Buitenland, Onlangs maakte een Dnitsclier te Amsterdam kennis met een jongmensch, dien hij eenige malen op zijn kamer bezocht. De Duitscher zocht eene betrekking, maar slaagde daarin niet. Zijn geld raakte op, en het jongmensch stond den hulpbehoevende herhaaldelijk bij door hem geld te leenen. Deze week maakte de Duitscher van de afwezig heid van zijn weldoener gebruik om een horologe met gouden ketting, dat op een stoel lag, weg te nemen. Hij beleende het en verdween daarop met de noorderzon. De politie, van het geval onderrigt, ontwikkelde zooveel ijver, dat zij reeds den volgenden dag den ondankbare had opgespoord, die nu vooreerst wel onschadelijk zal gemaakt worden. Gisteren was het 205 jaren geleden, dat te 's Hage de gebroeders de Witt door liet gepeupel werden vermoord. Naar men verneemt heeft het hoofdbestuur der Vereeniging Eigen Hulp, op een daartoe vanwege het bestuur van het district Middelburg en omstreken gedaan verzoek om inlichting, te kennen gegeven dat, volgens dc statuten der Vereeniging, handwerkslieden van het lid maatschap zijn uitgesloten. Te Arnhem gaf jl. Vrijdag avond een beschonken verwersknecht aan zijne kameraden te kennen, dat hij een einde aan zijn leven wilde maken. Zijne makkers wilden hem van dit voornemen terughouden, maar toen zij be merkten, dat hij hun goeden raad niet wilde volgen, namen zij hem op en lieten hem een oogenblik met de boenen in de Lauwergracht hangen. Het bad ontnuchterde hem een weinig en hij begreep, dat een langer verblijf in het water schadelijk voor zijne gezondheid zou kunnen wezen. Een agent van politie nam hem toen onder zijne hoede en bragt hem naar liet politie-bureau. Het conflict tusschen den kommandant en den kapel meester der muziek van de schutterij te Kampen is in zooverre uit den weg geruimd, dat de muzikanten voortaan niet meer bij den kommandeerenden officier nieuwe kleeding behoeven aan te vragen, maar direct bij het gemeentebestuur; de muzikanten, die uit eigen beweging met den kapelmeester stadwaarts togen, zullen met boete worden gestraft. Jl. Woensdag nacht ten één ure keerden eenige jongelui, jongens en meisjes, die op de kermis te Avereèst wel wat lang hadden nageplakt, huiswaarts. Ter hoogte van het Leeuweriksvonder, gelegen over de Dedemsvaart, kwamen zij in aanraking met anderen en kregen weldra hevige ruzie. Een van hen, om hulp roepende, werd gehoord door zijn vriend, die aan de overzij der vaart vredig thuis zat. Terstond te hulp snellende, moest hij het vonder passeeren, had daarbij het ongeluk te struikelen en raakte te water. Door het plotselinge bad en de duisternis verward, was hij niet in staat zich zelf te redden, enhet klubje jongens, hem wel in 't water hoorende vallen, stoorde zich aan niets en riepen veeleer «laat hem verzEene meid reikte hem nog eene parapluie toe, die hij echter misgreepde overigen zagen hem voor hunne oogen zinken en in de diepte verdwijnen. Jl. Vrijdag morgen is een paard aan boord van de stoomboot Lemmer, kapt. Boomgaard, op reis van Groningen naar Lemmer, door den bliksem gedood. Passagiers en komeu. Ik heb alle maatregelen genomen om de vervulling van dien wensch te vergemakkelijken. Mijn testament is op het Arneri- kaansche Consulaat gedeponeerd en door een bekwaam jurist in dier voege opgesteld, dat er geen geschillen over mijne nalatenschap kunnen ontstaan. „De reden, waarom ik mij dood, is eenvoudig deze: ik verveel mij. Dit is, volgens uwe meening, nauwelijks een ongeluk te noemen. Gij kunt er u echter geen begrip van maken, hoe onverdragelijk de verveling mettertijd worden kan. Taedet tamdiu eadem fecisse. Het is de eenige Latijnsche