HELDERSCHË
liiV iVIEUWEUlEPER COURANT.
1877. N°.88.
Woensdag 25 Julij.
Jaargang 35.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
Binnenland.
„W ij h u I <1 i g t n
het jf o e (1 e."
Verschijnt Dingsdeg, Donderdag en Zatnrdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
g g franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN M°. 163.
b regels 60 Cents,
Prij der Ad ver ten tién: Van 1—
elke regel meer 15 Cents.
Groote letter» of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
NIken Donderdag vertrekt de mail u&ai
Oost-Indiê. Laatste ligting 's avonds 6 uur.
HELDER en NIEUWE Dl EP, 24 Juiij.
De Zondagschool, opgerigt vanwege de Hervormde
gemeente al hier, heeft weldra tien jaren bestaan. Het
bestuur dier inrigting stelt zich voor, dien stond feestelijk
te vieren. De ondersteuning van belangstellenden in deze
nuttige stichting moge het plan doen gelukken, ten genoege
der talrijke leerlingen.
Jl. Zaturdag bragten een aantal weeskinderen van
hier, onder behoorlijk geleide, den dag te Amsterdam dooi
en bezochten aldaar Artis, 's Avonds keerden zij, wel
voldaan over dit uitstapje, dat door heerlijk weder begun
stigd werd, huiswaarts.
Regenten werden in staat gesteld aan de oudsten der
kinderen dit genot te verschaffen, door eene gift van den
heer A. Lee wens ter gelegenheid van zijn onlangs gevierd
jubilé, vermeerderd nog door eene gift van een ongenoemde.
Naar wij vernemen, zal ook voor de jongere kinderen
van 't gesticht eenige feestelijkheid worden bereid.
Jl. Zondag namiddag werd in Musis Sacrum eene
bijeenkomst gehouden van deelnemers aan de Vereeniging
«Eigen Hulp.» De heer Aberson, die tot deze bijeenkomst
het initiatief had genomen, opende haar. Hij heette de
aanwezigen welkom, wees er op dat, ook na de algemeene
vergadering, het doel, waarnaar gestreefd zal worden,
alsnog niet in bijzonderheden kan worden opgegeven, en
deed uitkomen, hoe de werking der Vereeniging niet het
minst afhankelijk is van plaatselijke toestanden en behoeften.
Vervolgens geschiedde voorlezing van de ledenlijst; van
2)
GORDON BALDWIN.
Novelle va
RUDOLPH LINDAU.
{Vervolg.)
De eerste luidde aldus:
„97, Avenue Friedland.
Woensdag.
Waarde Heer Forbes,
„Wilt gij ons het genoegen doen, Vrijdag avond om zeven uur
bij ons te komen eten? Hartelijk gegroet.
Marie Leiand,
„geb. de Montemars."
„Die vrouw kan het niet laten, iedereen voortdurend er auu te
herinneren, dat zij van voorname familie is en den ouden Leiand
alleen om zijn geld getrouwd heeft. „Geboren de Montemars!"
Wat gaat mij dat aan? Maar Johanna Lelnud is een schoon, ver
standig meisje. Ik heb Vrijdag avond niets bijzonders te doeu.
Ik zal de uitnoodiging aannemen."
Het briefje werd werktuigelijk weder in het couvert gestoken en
ter zijde gelegd.
De tweede brief was een veel uitvoeriger schrijven. Zoodra hij
een blik op het adres geworpen en de hand herkend had, vouwde
Forbcs onder een uitroep van ontevredenheid het papier open eu
begon toen terstond met gespannen aandacht te lezen
„Hakodate (Japan), 2 September 1863.
„Beste George,
„Gij zult mij billijkerwijs moeten toegeven, dat ik u sedert ge-
ruimen tijd niet niet tijdingen van mijn persoon heb lastig gevallen.
Ik zou tl ook nu nog niet schrijvcu, als ik het had kunnen ver
mijden. Ik weet dat mijne brieven u geen genoegen doen en schrijf
u daarom niet gaarne. Ik heb u niets onaangenaams meê te deeleu
en bid u, dezen brief niet ongelezen ter zijde te leggen.
„Toen ik vier jaren geleden te Hakodate aankwam, leerde ik
hier een jongen Engelschman kennen, Gordon Baldwin geheeten.
Hij nam mij, zouder dat ik eenige de minste aanspraak bij hem
kon doen gelden, met hartelijke vriendelijkheid in zijn huis op en
ik ben maanden lang zijn gast geweest. Ik was sedert langen tijd
niet meer aan welwillendheid gewoon. Baldwin's goedheid maakte
een diepen indruk op mij en ik was hem er zeer dankbaar voor.
