bekwaamheid, en schrijver en geschiedkundige van groot talent en wetenschap. Hij had een warm hart voor Frankrijk, kende zijn land en zijn volk, en getroostte zich, toen zijn vaderland hem noodig had, de pijnlijkste opoffe ringen, men denke aan zijne reis naar de verschillende Europesche hoven in 1870; hij was een eerlijk man, een goed burger, een waardig staatsman. Aanspraken genoeg op de erkentelijkheid der Franschen, den eerbied van het jongere geslacht, de waardeering van het buitenland, de warme genegenheid van tijd-, partij- en lotgenooten. Maar wanneer Thiers een jaar eerder den tol liadde betaald aan de natuur, ware zijn dood niet geweest eene ramp voor Frankrijk; er zou een groot en trouw burger minder zijn geweest, een dag van rouw meer en eene plaats ledig onder de eersten van Frankrijks zonen, maar de Muze der geschiedenis van Frankrijk zou niet afge weken zijn van haar baan, om, de handen wringend, stil te staan bij het lijk van een tachtigjarig grijsaard en te vragen: Wat nu? Eene vraag, die niemand kan beantwoorden. Wat er van de republique—Thiers zal worden zonder Thiers, is niet te voorspellen. Er is slechts eene les uit te trekken, eene les, die Frankrijk echter reeds dikwerf heeft ontvangen, om die steeds weer te vergeten, namelijk, dat nimmer eenig volk van menschen diensten mag vragen, die het slechts van beginselen kan verwachten, nimmer zijne staatsinrigting kan doen opgaan in een persoon, nimmer eene constitutie mag vervangen door eene persoonlijkheid. Want menschen zijn sterfelijk, beginselen blijven. De staatsman behoort niet te staan boven beginselen, niet zich te stellen in plaats van beginselen, deze nederig te dienen, behoort zijne hoogste eer te zijn. Pruissen vereenzelvigde een deel zijner geschiedenis met Bismarck; dat Pruissen Duitschland gemaakt heeft, heeft het gedaan, door zich willenloos en gedachteloos op te lossen in Bismarck. Pruissen is gelukkig geweest, Bismarck is blijven leven, totdat zijn werk grootendeels gereed is. Frankrijk stelde zich in handen van Thiers, en de dood kwam, en ontnam de teugels aan de handen van den grijs aard, voordat hij had kunnen doen waartoe hij geroepen was. Sommige volkeren, die niet opgevoed zijn in de vrijheid, en door eene ondervinding van eeuwen gewend geraakt zijn aan de eischen en verpligtingen van een vrij bestuur, schijnen een onbestrijdbaren aandrift te gevoelen om in tijden van nood hun lot in handen te stellen van één man. Zelfs al is die man de eerste onder de menschen, geen volk kan zulks doen zonder zich te vernederen. Het volk is grooter, dan de grootste uit het volk. Vrijwillig onder werpt zich dan de natie aan de toevallen, waaraan het leven van het individu onderhevig is. Al sterft de natie niet met hem, aan wien zij haar lot opdroeg, zij ondervindt den schok van zijn heengaan, als ware het de crisis eener heftige ziekte. De dood van Thiers geeft waarschijnlijk eene andere rigting aan de politieke geschiedenis van Frankrijk. Ons komt het voor, dat meer dan eenige andere partij de Bonapartisten door deze gebeurtenis hunne kansen zien verbeteren. Dit nader uiteen te zetten behouden wij ons tot een volgend artikel voor. Binnenland. HELDER en NIEUWEDIEP, 13 September. Onze haven leverde gisteren en heden een riant gezigt op. Meer dan 200 vischschuiten met de kor in de mast waren binnen. Groot was de hoeveelheid visch, die ze aanbragten; volgens schatting wel 60,000 stuks. Jammer, Nooit zou '/ij zulk eene zwakheid voor mogelijk hebben gehouden nooit had zij gedacht, dat men zoo in cén oogenblik zijn gansche wil, de heerschappij over zich zelf verliezen en zich aan eene onbekende macht onderwerpen kon. Als men vroeger in hare tegenwoordigheid van de macht der hartstochten over een zwak gemoed sprak, krulden hare schoone lippen zich tot. een medelijdend, verachtelijk lachje. Doch dezen avond wierp zij een blik in de diepste afgronden der meuschelijke ziel, en de schrik, die haar overviel, was le grooter, wijl deze ervaring haar volkomen nieuw was. De nacht, welke op dien dag volgde, was verschrikkelijk. Terwijl zij zich zelve beschuldigde en op de borst sloeg; zich zelve ver- wenschte en naar een reden zocht om Marcel te verachten en te haten, boog zich haar hart onder een passie, die over haar heenvoer als een razende orkaan. Met groote stappen, blootsvoets, en met trillende lippen, zwierf zij hare kamer rond, zonder rust te vinden, zonder hare overspanning door vermoeienis tot bedaren te brengen. Zij was schoon en vreeselijk tegelijk. Nu eens geleek zij eene antieke Lumenide; straks een