heid, en is een bezoek aan dat gezelschap ieder ten zeerste
te recommanderen.
Het deed ons leed, dat niet als gewoonlijk Dingsdag
van kermis eene voorstelling in den schouwburg plaats
vond; we waren steeds gewoon dien avond bedaard en
kalm daarheen te gaan, den volgenden dag overlatende
aan jongere en meer luidruchtige feestvierendendeheeren
Prot Kistemaker arriveerden met hun gezelschap evenwel
eerst heden morgen en gaven heden avond eene eerste
voorstelling, bestaande in het drama Moeder cn Zoon
gevolgd door het blijspel Twee Echtscheidingen.
De zaal was niet zóó goed bezet als wij dit wel hadden
gewenscht, de uitvoering der geannonceerde stukken was
evenwel zeer verdienstelijk en gelooven wij de tolk te
zijn van allen, die de voorstelling bijwoonden, met te
verklaren, dat onze kermis in jaren niet door een zoo
degelijk tooneelgezelschap is bezocht.»
Men schrijft ons uit* Winkel, dd. 26 dezer:
«Heden hield de Vennootschap «de Model-Boerderij te
Winkel» haar tweede algemeene vergadering. Een groot
aantal vennooten waren uit de gemeente, provincie en
andere deelen des Rijks op genoemde boerderij ter ver
gadering verschenen.
Onder de werkzaamheden behoorde het verkiezen van
een directeur, in plaats van den heer K. Rezelman, die
herkiesbaar was en twee commissarissen, in plaats van de
heeren J. Koomeu en C. Rezelman, die niet dadelijk
weder gekozen mogten worden.
Met algemeene stemmen werd de wakkere directeur,
den heer K. Rezelman, herkozen, zoodat dit voor hem
een streelend genoegen en eenige voldoening mag zijn
voor de groote moeiten en opofferingen, die hij zich voor
de zaak getroost; uit deze eenparige stemming toch blijkt,
dat de Vennootschap zijn groote verdiensten in deze zaak
erkent en geen beteren directeur in zijne plaats stellen kan.
Tot nieuwe commissarissen koos men de heeren F. Groot,
burgemeester van Midwoud en D. van der Stok, burge
meester van Nieuwe Niedorp, van welke heeren de beste
verwachting voor de bevordering van den bloei der Model-
Boerderij te Winkel gekoesterd mogen worden.
Een algemeene geest van tevredenheid heerschte onder
de aandeelhouders; men begreep te regt dat de zaak nog
zoo dadelijk geen winsten kan afwerpen en dat dit eerst
in de toekomst kan geschieden, gelijk dit met zoo menige
onderneming het geval is.
De toestand der «Model-Boerderij te Winkel» is echter
uitmuntend en doet het beste hopen.
Het bestuur bestaat thans uit de heeren directeuren
K. Rezelman en J. Breebaart Kz., beiden te Winkel en
W. Sluis, te Beemster,
en de heeren commissarissen:
Jhr. mr. J. H. van Foreest van der Palm, te Anna
Paulowna; K. Winkel, te Sijbekarspel; N. Loder en A.
Nobel, beiden te Winkel; F. Groot, te Midwoud, en D.
v. d. Stok, te Nieuwe Niedorp.
Na afloop der vergadering vereenigde men zich aan een
gezelligen disch, waarop menige hartelijke toast gedronken
werd en de heer G. H. v. d. Veen, confiseur—patissier, te
Alkmaar, zijn ouden roem handhaafde.»
Jl. Dinsdag is de bark Harmony uit Novascatia,
kapt. Dismore, van St. John, in de buitenhaven van het
Noordzeekanaal aan den grond geraakt, doch gisteren met
vijf sleepbooten afgebragt. Het schip had 12 voet water
in het ruimde lading bestond uit hout.
Het bouwen van eene schutsluis in het Westerkanaal
te Amsterdam, is aangenomen door de hh. de Zwaan Jr. en
Koper, aldaar, voor f 128,587.
De Keizer van Brazilië zal den 15 Juli a. s. Amsterdam
bezoeken, en er eenige dagen vertoeven. De Keizer reist
incognito.
Voor Artis te Amsterdam zijn uit Engeland onder
weg twee zeldzame gestreepte tijgers, van een soort als
het Genootschap tot hiertoe niet bezat, nl. een van Malakka
en een van China. Van den laatsten, wiens huid met zeer
vlokkig haar bezet is een bewijs, dat hij in zeer koude
streken thuis hoort bezit het Zoölogisch Kabinet te
Leiden een opgezet exemplaar, dat reeds zeldzaam heet.
