Buitenland.
Zet dien kurieuzen pleizierreiziger tegen den onbeschaamden,
indringenden Scheveninger, met een gezigt als een zeekrab,
die op het strand den provinciaal langzaam en schuivend
nadert, hem de voor zijn gezigtsorgaan beleedigende inlich
ting geeftDat's de zê, menertjenen daarop onmiddellijk
laat volgen: «Schiet er niets over menertjen?»
Iets verder komen de pleizierreizigers iil het fashionable
kwartier, bij de stalles van het strand, waar de bloem der
badgasten luijert, praat, soest, lacht, koketteert, de heerlijke
zeelucht inademt en misschien ook wel denkt. De laatste
mode naast de ouderwetsche zee.
Zoo'n manden-receptie des ochtends is wezenlijk heel
aardig, 't Losse ochtendtoilet, de frissche zeelucht, de zee,
die altijd dezelfde en toch altijd anders is dit alles
schenkt aan het leven, dat de beautés du jour er houden,
iets pikants en aantrekkelijks. Men zegt, dat de eigenlijke
badgasten zich te Scheveningen op den langen duur ver
velen en mij verwondert dit niets, maar zeker komt die
verveling nooit te voorschijn bij de dolce far niente vóór
het tweede ontbijt.
Ofschoon Scheveningen eenigen tijd gekwijnd heeft, komen
nu de badgasten toch aan. In deze week zullen al de
hotels, behalve het hotel d'Orangc en eenige villa's en
kamers in het dorp, vol zijn. Het eerste vuurwerk, ter
eere van de spoorwegmannen, werd zoo druk bezocht, dat
het terras zelfs te klein scheen.
Jl. Vrijdag avond overleed in den ouderdom van
83 jaren, op zijn buitengoed onder Oegstgeest, jhr. mr. D.
T. Gevers van Endegeest, oud-minister van Buitenlandsche
Zaken en oud-lid der Tweede Kamer.
Te Amsterdam is overleden de heer jhr. Rammelman
Elzevier Jr., oud-gouverneur van Curacao en onderhoorig-
heden, staatsraad in buitengewone dienst.
Te Amsterdam arresteerde de politie jl. Zaturdag
twee schrijvers van brandbrieven.
De hoogste prijs in de Haarlemsche paardenloterij,
eene berline met twee paarden, is ten deel gevallen aan
den heer J. Beije, te Oosterland (Zeeland).
Als eene bijzonderheid, de Delftsche kaasmarkt
betreffende, deelt de D. C. mede, dat door den bouwman
L. van Paassen, te Hof van Delft, een stapel kaas (26 stuks)
ter markt werd gebragt, die niet minder dan 836 KG.
woog of dooreen bijna 30 KG. per stuk. Zoolang de
Delftsche kaasmarkt bestaat is nog nooit een stapel kaas
(in veertien dagen tijds op ééne boerderij gemaakt) van
zóódanig gewigt aangevoerd. Voor dezen enkelen stapel
kaas ontving de boer van den kooper f 253.78.
De heer Henry Havard zet zijn plan om ons land
in alle rigtingen te bezoeken, onvermoeid voort. Jl. Vrijdag
is hij met zijn reisgezel, baron Constant Rebecque met hun
tjalk van Dordrecht vertrokken, om een langdurigen kruis-
togt door Zeeland te doen.
Van tijd tot tijd leest men van ontmoetingen van
schepen met zekere fabelachtige, monsterachtige en in de
zoölogie onbekende zeeslang. Een der jongste verhalen
dienaangaande heeft de heer J. H. van Lennep, te Zeist,
nagespoord, waardoor hij de «slang" heeft teruggebragt tot
de cachelots of potvisschen.
Jl. Vrijdag namiddag werd een soldaat van het garnizoen
te Vlissingen in den waarnemingspost door een op het ijzer
van de schijf afstuitenden kogel in de lies getroffen. De
gewonde is buiten onmiddellijk gevaar.
De Russische oorlogskorvet Bogatyr heeft de reede
van Vlissingen weder verlaten.