Dido, op het punt staande den brand stapel te bestijgen. Midden in een stortvloed van verweuschingen schoot er plotseling een straal van geluk uit hare oogen, gleed er een half waanzinuige glimlach langs hare lippen. Men zou gedacht hebben dat baar verstand gekrenkt was. De morgenlucht bracht haar wat rusthare trekken namen weder de gewone strenge uitdrukking aan, en het gelukte haar, zich een helder inzicht in haar eigen toestand te vormen. Zonder dralen wekte zij hare bedienden, gaf bevel om alles voor de afreis uit Florence gereed te makeu en sclireefeen afscheidsbrief aan de Marchesa. Eenige uren later reeds werden de zware deuren van haar paleis te Pistoja achter haar gesloten. Monsignore Eospigliosi bracht haar een bezoek. Zij sprak met hem over hare aangelegenheden uitvoeriger dan gewoonlijk; zij ver haalde van haar verblijf te Florence, van de stemming die zij daar in de salons gevonden had en van vele andere onverschillige dingen. Ilij was getroffen over de ongewone en luidruchtige opgeruimdheid, waarin Lucretia afleiding scheen te willen zoeken. Toen hij den volgenden dag terugkwam, vond hij de gravin zichtbaar overspannen, en verstrooid vau gedachten. De bisschop had haar nooit zoo gezien. Ilij beproefde in hare ziel te lezen, welker mannelijke kracht en ernstige grootheid hij kende; maar Lucretia hulde zich, na eenige nlgemeene phrases over de zwakheid vau het menschelijk luirl; en den dwazen waan der verbeelding, in een ondoordringbaar stilzwijgen. Nu zij weder te huis en in veiligheid was, poogde zij hare aan vechtingen te vergeten. Al haar trots kwam in opstandzij vreesde zich zelve hare zwakheid te bekennen, uit bezorgdheid dat zij daar door er weder toe zou vervallen. Wordt vervolgd) dat daarvan wel 52,000 stuks te klein waren om aan de zee te ontrukken. Noch védr visschernian noch vóór koopman hebben deze jonge vischjes waarde. Zoolang een wet de wijdte der mazen niet regelt zal men op onbedachte wijze de «groei» aan de zee ontnemen. Daar de kleine tongen meest in de mazen zitten, z'y'n zij bij het inhalen der kor meest dood, het overboord werpen geeft dus niets. De groote tongen golden van 25 tot 40 cents, tarbot naar grootte van f 2 tot f 8, rog 36 a 62 cents per stuk. De vangst van dezen laatsten visch was zeer ongelijk, want er waren schuiten die 5 maar ook die 40 stuks hadden gevangen. Naar wij vernemen bestaat er vrees, dat een inge zetene dezer gemeente, zekere C. d. V., door verdrinking een einde aan zijn leven heeft gemaakt, althans men heeft aan het einde der Buitenhaven manskleederen, een notitie boekje en een maatstok gevonden, die den genoemden d. V. schenen toe te behooren. De zeemiliciens van Zr. Ms. opleidingsfregat Evertsen, gedetacheerd op de monitors en staunches, zullen den 16 dezer weder aan boord van voornoemd fregat geplaatst en ver vangen worden door anderen. Wij vernemen, dat de oefenings-divisie, acht dagen na binnenkomst zal worden ontbonden. Jl. Dingsdag is de kanonneerboot No. 13 door de sleepboot Noordzee naar de Heisdeur gesleept, om daar onder toezigt van den kommandant van dat oorlogsvaartuig te trachten weder eene versperring te leggen, die in oorlogstijd het gat daar zal moeten afsluiten voor vijande lijke schepen. Den vorigen keer werd het beproefd met oude schokkers, doch door den hevigen stroom, die daar immer loopt en waarin men steeds werken moet, mislukte deze proef ten eenenmale. Nu zou het beproefd worden 'met Herberts bakentonnen No. 1, doch ook ditmaal is men niet gelukkiger. Een boei is gelegd voor een vloed- en eb-anker, ieder met zestig vaam ketting, aan ankers van 300 KG. De boei is met de eb doorgegaan en men zal nu ankers van 600 KG. en zwaardere kettingen gebruiken. Het werk wordt daar lang niet gemakkelijker door, en bekwame sloeperlieden en zeesjouwers hebben wij liooren zeggen, dat het ondoenlijk is, ooit eene versperring in de Heisdeur te leggen. Van Dingsdag op Woensdag nacht is de tweede boei, die op sleeper van de kanonneerboot lag, door het breken der twee zware sleepers driftig geworden en door het Noordergat met de eb naar buiten gedreven; die boei zit nu op het strand van Texel, en 't zal niet gemakkelijk zijn die weder vlot te krijgen en behouden in de haven te brengen. Bij de directie der Marine alhier is gisteren aanbe steed: het verrigten van werkzaamheden betreffende het uitdiepen en verbreeden van de vaargeul in de voorhaven van de Zeedoksluis. Ingekomen 10 billetten, van de heeren: P. Duinker ad f 4499, Gebrs. Janzen f 4140, P. Verhey f 4088, Gebrs. Korff f 3990, Gebrs. Moorman f 