BIJVOEGSEL, behoorende tot de Heldersche en Nieuwedieper Courant van Vrijdag 7 September 1877, No. 107. Verslag der verrigtingen van Zrr. Ms. zeemagt in de wateren van Atsjinvervolg. liet Metalen Kruis deed voortdurend dienst als wachtschip ter reede Oleh-leh. De Bromo kwam in deu voormiddag van den 9 Mei voor Analaboe ten anker, aan boord hebbende twee compagnicn infanterie, sterk 200 bajonetten. Bij Tandjoeng Boeboen werd de Bandjermasin ontmoet en aan den commandant daarvau de order uitgereikt om zich onder de be velen tc stellen van den commandaut der Bromo. De beide stoomers gingen naar Analaboe, zoodat, met inbegrip van dc aldaar reeds tor rcede liggende Deli, 3 oorlogsbodems vcr- eenigd waren om deel te nemen aan de voorgenomen tuchtiging van kampong Merbouw. In den namiddag debarkeerden dc groepen op de hoogte van den passar van Analaboe, onder bescherming van twee gewapende sloepen van de Bandjermasin en de Deli. Na terugkomst der sloepen stoomden de Bromo en de Bandjer masin om dc zuidoost, om, evenals zulks reeds door de Deli gedaan was, positie te nemen bezuiden de Nederlandsche benting, zoodat de drie schepen in ét'ne linie lagen tegenover kampong Merbouw, op ongeveer 700 meters afstand. Daar de monding der Merbouw-rivicr wegens de hevige branding niet tc genaken was en de noodigc middelen van overvoer voor de troepen toch irt die rivier gebragt moesten worden, ontving in den morgen van den 10 Mei de luit. ter zee 2de kl. J.L. M. van Gorkuin tien last om met zes gewapende sloepen in de Analaboe- rivier binnen te loopen en te trachten de Merbouw-rivier door een zijtak (de Tjakoel) tc bereiken, die volgens berigten de beide rivieren verbond. Alhoewel de Kraui van Analaboe het voor gewapende sloepen onmogelijk achtte, werd de verkenningstogt toch met den besten uitslag bekroond. De sloepen-flotillc had de Merbouw-rivier bereikt en ecu goed punt gevonden tot liet overzetten der troepen. In den namiddag keerden de sloepen weder naar hare respectieve schepen terug, daar het wedpr te ongunstig was om deze van het grootste gedeelte hunner bemanningen verstoken te laten. Toen in den morgen van den 11 Mei bet weder gunstiger bleek, werd besloten met de operatie» aan te vangen. Te 7 ure 's morgens liepen de sloepen met de noodige debarkemeuls- middelen in de Analaboe-rivier binnen en kwamen omstreeks 9 uur bij het punt in de Merbouw-rivier, waar de overtogt zou plaats hebben. Eene Marine-laudingsdivisie, sterk 80 bajonetten, werd aan den majoor, kolonne-cominandant, toegevoegd. Het overzetten- der manschappen leverde geeue zwarigheid op. De troepen en de Mariue-landingsdivisic waren in betrekkelijk korten tijd over de rivier en op weg naar kampoug Merbouw. Bij de daaropvolgende tuchtiging der kampong had de Marine het verlies te betreuren van 4 minderen, terwijl 1 officier en 2 minderen gewond werden. Deuzelfden dag embarkeerde de laudingsdivisie, en daar een langer verblijf der troepen onnoodig geoordeeld werd, scheepte de expeditionaire kolonue, roet uitzondering van een 5Otal manschappen, bestemd om te Analaboe achter te blijven ter versterking van de daar aanwezige strijdmagt, zich weder in aan boord vau de Bromo, welk stoomschip den 13 Mei de reede van Analaboe verliet en den volgenden dag te Oleh-leh ten anker kwam. Na te Pocloe-Bras den steenkolen-voorraad aangevuld en eenige kleine herstellingen aan machine en ketels bewerkstelligd te hebben, verliet dit stoomschip den 26 Mei de wateren van Atsjin met be stemming naar Soerabaya. De Deli hield voortdurend station ter reede Analaboe, nam deel aan de bovenvermelde krijgsverrigtingeu tegen Merbouw en vertrok vervolgens naar de reede van Oleb-leh, terwijl de dienst ter reede van Analaboe door de Bandjermasin werd waargenomen. Na den kolenvoorraad aangevuld te hebben, vertrok de Deli den 26 Mei weder naar Analaboe, ter aflossing van de Bandjermasin. Dc Bandjermasin, gelijktijdig met de Bromo ter reede vau Analaboe gekomen, nam, zooals boven reeds vermeld is, deel aan de tuch tiging van Merbouw. Voor het overige der maand bleef dat stoom schip ter reede van Analaboe en kwam, na door de Deli vervangen te zijn, den 29 Mei ter reede van Oleh-leh terug, om de victualie en den steenkolen-voorraad aau te vullen. Bij de tuchtiging van Merbouw commandeerde de commandant van dezen bodem de Marine-landiugsdivisie. De Schouwen bleef voortdurend gestationeerd in