeveer 20 per 1000 inwoners sterven, die in
leven zouden zijn gebleven indien zij zuivere lucht hadden
kunnen, of beter, willen inademen. Er wordt daar aange
toond, dat in den regel, wanneer geen poelen of stinkende
grachten of zeer naauwe straten de lucht verpesten of
luchtstroomingen onmogelijk maken, in alle steden, zoowel
over dag als 's nachts, de buitenlucht voldoende zuiver is,
en nooit meer dan 4 k 6 deelen koolzuur op 10,000
deelen lucht bevat.
De meeste ziekten ontstaan door het ligchaam eerst
onder den nadeeligen invloed van een oververhitte, zeer
onzuivere lucht te brengen, niet zelden in huiskamers,
koffijhuizen, scholen en uitspanningszalen, van 20 tot 60
deelen koolzuur op 10,000 luchtdeelen bevattende, en dan
plotseling te verplaatsen in de buitenlucht, die veel lager
is van temperatuur en waarbij de longen, door plotseling
intredenden overmatigen arbeid, tc sterk geprikkeld worden.
De juiste oorzaak is dan niet gelegen in de nachtlucht,
die even goed, dikwijls gezonder is dan de daglucht, maar
in het verblijf in de verpeste atmospheer en den plotse-
lingen overgang, meestal gepaard met te sterke afkoeling
der opperhuid.
Deze ziekte-oorzaak, waaraan men zoowat het geheele
leven door zich vrijwillig blootstelt, is gemakkelijk te
voorkomen door het aanbrengen eener goede verwarming
en ventilatie.
Hiertoe heeft men, vooral met het oog op de huiskamers,
gezelschapskamers en koffijhuizen, niets anders te doen dan
de buitenlucht, door een vuurhaard in het vertrek verwarmd,
binnen te brengen, waarbij gezorgd dient te worden, dat
steeds door een ketel kokend water op den vuurhaard of
kagchel voldoende waterdamp met de warme lucht in hot
vertrek wordt gebragt.
De slechte lucht wordt afgevoerd door middel van een
buis, waarin boven, het best door een sterke gasvlam, een
voldoende trek wordt gevormd, zoodat, indien in het ver
visite-uur gekozen had en er ook nog andere bezoekers dacht te
zullen aantreffen. Evenmin als in het kleine tussclienverlrek, vond
ik iemand in het salon. De papagaai in zijn vergulde kooi schreeuwde
op een onuitstaanbare wijze en ik merkte spoedig op, dat hij des
te luider begon te krijschen, naar gelang in Wanda's aangrenzende
huiskamer de stemmen zich duidelijker lieten hooren. Ik was daar
reeds herhaalde malen ontvangen geworden, de jonge vrouw
was er op gesteld, in dat gezellige, goed verwarmde vertrek te
vertoeven, en ik trad dan ook onbeschroomd op de deur toe;
doch toen ik er voor stond, aarzelde ik of ik de porticre wel zou
openslaan.
Blijkbaar had men bij het geraas, dat de vogel maakte, mijne
door het dikke tapijt bovendien gedempte schreden niet gehoord
en daarbij schenen de beide sprekenden veel te opgewonden, om
op ecnig gedruisch acht te slaan.
„Wie heeft deze mystificatie dan verlangd?" riep de graaf op
een toon van woede.
,,lk heb niet den minsten lust om van hier te vertrekken; gij
zult er u in moeten schikken, van rol te veranderen en voor datgene
door te gaan wat gij werkelijk zijt!"
„Voor datgene, wat ik niet meer wezen wil!" antwoordde Wanda,
schier onmachtig van ergernis, maar toch duidelijk hoorbaar. „Ik
heb nooit liefde voor n gehuicheld, dat weet gij leg mij geen
dwang op, anders leer ik u haten. Breng mij terstond van hier,
of ik ga alleen."
„Beproef het; beproef het eens!" lachte de graaf spottend.