Ik kreeg hem lief, en hij, die wel gevoelen moest, hoezeer ik hem
genegen was, schonk mij van zijn kant eveneens zijn vriendschap.
Ik was langen tijd als een schip zonder roer her- en derwaarts
geworpen, zonder ergens rust of veiligheid te vinden, en ik durfde
nauwelijks hopen dat het geluk ray eindelijk in een haven gevoerd
had, waar het mij vergund zou zijn, rust te nemeu. Ik dacht
Hakodate binnen weiuige maanden weder te verlaten en was derhalve
in mijne uitlatingen tegenover Buldwin niet zoo voorzichtig als ik
wel had moeten wezen. Ik had bij mijne mededeelingen geen
kwade bedoeling op 't oog. Ik meende dat het mij geoorloofd
zou zijn, het tegenwoordige oogenblik niet door een achterdochtige
terughoudendheid voor mij te bederven. Ik bezit de bedaarde
afgemetenheid, die u kenmerkt, helaas niet!
„Ik vertelde dus aan Baldwin gedurende de lange wandelingen,
die wij met elkaar maakten, het een en ander uit mijn leven. Mijn
naam verzweeg ik hem, want ik wilde de belofte, welke ik u ge
geven had, niet ontrouw worden. Ik noemde mij Grahum. Ik
een [brief van 't hoofdbestuur, houdende magtiging tot
stichting eener districts-vereeniging, en van 't verslag der
algemeene vergadering. Op voorstel van een der leden
werd besloten liet ter tafel gebragte concept-reglement
alsnog niet in behandeling te nemen, maar aan eene Com
missie van 5 leden op te dragen, voorloopig de belangen
dezer Vereeniging hier ter plaatse en voor den omtrek te
behartigen, en zich met het hoofdbestuur in betrekking te
stellen. Tot leden dezer Commissie weiden benoemd de
heeren Polkijn, von Geusau, J. C. Janssen, Spanjaard en
Kloosterhuis. Hij monde van den heer Spanjaard werd
dank gebragt aan den heer Aberson voor zijne bemoeijingen
tot zamenroeping en leiding van deze bijeenkomst.
De 8ste compagnie van het 3de regiment vesting
artillerie uit Willemstad is jl. Zaturdag morgen, onder
bevel van den 2den luit. J. J. A. F. Kunneman, weder
van hier naar hare garnizoensplaats vertrokken. Dienzelfden
dag kwam des namiddags met den inarkttrein hier aan de
3de comp. van genoemd regiment, mede uit Willemstad,
onder bevel van den kapt. P. B. de Koek.
In 's Rijks Marine-Hospitaal overleed j'. Zaturdag
de adelborst 2de kl. jhr. B. In zijn laatste studiejaar
zijnde, nam hij deel aan den oefeningstogt met de Urania,
doch moest wegens ziekte vooreenige dagen alhier achter
blijven. Het stoffelijk overschot is Zondag naar Utrecht
vervoerd, om aldaar te worden ter aarde besteld.
Jl. Zaturdag opende de heer Leijding zijn café
restaurant op de Hoofdgracht. Wij zouden hiervan geen
melding maken, ware het niet om de aandacht te vestigen
op den smaakvollen gevel, waarvan de heer A. Vos Rz.,
aannemer alhier, ontwerper en uitvoerder is.
Ook op a. s. Donderdag avond zal het muziekkorps
der Schutterij alhier zich des avonds na afloop der exercitie
op het terrein van 't Hotel Bellevue doen hooren.
Het Kaapsche Volksblad en de Standard and Mail
zcide aan Baldwin, dat ik rijke verwanten bezat, van wie ik door
een ongeluk, waarover ik het stilzwijgen moest bewaren, voor altijd
geseheiden was. Ik sprak ook over u. Gij zult het onverklaarbaar
vinden, want bij u zou de gedachte, om over mij te spreken, nooit
opkomen. Wij verschillen dan ook zeer veel van elkander. Ik
verhaalde niets dan goed van u; ik roemde uwe scherpzinnigheid,
uwe kalmte eu energie. Ik sprak over het buitengewone succes
dat ge in uw leven gehad hebt, en dat gij hoofdzakelijk aan uw
beleid uwe vastberadenheid te danken hebt. Van de verhouding,
waarin wij tot elkander staan, zeide ik hem niets. Ik schetste u
als een vriend mijner jeugd. Gij ziet, grove onbescheidenheden heb
ik niet gepleegd. Het kan u geen nadeel doen, als de eenvoudige,
lichtgeloovige Baldwin aanneemt dat gij een armen slokker, Graliam
geheeten, misschien eens een dienst hebt bewezen.