de Lambaleh- baai (Poeloe-Bras). Station Noordkust. De Citadel van Antwerpen deed gedurende bijna de gelieele maand dienst als wacht- en depot-schip ter reede van Fedir. Den 14 Mei maakte het een togt naar Samalangan in vereeuiging met de Sumatra, Palembang, Aart van Nes en Sambas, zoo mogelijk om door een coup de main een aau deu wal opgesteld stuk geschut van vrij zwaar kaiiber te vermeesteren, waarmede men op de Aart van Nes gevuurd had. De hevige branding op de kust belette evenwel dat voornemenlater bleek, dat de vijand het stuk naar het binnenland gevoerd had. Den 23 Mei werd het westelijk gedeelte van de station bezocht. De Sumatra, de blokkade handhavende voor de Merdoe-rivier, werd in den nacht van deu 1 op den 2 Mei door den vijand beschoten. De tijdelijk bij dat schip behoorende stoombarkas beantwoordde het vuur, terwijl den volgenden dag de Sumatra eenige granaat- schoten loste op dat gedeelte der kust, waar zich Atsjiuezen ver toonden. Den 8 Mei, terwijl de Sumatra voor de kwala Beratsjan lag en de Palembang voor de kwala Mcrdoe, werden de sloepen van laatst genoemd stoomschip ook van dit gedeelte der kust beschoten, waarop den volgenden dag deze beide oorlogstoomers de kampong Merdoe met geschutvuur teisterden. Den 14 Mei vergezelde de Sumatra de Citadel van Antwerpen op den reeds genoemden togt langs de kust vau Samalangan en kwam dienzelfden dag weder op zijnen post voor de Beratsjan en Merdoe. Den 20 Mei naar Pedir gestoomd zijnde, ten einde de stoomketels na te zien en den kolenvoorraad aan te vullen, kwam voormeld stoomschip den 26 Mei weder op zijnen post terug. De Palembang vertoefde tot deu 4 Mei ter reede van Pedir en vertrok op dien dag naar dc wateren van Salaraaiigan. Iu deu avond van den 8 Mei werd de tot dit schip behoorende gewapende barkas, die voor kwala Merdoe op brandwacht lag, door den vijand beschoten, waardoor een der matrozen verwoud geraakte. Den volgenden dag had de boven reeds vermelde beschieting van kampong Merdoe plaats. Geen van beide oorlogsbodems mogt het gelukken de kampong in brand te schieten. Door de Aart van Nes afgelost zijnde, bleef de Palembang van den 9 tot den 13 Mei tor reede van Pedir, vertrok toen weder naar Samalangen en nam deu volgenden dag deel aan den reeds gemelden togt langs de kust aldaar. Van 14 tot 21 Mei bleef de Palembang post houden voor Samalangau, bewoog zich gedurig langs de kust en ankerde op verschillende punten, teil einde den vijaud in gestadige onrust te houden. Deze beschoot herhaaldelijk het stoomschip, vooral daar waar ge woonlijk digt onder den wal moest geankerd worden, ten einde den vijand met geweervuur te bestokeu. Den 21 Mei vatte de Palembang post voor kwala Olim. De ter beschikking zijnde stoombarkas kruiste steeds des nachts onder deu wal, om den uitvoer te beletten, en werd dan ook meer malen beschoten; een der schoten verwondde in den nacht van den 26 Mei een matroos. In den nacht van 23 op 24 Mei werd door eene praauw beproefd, bewesten de Olim-rivier over den strandrug in de lagune te komen. Onder het geweer- en donderbusvuur van den vijand bragten twee gewapende sloepen van de Palembang de praauw op, onderzochten en vernielden haar. Na door de Banda afgelost te zijn, vertrok de Palembang met eene stoombarkas naar Pedir. De Aart vau Nes stoomde den 30 April van de reede van Pedir naar Samalangan, vatte post voor Oedjong-Radja en keerde den 5 Mei naar de reede van Pedir terug, vertrok daarop den 9 Mei weder naar Samalangan, ter handhaving van de blokkade, en ankerde in den namiddag bewesten kwala Saudoc. Gedurende den nacht aanhoudend beschoten zijnde, wierp het schip den volgemlc.ii dag eenige granaten in de kampong. Den 12 Mei stoomde het naar kwala Olim, waar de stations commandant van de Sambas aan boord van de Aart van Nes over ging. Ter verkenning van de kust stoomden beide schepen op ongeveer twee kabellengten uit den wal in oostelijke rigting. Bij kwala Kiran ontving de Aart van Nes een schot uit een stuk van zwaar kaliber, waardoor 3 schepelingen verwond werden. Onmiddellijk ankerende, openden beide bodems hun vuur op de plaats, waar het vijandelijk stuk was opgesteld, en op de omliggende kampongs en huizen. Na een 16tal schoten gelost te hebben, stoomden zij weder in oostelijke rigting en bij kwala Koetei eenigen tijd op en neer, te

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1877 | | pagina 5