„Vraag eens aan Matuschka, hoe de overeenkomst luidde, die zij
voor u sloot. Gij zijt mijn eigendom mijn slavin!"
„En uwe liefdebetuigingen, uwe eeden?"
„Die kunt gij weder eens hooren als gij tam zijt, mijn duifje."
ïk hoorde nog een kwaadaardig gelach, een Eussischen vloek en
den slag van een met kracht dichtgeworpen deur; daarop volgde
een smartelijk snikken en na een korte stilte de stem van mevrouw
Von Krochow, die eenige geruststellende woorden sprak, waarvan
ik echter slechts weinig verstond.
Ik was er niet weinig verlegen mede, zoo onopzettelijk getuige
van dezen woordenstrijd te zijn geworden, en ik bedacht juist of
ik mij terugtrekken dan wel binnentreden zou, toen er lusscheu
de beide vrouwen een hartstochtelijke uitbarsting volgde, die mij
tegen mijn wil aan mijn plaats bond.
„Gij een moeder, gij?"riep Wanda met onbedwongen woede;
„gij een moeder, die verterende giftdroppels in de onschuldige
ziel van haar kind giet; een moeder, die haar eigen kind, een
kind der zonde en der schande, weder voor zonde en schande groot
brengt, haar dochter tot een courtisane, maakt, hare schoonheid,
hare talenten, haar vernuft met heimelijke vreugde ziet ontwikkelen,
maar niet met de moedertrots, de moedervreugd en de moeder
liefde, die zelfs de gevallen vrouw reinigen en heiligen; neen,
met schraapzuchtige berekening, hoe hoog die kostbare eigenschappen
wel geschat kunnen worden op de slavenmarkt!Wat gij
trek, in de heneden- en boveneinden dier buis, slulthare
openingen zijn aangebragt, naar willekeur steeds het
koolzuur, dat door zijn grootere zwaarte meestal op den
bodem blijft, en de tabaksdamp, boven zwevende, genood
zaakt worden weg te stroomen.
Er wordt voorts op het gezegde van Franklin gewezen,
dat eindelijk de doctors tot de overtuiging zijn gekomen,
dat zuivere lucht zoo goed, zoo noodzakelijk is bij zieken
en gewonden, en dat men zeker over tweehonderd jaar
wel tot de overtuiging zal gekomen zijn, dat zuivere lucht
ook voor gezonde menschen een vereischte is.
Dat eindelijk zeer ligt eene goede verwarming en venti
latie is aan te brengen zonder togt, maar dat dit alleen
kan geschieden indien men de wetten nagaat, waaraan de
luchtstroomingen, tengevolge van verwarming, zijn onder
worpen, hetgeen door Leeds met zorg is onderzocht.
Voorts zegt Leeds, dat een ieder niet moest rusten,
alvorens gezonde begrippen over ventilatie het eigendom
zijn geworden van het groote publiek, want dat niets meer
den voorspoed, zoo van individu als volk, beheerscht dan
een welgemoed, gezond leven.
Op het Buitenhof te 's Ilage had jl. Zondag namiddag
een gevecht plaats tusschen de eigenares van een beignets-
kraam en de directrice van het cirque Blanus. Na een
hevigen woordentwist vielen beide vrouwen als kemphanen
op elkander aan, tengevolge waarvan de paardrijdster
hevig bloedend en bewusteloos op den grond geworpen
werd. De politie kwam spoedig tusschenbeide, en maakte
van het gebeurde proces-verbaal op.