spreuk, die ik ken; maar ik versta die beter dan de grootste geleerdeHet wordt vermoeiend, zoolang hetzelfde gedaan te hebbente weten dat men, zoo lang men leeft, hetzelfde doen zal en dat dit zelfde dor en onverkwikkelijk is. „Ik heb er dikwijls leed over gevoeld, u in vroeger jaren den dieust, dien gij mij destijds verzocht hebt, niet bewezen te hebben. Vergeef het mij. Tracht ook te bewerken dat Thomas mij ver geeft. Uwe vrouw heb ik, voor zoover ik weet, nooit onvriendelijk bejegend. Ik hoop dat zij nog dikwijls en in vriendschap aan mij zal denken. „Nadat ik van u, van mevrouw Baldwin en van mijnen broeder afscheid genomen heb, ben ik met de lijst van hen, met wie ik in mijn leven in eenigszins nauwere betrekking stond en van wie ik afscheid nemen wil, gereed. Hoe arm ben ik, rijke man, geweest! Gij, Baldwin, waart mijn beste vriend en hoe weinig waart ge mijn vriend! Thomas was mijn eenige broeder, en sedert jaren was hij dood voor mij cn ik voor hem. Johanna Leiand is uwe vrouw. Eene vrouw die met een ander getrouwd is, een broeder die verdwenen is, en een vriend wien ik onverschillig ben, dat is alles, wat mijn leven vervullen zou. Het was te weinig! „Ik ben in dit oogenblik evenmin opgewonden als bedroefd. Een volmaakte rust, gelijk ik die sedert langen tijd niet meer gesmaakt heb, verkwikt mijn gemoed. De gedachte dat ik, zoodra het mij lust, den last des levens afwerpen kan, geeft mij nieuwen moed. Een kwartier geleden nog, toen ik mij nederzette om u te schrijven, was het mijn voornemen mij lieden avond tedooden. Thans, nu ik beslist weet, dat ik mij om het leven brengen zal, dat. ik alle toebereidselen voor het laatste bedrijf mijns levens beëindigd heb, dut ik deze laatste daad voltrekken kan, zoodra het mij behaagt, nu voel ik de kracht oni de proef nog eenige dagen langer vol te houden. Misschien overkomt mij nog iets nieuws. Ik kan het bedaard afwachten, ik heb niets meer te verliezen en niets meer te vreczên. Verzadigd tot walgens toe en zonder eenige hoop sta ik aan de grens mijns levens. En nu heb ik die grens overschreden. „George Forbes." De commissaris had zich intusschen onledig gehouden met het getelde geld tc verzegelen. Hij legde den brief er bij; daarna trok hij peinzend zijne handschoenen aan, maakte de opmerking dat het laat geworden was, gaf zijn assistent nog eenige bevelen eu verliet het huis tegelijk met Baldwin. Van dezen nam hij aan de deur afscheid, nadat hij hem gezegd had, dat hij den volgenden ochtend vóór dag en dauw in het hötel-Forbes zou zijn en Baldwin ver zoeken moest, er dan eveneens tegenwoordig te willen wezen. Daarop trok hij den kraag van zijn overjas omhoog, stak de handen in de. zakken en sloeg met haastige schreden den weg naar zijne woning in. Baldwin ging ondertusschcn de Avenue de lTmperatricc door. Voor zijn huis bleef hij eenige oogenblikken nadenkend staan, daarna schelde hij en trad binnen. Wordt vervolgd.) bemanning kwamen gelukkig met den schrik vrij, terwijl aan de boot geen schade werd veroorzaakt. De beroemde dr. Conneau, vriend der jeugd en lijf arts van Napoleon III, is op het eiland ICorsika overleden. Het Champagnejaar 1877 moet, wat kwaliteit betreft, een der beste zijn van deze eeuw. Thans wordt er weder colorado-bitter aangekondigd. Waarom ook niet? men heeft wel colorado-marschen of polka's in het leven geroepen. Maar liet getuigt niet van goeden smaak om de voortbrengselen van kunst of nijver heid de naam te geven van een dier, dat de welvaart be dreigt. Van colorado-walsen of veepest-likeur heeft men dan ook nooit gehoord en geen Franschman zou het in het hoofd komen de phylloxera tot