Zekere J. II. Bolthof, timmerman, wonende in het
Bornhof te Zutfen, is naar de Zutph. Crt. meldt, dezer dagen
eensklaps door de keel een stuk ijzer kwijt geraakt, dat
volgens zijn verklaring, 42 jaar in zijn hoofd heeft gezeten.
pijnlijk wezen, als gij, zooals gisteren avond uw plan was, van daag
nog eens op uw aanzoek zou willen terugkomen. Ons besluit
staat onherroepelijk vast. Ik wensch u van gauscher harte alles
goeds. Ik hoop ook dat wij elkaar in later tijd nog wel eens weder
ontmoeten zullen en dat wij dan onder andere omstandigheden
weder een verbintenis kunnen aanknoopen, die mij zeer aangenaam
geweest is. Mijne vrouw zend u hare hartelijke groeten en ik
verblijf, waarde Heer Baldwin,
„Uw zeer toegenegen
Frederik Leiand."
Baldwin bleef, nadat hij dezen brief gelezen had, een tijd lang
onbewegelijk, als versteend, zitten.
Om twaalf uur trad een knecht de kamer in, om te zeggen dat
het ontbijt gereed stond en dat de heer Porbes in de eetzaal
wachtte. Baldwin antwoordde dat hij zou komen; maar hij vergat
wat hij gezegd had, en een kwartier later zocht Forbes hem op,
om te zien wat hem zoo lang ophield. Baldwin reikte hem, zonder
een woord te spreken, den brief toe, waar Porbes vluchtig een
blik op sloeg.
„Daar zullen wij na het ontbijt eens over spreken," antwoordde
hij. „Kom nu mede. Het is al half een."
Baldwin volgde zijn gastheer werktuigelijk naar de eetzaal en
zat daar een half uur sprakeloos tegenover hem aan tafel. Porbes
had een lange wandelrit gemaakt en verheugde zich in een uit
muntenden eetlust. Nadat hij dien gestild had, was hij dan ook
bereid zich weder om de hartsaangelegenheden van zijn besten vriend
te bekommeren.
„Geef mij dien brief nog eens," sprak hij, toen hij met Baldwin
in de rookkamer zat„ik dien hem aandachtig te be9tudeeren voor
ik er u mijn meening over zeg."
Daarna stak hij op zijn gemak een sigaar aan, wierp zich in een
stoel, legde zijn beenen op een tabouret die voor hem stond, en
nadat hij het zich op deze wijze gemakkelijk gemaakt en nog een
oogenblik met welgevallen zijn nette kleine laarzen bekeken had,
begon hij te lezen.
„Dien brief heeft mama Leiand gedicteerd," merkte hij op toen
hij tot aan de ouderteekening gevorderd was. „De oude heer zou
nooit zoo iets hebben kunnen schrijven. Ik ken zijn stijl. Zij
heeft overigens haar best gedaan om ongekunsteld en natuurlijk te
schijnen. Hare eigene briefjes zijn fijner afgerond. Doch deze
epistel is in zijn soort toch zoo slecht nog niet. Er ontbreekt, niets
aan. De „geboren de Montemars" heeft harerzijds eiken nieuwen
aanval voorzien en reeds bij voorbaat afgeslagen."
„Forbes, doe mij een genoegen."
„Met pleizier!"
„Ga gij' eens naar mevrouw Leiand; doe een goed woord voor
mij bij haar.
Voor 42 jaar namelijk, toen genoemde B. te Winterswijk
woonde, was bij het afschieten van zijn geweer, de loop in
stukken gesprongen, waarvan enkele hem in liet aagezigt
vlogen. Een stuk, dat hij vertoonde, wegende ongeveer 2
lood, is waarschijnlijk door het linkeroog, dat hij sedert
mist, in het hoofd gedrongen. Al die jaren heeft het er
gezeten, zonder dat hij daarvan bewust was, of er eenigen
hinder van had. Alleen in den laatsten tijd, had hij een
gevoel, alsof hij verkouden was en als zat hem een brok
voor de keel. Het ijzer kwam dan ook ten langen leste
uit de keel te voorschijn.
Een nieuwen vijand van den aardappel heeft men in
het Groningsche opgemerkt, namelijk een naauwelijks zigt-
baar, wit wormpje, dat de stengels der aardappelplanten
doorknaagt, waardoor deze sterven en de knol wegrot.
