Buitenland.
Tngezonden.
Frankrijk.
De gunstige resultaten, die de aanvoer van versch vleesch
uit de Yereenigde Staten van Noord Amerika in Engeland,
lieeft opgeleverd, hebben thans ook den ondernemingsgeest
in Frankrijk wakker gemaakt. De stoomboot Labrador,
van de algemeene transatlantische maatschappij, is er geheel
voor ingerigt en uit Havre vertrokken, om zulk een lading
te halen. Gelukt de proef zoo goed als te Liverpool en
Glasgow, dan zal men te Havre dezen nieuwen handel op
groote schaal gaan drijven.
Engeland.
Jl. Donderdag heeft te Birmingham eene groote demon
stratie ter eere van den heer Gladstone plaats gehad; meer dan
30,000 menschen namen er aan deel. De heer G., de
aanwezigen toesprekende, veroordeelde de zigzag-politiek
der regering, die de overeenstemming van Europa had
verbroken en derhalve verantwoordelijk was voor den oorlog.
Hij billijkte de opgewekte volksbeweging en laakte het
Ottomanïsche regeringsstelsel.
De heer Brassey, die pas van eene reis rondom de
wereld teruggekeerd is, beweert in de Times, dat men
wel zou doen, de groote gepantserde schepen, die te gelijk
zware kanonnen dragen en met een ram voorzien zijn, te
vervangen door een groot aantal kleinere schepen, alleen
voor geschut bestemd, en afzonderlijke ramschepen, die dan,
omdat zij geen geschut zouden behoeven te dragen, veel
zwaarder gepantserd konden zijn.
Drie dieven, die 's nachts schepen binnensluipen om,
wanneer ze onbewaakt zijn, ze te bestelen, hebben het leven
verloren te Plymouth. De schoener Leader had jl. Zaturdag
zijn lading gelost, en door den kapt. was bespeurd, dat er
een groot aantal ratten in het ruim waren. Hij besloot
het schip uit te rooken. Des avonds liet hij drie groote
pannen met houtskool en peper vullen, plaatste ze in de
kajuit, in het vooronder en in het ruim, en stak ze aan.
Alle luiken en ingangen werden zorgvuldig gesloten en met
zeilen overdekt om te verhinderen dat eenige lucht binnen
kon komen, waarna de geheele bemanning het schip ver
liet. Toen den volgenden morgen het schip bezocht werd,
zag men, dat pogingen gedaan waren om de kajuit binnen
te dringen. Toen dat mislukt was, waren de hengsels geligt
uit het luik, dat naar het vooronder leidt en toen, nadat het
voldoende gelucht was, de kapt. in het vooronder neder
daalde, vond hij, te midden van doode ratten, twee lijken
liggen en een man, die nog ademde. Deze werd naar het
gasthuis gebragt, doch zijn beide makkers waren reeds koud
en waarschijnlijk sedert een paar uur reeds dood.
Dr. Schliemann, de groote schatgraver, was Dingsdag
te Londen de gast van de Grocer's Company. In eene
redevoering herinnerde hij, hoe ook hij eenmaal van het
edele kruideniers-vak een ijverig beoefenaar was geweest;
eerst in een winkeltje te Mecklenburg, later bij den heer
F. C. Quien, te Amsterdam. Hoe hij opklom tot boek
houder en correspondent bij de firma B. H. Schröder Co.,
te Amsterdam, vervolgens door die firma naar Petersburg
werd gezonden, aldaar zich vestigde en gedurende 18 jaren
als koopman zaken deed, al dien tijd in zijn vrije uren
zich vlijtig aan oudheidkundige studiën wijdde, en zóó de
geleerde en beroemde man werd, die hij thans is dit
alles werd door den doctor op aardigen toon verteld.
«Zonder handel» (aldus besloot Schliemann zijn speech),
«zonder handel geen eerzucht, en zonder eerzucht geen
wetenschap. Daarom, zonder handel zouden de menschen
als dieren zijn. Heeren! ik drink op uwe roemrijke
corporatie. Moge zij bloeijen, zoolang onze aarde door
menschen bewoond wordt!»
Dr. Schliemann was zéér hoffelijk gelijk 't een gast
betaamt. Indien de Londensche kruideniers nu maar
begrijpen, dat hij een geleerd en beroemd man geworden
is niet door, maar ondanks 't kruideniersvak.