Uit Winschoten meldt men, dd. 17 dezer:
«De instructie in het vreeselijk drama, dezer dagen ten
huize van den commies bij 's Bijks belastingen Dekker, te
de Horsten, voorgevallen, heeft, naar men verneemt, nog
geen aanleiding gegeven tot een andere arrestatie dan die
der echtgenoote van den ambtenaar, die bij haar oorspronkelijk
beweren blijft volharden, dat namelijk zij, en geen ander,
de daderes is, zóó van den moord van het kind, naauw
zestien maanden oud, als van de vreeselijke verminkingen,
zich zelve in persoon toegebragteen beweren, datevenwel
geen geloof vindt en, naar verzekerd wordt, door deskundigen
op wetenschappelijke gronden wordt bestreden; de ruim
dan anders gedaan hebt als al die moeders, die hare dochters met
voordacht opkweeken voor het huwelijk, waar ze toch ook dikwijls
genoeg zonder liefde en ongevraagd aan overgegeven worden? Gij
vergeet dat er voor al die slachtoffers nog écn zaak overblijft: hare
eervolle positie in de wereld. Maar ik, wat heb ik? Het
genot? Gij liegt, want gij weet wel dat alle rijkdom, alle weelde,
al dat buitensporige leven geen genot kunnen geven, als het hart
lijdt. Trouwens, gij hebt mij nooit iets gezegd van dat zonderlinge
voorwerp dat men hart noemt; gij hebt alles gedaan om er mij
onkundig van te laten, omdat gij er mij nu eenmaal niet van
hebt kunnen berooven; gij hebt mij met de liefde leeren spotten,
eer ik wist wat het was. De ongetemde lust, de bedwelming der
zinnen, dat was de ware, de éénige liefde, zoo leerde mij
mijne moeder. De mannen verleiden, de mannen bedriegen, ze
plunderen en wegwerpen dat was uw leer. En toen, toen ik
rijp was voor uwe oogmerken, werd ik verkocht aan den eerste
de beste. En toen bij ook uw fortuin aan de speeltafel verloren
had, toen steldet gij er nog uw roem in, dat gij mijne toekomst
verzekerd hadt; gij deedt mij gelooven dat ik u en al die uitge
worpen wezens kon wreken op de bevooroordeelde maatschappij;
gij eischtct dankbaarheid, want gij hadt mij intmers op weg ge
bracht.... gij, mijne moeder!Wat hebt gij mij echter aan te
bieden in het oogenblik, waarop ik mij zelve tot een walging worden
moet? Dat oogenblik is er! het is gekomen, hoort ge,
het oogenblik is gekomenIk vraag u, moeder, wat hebt ge van
mij gemaakt?"
In dezer voege ongeveer had zij gesproken. Het was afgrijselijk.
Er lag een vreeselijke nadruk in haar woorden en de klank harer
stem sneed mij door de ziel. De moeder was onder het verpletteren
de gewicht dezer aanklacht verstomd, zij liet slechts een klagend
gesteen en gejammer hooren.
Het was mij alsof mijn hart van ergernis zou bersten zachtkens
sloop ik de kamer uit eu deze voorzorg was niet overbodig, want
de vogel krijschte niet meer als een vertoornd mensch, hij prevelde
nog slechts nu eu dan.
Het liefst ware ik heengegaan, doch de kamerdienaar kwam juist
terug toen ik de deur uitging, en allicht had eene opmerking
zijnerzijds, over mijne tegenwoordigheid op die plaats, kunnen doen
gissen dat ik alles gehoord had. Ik zeide dus maar, dat ik in het
salon niemand gevonden had. Hij ging mij nu aandienen en ik
moest op nieuw binnentreden.
Wanda was alleen in het salon. Zij stond voor de kooi en
voederde haren gelief koosden vogel, blijkbaar echter alleen om zich
een houding te geven. Zij zag er zoo bleek uit als jasmijnbloesem,
en hare hand was koud en beefdealleen de schoone oogen brandden
met onheilspeilenden gloed,
i Ik zou niet kunnen zeggen dat ons onderhoud zeer levendig ge-
weest is. Ter loops gaf zij haar leedwezen te kennen dat ons
verkeer nu afgebroken zou wordenmet koele beleefdheid vroeg
zij naar de plaats mijner bestemming en het doel mijner reis en