Eene der hoofdprijzen van de verloting der jongste
tuinbouwtentoonstelling te Amsterdam, de groote gebeeld
houwde tuinvaas ter waarde van f 250, is niet door den
trekker opgeëischt. Het schoone stuk is nu door een of
ander ongeluk gebroken en ligt in gruizels.
Te Amsterdam, als standplaats der 1ste stelling van
de genie, zijn in garnizoen gekomen de kapt. der genie
R. J. van Moock en de 2de luit. van dat wapen H. J.
van den Broek. Deze officieren zijn belast met het maken
van projecten voor drie forten, te bouwen langs het kanaal
van IJ muiden.
Een merkwaardig geval van loodvergiftiging, schrijft
het N. v. d. D., kwam dezer dagen onder de volgende
omstandigheden voor. Een kindje van zes maanden, dat
bijzonder sterk en ligchamelijk goed ontwikkeld was, werd
van lieverlede mager en bleek. Braken en andere ongunstige
verschijnselen bragten den geneesheer op het vermoeden
van loodvergiftiging. Het keuken-gereedschap werd zeer
naauwkeurig nagezien, maar geen spoor van lood ontdekt.
Toevallig zag de geneesheer het met grijs wasdoek over
trokken kinderwagentje staan. Ook dit werd onderzocht en
't bleek zoo sterk loodhoudend te zijn, dat onder het
verbranden van een klein stukje, onderscheidene kleine
kogeltjes lood op het daaronder gehouden bord vielen.
Terstond werd het gevaarlijk doek verwijderd en van
lieverlede herstelde liet- kind, zonder dat er iets in den
leefregel veranderd werd. Waarschijnlijk dus was het grijze
wasdoek de oorzaak van de ongesteldheid van het kind.
-r- In de Standaard vinden wij voor als kandidaat
optreden het werkwoord candideren!
Te 's Hage is een horologiemakers-bediende gear
resteerd, omdat hij een twintigtal hem ter reparatie toe
vertrouwde horologiën óf naar de bank van leening gebragt
èf verkocht heeft.
In eene schuur nabij Sluis, waarin jl. Vrijdag een
dertigtal personen voor het onweder gevlugt waren, is de
bliksem geslagen. Vier personen werden getroffen en
bleven op de plaats dood.
Jl. Zaturdag avond had de heer P., uit Onderdendam,
het ongeluk in het naburige dorp Kantens met de paarden,
gespannen voor het rijtuig, op hol te geraken. De paarden
liepen het rijtuig tegen de hoornen, die langs den weg
staan, in stukken en de heer P. stortte er uit op den grond,
waardoor hij zoodanig aan het hoofd werd gewond, dat hij
oogenblikkelijk een lijk was.
Men hoort en leest wel eens van wonderlijke wedding
schappen omtrent het gewigt van eene koe enz. enz. Een
eenig geval in zijn soort viel jl. Dingsdag te Groningen
voor. Eenige slagers gingen met een boer, die een levend
varken ter markt bragt, de weddingschap aan, dat, zoo het
beest het gewigt had van 140 KG., zij het dubbel betalen
en anders het varken voor niets zouden hebben.
De boer, die naar zijne meening zeker was van zijn zaak,
nam dit aanbod aan, maar op de groote schaal gewogen,
bleek het juiste gewigt 139A KG. te zijn. De slagers namen
het hun toekomende varken mede en bragten het huis
waarts. Dc boer kon zich er echter niet zoo bij neerleggen
en begaf zich naar het politie-bureau, maar aangezien het
eene particuliere onderneming was, kon de politie er zich
niet mede bemoeijen.
Op verscheidene plaatsen in het buitenland vindt men
lokalen, uitsluitend bestemd ter openbare veiling van eet
waren. Dagelijks op vastgestelde uren kan men er
vleesch, visch, aardappelen, groenten, boter, kaas, eijeren,
grutterswaren, vruchten, wild, gevogelte, verduurzaamde
levensmiddelen, kortom van alles vinden. Ten einde steeds
van al het noodige te zijn voorzien, sluiten de ondernemers
contracten met een aantal leveranciers, of stellen hen ook
zonder dit in de gelegenheid om er hunne koopwaar aan
te voeren. Al wat er wordt ingezonden, wordt na
strenge keuring tot in zeer kleine hoeveelheden bij
opbod verkocht, zoodat menigeen zich onderscheidene be-
noodigdheden beneden den marktprijs kan aanschaffen. Eene
dergelijke inrigting wat het uiterlijk voorkomen betreft,
nog vooreerst op betrekkelijk kleine schaal is sinds
eenige dagen ook te Rotterdam geopend.