etiquette te kiezen voor een nieuw product, dat hij in den handel bragt of voor eene muzikale compositie. Wij hopen dat, wat met dien naam van colorado bestem peld wordt, in zijn naam zelf de kiem van ondergang en vergeteldheid met zich dragen zal. (Arnh. Crt.) De boekhandel heeft nooit in hooge gunst gestaan bij het Eransche gouvernement. Dit ondervindt hij ook nu weder dagelijks; maar zijn lot is benijdenswaard in ver houding tot hetgeen vroeger met de boekhandelaars gebeurde. Lodewijk XIV, die algemeen gehouden wordt voor ecu beschermer der letterkunde, hing een aantal boekverkoopers op en liet andere gecselen, alleen omdat zij boeken hadden uitgegeven «zonder privilegie.» Lodewijk XV, als een luchthartig Koning bekend, die lachte over de werken van Voltaire en Rousseau bewonderde, vergalde het leven der boekverkoopers door galgen, ijzeren kooijen cn geosclroeden, zoodat de moesten naar Holland uitweken. Maar het merkwaardigste feit is wel dat Frans I, die, dank zijne bescherming van Kabelais, doorgaat voor een «Vader dor letteren,» op straffe des doods eiken boekwinkel in Frankrijk liet sluiten. Wat moet wel de toestand van die boek handelaren geweest zijn onder Koningen, die zich niet vermaard hebben gemaakt door hunne liefde voor de letteren. 's Lands wijs, 's lands eer. Men kan een zeer fat soenlijk en ordentelijk mensch en toch een dief zijn, zoo als blijkt uit de Circassische ongeregelde troepen, die in grooto getale uit de Circassische koloniën naar Konstanti- nopel zijn ontboden. Deze menschen gedragen zich on berispelijk; zij zijn rustig, kalm, deftig zelfs en doen niemand cenigen overlast, behalve dat zij alles stelen wat zij grijpen of vatten kunnen. Zij zijn dan ook de schrik voor de winkeliers, want als er een Circassiër binnentreedt, weet hij zeker, dat hij bestolen wordt. Ileeren en clames worden op klaarlichten dag de horologies ontrold, en paarden verdwijnen zonder dat men weet waar zij blijven. Des avonds zetten de vreemdelingen zich in de koffijhuizen neder, luisteren aandachtig naar de muziek, maar koeren met een rijken buit huiswaarts. Het Turksche gouvernement heeft ingezien, dat, zoo het deze diefstallen vervolgde en strafte, alle Circassiërs binnen veertien dagen in de gevangenis zouden zitten. Het heeft hen daarom naar het oorlogsveld gezonden, waar het stelen een anderen naam heeft en ge oorloofd is. Dat in «het jong en schoon Amerika,» het land dei- vrijheid, het land der republikeinsche instellingen, het land der volksregering bij uitnemendheid, alles behalve zoetsappig over tumultmakers gedacht wordt, en krasse maatregelen van bedwang daar alles behalve afkeuring vinden, maar integendeel gewenscht worden, blijkt uit de volgende regelen, die in de New-York Herald, het voornaamste blad der Vereenigde Staten, voorkomen, naar aanleiding der jongste ongeregeldheden door het spoorweg-personeel aldaar aangerigt. «De politie te Chicago,» zegt het blad, «heeft gedacht menschlievend en verstandig te handelen, door de geweren te lossen boven de hoofden der oproermakers, die haar aanvielen. Neen, zij heeft daardoor integendeel, een zeer ernstigen fout begaan, en de gevolgen daarvan dan ook reeds den volgenden dag ondervonden. Er is ter wereld geen enkele goede, geldige reden, om zich te bekommeren over het leven van hen, die zich aan wanordelijkheden schuldig maken. Wie dc openbare orde verstoort, is een wild dier, dat gedood moet worden; ziedaar de waarheid. Men heeft tot dusverre veel te veel zwakheid tegenover het gepeupel betoond. Wij hopen, gaat de New-York Herald voort, «dat de autoriteit in de genoemde stad, en in het geheele land, aan de troepen en aan de politie be velen zal, niet meer boven de hoofden, maar wat lager te mikken, en tegenover oproermakers zoo min mogelijk kogels te vermorsen Een burger, hetzij hij tot de politie of het leger behoort, kan geen nuttiger werk doen dan een oproerling dood te schieten, en verdient er van staatswege een medaille voor.» Iemand, die sedert negen jaren geitenmelk gedronken en altijd zelf geiten gehouden heeft, doet over dit misschien te veel ver waarloosd vocdings-nrtikel in de Landb.