Buitenland. dertigjarige moeder verkeert intnsschen in vrij kalmen toestand. Er is eene ster verdwenen, welke langen tijd aan den Parijschen hemel met onheilspellenden luister flonkerde. Cora Pearl, de heldin van alom bekende schandalen, zij die in zoo menig menschenleven haren verderfelijken invloed heeft doen gevoelen, is afgetakeld; reeds geruimen tijd was zij op reform gesteld, de vette jaren van 't keizerrijk waren verdwenen en de rimpels kwamen opdagendoor vroegere beschermers verlaten, gemeden door elk heertje, dat nog wat te verliezen had, door schuldeischers in 't naauw ge- bragt, kon zij zich niet meer staande houden op 't hellend vlak, waarop zij zich bewoog. Een uitstapje naar Duitschland bragt ook al geen heil aan, zoodat paarden, rijtuigen, hotel met al wat de verfijnde weelde onzer dagen vermag uit te denken, kortom al datgene, waarmede zij jaren lang de wereld overblufte en den hemel tergde, onder den hamer kwamhare diamanten waren reeds vroeger naar Amsterdam gereisd om nimmer terug te keeren en zij zelf verlaat nu het tooneel harer uitspattingen om zich in haar vaderland Brittannië terug te trekken en daar in 't niet te ver zinken, mogelijk ook om na verloop van tijd weer op te duiken en als drinkende, mopperende logcsluitster in Drury Lane haar rijk gestoffeerde gelukzoeksters-leven te eindigen in welverdiende vergetelheid. De taal der Insecten. Het is merkwaardig om na te gaan, waartoe de mededeelings- organen der bijen in staat zijn. Al kunnen wij de taal dezer diertjes niet verstaan, zoo is toch uit de uitvoerigste en naauw- keurigste waarnemingen gebleken, dat die organen in ruime mate voorhanden zijn. Zoo is b. v. aan de wachten, welke de bijen des zomers nacht en dag aan den ingang harer korven in dienst hebben, bij hare andere bezigheden ook opgedragen, al de van buiten komende tijdingen aan de inwoners der bijenkorf mede te deelen. Volgens den waarnemer de Fravicre bezitten zij daartoe een aantal verschillende toonbuigingen in hare stem. die door de luchtgaten der borst en van het achterlijf voortgebragt worden. Iedere toon buiging heeft eene bijzondere beteekenis. Zoodra eene bij met gewigtig nieuws aaukomt, wordt zij terstond omringd, stoot twee of drie schelle toonen uit en raakt eene andere bij met hare lange, buigzame en zeer gevoelige voelhorens aan, die uit niet minder dan 12 of 13 leden bestaan. De kameraad deelt het nieuws op dezelfde wijze aan anderen mede en spoedig is zoodoende het nieuws door de geheele korf verspreid. Is het goed nieuws, b. v. de ontdekking van een voorraad suiker of honig, of wel een akker met bloeijetide vruchten, dan blijft alles in orde. Betreft het echter een dreigend gevaar of de tijding, dat vreemde dieren in de korf willen binnen dringen, dan heerscht er groote opschudding. Het schijnt dat zulke nieuwstijdingen het eerst aan de koningin worden medegedeeld, die voor de gewigtigste persoon iu den Staat doorgaat. De taal der bijen wordt zoowel door toonen als gebaren tewecg- gebragt en ongetwijfeld kunnen de bijen elkander met hulp daarvan, niet alleen in het algemeen, maar ook wat bepaalde en zeer ver schillende zaken aangaat, verstuan. Na de ontdekking van suiker of een anderen schat van voedsel, door eene bij gedaan, verschijnt onmiddelijk een groote zwerm bijen op die plaats, hetgeen natuurlijk slechts door de mededeeling der outdekster aan hare natuurgenooten geschieden kan. Plaatst men, volgens Landois, een schoteltje met honig vóór eene