Bij een schoolexamen, in een gemeente in Wurtemberg,
werd onlangs den leerlingen opgegeven een brief te schrijven
aan een bestaand persoon en den brief verzegeld en met
een adres voorzien aan den examinator ter hand te stellen.
Deze nam de brieven mede naar huis en door een vergissing
werden zij naar het postkantoor gebragt. Vóór de ont
dekking der vergissing waren de brieven reeds verzonden,
zelfs een naar Amerika en een ander naar Australië.
Reg-tszaken.
Voor de correctionele kamer der arrondissements-regtbank te
Amsterdam (voorzitter mr. L. A. A. van Wensen) werd gisteren
behandeld de bekende zaak tegen P. H. Bruijn, voormalig secretaris
der Amslerdamsche Kanaalmaatschappij, beklaagd wegens misbruik
van vertrouwen en diefstal in loontrekkeude dienst. Een zeer
talrijk publiek was hierbij tegenwoordig, nog meer personen echter
moesten zich vergenoegen met te staan op de binuenplaats voor
het Paleis van Justitie. Behalve de voorzitter, namen als regters
in deze. plaats: de heeren mrs. P. J. Suringar en Ketkaan Macaré;
als ambtenaar van het O. M. fungeerde de subst.-officier van
justitie mr. H. N. Teding van Berkhout; als griffier de subst.-
griffier mr. Meerburg. De beklaagde werd ten circa 11 ure binnen
geleid en antwoordde op de tot hem gerigte rang betreffende naam,
ouderdom, geboorte en woonplaats, dat hij heette Pieter Iïeury
Bruijn, oud 42 jaar, geboren te Rotterdam en wonende tc Amsterdam.
De eerste getuige S. W. Josephus Jitta, voorzitter der Amster-
damsche Kanaalmaatschappij, verklaarde o. a. dat de beklaagde,
sinds 1866 was in dienst der Maatschappij, dat hij sinds 18651 als
secretaris daarbij fungeerde op een tractement van f 4000. Van de
aandeelen in het maatschappelijk kapitaal, groot 100, 500 en 1000
gulden, werden nu en dan stukken ingekocht voor het amortisatie-
fonds. De ingekochte aandeden waren geborgen in een brandkast,
waarvan de secretaris dc sleutel had. In die kast is een kleine,
waarvan getuige den sleutel had. Daarin werd het waarborgfonds
van den aannemer bewaard en de aandeden van het amortisatie
fonds. De administratie berustte voornamelijk bij den secretaris,
die geregeld ten kantore aanwezig was. Hij kon dus bij alle aan
deden komen. Door hem werd de sleutel gevraagd of deze werd
aan hem gegeven, om de coupons van het amortisatiefonds door te
slaan of te knippen.
Dit laatste was eigenlijk een werkzaamheid van getuige, maar,
bij verhindering van hem, werd zij door den secretaris vervuld.
Na die werkzaamheid telde getuige nimmer de stukken over om te
zien of ze in orde waren. Het afgeven van den sleutel kan hoogstens
viermaal per jaar geschied zijn. Beklaagde behoefde geen boek te
houden, maar de registers der aandeelhouders, welke echter in den
laatsten tijd niet zijn bijgehouden. De jaarlijkschc balans werd
door beklaagde opgemaakt en door commissarissen voor goedkeuring
geteekend, met bijvoeging, dat zij de kas hudden nagezien. Dit
werd aan de regering te 's Hage gezonden. In den laatsten tijd
werd opgemerkt, dat er meer aan interessen werd betaald dan
mogelijk was. De zoogenaamde onraadsgelden (de drie precent der
veiilingskosten welke de Maatschappij terugkreeg) heeft hij ten deele
niet verantwoordt. Op de vraag des voorzitters: «waarom de inkoopen
voor het amortisatiefonds niet zijn vernietigd," antwoordde de
getuige: „om ze bij tijdelijk geldgebrek te kunnen beleeuen." De
opulente wijze van leven van beklaagde was door getuige niet op
gemerkt; hij meende dat deze van f 6000 moest leven en ver-
wouderde zich alleen daarover, dat beklaagde jaarlijks met de zijnen
een reis in het buitenland van vier weken kon mnkeD. Getuige
liad echter zoo weinig argwaan, dat hij beklaagde prees, omdat hij
zooveel van dat inkomen kon doen. Van zijn vele uitgaven voor
platen en teekeningen was hem niets bekend.