Aan de Times is door een correspondent, die onlangs
Canada bereisde, medegedeeld, dat hij er ooggetuige van
was, hoe een aardappelveld in het vlek Hamilton, in Canada,
in 24 uren door den aardappelkever verwoest werd. De
correspondent houdt het voor noodzakelijk, dat stappen
gedaan worden ter verhindering van eene invasie door dezen
vernielenden kever in Engeland. Zoo niet, aldus schrijft
hij, dan zullen wij of onze kinderen te eeniger tijd aard
appelen even duur als nu oesters moeten betalen.
Amerika.
Aan den heer Goshorn, directeur-generaal van de
in 't vorige jaar te Philadelphia gehouden wereldtentoon
stelling, is een merkwaardig huldeblijk aangeboden. Een
tweehonderdtal ingezetenen van Philadelphia had de aanzien
lijke som van 10,000 p. st. bijeengebragt en men had daar
voor een keurige verzameling boeken over litteratuur aan
gekocht, bestaande uit 5000 boekdeelen. Alle waren prachtig
en op dezelfde wijze gebonden; op het titelblad van elk
prijkte het wapen van de stad Philadelphia met de inscriptie:
«Dit boek maakt deel uit van de bibliotheek, die als een
bewijs van eerbied en achting door de burgers van Philadelphia
werd aangeboden aan A. T. Goshorn, voor zijn diensten
in "het organiseren en besturen van de tentoonstelling
van 1876.»
Behalve Goshorn had zich vooral de president der finan
ciële commissie, John "Welsh, ten opzigte dier tentoonstelling
verdienstelijk gemaakt. Ook hij ontving een tastbaar blijk
van de hoogachting zijner medeburgers, en wel een geschenk
van 50,000 dollars. Welsh aanvaardde dit echter niet; hij
hij stelde die som aanstonds ter beschikking voor de oprigting
van een afzonderlijken leerstoel aan de universiteit van
Pennsylvanië, ter herinnering aan het lOOjarig bestaan van
de republiek der Vereenigde Staten.
Men weet niet wat meer te bewonderenof de meer dan
vorstelijke vrijgevigheid dér Amerikanen, óf de onbaat
zuchtigheid van een man als Welsh, die geen oogenblik
aarzelde een som van 50,000 dollars (125,000 gulden) van
de hand te wijzen. Tegenover de staaltjes van «humbug»
en zelfverheerlijking, die ons zoo vaak van gene zijde van
den Oceaan ter oore komen, zegt het Vaderland, mogen
feiten als de bovengenoemde dienen als het bewijs, dat het
de Amerikanen nog aan ware vaderlandsliefde ontbreekt.
Te Baltimore is tentoongesteld een sleepboot van
40 voet lengte en 4 voet diepgang, hebbende een snelheid
van tien Engelsche mijlen in het uur, welk vaartuig met
een stoompomp in beweging wordt gebragt. Water nl.
wordt in den voorsteven ingepompt en aan de plegt uit-
gepompt met voldoende kracht om de boot voort te drijven.
Door de pijpen, waaruit het water stroomt, van rigting te
veranderen, wordt de boot gestuurd. De machinerie is
zeer goedkoop; zij kost slechts duizend dollars voor een
boot van 40 voet. Het nut van deze machines is, dat ze
in smalle vaarten en kanalen niet de deining veroorzaken,
waardoor schroefbooten aan de kanten van vaarten zooveel
nadeel doen.
De uitgever van een Amerikaansch dagblad maakt
onder de rubriek: Legioen van Eer, de namen der ge-
abonneerden openbaar, die stipt hun abonnement betalen.
De ondergetcckendc haast zich te berigten, dat hij, door ver
keerde inlichtingen misleid, in het berigt over de Alkmaarsche
marktkwestie, opgenomen in de Ileldersche en Nieuwedieper Courant
van jl. Zondag, een schrijver aanwees, die verklaart van den inhoud
niets te hebben geweten. Eene verklaring vnn dien heer is hem
waarborg genoeg, dat bedoeld berigt, alleen in dat opzigt, onjuist was.
Alkmaar, 1 Junij 1877. Be berigtgever.
Onder de gemeenten in ons land, die zich in weinige jaren sterk
ontwikkelden, is voorzeker de Helder eene der merkwaardigste.
De zaken werden met ieder jaar uitgebreider; het bevolkings
cijfer klom in korten tijd tot eene ongekende hoogte en het on
misbaar gevolg daarvan was, dat geheel nieuwe straten werden
aangelegd, nieuwe scholen en kerken gebouwd en talrijke winkels
en winkeltjes werden geopend, om toch te kunnen voorzien in de
steeds toenemende behoefte.