«Hakodate ligt ver buiten de wereld. Er wonen hier, behalve
de Japanneezen, eenige weinige Engelsclie, Ainerikaansche en Duitsche
kooplieden. Vreemde reizigers verdwalen bijna nooit hierheen. Ik
zag jaren lang niets meer, wat mij aan mijn verleden had kunnen
herinneren, en voelde mij langzamerhand tot een nieuw leven ont
waken. De eerste kleine zaken, die ik ondernam, hadden een goeden
uitslag. Baldwin bezorgde mij crediet te Yokohama, Shanghai en
Hongkong, waardoor ik in staat was, mijn nieuw onverwacht geluk
bij groot ere ondernemingen op de proef te stellen. Alles gelukte
mij en thans bezit ik een bescheiden, eerlijk verworven vermogen
en ben een geacht medelid der vreemde gemeente van Hakodate.
Dit alles heb ik aan Gordon Baldwin te danken. Zonder hem ware
ik te gronde gegaan, want mijne middelen en mijn moed waren
uitgeput toen ik te Yesso aankwam.
„Een paar weken geleden deelde Baldwin mij meê dat hij thans
voornemens was, nadat hij zes jaar lang in China en Japan gewoond
had, een reis naar Europa te maken. Bij die gelegenheid sprak hii
ook uw naam uit, dien hij ongelukkiger wijs niet vergeten had,
ofschoon hij sedert langen tijd niet meer over mijne lippen gekomen
was. Ik luid Baldwin vroeger verhaald; dat gij te Parijs woondet
eu nu verzocht hij mij, zonder te vermoeden dat hij mij daarmede
iets onaangenaams vroeg, hem het genoegen te doen om hem een
introductie-brief aan u mede te geven. Ik kon hem dit niet
weigeren zonder mij in zijne oogen bloot te geven of zijn argwaan
op te wekken. Ik had misschien wel deze of gene uitvlucht kunnen
vinden, maar ik mocht mij niet aan het gevaar bloot stellen dat
het toeval hem met u in aanraking bracht. Ik heb hem dus een
.brief voor u gegeven. Houd nu rekening met de omstandigheden
waaronder dit heeft plaats gehad, en vergeef mij de vrijheid welke
ik mij in deze zaak veroorloofd heb. iiedenk hoe oneindig veel
iik aan Baldwin te.danken heb en bereid hem daarvoor een vriendelijke
ontvangst. Ik heb Baldwin ter loops laten bemerken dat het u
pijnlijk zou kunnen aandoen, als hij u over mijn verleden sprak.
Ik ben volkomen zeker dat hij ieder woord vermijden zal, dat u
in verlegenheid zou kunnen brengen.
„Gij zult in mijn vriend een van de edelste en beste, menschen
leeren kennen. Hij is eenige jaren jonger dan gij; het onaf hankelijke
leven in deu vreemde heeft echter vroegtijdig zijn krachten gerijpt.
Hij is van goede familie, doch zijne nuasle betrekkingen zijn dood
en hij staat zoo goed als geheel alleen in de wereldhij heeft een
aangenaam uiterlijk, is beschaafd en wel opgevoed. Gij zult overal,
waar gij hem voorstelt, eer met hem inleggen. Ik merk hier nog
alleen op, om zijn karakter-teekening zoo volledig te maken als
bevatten verslagen omtrent het bezoek door Engelsche publi-
cisten aan de Kaap gebragt aan het Nederlandsclie escader,
I dat voor Simonstad het anker bad laten vallen. Eenstemmig
is de hooge lof aan de van Galen, het Zilveren Kruis en
de Leeuwarden toegekend en de bezoekers zijn niet uit
gesproken over de hupsche wijze, waarop zij aan boord
der schepen werden ontvangen door de eerste officieren,
Lucardi, van den Bosch en Mureau. Het escader wachtte
op de Curayao uit Indië, om dan naar Batavia te vertrekken.
Met den 16den Augustus verwacht men de in-dienst~
stelling van eenige gepantserde vaartuigen.
Bij het Departement van Koloniën is per telegram
uit lndië het berigt ontvangen, dat de Sultan van Djokjo-
karta is overleden.
De Staatscourant van 24 Maart 11. behelst een ver
gelijkenden staat van de Nederlandsche koopvaardijvloot
op 31 Dec. 1875 en op 31 Dec. 1876. Wegens verbeterde
opgaven, is die staat in de Staatscourant van jl. Zaturdag
herplaatst. Daaruit blijkt, dat de Nederlandsche koopvaardij
vloot op 31 Dec. 1875 telde 1835 schepen, metende
526,524 tonnen (oude meting), en op 31 Dec. 1876 1786
schepen, metende 1,187,964 M3.