Uit Oost-Friesland wordt berigt, dat de stroopr ijzen
aldaar, even als in Groningen, in den laatsten tijd aan
merkelijk zijn gedaald. Die prijzen waren dan ook in
Oost-Friesland en Oldenburg exhorbitant hoog, 30 mark
(f 18) de 1000 pond (halve kilo's). Laatstelijk was de
prijs tot de helft gedaald, eene groote misrekening voor
de opkoopers. Op den duur achtte men die lagere prijzen
geen ongeluk voor den landbouw, met het oog op de
onbetwistbare nadeelen van den kolossalen uitvoer van
schier alle stroo, voor den bodem.
De heer H. Boom deelt in de Prov. Dr. Crt. als
volgt eene ontmoeting mede, die hij had bij een bezoek
aan de tentoonstelling te Leeuwarden.
Jl. Dingsdag morgen, even vóór 10 ure, stond ik op
het ruime plein voor het Koninklijk Paleis.
«Zeg eens,» zoo sprak ik een man aan, die in een krui
wagen heel smakelijk dejeuneerde, «is hier ergens in de
buurt het Koninklijk Paleis?»
«Goeijen morgen, meneer!» was zijn antwoord.
Ik ontving hier heel vroeg en gratis een les in de
wellevendheid en hernam: «Goeden morgen, vriendWees
zoo goed en wijs mij even het Paleis, als dat hier in de
buurt mogt wezen.»
Hij keek mij met zijn linkeroog overschuins aan, nam
heel bedaard een pruimpje, stond op, ging links naast mij
staan en zeide: «Hoofd regts! Nou staat regt over jou
phisionomie het Paleis van Z. M. Koning Willem III, die
onlangs zijne vrouw verloor en ik, links kijkende, zie
op de wacht. Nou weet je twee dingen voor'tzelfde geld!»
«Is dat het Paleis? Och, kom; je moet een vreemd
man niet foppen, vriend!»
«Wat blief je?»
«Ik vraag naar een paleis.»
«En ik wijs je op het Paleis en je staat er in levenden
lijve voor. Tien pas vooruitgerukt en je bent er zelfs in,
als je eerst een gulden hebt geofferd.»
«Maar, beste vrienddat is immers geen paleis.»
«Wis en waarachtig is dat een paleis. Is 't meneer soms
niet groot genoeg? Binnen de ramen jou niet breed genoeg
en de ruiten te klein? Is je de verw te smoezelig? Waar
kom je vandaan, meneer! met je welnemen? Ik ben een
Leeuwarder van vaders en moeders kant en dat is het
Paleis en, als de Koning hier is, dau eet ie er in en dan
slaapt ie er in. En meneer» - - hij sprong driftig uit den
kruiwagen en snoot een jongen van 5 jaren, zijn jongen
was het, den neus met het papier, waarin zijn boterham
had gezeten en sloeg toen met de kneukel van zijn regter
wijsvinger op zijn koperen tabaksdoos, precies op den neus
van den onguren Goliath, die den fijnen jongman David
met een spottend Filistijnsch air fixeerde «en meneer!
ik vraag jou, al afgronteert het je ook, weet je nou eigen
lijk wel wat een paleis is?»
„Maar mijn allerbeste vriend, wat valt daar nu nog over te zeggen
Vader, moeder en dochter slaan uw aanzoek eenparig van de
hand. Volg mijn raadwees verstandig; laat de zaak op haar beloop."
Baldwin staarde Porbes met verwondering aan en gaf geen ant
woord. Het scheen wel of laatstgenoemde nu inzag, dat hij, met
oogmerk om de zaak, die hem weinig interesseerde, uit de wereld
te helpen, een onhandigheid begaan had, en ging, met zekere
weifeling in stem en woorden, als iemand die uitvluchten zoekt
en ze onder het spreken hoopt te vinden, in dezer voege voort:
„Verplaats u eens in den toestand van mevrouw LelnndZij
heeft misschien nog niet zoo geheel ongelijkZij wil zich niet
van haar dochter scheidenAls gij een dochter hadt, zoudt gij
dan gaarne zien dat zij naar de Aiuos ging?Kunt gij niet
een nieuw aanzoek op een anderen grondslag te berde brengen?
Kunt gij niet zeggen dat ge in Europa wilt blijven?Misschien
zou op die wijze alles nog naar wensch in orde komen.