Dat waren de gouden jaren niemand dacht aan mogelijken tegen
spoed; men meende de Helder met zijne prachtige haven was
onmisbaar en het merkwaardige, maar niet zeer te prijzen gevolg
was, dat niemand er aan dacht om door gepaste maatregelen handel
en scheepvaart te gerieven, daardoor meer en meer aan deze plaats
te binden en te voorkomen, dat kwellingen, van welken aard ook,
die twee hoofdtakken van ons bestaan van hier zouden verjagen.
Die kwellingen, die zoozeer handel en scheepvaart ondermijnen,
helaas! zij bleven niet uit.
Tallooze klagten werden aangeheven, zoowel door vreemde als
door Nederlandsche gezagvoerders, en zonder twijfel werd daardoor
de uitvoering van het voor deze gemeente zoo noodlottig besluit
verhaast, om door een verkorteu waterweg Amsterdam met de
Noordzee te verbinden.
Het ligt niet in mijn plan die kwellingen, welke trouwens vrij
algemeen bekend zijn, haarfijn uit te pluizen, plagerijen, die
zeer veel geld hebben gekost aan reeders en kooplieden, maar ik
stel eenvoudig deze vraag: Aan wien de schuld?
Was er dan niemand, die zich met succes het lot der scheep
vaart kon aantrekken en door flinke doortastende maatregelen aau
dien onhoudbaren toestand een einde kon maken?
Ja, M. d. R.er was een iemand, en wel in den vorm van de
„Kamer van Koophandel en Fabrieken," waarvan echter velen niet
eens het bestaan vermoedden en zeer velen die de namen der
leden, veel minder hunnen werkkring kenden.
Zij alleen icas in staat om de grieven weg te nemen, waardoor
onze zoo sehooue haven zoozeer in discrediet is gekomen. Zij alleen
is in slaat om, nu de zaken niet meer te veranderen zijn en het
nieuwe kanaal een fait accompli is, door energie nieuwe bronnen
van bestaan te openen.
Niets of ten minste zeer weinig deed ze echter van af hare
oprigting tot op dezen dag.
Heeft zij ooit notitie genomen van de krachtige pogiugen van
eenige energieke ondernemende mannen, die getracht hebben om
een droogdok in deze gemeente tot stand te brengen?
Heeft zij ooit notitie genomen van de pogingen van andere niet
minder voortvarende mannen, die getracht hebben om, door^ecne
concurrentie van sleepbooteu daar te stellen, de hooge tarieven van
sleeploonen en de niet minder hooge eischen van hulp en berg-
loonen te verlagen?
Werden door haar ooit pogingeu in het werk gesteld om een
vast (zelfs al was het wat hoog) tarief van werklooncn op te maken
en in werking te doen treden?
Niets van dat alles, en hoevele andere dringende zaken waren
er niet nog te behandelen. Ik herhaal, dat door dit nooit zich
vertoonen aan het publiek, de Kamer van Koophandel en Fabrieken
voor zc-er velen een onbekend ligehaam was.
Ik zelfkeu de leden daarvan uit het adresboek, en juist daar
door kom ik tot de conclusie, dat er zeer veel schuld ligt bij de
ingezetenen, dat wil zeggen bij hen, die de bevoegdheid hebben
om de leden te kiezen, maar nooit opkwamen ter stembus wanneer
eene nieuwe verkiezing moest plaats hebben, en het dus aan de
leden der genoemde Kamer overlieten, om als het ware zichzelven
te herkiezen. Onder die leden toch, hoewel overigens zeer achtings
waardige ingezetenen dezer gemeente, bevinden zich mannen, die
óf overladen zijn met andere bezigheden, óf, en dit is vooral
opmerkelijk, niets met de scheepvaart noodig hebben, de behoeften
er dus niet "van kennen en bovendien zeer weinig met die men
schen in aanrakiug komen, welke hun op de hoogte zouden kunnen
stellen.
Daardoor vernemen zij niets van de tallooze klagten, daardoor
zien zij slechts den algemeenen voorspoed, en terwijl zij die als
maatstaf aannemen, kunnen zij niet anders dan gcloovcn, dat alles
gaat zoo als het behoort te gaan.
Aan de kiezers dus de hoofdschuld, door mannen, nl zijn zij
overigens nog zoo eerbiedwaardig, tot leden van meergemeld College
te hebben verkozen, die niet in directe betrekking staan tot handel
en scheepvaart, en hoewel de laatste grootendeels voor onze gemeente
als verloren kan worden beschouwd, toch is het nog tijd om andere
bronnen van bestaan op te sporen en te openen, vooral wanneer
wij daarin worden gesteund en aangevoerd door een krachtige
Kamer van Koophandel en Fabrieken.