De Nederlandsche Vereeniging tot afschaffing van
sterken drank heeft haar 33ste jaarverslag (over 1876)
bij hare gewone uitgevers a 30 cents het licht doen zien.
Het bevat, na eenige algemeene beschouwingen, een uit
voerig overzigt van de werkzaamheid en den staat der
Vereeniging en harer departementen. Vervolgens behelst
het (van bi. 4168) het herzien algemeen reglement en
de daarover gevoerde discussie in de buitengewone alge
meene vergadering van 16 Dec. 1876. Wat de financiën
betreft, de gewone ontvangsten en uitgaven over 1875
gaven een nadeelig saldo van f 724.19±, terwijl de buiten
gewone over dat jaar eene voordeelige rest lieten van
f 10571. De penningmeester voegt er bij, dat wederom
gij daar belang in kunt stellen, dat hij reeds een niet onaanzienlijk
vermogen bezit, en dat zijn zaak te Hakodate, waarvan hij tijdens
zijne afwezigheid mij het beheer heeft opgedragen, hem in de laatste
jaren 20 a 25,000 dollars per jaar opgeleverd heeft.
„En nu zeg ik u vaarwel, beste George. Ik verwacht geen ant
woord van u op dezen brief, en het is niet waarschijnlijk dat ik
spoedig weder aanleiding zal hebben om u te schrijven.
„Met onveranderde liefde
„Uw Thomas."
De bediende trad op het oogenblik, dat Forbes de lezing van
dezen langen brief ten einde gebracht had, dc kanier binnen om te
zeggen dat het ontbijt gereed stond. Forbes vouwde den brief dicht,
stak hem iu den zijzak van zijn rok en begaf zich met een peinzenden
blik naar de eetzaal.
II
In een der voornaamste café's op de Boulevard des Italiens zat
aan een kleine tafel, die voor twee personen gedekt was, een jonge
man tusschen de vijf- en achtentwintig jaar. Zijn uiterlijk had
reeds de aandacht van den kellncr, van de „dame de comptoir"
en van verscheidene gasten getrokken; want ofschoon men den
vreemdeling bij den eersten oogopslag kon aanzien, dat hij tot
do deftige kringen behoorde, scheen hij toch in de met verfijnde
weelde ingerichte zaal, te midden der elegante dames en heeren,
die aan de naburige tafel zaten, volstrekt niet öp zijn plaats. Ilij
droeg een verschoten reisgewaad, dat, evenals hij zelf, wind en
weder moest getrotseerd hebben. Hij had gewoon blond haar en
heldere grijze oogen, voor welke de nieuwsgierige blik der gasten,
die hem van top tot teen wilden opnemen, onwillekeurig en in
alle haast was teruggedeinsd. De neus en de mond waren groot,
doch volstrekt niet leelijk; het voorhoofd was hoog en, tot op een
vingerbreedte boven de wenkbrauwen, waar de hoed het tegen de
zon beschermd had, in het oogloopend blank. Het overige deel
van het hoekige, energieke gelaat was door de zon sterk gebruind
en leverde in kleur een zonderling contrast op met het melkwitte
voorhoofd, het geele haar en de grijsblauwe oogen. Hij droeg een
langen, rossig blonden knevel, die over de fijne mondhoeken hceuviel.
De vaste, flinke blik, het kleine, ronde hoofd, de breede schouders,
de krachtige borst, de lange beenen, de groote, welgevormde, ge
spierde handen vormden samen een geheel, dat onwillekeurig aan
lang vervlogen tijden herinnerde. Een ijzeren helm en een wichtig
zwaard hadden veel beter bij de gestalte van dezen vreemdeling
gepast, dan de hooge, zwarte hoed eu de lichte wandelstok, welke
hij bij zijn komst in de zaal aan een kellner afgegeven had.
De jonge man had reeds herhaalde malen op zijn horloge gezien.
Met klokslag zeven wenkte hij ecu der dienstdoende kellners, die
onmiddellijk naast hem stond eu onderdanig vraagde wat er van
zijn dienst was.
„Geef mij een goed diner," was liet antwoord.
„Belieft mijnheer geen bepaalde keus te doen?"
„Dat moet gij maar voor mij doen. Geef mij een goed diner."
„Mijnheer heeft immers bevolen, voor twee personen te dekken?"
„Ja, maar mijn vriend schijnt niet te komen. Voor het geval
hij straks nog komt, kunt gij hem dan dadelijk bedienen."
De vreemdeling sprak het Frausch zeer vloeiend, maar met een
vrij sterk Eugelsch accent. De ervaren kellner, wien sedert tien
jaren groote en rijke personages uit alle mogelijke lauden en gewesten
gepasseerd waren, classificeerde bij zich zelf den nieuwen gast als