HELRERSCHE
EK K1EIIWE1MEPER COÜRAKT.
1877. N°. 91.
Woensdag 1 Augustus.
Jaargang 35.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
„W ij huldigen
het goed e."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zatnrdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.80.
franco per post - 1.66.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Burean: M O L E S P L E I N JI°. 163.
Prij der Advertentie'n: Van 11 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden nnr.r plaatsruimte berekend.
Hlkcn Donderdag vertrekt de mail naar
Oost-Indië. Laatste ligling 's avonds 6 uur.
B i n n e n I a n d.
HELDER en NIEUWÈDIEP, 31 Julij.
Z. Exc. de minister van Marine heeft gisteren alhier
o. a. inspectie gehouden over verschillende zaken de zee-
magt betreffende.
Zr. Ms. ramtorenschip Koning der Nederlanden,
kommandant kapt. ter zee Enslie, heeft, naar men ons
verzekert, jl. Zaturdag een proeftogt gemaakt, welke zes
Uren heeft geduurd. De machine moet uitstekend hebben
voldaan aan de gestelde eisclien.
De oefeningstogt met Zr. Ms. instructie-vaartuig
Urania, kommandant luit. ter zee 1ste lel. van der Aa,
is in het laatst der vorige week afgeloopen. De adelborsten
2de kl., ook die der andere jaren, zijn met verlof.
Beroepen te Berkel en Rodenrijs ds. J. D. van
Arkel, predikaat te Broek op Langendijk.
Bedankt voor het beroep naar Meppel door ds. Rijn-
ders, predikant te Middelburg.
Na afgelegd vergelijkend examen door 23 sollicitanten
voor de betrekking van hoofdopzigter van het Ambacht
«de Vier Noorder-Koggen» is het volgend alphabetisch
viertal opgemaakt: A. Kater Jz., van Rotterdam; L. Kui
ler, van Borsselen; H. Rietberg, van ArnhemJ. Sikkema,
van Zwolle.
Men schrijft ons van Texel, dd. 30 dezer:
«Het schijnt wel, dut in het opkoopen der wol al meer
en meer overeenstemming is gekomen; men mist althans
dat levendige in dien handel, ten tijde dat soms vier of vijf
commissionairs ons eiland afliepen. Misschien is ook die
stugheid aan de gecalmeerde prijzen toe te schrijven. Hoe
het zij, de prijs dien men besteedt, blijft 1.05 per kilogram
ongewasscben.»
Aan de Amst. Crt. meldt men van Texel
«Onze eenige haven wordt al meer en meer onbruik
baar, tengevolge van de steeds toenemende verzanding
voor haren ingang. Bij oostelijke winden, wanneer de
waterstand Jaag is, moet de poststoomboot Ada van Holland
de haven verlaten en er voor ten anker gaan, wil zij op
haren tijd vertrekken. Passagiers en brieven worden dan
met een vletje aan boord gebragt. Veeltijds gebeurt het,
6)
GORDON BALDWIN.
Novelle van ETJDOLPH LINDAÜ.
{Vervolg.)
Eens op cen dag dat Forbes tegen een uur na middernacht uit
zijn club thuis kwam, nadat hij Baldwin twee uur vroeger in het
salon vau mevrouw Leland achtergelaten had, zag hij dat er in de
kamer van zijn gast nog licht brandde. Ilij ging hem opzoeken
en zag dat Baldwin nadenkend in zijn kamer op en neer liep.
«Wel," vroeg hij, «wat houdt u zoo laat nog wakker?"
«Ga eens zitten," antwoordde Baldwin, ik moet u spreken."
«Mijn raad is: doe het niet"
«Wat niet?"
«Gn niet trouwen!"
Baldwin staarde hem verbaasd aan.
«Wie heeft u dan gezegd dat ik trouwen wil?" vroeg hy.
«Wel, gij zelf!" hernam Forbes lachend. «Denkt ge dat het nog
voor iemand, wie ook, die u kent, een geheim kan wezen dat gij
op juffrouw Leland verliefd zijt?"
Baldwin bewaarde een poos het stilzwijgen. Toen vatte hij den
afgebroken draad van het gesprek weer op:
«Gij bespaart mij eene inleiding en een bekentenis, hetgeen mij
zeer te stade komt. Ik kan dus dadelijk tot de gcbcurtenisseu van
den afgeloopen avond overgaanSpoedig nadat gij ons verlaten
hadt, vond ik toevallig gelegenheid, om ongestoord met Johanna
te spreken. De heer Leland zat aan de whisttafel; zijne vrouw
had een ouderhoud met de bejaarde dames; Johanna was, nadat
gij u verwijderd hadt, alleen in de kleine zijkamer gebleven, waar
de thee klaargezet was, en daar voegde ik mij bij haar. Ik weet
niet meer hoe het kwam, dat ik haar van mijne liefde sprak.