-Crt. de volgende mededeeling: Wat de soort of het ras betreft, is 't mij gebleken, dat de lang harige hoornlooze witte geit den naam van liet ras weet ik niet de grootste wordt en tevens de melkrijkste is, ook 't minst onderhevig aan dien walgelijken bijsmaak, dien somwijlen geiten melk bezit. Dien bijsmaak schrijf ik alleen toe aan vochtige lig ging en te nat voer. Wanneer dc inelk dien bijsmaak had, heb ik mij nooit vergist, maar altijd bevonden dat de geiten nat lagen, en eene uitmesting of wel eene behoorlijke laag vcrsch stroo waron voldoende om hem weg te nemen. Hoogst zelden laat ik de geiten uit den stal om ze te laten grazen, doch wanneer dit het geval was, was de minste regenbui, die de geiten trof, voldoende om de melk sterk te doen zijn. 's Zomers, wanneer er versch voer in overvloed is, laat ik haar altijd tusschenbeidc nog wal hooi geven, en zoo het gras, dat gemaaid wordt, nat is, altijd met hooi afwis selen, waardoor ik bijna nooit sterke melk "heb. Bij het uitmesten moet de geit uit den stal worden verwijderd, anders is de eerst volgende maal de melk sterk. Ik ben het dan ook volstrekt niet eens, dat geweide geiten minder sterke melk geven dan gestalde, doch beschouw het als eene dringende noodzakelijkheid, dat de geiten ruim en luchtig worden gestald. Ze kunnen goed tegen koude; ook midden in den winter laat ik ze buiten zetten bij het uitmesten. Over het algemeen komt het mij voor, dat de tegenzin tegen geitenmelk zuiver vooroordee is. Meermalen heb ik menschen, die ze volstrekt niet mogteii, gegeven en zoo ze niet wisten dat het geitenmelk was, roemden zij de hoedanigheid. Bij zorgvuldige verpleging en rnim strooijen, vooral als men er om denkt dat de geit van afwisselend voeder houdt, acht ik deze „melkkoe van den kleinen man" eene weldaad voor velen. En ik geloof, dat menigeen die een tuin heeft, waar de afval thans prijs is, met aankoop van een weinig hooi en stroo, zich met dien afval uit tuin en keuken een weldaad zou bewijzen. Vooral in gezinnen waar men de kinderen melk geeft, is zij onmisbaar, omdat zij on afhankelijk mankt van den soms al te zindelijken melkboer. In geen enkele arbeiderswoning moet het dier ontbreken. Uenoeming-en, enz. Tot inspecteur der gymnasia is benoemd de heer dr. J. G. van Eyken, tc Delft. Belgic. Jl. Zaturchig zijn te Antwerpen do feesten begonnen ter gelegenheid van het 3de eeuwfeest van Rubens, met eene plegtige zitting van het letterkundig congres, door den «Cercle artistique» bijeengeroepen's avonds is op de Place Verte voor liet standbeeld van Rubens de groote cantate uitgevoerd, door Benoit voor deze gelegenheid vervaardigd. Z mdag werd een groote zangwedstrijd gehouden, waar aan 150 koorgezelschappen deelnamen, waaronder de beste uit Frankrijk en Dnitschland. liet merkwaardigste van alles is ongetwijfeld de ten toonstelling van schilderijen en voortbrengselen van kunst en van gravures naar werken van Rubens. Meer dan 1500 gravures op koper, hout of staal, eauxfortes, teeke- ningen, enz. voor een onberekenbare waarde, zijn daar bij elkander gebragt. Deze tentoonstelling, waarop alle werken van Rubens