bijenkorf, dan komen slechts aanvankelijk eenige bijen te voorschijn, waarvan enkele een geluid, overeenkomende met dat van tüt, tut, tüt, voortbrengen. Dit stemgeluid is vrij boog en gelijk aan dat, hetwelk eene gevangen bij laat hooren. Op dit geroep komt onmiddelijk een groote zwerm bijen uit de korf te voorschijn, ora den aangeboden honig in te zamelen. Wanneer in het voorjaar de bijenhouder de aandacht der bijen wil vestigen op de door hem in de nabijheid der korf geplaatste hoeveelheid water, wenschte zij mij een voorspoedigen overtocht. Eerst op het laatst kwam zij nog eens op de vervulling van haar verlangen terug, waarvoor zij mij dank betuigde. „En als wij elkaar niet meer wederzien, blijf mijn vriend en beoordeel mij niet hardsmeekte zij. Ik weet niet boe het kwam, dat ik de ijskoude hand, die zij mij reikte, aan mijne lippen bracht. Het was mij in dat oogenblik alsof ik nooit eene reinere gekust had. Aan Austin zeide ik natuurlijk niets van alles wat ik gehoord had. Hij zag er niet meer zoo verslagen uit, als op deu dag van het niet tot stand gekomen duel, doch zijn opgeruimde stemming had hij evenwel nog niet weder teruggekregen. Ernstig als hij was, en een weinig schuw in den omgang, had hij elke opheldering opzettelijk ontweken, ja hij vermeed het zelfs, aan de gesprekken van ons tafelgezelschap deel te nemen, zoodra er sprake was van den graaf, diens gezellin en de zonderlinge ver houding tusschen die beiden. Dikwijls bleef hij ook geheel weg. Dat hij de zaak nog niet gansch en al te boveu gekomen was, bemerkte ik wel, maar ik mocht gelooven dat hij op weg was om genezen te worden, en zoo beval ik hem dan tot afscheid als vertrooster zijn werk aan, dat ik bij mijne terugkomst voltooid hoopte te vinden. Wij scheidden spoedig daarop van elkaar; den volgenden ochtend zeer vroeg zou ik op reis gaan en Austin be loofde mij nog dat hij aan liet station zou komen. Hij verscheen er niet; ik hield het er voor dat hij zich verslapen had en dacht er verder niet meer over. In zijne plaats ontmoette ik Brüohner, die met denzelfden trein voor een paar dagen naar Pistoja wilde gaan. Hij verhaalde mij dat hij van den chevalier De Lanzac uit Nizza een brief had ontvangen, waarin deze melding maakte van den heer Von Krochow, met wien hij te Monaco de twijfelachtige eer had gehad in kennis te komen. Na aanzienlijke verliezen aan de speelbank had genoemde heer den Monte Carlo plotseling ttoarwel gezegd en in de haast vergeten zijne rekeningen te vereffenen. „Uit een passage in dien brief" zeide de jonge schilder, „is op te maken dat de lieer Yon Krochow er zelfs geen bezwaar in vond, met het oog op zekere nimmer verjarende verplichtingen jegens zijne vrouw, den chevalier schatting op te leggen. Naur het schijnt wil deze voortreffelijke echtgenoot, die op zoo practische wijze partij weet te trekken van het verledene, zijne waardige gemalin bekend maken met de grootmoedigheid van haren vooimaligen aanbidder, want ik ontmoette gisteren zijn rechtschapen tronie in de Birreria Cornelio. Het gelag wordt natuurlijk ditmaal betaald door den tegenwoordigen schoonzoon. Zoo slaat men ook munt uit het heden en misschien zal er ook wel op de toekomst geanticipeerd worden." Hij zinspeelde op Austinik sprak het beslist tegen, doch hij haalde spottend de schouders op. Ofschoon ik wist, dat hij van mijn jongen vriend geen goed meer wilde hooren, verzocht ik hem, toen hij uitsteeg, toch mijne groeten aan hem over te brengen en