Weest dus bij eene volgende verkiezing niet laauwoffert een
paar uren op om naar de stembus te gaanbespreekt vooruf de
keuze die moet worden gedaan, opdat de stemmen niet verdeeld
worden, en toont daardoor ten minste, dat het belang dezer
gemeente u ter harte gaat. Flinke, voor vooruitgang gestemde
ondernemende mannen gekozen, en zonder twijfel zal de Helder,
zij het dan ook niet zoo ongezond snel als in de laatste jaren,
zich blijven ontwikkelen, en dit te meer, omdat het dan door
eigen kracht zal geschieden en daardoor ook meer levenskracht zal
^ebbcn. W. en D.
Wat zal op de plaats der afgebrande Westerkerk komen
In dit blad is eene advertentie geplaatst, waarbij Kerkvoogden
der Herv. gemeente alhier eene uitnoodiging aan Heeren Bouw
kundigen brengen om plannen in te leveren voor „een kerkgebouw."
Het zij mij vergund, in het belang der goede zaak, eenige opmer
kingen naar aanleiding der bedoelde advertentie hier neer te schrijven.
Er worden gevraagd plannen voor „een kerkgebouw." Heeren
Kerkvoogden begrepen m. i. terecht, dat het niet voldoende was
eenvoudig een plan te vrageu tot wederopbouw van de vroegere
Westerkerk, juist zooals deze bestaan heeft en ingericht is geweest.
Het geval is toch denkbaar, dat een nieuw gebouw, hoe voortreffe
lijk het oude ook geweest zij, nog beter en doelmatiger en schooner
worde. Daarom worden plannen gevraagd geheel in het algemeen
voor „een kerkgebouw." Ieder bouwkundige kan thans zijn eigen
gedachten in teekening brengen. Alleen wordt opgemerkt, (lat men
kan (doch niet moet) gebruik maken van de overgebleven grond
slagen der Westerkerk. Voorts is ieder geheel vrij.
Juist deze opmerking brengt mij tot hetgeen ik vooral wilde
doen uitkomen en in het licht stellen.
Het kerkgebouw, waarvoor plannen gevraagd worden, is bestemd
om een lokaal te zijn ten behoeve van proiestantschen eeredienst.
Dit legt aan ontwerpers van plannen eigenaardige verplichtingen op.
De vraag, die elk bouwkundige zich met volkomen klaarheid heeft
voor te stellen, is deze: aan welke eischen moet een kerkgebouw
voldoen, dat voor protestantschen eeredienst bestemd is?
Bij den bouw van oudere kérken, ook voor protestantsche ge
meenten, werd deze vraag niet met volkomen bewustheid nog gesteld.
Maar helaas! ook vergeet men wel haar te stellen bij het stichten
van nieuwe gebouwen. Vandaar zoovele onbruikbare lokalen
Vandaar, onder meer, de wansmakelijke Nieuwe Kerk dezer gemeente
Iu den laatsten tijd echter begint men langzamerhand hier en daar
in te zien, dat bij het bouwen van kerken de eigenaardige bestem
ming in het oog moet gevat worden, die ieder byzonder genootschap
voor zijn kerk heeft.
Welke eischen nu stelt het karakter van den protestantschen
eeredienst ann een kerkgebouw? Ziedanr thans de hoofdvraag. Het
zij verre van mij, te vermoeden dat onze bouwkundigen deze vraag
zich niet voorstellen zouden. Maar toch komt het mij, in het
belang der zaak die mij bijzonder ter harte gaat, gewenscht voor,
deze vraag even te bespreken, althans hare overweging met nadruk
aan allen die 't aangaat ann te bevelen.
Mag ik zelf het volgende kortelijk aanstippen?
Een kerkgebouw voor Protestanten moet in de eerste plaats eene
goede gehoorzaal zijn. De geheele iurichting dient hieraan bevor
derlijk te wezen. Er worde dus gezorgd, dat de bezoekers niet
alleen den spreker kunnen zien, neen, maar dat ze hem overal ook
gemakkelijk kunnen hooren. Daartoe moeten zij zelf ook gemakkelijk
en aangenaam zitten. Zij moeten geen hinder hebben van tocht,
van onaangenaam vallend licht, enz. liet gebouw zij niet te hoog,
niet te ruim. Voor goede ventilatie worde gezorgd, zoo mogelijk
ook gelegenheid gegeven tot behoorlijke en matige verwarming.