vertegenwoordigd zijn, is de eerste van dezen aard en zal waarschijnlijk ook wel de laatste zijn. Niet alleen uit België, uit bijna de geheele wereld zijn deze werken voor deze gelegenheid afgestaan. De catalogus er van, met uitvoerige beschrijving en bijzonderheden, beslaat 700 pagina's. Gisteren werd in het Museum eene groote marineren buste van Rubens onthuld, waarna men een bezoek aan het graf van den grooten schilder bragt. In weerwil van het minder gunstige weder, was er een grooten toevloed van vreemdelingen en waren er alle mogelijke toebereidselen tot opluistering van 't feest gemaakt. Te Ostende is een badgast verdronken, omdat de wachter van de gereedstaande reddingsboot weigerde in zee te gaan, daar de Pruissische Prins een bad zou nemen en de boot dan noodig was. Te vergeefs smeekte de echt genoot van den in gevaar verkeerenden zwemmer haar man te redden. Een uur later kwam de Duitsche Prins zijn bad nemen en ging de reddingsboot met de Keizerlijke familie in zee. Inmiddels was de man in de golven ver dwenen, zoo meldt de Etoile Beige. Engeland. Tot leniging van den verschrikkelijken nood in het zuiden van Engelsch-Indië, worden in Engeland reeds inzamelingen gedaan, waarvan men ongetwijfeld een rijken toevoer mag verwachten. Maar hoeveel er ook komt, het kan slechts voor een zeer klein gedeelte goed maken wat er geleden wordt. In elk geval moet het Engelsche volk het zijne doen. Yan slechten invloed is in deze het verschil van meening tusschen de hoofden, die met het toczigt en bestuur belast zijn. De regering wenscht een krachtig optreden van de koninklijke ambtenaren door eigen aankoop van graan en verdeeling onder de behoef- tigen. De viee-Koning van Indië echter wil daarvan niets weten en verwacht er meer nadeel dan goeds van. Hij wil aan den handel het verschaffen van graan overlaten. Als door dit verschil het verschaffen van hulp ter regter tijd maar niet verzuimd wordt. Dnilschland. Van den oudsten zoon van den Kroonprins van Pruissen wordt in een Duitsch werkje over de opvoeding het vol gende verhaald, dat evenwel reeds voor eenige jaren moet hebben plaats gehad, daar de Prins reeds 18 jaar is. Als kleine knaap had hij een grooten afkeer van 's morgens gewasschen te worden en zoo dikwijls mogelijk ontsnapte hij. Dan liep hij naar buiten en zijn grootst genot was voor zich het geweer te laten presenteren door de militairen. De bedienden van den kleinen Prins klaagden bij den Kroonprins, die daarop beval den jongen zijn zin te geven, maar tevens gaf hij order, dat de soldaten geen notitie van hem nemen zouden. Toen de Prins op een morgen geen enkel militair eerbewijs ontving, snelde hij naar zijn vader, om zich daarover te beklagen. De Kroonprins hield zich zeer vertoornd, maar vroeg, met zijn zoontje naar buiten gaande, of hij zich gewasschen had. De knaap bloosde en bekende het verzuim. «O, dat verandert de zaak; de soldaten zijn volkomen in hun regt. De wet verbiedt hun vorsten te salueren, die zich niet gewasschen hebben.» Van dat oogenblik af vergat de Prins niet meer behoor lijk zijn morgentoilet te maken. Oostenrijk. Men herinnert zich hoe indertijd te Pesth beslag gelegd werd op het circus van onzen landgenoot Carré, ter zake van eene vordering van 5000 florijnen, die men op hem beweerde te hebben. Na alle instantiën doorloopen te l.-abben, is het proces, dat daaruit volgde, geheel ten voor- deele van Carré beslist. Bij vonnis van den 13 dezer is de vordering door het hooggeregtshof te Pesth onwettig verklaard, en de eischer tot betaling van alle onkosten veroordeeld.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1877 | | pagina 2