hem uit te noodigen om mij van tijd tot tijd te schrijven. Hoe daarna de weken omvlogen, terwijl ik van Milaan naar dat de bij noodig heeft voor het bereiden van liet voedsel, dan behoeft hij slechts een met honig bestreken stokje voor de opening der korven te houden en de weinige bijen, die zich het eerst daarop nederzetten, daarmede naar die plaats te dragen. Deze zijn vol doende om bij hare terugkomst in de korf de aanwezigheid van het water, alsmede de plaats, aan de geheele kolonie meds te deelen. Het beste middel om elkander te verstaan hebben de bijen echter in hare voelhorens, waarmede zij elkander aanraken en wel altijd op verschillende wijze. Het beste kan men deze mededeeling door het aanraken der voelhorens gadeslaan, wanneer men aan eene korf hare koningin ontneemt. Eerst eenigen tijd, ongeveer een uur na deze treurige gebeurtenis, wordt dit een klein gedeelte der bevolking gewaar, dat dan onmiddelijk ophoudt te werken en haastig op de raat heen- en weêrloopt. Dit betreft slechts een gedeelte der korf en slechts e'éne zijde der raat. Spoedig echter komen de oproerige bijen uit den kleinen kring te voorschijn, waarin zij zich aanvankelijk bewogen en wanneer zij andere bijeu ontmoeten, kruisen zij onderling hare voelhorens en raken zij elkander zachtkens aan. De bijen, die den indruk van het aanraken der voelhorens ontvangen hebben, worden op hare beurt onrustig en deelen deze onrust en verwarring op dezelfde wijze mede in de audere gedeelten der korf. De wanorde neemt schrikbarend toe, verspreidt zich ook aan den anderen kant der raat en eindelijk onder de geheele bevolking, totdat eene algemeene verwarring ontstaat. Dergelijke waarnemingen als bij deze vernuftige diertjes zijn echter ook bij de kevers gedaan. Zoo bezitten de zoogenaamde „doodgravers," evenals het grootste aantal hunner raedekevers, een rasptoestel, waarmede zij een ratelenden toon voortbrengen, die hun o. a. ook dienstig is om elkander voor het verrigten van hunnen gemeenschappelijken arbeid bijeen Ie roepen. In ieder geval kunnen zij elkander door middel hunner voelhorens verstaan of mededeelingen doen. Hetzelfde geldt ook voor alle kevers zonder uitzondering, en het is aan geen twijfel onderhevig, dut zij hunne dikwerf zeer menigvuldige en zelfs zonderling gevormde voelhorens, geheel op dezelfde wijze als dc bijen en mieren, tot onderlinge mededeelingen gebruiken, ofschoon deze eenvoudiger zijn dan die van de genoemde diertjes. De heer Goelitz van Marysville, in Noord-Amerikn, schreef daaromtrent het volgende aan dr, Buchner: „ln de maand Julij van het vorige jaar (1876) vond ik op zekeren dag op mijn land een hoop vcrsche aarde, als een molshoop, waarop ecu zwart- en roodgestreepte kever met lange pooten bezig was met den grond voor een gat op te ruimen en gelijk te maken. Nadat ik dit werken een tijd lang had gadegeslagen, ontdekte ik eeu tweedeu kever van dezelfde soort, die uit het inwendige gedeelte van het gat een hoopje aarde naar de opening opwerkte en vervolgens weder in den hoop verdween. Om de vier of vijf minuten kwam er een hoopje aarde uit het gat te voorschiju, dat de eerstgenoemde kever wegvoerde. Bijna een half uur was ik getuige vau deze bezigheid. Daan a kwam de kever, die vau binnen gewerkt had, weder te voorschijn en begaf zich naar zijnen medekever. Beiden staken nu liuone kopjes bij elkander en maakten blijkbaar eeue afspraak, want onmiddelijk verwisselden zij het werk. Die namelijk, welke buiten gewerkt