De plaats voor den spreker worde met oordeel gekozen. De
ouderwetsche „preekstoel" is natuurlijk geen vereischte. Een
„klankbord" boven den preekstoel is een omioodig en niet fraai
versiersel. Reeds zijn er kerkgebouwen, waar de spreker zich,
gausch natuurlijk, op een eenvoudige verhevenheid bevindt. En
wie zag nooit andere lokalen, waarin vele honderden, ja soms
duizenden toehoorders plaats vonden bij voordracht of lezing, zónder
ouderwetsch spreekgestoelte! Niettemin werd er goed verstaan!
Voor de hoorders is zelfs de stand van den spreker op eene slechts
weinig verhevene vrije tribune, zoo ze er maar eens aan gewoon
zijn, verreweg 't verkieslijkst.
In de oude Westerkerk was het orgel opgesteld in een vleugel.
Is dat overeenkomstig de eischen der schoonheidsleer? Ook op deze
vraag dient te worden gedacht.
Voorts zij opgemerkt, dat de gewone gehoorzaal of kerk op
enkele tijden moet kunnen dienen voor de bijzondere plechtigheden,
die bij den protestantschen eeredienst te huis behooren. Als er
nieuwe lidmaten worden bevestigd, is het behoorlijk, dat zij op
geschikte wijze bij de verzamelde gemeente worden binnengeleid
en dan gezamenlijk in het midden van het gebouw, op expresselijk
daarvoor aangebrachte zitplaatsen, zich kunnen neerzetten. De
binnenbetimmering dient derhalve zóó ingericht te wezen, dat, door
verschuiving van banken, of iets dergelijks, gemakkelijk plaats kan
worden gewonnen voor bovengenoemde plechtigheid.
Op andere lijden wordt er avondmaal gevierd, wordt de doop
bediend. Ook hiervoor dient geschikte ruimte en behoorlijke plaats
aanwezig te zijn of gemaakt te kunnen worden, beter dan dit in
ouderwetsche kerken het geval is.
En breekt niet, eindelijk! tot vreugde van alle weidenkenden,
de tijd aau, dat, ook bij den protestantschen eeredienst, op feest
dagen meer dan vroeger aan muziek en zang gelegenheid gegeven
zal worden, door vriendelijke en welklinkende stemmen den eere
dienst op te luisteren? Moet niet aan het inruimen van eene plaats
voor feestzangers ook worden gedacht?
Nog meer zou ik kunnen noemen. Vooral als we nog wilden
spreken over de lokalen, aan de kerken verbonden, waar onderwijs
moet gegeven worden, of over andere, waar vergaderingen worden
gehouden. Maar het genoemde is misschien reeds voldoende om
de opmerkzaamheid op de eigenaardige eischen te vestigen, welke
het zich al duidelijker uitsprekend protestantsch karakter vau den
eeredienst aan den bouw van lokalen, die voor Protestanten bestemd
zijn, stelt.
Onze bouwkundigen hebben, met het oog op deze dingen, eene
schoone taak te vervullen. Mogen zij zich opgewekt gevoelen die
te aanvaardenKerkvoogden willen, blijkens hunne uitnoodiging,
gelukkig meer dan eenvoudig het oude herstellenalthans zij
openen de gelegenheid waardoor nog iets beters dan het oude kan
verrijzen. Zóó behartigen zij zeker het best de belangen der ge
meente. Vinde hunne uitnoodiging ruime beantwoording!
H. VRENDENBERG Cz.
Burgerlijke Staml. Gemeente Helder.
Opgave van Donderdag middag tot Zaturdag middag.
ONDERTROUWDJ. Berg, zeilenmaker en J. M. van den Berg.
N. A. Snel, timmerman en E. C. Bouwhuis. W. Beekes, werkman
en E van Eeckeres. A. Stam, letterzetter en A. Moolhuijsen.
GETROUWD: Geene.
BEVALLENC. J. Maas, geb. Mouton, Z. C. van Goor den
Oosterlingh, geb. van der Helm, Z. E. Fleur, geb. Vermeulen, D.
C. A. M. vnn Smirrcn, geb. van Zuijlen, Z. E. J. A. Pastoor,
geb. Arts, 1). M. P. E. Fabritius, geb. Quekel, D. E. G. E.
Grimijser, geb. Spigt, Z.
OVERLEDEN: W. Rietveld, 10 maanden. R. W. A. Vos,
1 jaar. D. Schuttor, 71 jaren.
Haven van ÏJmuiden.
Binnengekomen
31 Mei. Rembrandt, st., Bordeaux; Astrea, st., Riga; Echt,
st., Newcastle; Cosmopolitan, st., Londen.
1 Junij. Junost., Middell. Zee; Eddgstone, st., Huil; Vesta,
st., Hamburg; Céresst., Reval.