Op de vraag of beklaagde voor een nominaal bedrag van f 264,000
aan aandeelen heeft ontvreemd, antwoordde getuige dat bij het
juiste bedrag niet kon opgeven..
Op een vrung van den verdediger mr. S. Katz, of de aandeelen
aan beklaagde waren toevertrouwd, antwoordde getuige ontkennend.
Ze lagen in de brandkast eri zijn daaruit weggenomen door beklaagde.
De tweede getuige, de heer August Hendrichs, vice-president
der Amsterdamsche Kanaalmaatschappij, verklaarde hoofdzakelijk
conform de getuigenis van den heer Jitta. Van de bovenbedoelde
kleine kast cn de brandkast had èn de voorzitter èn de aannemer
een sleutel. Met den heer Jitta lid der financiële commissie, had
hij daarom de kas niet altijd geverifieerd, omdat hij in de meening
verkeerde dat, behalve eensloopcnd geld, de kas bij de Nederl.
Bank aanwezig was. Het doorslaan of knippen der coupons ge
schiedde door beklaagde meermalen zonder eenige controle. Even
als de vorige getuige verklaarde deze, dat beklaagde had weggenomen
eenige aandeelen in blanco, volgens de statuten door sommige
commissarissen ten kantore gedeponeerd. Omtrent de opulente
leefwijze van den beklaagde was ook dezen getuige vroeger niets
bekend geweest, slechts eenmaal had hij te zijnen huize een bezoek
gebragt. Hij heeft hem altijd gehouden voor een fatsoenlijk man
van een bedaarde leefwijze, die, behalve eigen inkomen, ook nog
middelen had, o. a. door toelage van zijn schoonvader, die bij hem
in huis woonde, eu uit zijn betrekking als schoolopziener. Op een
vraag des verdedigers verklaarde hij dat beklaagde zijn betrekking
over het algemeen met toewijding had waargenomen, en ook in de
pers, ongevraagd zich de belangen der Maatschappij had aangetrokken.
De derde getuige was jhr. mr. J. W. H. Rutgers van Rozenburg,
advocaat en directeur der Amsterdamsche Kanaalmaatschappij. Hij
verklaarde in hoofdzaak conform het reeds medegedeelde. De
registers van de aandeelen op iiHam waren vroeger goed bijgehouden
of dat in den laatsten tijd geschied was, wist getuige niet. Een
register van de aandeelen in blanco bestond niet. Omtrent de
opulente leefwijze van beklaagde was hem niets bekend geweest.
Getuige nam des zomers gedurende vier weken voor beklaagde het
secretariaat waar en meende, dat hij dien tijd in Doctinchem bij
zijn vader doorbragt. Van groote reizen, door hem in het buiten
land ondernomen, is getuige niets bekend. Zijne handelwijze als
secretaris was zeer slordig; er ontbraken wel eens stukkeu aan het
archief, als men die zocht. Hij was haastig en vrij dikwerf
onattent.
De vierde getuige was de heer G. A. C'roockewit, commissaris
der Amsterdamsche Kanaalmaatschappij, die verklaarde dat hij 10
aandeelen, lot een bedrag van f 1000, ten kantore der Maatschappij
had gedeponeerd. Getuige wist niet dat daaraan thans enkele
aandeelen ontbraken, hij had geen orde gegeven tot verkoop. Het
bedrag van de coupons was hem door beklaagde in geld verant
woord. Beklaagde erkende de mogelijkheid dat hij van de bewuste
aandeelen zich eenige had toegeëigend. Hij wist echter niet dat
zij van den commissaris warenzij lagen los bij de aandeelen uit
het amortisatiefonds.
De vijfde getuige, de commissaris derzelfde Maatschappij, de heer
H. E. Groen van Waarder, legde omtrent zijne aandeelen een
gelijkluidende verklaring af en gaf eenige nadere inlichtingen omtrent
de te veel betaalde renten. Hy verklaarde voorts dat beklaagde
als secretaris zeer uonchelant was. Hij wantrouwde hem echter niet.
De heer Binger deelde eenige bijzonderheden mede omtrent de 2000
aandeelen, die meer gedrukt waren dan noodig waren.
De beklaagde verklaarde dat die aandeelen waren gedrukt om ze
te bezigen ter verwisseling tegen aandeelen op naam, indien deze
daartoe werden aangeboden.
De heer Jitta verklaart hiervan niets te weten.