had, ging in den hoop en de andere nam het werk, dat buiten te doen was, op zich." Petry deelt het volgende mede: „Een goudkever, toeloopende naar een meikever, die op zijnen rug in den tuin lag, oin dezen te verslinden, doch hem niet kunnende overmeesteren, liep naar een naaslbijzijnd boschje en kwam met eeu kameraad terug, waarna beiden den meikever overweldigden en naar hun hol sleepten. Ook bij andere kevers heeft men waargenomen, dat zij elkanders hulp inriependit is vooral merkwaardig bij den zoogeuaamden pillen- kever Atteckus of Scarabeua Sacer). Deze heeft namelijk de gewoonte om balletjes uit mest ter grootte van één a twee duim te vervaardigen, waarin hij zijn broed huisvest en die hij zoolang voortrolt tot zij rond en vast geworden en op de plaats gekomen zijn, waar hij ze denkt te gebruiken. Om deze plaats te vinden, moet de kever dikwijls een langen weg afleggen en hij overwint daarbij steeds alle moeijclijkheden van het terrein. Somtijds gebeurt het, dat het balletje in een gat of in eene oneffen heid teregtkoml, waarin de kever het niet verlangt geplaatst te zien en waaruit hij het alleen of met hulp van zijn wijfje niet kau optillen. In dit geval verlaat de kever onmiddelijk het balletje, Breseia, van daar naar mijn landgoederen aan de grenzen, daarop weder naar Milaan en ten slotte in eens door naar Weenen reisde, om daar, schoon met weinig succes, de vereffeniug der geschillen persoonlijk te bevorderen, dat weet gij, mijn waarde; ik heb u dat indertijd zoo uitvoerig verhaald, als onze haastige ontmoeting aan de schilderachtige Douau het veroorloofde. De zaak werd op de lange baan geschoven, ik hoopte telkens op een gunstige wending, die echter niet plaats vond, en toen ik eindelijk inzag, dat de omstandigheden veel veranderd waren bij vroeger en er van eene persoonlijke tusschenkomst zelfs bij de autoriteiten in dergelijke aangelegenheden geen sprake meer kon zijn, was met hopen en wachten het voorjaar verstreken, en de maand Mei maakte reeds aanstalten tegelijk met mij haar afscheid te nemen. Gedurende al dien tijd had ik niet veel brieven ontvangen. Op reis schrijf ik niet gaarne; mijne pen was bovendien door de cor respondentie met mijne schoonzuster, onze rechtsgeleerde raadslieden en allerlei andere personen geheel in beslag genomen. Austin had mij slechts een paar maal een kort bericht gezondenzijn werk ging vooruit, zijn gezondheid was uitmuntend, zijn vertrouwen op de toekomst en zijn belangstelling in de dingen van 't dagelijksche leven namen weder toe. Ik was daarmede zeer in mijn schik en maakte mij niet ongerust toen zijn mededeelingen een geruimen tijd uitbleven. Daar ontving ik plotseling, toen ik reeds met den eeuen voet in den waggon stond, een schrijven van Sir William, dat mij te Florence, te Milaan en God weet waar al niet had nagereisd. Die brief' viel als een ontplofbare granaat in mijn onergdenkend gemoed. Mijn oude vriend bezwoer mij, alles aan te wenden om zijn zoon van zijn rampzalig besluit af te brengen. Hij deed mij ver wijtingen, dat ik er niet reeds vroeger zorg voor gedr.igtn had, Austin te waarschuwen en uit de strikken der gelukzoekster te bevrijden, of althans zijne familie bijtijds te waarschuwen voor het veldwinuen van haren verderfelijken invloed. Schoon Austin tegen over de hem geweigerde toestemming zich op zijn meerderjarigheid beriep, zou ik toch nog alles beproeven wat mogelijk wus om den verblinde de oogen te openen, en, als het niet anders