Maar wees uw eigen advocaat. Meng geen derde in deze aan
gelegenheid. Dat zou een ongunstiger indruk kunnen maken. Wie
ernstig wil, gaat zelf, wie niet wil, stuurt een ander!"
„Neen, ik moet naar Japan terugkeeren," hernam Baldwin; „mijne
belangen zouden er te zeer onder lijden, als ik nu hier bleef."
„Nu, getroost u dan een opoffering!" antwoordde Forbes.
„Als daarmee alles gewonnen was!" zuchtte Baldwin. „Iedere
penning, die ik bezit, zou ik gaarne prijsgeven, als het mij daardoor
gelukken kon, mevrouw Leiand gunstig voor mij te stemmen. Maar
als een arm man zou ik het niet durven wagen, naar Johauna's
hand te dingen
Hij bleef eensklaps steken en liep een paar maal in gedachten
de kamer op en neer. Daarop vervolgde hij, bijna alsof hij alleen
tot zich zelf 9prak:
„Eén middel ware er misschien nog om de zaak in orde te brengen."
„Welk?"
„Als iemand een gedeelte van mijn zaak, die werkelijk goed en
solide is, van mij wilde koopen."
Hij sloeg een schuchteren blik op Porbes.
„Hoe zou dat te doen zijn?" vroeg deze geeuwend.
„De zaak is mij zelf nog niet recht duidelijk," antwoordde Baldwin;
„het denkbeeld is zooeven eer3t bij mij opgekomen. Ik zal er eens
over denken en er van avond met u over spreken."
„Ja, doe dut," sprak Forbes op onverschilligen toon. Daarop
zag hij op de pendule en voegde er bij: „Ik heb nog eenige
visites te doen. Om zeven uur eet ik in het Cafc Anglais. Wij
kunnen elkaar daar vinden, als ge er niet tegen hebt. In elk
geval zal ik om negen uur thuis zijn." Daarop verliet hij na een
haastigen groet het vertrek." „Ik zie dien mijnheer Gordon Baldwin
al voor den dag komensprak hij bij zich zelf, toen hij buiten
was. „Altijd de oude geschiedenis!" Wordt vervolgd.)
«Een paleis,» antwoordde ik en zette mij in postuur,
de borst vooruit....
«Bedaard, meneer!» viel de man mij in de rede, «ik
ben niet bang voor groote lui's virtuten, want ik ga hier
dikwijls met Engelschen rond en ben dan zooveel als
beerenleider; maar, wat is een paleis, meneer? Dat zal
ik u nu eens zoo klaar maken als dubbel gebeide. Elk
huis, groot of klein, waar den Koning het behaagt zijn
intrek te nemen, is, zoolang Z. M. er woont, een paleis.
Als per exempel de Koning bij mij inkwam en zeide:
«Hier wil ik een paar dagen wezen, Geert!» dan was
mijn kippenhok zoolang een paleis. Ik zou tegen mijne
vrouw en jongens zeggen: Er uit! en ik ging buiten de
deur zitten naast Zr. Ms. kamerheer, met de gouden
sleutels op zijn staatsie-boezeroen. Alles werd Majesteit
wat bij en om den Koning is. Mijue kamer met een tafel
en twee stoelen de jongens zitten bij beurten op
mekander zou een salon wezen en 't hok, waar mijn
kruiwagen *s nachts staat, een kabinet. En als dat nou
een paleis was, zou meneer dan nog vies op dit gebouw
kijken en zeggen: «Och, kom!?» En hoe weet ik dat nou
zoo precies? Dat weet ik, meneer! van mijn buurman,
dat een zwager is van eene vrouw, die al jaren lang het
Paleis helpt schoonmaken als de Koning hier komt, en die
vrouw wist het van de vrouw van den koetsier van
Willem I, die een pruik op had als hij Z. M. reed.»
Toen hij dit gezegd had, ging hij weder aan mijne
linkerhand staan en riep: «Hoofd regts!» Ik deed het
en hij vervolgde: «Dat is nu, onbekende Thomas! het
Paleis!»