Kortom, eer ik het zelf wist, had ik gezegd wat mij op het hart
lag. In het oogenblik dat 'ik haar antwoord afwachtte, werden in
het salon de stoelen weggeschoven en maakte men zich daar gereed
om te vertrekken. Johanna rees ijlings op en trad het aangrenzende
vertrek binnen. De gasten namen afscheid en weinige minuten
later bevond ik mij met den heer en mevrouw Leland alleen. Johanna
was verdwenen. Mijn hoofd was nog vervuld van de dingen die
ik zooeven gezegd had, en ik wilde nu tot een beslissing komen.
Ik verhaalde dus met eeu paar woorden wat cr tusschen mij en
Johanna voorgevallen was en verzocht de ouders, mij de hand hunner
dochter te schenken. Dc oude heer'Leland stond verlegeu op en
zeide: «Dat moet gij met mijne vrouw in orde maken;" daarop
stapte hij naar de whisttafel en scheen eensklaps al zijn aandacht
te wijden aan de gewichtige bezigheid om de kaarten en de viesjes
in te pakken. Mevrouw Leland, die bij den schoorsteen was blijven
staan en mij niet uitnoodigde te gaan zitten, richtte met hallluider
dat de stoomboot en andere beladen vaartuigen voor de
monding bij het binnenvallen blijven vastzitten; gevaar en
averijen zijn dan dikwijls het gevolg. De nieuwe stoomboot-
dienst Flevo, die ons in verbinding zal brengen met
Friesland en Noordholland LeeuwardenZaandam, met
aandoen van Texel zal ook daarvan de treurige ge
volgen ondervinden. Eene geregelde communicatie is inder
daad ondoenlijk, alleen wegens die steeds toenemende
belemmering. Het algemeen belang, en speciaal bet belang
van Texel, vordert dan ook verbetering. Waarom met die
verbetering zoolang gedraald? Wacht men op een groot
ongeluk, waarmede menschenlevens gemoeid zullen zijn?
Zien wij links en regts bij onze buren: Vlieland, Terschel
ling, Harlingen, Nicuwediep, overal wordt veel, zeer
veel gedaan voor een goede haven, maar, belaas! bij ons
ontwaren wij niets tot verbetering. Dat zij, wier pligt bet
is in de collegiën van provincie en Staat voor die verbe
tering zorg te dragen, weldra voorstellen doen of inter-
pellatiën rigten, opdat zij zich geen eventuele rampen
behoeven te verwijten.»
Men schrijft ons uit Schagen, dd. 29 dezer:
«In de op den 24 dezer gehouden Raadsvergadering
werd door burgemeester Gn wethouders aangeboden de
gemeente-rekening over het dienstjaar 1876. Deze bedraagt
in ontvangst f 65998.72 en in uitgaaf f 61813.425Onder
deze voor onze gemeente belangrijke cijfers is, wat de
ontvangsten betreft, begrepen het bedrag eener geldleening,
groot f 42250.aangegaan tot delging der bestaande
gemeenteschuld en bestrijding der kosten van demping der
gracht tusschen de Hooge- en Lagezijde; onder de uit
gaven: de kosten dier demping, ad f 25729.05, en de
aflossing der ovengenoemde schuld, tot een bedrag groot
f 14000.De rekening sluit met een voordeelig saldo,
ad f 4185.295.»
A. Dael, de in- en uitbreker bij uitnemendheid, die
verleden jaar, na op onderscheidene inbraken betrapt te
zijn, als soldaat uit de politiekamer te Arnhem wist te
ontsnappen en later, na in Dresden gevangen genomen te
zijn, den nacht vóór zijne uitlevering uit de gevangenis te
Emmerik wist te ontvlugten, is eindelijk te Andijk, nabij
Hoorn, gearresteerd en naar Arnhem overgebragt, waar
hij tevens als deserteur zal teregtstaan. Hij had zich te
Andijk als timmermansknecht verhuurd.