kon, de listige vrouw zelve over te halen om hare eischen te laten varen. Zelfs een aanzienlijke geldelijke opoffering zou de familie zich er gaarne voor getroosten. Dat alles was geschreven in de veronderstelling, dat ik over den stand dezer aangelegenheid volkomen op de hoogte waszelfs werd de naam van het meisje er geen enkele maal iu genoemd. Gij kunt u min of meer een denkbeeld vormen van den toestand waarin ik verkeerde. Ik was niet weinig ontsteld en bespoedigde nu mijn terugkeer natuurlijk nog zooveel als mogelijk was. In een courant, die ik onderweg gekocht had, viel mijn oog op een kleine correspondentie uit Florence; hoofdzakelijk omdat daarin de straat vermeld werd, in welker onmiddellijke nabijheid mijn jonge vriend, aan wien ik mij zooveel liet gelegen liggen, zijne woning had. (Wordt vervolgd. rept zijne vleugels en verheft zich in de lucht. Heeft men geduld genoeg om den afloop nf te wachten, dan ziet men den vlugteling na eenigen tijd, vergezeld van twee of meer kameraden, terugkomen, die nu gezamenlijk het balletje weder aan het rollen brengen. Op de juiste plaats aangekomen, wordt dan met de sterk getande voor- pootcn eeu gat in den grond gegraven, de kogel daarin gedaan en de aarde daarboven weder digtgemaakt." Benoemingen, enz. De luit. ter zee 2de kl. D. Stolp, dienende aan boord van het wachtschip te Hellevoetsluis, wordt met 1 Junij a. s. overgeplaatst aan boord van het artillerie-instructie-vaartuig het Loo, en met dien datum aan boord van dat wachtschip vervangen door den luit. ter zee 2de kl. A. H. Hoekwater. Voorts wordt de o ff. van adro. 3de kl. J. C. Kluit met den 26 dezer geplaatst in de rol van het wachtschip alhier, teu einde gedetacheerd te worden aan boord van het instructievaartuig Urania. Berigten betreffende den Rnssisch-Tnrksclien oorlog. Van het oorlogstooneel in Azië meldt de telegraaf niets belangrijks dan de inneming der tusschen Batoum en Kars gelegen Turksche vesting Ardaganhet tevens van Russische zijde vermelde gevecht bij Kars, hoewel bloedig en hardnekkig, schijnt niets anders dan het gevolg eener verkenning geweest te zijn. De officieus-Russische Nord vestigt de aandacht op een berigt van den Turkschgezindeu correspondent der Daily Telegraph te Batoum, volgens hetwelk de Russen zich jl. Maandag in groot aantal rondom die stad gereed maakten haar aan te vallen. Welnu, zegt de Nord, dan kan het gevecht van den 11 dezer, waarvan de Porte en de Daily Telegraph zooveel ophef gemaakt hebben, ook niet zoo belangrijk, noch in het nadeel der Russen zijn geweest; want van eene belangrijke nederlaag pleegt een leger zich niet binnen drie dagen te herstellen. Evenmin hecht de Nord gewigt aan de Turksche berigten omtrent de landing hij Souknum-Kaleh en den aldaar verwekten opstand onder de Circassicrs in den rug van liet Russische leger. Dat berigt is uit Petersburg tegengesproken, en dat is voor de Nord, die de Turken alleen tot. liegen en vlugleii in staat acht, voldoende. Intnsschen wordt in een later telegram uit Pelorsburg erkend, dat de Turksche vloot Soukoum-Kaleh in de a6ch gelegd heeft, zoudat liet door de Russen verlaten moest worden. Van den Donau valt alleen dit te vermelden, dat de spoorweg brug bij Tckoutch, tusschen Barboche en Jassy, door den hoogen waterstand en de kracht van deu stroom bezweken is. Daar er verscheideue dagen noodig zijn vóór het spoorwegverkeer over eene hulpbrug kan worden hersteld, worden de bewegingen der Russische troepen in Rumauië