Ik tastte in mijne porte-monnaie en gaf den jongen een
dubbeltje en den al wetenden Fries de hand; twee minuten
later stond ik, minus f 1 als entrée en minus f 1 voor
een niet kompleten catalogus, in het voormalige Paleis der
Friesche Stadhouders, het verblijf onzer Koningen, als zij
te midden der Oranje-minnende Friezen zijn, en thans
het Paleis der historie, zooals deze, door duizende kostelijke
voorwerpen, spreken zal tot de duizenden, die komen om
haar te vereeren, sommigen om haar te aanbidden.
Als eene bijzonderheid verdient vermelding, dat
II. Iv. van Zomeren, te Diever (Drenthe), thans 80 jaren
oud, voor dit saizoen op nieuw eene groote jagtacte tot
uitoefening van alle geoorloofd jagtbedrijf, met uitzondering
der lange- en der valkenjagt, heeft aangevraagd. Gedu
rende een reeks van 60 jaren werd door hem zulk eene
acte genomen.
Acht artilleristen, jl. Zaturdag bezig met in een fort
van Parijs oude obussen leeg te maken, zijn door het ont
ploften van hel vat, waarin zij het buskruid verzameld
hadden en dat een hunner bezig was te sluiten, omge
komen.
Het eenige, dat te Cadix en omstreken bloeit, zoo
meldt men vandaar aan de Köln. Ztg., zijn stierengevechten
en rooverijen.
Als men het volk een uitspanning wil bezorgen,
bestaat deze meestal uit eene muziekuitvoering en een
vuurwerk. Een rijk ingezeten van Philadelphia, de heer
Child, meende dat muziek en vuurwerk voor hongerige
magen nog het hoogste genot niet uitmaakten, en hij gaf
bij gelegenheid van den 4 Julij een maal, niet aan het
geheele volk, maar aan de jongens die couranten venten,
wier getal in Philadelphia ruim 600 bedraagt. 568 van de
knapen waren verschenen in eene groote daartoe ingerigte
zaal en kregen een maal uit soep, kippen, vleesch, groenten
en een ruim dessert bestaande. De jongens gedroegen zich
zeer goed; dat zij hun soep dronken en hunne kippen met
de handen aten, was te verwachten en werd ook niet tegen
gegaan. Het eenige, waarover zij zich beklaagden, was
over de pauzen tusschen het eene geregt en het andere.
Dan maakten zij wat veel gedruisch, maar werd dit te erg,
dan liet zich de stem hooren van een der jongens, Sixteen
genaamd, aan wien allen onvoorwaardelijk zich altijd en
ook nu onderwierpen. Voor een republikeinsch volk is die
onderwerping aan een enkele inderdaad opmerkelijk.
De heer Child, die het feest gaf, kon zelf niet tegen
woordig zijn; eenige heeren aan dagbladen verbonden namen
de honneurs waar en geleidden de jongens, na het cfiné,
met een corps muzikanten naar de tentoonstelling in Fair-
mount-park, waar Child de toegangskaarten voor de jongens
had gekocht.
Voor hem, die studie maakt van physionomiën, was de
bijeenkomst goud waard. (Arnh. Crt.)
Benoemingen, enz.
Oost-Indië. Benoemd: tot dokmeester bij het ijzeren drijvend
droogdok, de eerste machinist, tevens assisteut-dokmeester bij dat
dok, J. ïtiedée.
Engeland.
De groote werkstaking der mijnwerkers in West-
Lancashire is de vorige week geëindigd, daar het grootste
gedeelte der werklieden genoegen genomen hebben met de
loonsverlaging van 10 procent. Welk een invloed zulk een
strike op den toestand der gezinnen hebben moet kan men
opmaken uit het feit, dat gedurende de laatste zes weken
de eigenaars der mijnen te zamen drie millioen gulden
minder aan arbeidsloon uitbetaalden dan gewoonlijk.
Onder een spoorweg-waggon, welke op de London
and South-Western-lijn dienst doet, heeft een paar kwik
staarten een nestje gebouwd, waarin thans vier jongen
worden grootgebragt. De waggon loopt vijfmaal daags
tusschen Cosham en Havant en legt te zamen 40 mijlen af.
De stationschef te Cosham deelt mede, dat gedurende de
afwezigheid van den trein het mannetje met blijkbare
belangstelling den terugkeer van zijn gezin pleegt te ver
beiden.
Duitschland.
Op nieuw zijn er te Mülheim colorado-kevers gevonden
en wel in de nabijheid van het terrein, dat men eenige