De getuigen J. T. Nieuwenhuyzen verklaart voor beschuldigde
vele aandeelen verkocht te hebben door middel van den heer Aar-
nasconi, die erkent 212 aandeelen herkocht te hebben.
Nog onderscheidene getuigen werden gehoord, allen meer of
minder nadeelige getuigenissen gevende omtrent de handelingen
.van beklaagde.
Deze erkende dat hij de aandeelen heeft weggenomen, maar
verklaarde niet te weten voor welk bedrag. De slentel van de
brandkast was in zijn bezit, doch die van 't kleine kastje in 'l
bezit vau den Voorzitter. Hij liet dien tusschenbeiden bij hem
afhalen om coupons te knippen, maar ontkende het niet verant
woorden der onraadspenuiogen althans boven 't bedrag vau f 2000.
In de avondzitting werd de behandeling der zaak voortgezet.
Bij 't voorlezen van 't verhandelde van de morgenzitting bleek de
beklaagde op zijne verklaringen terug te komen. Op eene pertinente
vraag des Voorzitters verklaarde hij, dat niet juist is weergegeven
hetgeen hij gezegd heeft. Het bedrag van het door hem ontvreemde
heeft hij niet genoemd 't zou kunnen zijn dat hij niets schuldig was.
De subst.-officier van justitie zeide o. a.„Deze beklaagde is
blootgesteld geweest aan eene groote verzoeking, waaraan hij geen
weerstand heeft kunnen biedenna eens den voet op den weg des
misdrijfs te hebben gezet, is hij steeds dieper eu dieper gevallen.
Van den aanvang der Maatschuppij af aan haar verhouden, daar
hij van den oorspronkelijken concessionaris Jaeger was overgegaan
tot de Maatschappij, heeft hij grooten invloed geoefend, ja zich
een groot gezag aangematigd. Ware er tegeu hem een weinig
wantrouwen geweest, gelijk in alle administratiën tot zekere
hoogte behoort, dan zou hij welligt hier thans niet teregtstaan.
Spreker ging daarop na hoe hij de vrije beschikking heeft gehad
over de vierderlei soorten vnn aandeelen, welke ten kantore der
Maatschappij voorhanden waren. Controle van het bestuur is niet
uitgeoefend.
Spreker rekwireerde de schuldigverklaring van beklaagde aan
diefstal in loontrekkende dienst en misbruik van vertrouwen, met
veroordeeling tot eene gevangenisstraf van 4 jaren en eene geld
boete van 500 gulden.
De advocaat van den beklaagde, mr. S. Katz, begint met de
opmerking dat er in ons land geen misdrijf meer de aandacht en
verontwaardiging opwekt dan een zaak die dc beurs raakt. Het
publiek is daurvoor, helaas! meer op te winden dan voor allerlei
lage misdrijven, als: verkrachting, moord uit onedele beweegredenen,
enz. Spreker heeft met genoegen opgemerkt dat de ambtenaar
van het O. M. meer medelijden toonde met beklaagde, dan velen
uit het publiek. Hij weet daarmede echter niet te rijmen den zwareu
eisch van gevangenisstraf voor vier jaren. Vóór alles, beweert hij,
dat die ambtenaar niet heeft bewezen, dat de ten laste gelegde
feiten hebben plaats gehad in de laatste vijf jaren.
Pleiter wijdt verder eenige woorden van lof aan den noesten
vlijt vau den beklaagde, waaraan het voor een groot deel te danken
is, dat de Kanaalmaatschappij op hare tegenstanders de overwinning
behaalde, liet laat zich dus tot zekere hoogte verklaren, dat hij
de Maatschappij als 't ware met zich zelf vereenzelvigde en de
aandeelen van het amortisatiefonds, die hij hielp behouden, tot zich
rekende te behooren, als ware er sprake van zijn jas. De Maat
schappij toch was een zaak van algemeen belang, niet eene iustel-
liug om winst te maken. O! dezen zondaar mag men wel genade
geven met de woorden: Ga heen cn zondig niet meer. Men denke
ook aan het gebrek aan controle en de daardoor teweeggebragte
verleiding.
Pleiter wijst verder op het eervol verleden van den beklaagde,
op de langdurige preventieve detentie, op zijn diep berouw, op de
ramp voor zijn gezin, en dringt in elk geval aan op de toepassing
der celstraf.
Nadat de subst.-officicr had gerepliceerd, eindigde beklaagde
met het verzoek om celstraf.
De uitspraak is bepaald op Woensdag 4 Julij n. s.