stem een lange toesprank tot mij, waarmede zij in korte woorden
zeggen wilde: Zij wist uit mijn eigen mond en ook door u dat ik
plan had naar Japan terug te keerenzij kon nooit hare toestemming
geven, tot een huwelijk, dat haar noodzaken zou, zich van haar
eenig kind te scheiden. Ik wist niet wat ik hierop antwoorden
moest. De zaak deed zich op eenmaal van eene zoo geheel onver
wacht prozaïsche zijde voor. Ik werd verlegen en herinner mij
niet meer, wat ik ten antwoord gaf. Zij zag mij, terwijl ik sprak,
kalm en zonder eenige deelneming aan; de oude heer Leland pakte
nog altijd de kaarten in. Doch ik kon en wilde mij niet dadelijk
overwonnen verklaren. Johanna had mijn aanzoek niet aangenomen,
maar zij had hel ook niet afgewezen. Ik mocht nog alles hopen.
De moeder zelve kon daaraan niets veranderen. Ik gaf haar dus
eindelijk te verstaan dat ik het van mevrouw Leland ontvangen
antwoord niet als definitief kon aannemen; dat ik de moeder ver
zocht met de dochter te spreken en dat ik verlof vroeg morgen
middag het antwoord te komen halen. Ik kan u niet zeggen, hoe
pijnlijk de koude, onderhandelende toon was, waarop deze zaak
besproken werd. Mevrouw Leland antwoordde: «Ik zal met mijne
dochter spreken. Uw bezoek zal mij ten allen tijde aangenaam
zijn; maar ik zal er nimmer mijne toestemming toe geven dat mijn
eenig kind van mij gescheiden wordt om naar een werelddeel te
trekken, waar zij voor mij zoo goed als verloren zou zijn."
«Daarop ontstond er eene langdurige stilte, eu al dien tijd bleef
zij hare oogen met dezelfde uitdrukking van onvriendelijke koelheid
op mij gevestigd houden. Ik kon mij nog geen duidelijk begrip
van mijn toestand vormen. Ik bewoog mij als in een droom.
Alles was zoo vreemd, zoo volkomen onvoorzien. Ik was bij de
Lelands gekomen gelijk ik er reeds sedert al die weken heenging:
in de hoop van Johanna te zien, maar zonder het bepaalde voor
nemen om mij tegenover haar te verklaren. En nu had ik gesproken,
had niet eens een antwoord van Johanna bekomen en zou nu
plotseling op beslissende, afdoende wijze, als ging het over iets
zeer alledaagsck, genoodzaakt worden van het gehoopte geluk af te
zienIk gevocldo dat het mij op dat oogenblik niet mogelijk
was, een verstandige gedachte te vormen; er bleef mij echter nog
juist genoeg bedaardheid en oordeel over om in te zien dat ik door
een onbezonnen uitdrukking alles onherstelbaar bederven kon. Ik
nam dus mijn hoed eu zeide nog eens: «Itaadpleeg met uwe
dochter cn veroorloof mij dat ik morgen naar mve beslissing kom
vernemen." Weinige oogenblikken later bevond ik mij op straat;
cn sedert cen uur ben ik nu hier. Gij ziet: ik ben kalm; maar
ik beken dat ik in dit geval geen raad weet. Sta mij bij, Forbes.
Wat zou ik doen En als mevrouw Leland mij morgen herhaalt
wat zij mij van daag gezegd heeft? Wat dan? Geef mij eens raad?"
Baldwin sprak in der daad tamelijk bedaard; maar zijne oogen
glinsterden als of hij de koorts had; zijn blik was onvast en zijne
stem had een scherpen klank.
Het Handelsblad wijdt een artikel aan eene Neder-
landsche fabriek, die ons land tot lof strekt, die van goud
en zilverwerken van de heeren van Kempen te Voorschoten.
Drie-en-veertig jaar geleden ving zij aan met een personeel
van 3 personen; thans zijn er 160 werkzaam in de uitge
strekte gebouwen. In 1855 werd de fabriek voor de eerste
maal bekroond te Londen en sinds dien tijd vielen haar
bij herhaling onderscheidingen ten deel. Jaarlijks worden
er 6000 kilo zilver door haar verwerkt.
De Haagsche kroniek van het Handelsblad bevat o. a.
het volgende:
«Van den beschaveuden invloed der pleiziertreine» kon
men dezer dagen te Soheveningen nog getuige zijn. Eene
filantropische spoorwegmaatschappij had een duizendtal
vroede burgers met hunne vrouwen, dochters, tantes en
nichtjes, hunne kabassen, flesscben en pakken voor een
spotprijs naar de hoofdstad vervoerd. De pleiziei reizigers
waren voor het grootste gedeelte onmiddellijk naar 't zee
strand getogen. De poezele maagdelijns, die tegen den
omslag en welligt ook tegen de kosten van een volledig
zeebad opzagen, dachten aan 't halve ei en den legen dop.