op nieuw belemmerd, terwijl zware regens ook het gebruik der gewone wegen wederom beraoeijelijken. ST. PETERSBURG; 2U Mei. Eene dépêche van den opper bevelhebber van het leger in den Kaukasus van 19 dezer bevestigt het inneincn van Ardahau. Behalve 60 kanonnen, hebben de Russen een zeer grooten voorraad van provisie en munitie en eene leger plaats van 14 butaillons veroverd. Het verlies der Russen wordt aldus opgegeven: 1 officier en 50 manschappen gedood 4 officieren en 180 man gewond. Volgens een telegram uit Alexandropol van den I9den, bedraagt het aantal stukken geschut, bij Ardahan veroverd, 73. Daaronder zijn er vele van voortreffelijke constructie. De profilen der voor naamste versterkingen hebben zeer groote afmetingen. Het verlies der Turken was 800 dooden. De Keizer vertrekt den 21sten naar het Donau-leger, waar hij den 25sten of 2fsten zal aaukomen. Hij wordt vergezeld door den troonopvolger en den grootvorst Sergis. ERZERUM, 19 Mei. Bij Kars blijft het rustig, de Turken blijven in defensieve houding. In het jongste gevecht werd een Russisch generaal van de cavallerie ernstig gekwetst. WEENEN, 21 Mei. Uit goede bron wordt gemeld, dat de Rumenische regering gisteren Rumeuie's onafhankelijkheid heeft ge proclameerd en aan Turkije den oorlog heeft verklaard. Met dit al werd het geheele Rumenische leger bijeengetrokken in Klein Wallachije en zou het er slechts eene defensieve houding aannemen. Frankrijk. Omtrent het ongeluk te midden van het eskader, dat zich ter reede van Villafranca gereed maakte om naar de golf Juan te vertrekken, worden nog de volgende bijzonder heden vermeld. Het gepantserd schip la Revanche was gereed en de bemanning stond aan het ankerspil, waar het de manoeuvre van het ankerligten verrigt had, toen een vreeselijke ontploffing volgde. Er werden twee hevige schokken gevoeld. Eerst sprong de stoomkast boven den stoomketel en vervolgens barstte met nog veel kolossaler kracht de ketel uiteen. De paniek was ontzettend. Vele manschappen, die niet gekwetst werden, sprongen te water, waarbij een matroos verdronk. Van de tachtig man, die gekwetst werden, hadden 26 doodelijke kwetsuren bekomen. Zij stierven dan ook óf op hetzelfde oogenblik óf eenige oogenblikken later. La Revanche was bemand met 575 koppen en gewapend met 17 kanonnen. Eageland. Een afdoend middel zal men hier te lande aanwenden om in de behoefte aan dienstboden te voorzien; men zal namelijk doodeenvoudig Chinesche koelies importeren. Door tusschenkomst van een firma te Hongkong zal een Londensch huis die aanvoeren. Te Holland Park is reeds een Chinesche wascliinrigting in aanbouw. De lintwerkers in Warwickshire hebben in een loons vermindering van 7| pCt. bewilligd. Italië. Het tijdelijk, gedurende het bezoek der pelgrims, te Rome uitgegeven blad Peregrinus Catholicus resumeert de toespraak, door den H. Vader den 15 dezer tot de Neder- landsche deputatie gehouden, op de volgende wijze: Z. H. loofde den ijver en de trouw der Nederl. Catholieken, en prees ook den geest van verdraagzaamheid, waarvan het Nederl. gouvernement blijk geeft en de vrijheid, welke het den Catholieken in de uitoefening van hunne gods dienst toestaat. Dienaangaande deed Z. H. opmerken, dat, ondanks de naburigheid van een aan de Kerk zoo vijan dige mogendheid (Pruissen), Nederland aan de van het Duitsche grondgebied verdreven priesters en kloosterlingen gastvrijheid verleend had.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1877 | | pagina 2