Met eene ongedwongenheid, die zij uitsluitend als pleizier-
reizigsters tentoon spreiden, trokken zij laarsjes, kousen en
zelfs de misbare rokken uit, vertrouwden uie aan vaderen
moeder toe, en plonsten toen, het goed opgestroopt in de
hand, met de bloote beenen in de bruisende zee. Zij gaven
als pleizierreizigsters meer te zien en sommigen ook te
bewonderen, dan zij in 't gewone leven zouden durven, en
het pleit voor de zedigheid der omstanders, dat men van
geen Acteon-gevallen vernomen heeft.
Zeker waren zij bevalliger en schokten het schoonheids
gevoel oneindig minder dan hare neven en broers, die,
als Sancho's op magere ezels gezeten, met hunne te lange
beenen over den weg klotsten. Was't billijk, dat de drijvers
alleen de ezels raakten?
Voor een vreemdeling boden die pleiziergasten een aardige
kennismaking met het onvervalscht Hollandsch ras aan.
Men kon daaronder nog den echten Hollander aanwijzen,
die slechts met den trouwrok van 50 jaar geleden en de
groene parapluie de grenspalen zijner geboorteplaats over
schrijdt; die met zijn gansche gevolg voor het hotel Rauch
of een ander ververschingsoord staat te gluren en te over
leggen, voor hij de stoute schoenen aantrekt en er binnenstapt.
Forbes ging naar den schoorsteen, wierp een blik op de pendule,
keek in den spiegel en woelde met de hand door zijn mooi, krullend
haar. Baldwin verloor hem niet uit het oog.
«Denkt gij," vroeg Forbes eindelijk zeer kalm, «dat gij op
juffrouw Leland's bijstand rekenen kuut?"
«Hoe zou ik dat weten?" hernam Baldwin ongeduldig. «Ik
heb u immers gezegd, dat zij mij verlaten heeft zonder mij eenig
antwoord te geven."
«Ja, beste vriend, dan weet ik werkelijk niet wat ik u raden moet."
Hij bracht zijn sigaar, die dreigde uit te gaan, door een paar
haastige trekjes weer aan 't branden.
«Wacht vooreerst tot morgen," ging hij voort. «Hoor eens wat
mama Leland u te vertellen heeft.
«Maar als deze nu eenvoudig herhaalt wat zij mij van avond
gezegd heeft?"
«Wacht dat eerst af."
«Weet gij mij anders niets te zeggen?"
«Met den besten wil niet."
«Dan ben ik dus nog even wijs als vóór uw komst."
Forbes gaf daar geen antwoord op en Baldwin, die nog een
paar minuten zachtjes fluitend, de oogen strak op den grond ge
vestigd, was blijven zitten, zeide eindelijk:
„'t Js goed. Ik zal dus tot morgen wachten." Daarop wreef
hij zich het voorhoofd en de oogen en voegde er bij«Ik beu
doodmoede."
Forbes wenschte hem goeden nacht en verwijderde zich. Een
kwartier later lag hij geeuwend te bed, met. de avondeditie van
zijn courant in de hand, welke hij gewoon was door te lezen voor
hij slapen ging. Nog tien minuten later liet hij het blad op den
grond vallen, blies het licht uit, en kort daarop was hij rustig en
vast ingeslapen.
Den volgenden ochtend omstreeks elf uur ontving Baldwin, die
een slapeloozen nacht doorgebracht had en bleek en neerslachtig
op zijri kamer zat, een briefje van den heer Leland. Het luidde
als volgt:
«Avenue Friedland".
Maandag ochtend.
«Waarde Heer Baldwin,"
«Nadat ge ons gisteren avond verlaten hadt, heb ik nog een
langdurig onderhoud met mijne vrouw en mijne dochter gehad, en
nu rust op mij dc verplichting om u het resultaat dnarvau mede
te deelen. Het spijt mij op mijn woord dat ik u geen goede tijding
kan brengen. Johanna is ons eenig kind en gij zult begrijpen
dat wij ons niet van haar scheiden willen.
Zij is u dankbaar voor den voorslag dien gij hair gedaan hebt
en gevoelt er zich door vereerd; maar zij denkt er niet aan, zich
tegen de uitdrukkelijke begeerte harer ouders te verzetten. Onder
deze omstandigheden zou het vo'or u, en ook voor ons, noodelooa