398Ó, Gebrs. Klein f 3910, D. de Vries f 3400, Gebrs. Boon f 3300, A. Vos Rz. f 3200 en W. Goedkoop, te Amster dam, f 2400. Jl. Dingsdag is door het Departement van Marine aanbesteed: het maken van twee nieuwe houten zeekapen en het oprigten derzelvenéén op Vlieland en één op den Noordvaarder bij Terschelling, alles met den aankleve van dien. Ingekomen 8 inschrijvingsbilletten. Minste inschrijver de heer J. F. Philips, alhier, ad f 4290. Binnenkort zal er weder, even als vroeger, een staf school voor officieren worden opgerigt. Reeds is bij de Koninklijke Militaire academie de aanschrijving ontvangen, om de daartoe benoodigde localiteiten in gereedheid te brengen. (Vad.) Aan den heer M. Buys, pred. tc Noordscharwoude, is door het prov. kerkbestuur van Noordliolland eervol ontslag uit zijne betrekking verleend tegen 15 October. Beroepen te Hippolitusboef en Westerland op Wieringen ds. S. G. Geertsema Beckeringh, pred. te Kleverskerke. Aangenomen het beroep naar Kwadijk door ds. H. Hendriks van Dam, pred. tc Pingjum en Zurich. Bedankt voor het beroep naar de Doopsgez. gemeente te Makkum, door ds. J. W. van der Linden, pred. te Barsingerhorn. In het begin dezer week zijn te Noordscharwoude twee lijken opgevischt, beiden van personen, die bij gelegen heid van de kermis vermist geworden waren. De een was een oud man, bestedeling der Hervormde diaconie van Zuidscharwoude, de ander een jong man, die als milicien diende en wegens zijn oppassend gedrag tot korporaal was bevorderd, mede afkomstig uit laatstgenoemde gemeente. Men vermoedt, dat beiden bij ongeluk in het water ge raakt zijn. Onder het rundvee te Midwoud en in de omstreken begint de tongblaar te heerschen. Reeds twee gevallen hebben zich voorgedaan met doodelijken afloop. Een medewerker van het Handelsblad geeft een ver slag van den toestand van het champ de Mars, dat thans ingerigt wordt voor de tentoonstelling. In plaats van het vlakke terrein worden nu heuvels aangelegd en grachten gegraven en kanalen voor water-en gaspijpen; overal ver rijzen reusachtige gebouwen. Meer dan 1200 man werken dagelijks 12 uren. De groote gaanderij is 706 M. lang en 44 M. hoog, terwijl het gebouw 340 M. breed zal worden. Vóór 1 October moet alles onder dak wezen. Men schrijft aan de Standaard het volgende: In uw veelgelezen dagblad de Standaard van den 5 dezer, komt een schrijven voor uit 's Hage aan de Amst. Crt., omtrent de vergadering der commissie voor de enquête betreffende den loop der besmettelijke longziekte onder het rundvee in Nederland. De schrijver van dit stukje schijnt niet voldoende omtrent deze zaak te zijn ingelicht, dat hij onderscheidene feiten mededeelt, welke onjuist, ten minste aan schrijver dezes, die tot de opgeroepen getuigen behoort, geheel onbekend zijn, en dientengevolge heeft deze om de waarheid hulde te doen, het zich ten pligt gesteld, deze tegen te spreken, en u mede te deelen, wat hij daarvan weet. Dan kan hij de verzekering geven dat 36 personen, uit de verschillende provinciën van Nederland, zijn uitgenoodigd, om te worden gehoord, die voor verre het grootste gedeelte mannen zijn met practische ondervinding omtrent den aard en den loop der longziekte onder het vee, en dat het doel der commissie is om dagelijks drie personen van des morgens 10 tot des namiddags 4 uur bij afwisseling ieder 2 uur te hooren, zoodat dat verhoor in 12 dagen zal afloopen. De te be handelen vraagpunten zijn reeds in het midden der maand Augustus aau de uitgenoodigden toegezonden, zonder dat hun iets van geheimhouding bekend werd of gelast is, terwijl schrijver dezes zeker meent te weten, dat de commissie dit in geenen deele heeft verlangd, maar integendeel het aan ieder der uitgenoodigden heeft overgelaten, zich bij anderen te informeeren, van wie hij vermoed dat zij hier omtrent meer practische kennis hebben opgedaan dan zij zelf. Ook heeft de commissie bij de uitnoodiging der personen er wel op gelet, dat deze niet alleen practische landbouwers zijn, of zijn geweest, maar ook, dat deze personen voor een groot gedeelte leden van een Maatschappij van Landbouw zijn. De zes leden uit Friesland zijn allen leden der Maat schappij en daaronder de voorzitters en vice-voorzitters, tevens voorzitters ieder van een afdeeling der meest tellende leden, benevens nog een lid van het hoofdbestuur, allen practische landbouwers en veehouders. Schr. dezes heeft reeds op den 3 dezer aan de uitnoodiging gevolg gegeven, en kan de verzekering geven, dat meer dan i van de toe gezonden vraagpunten, allen een op practische ondervinding gegronde strekking hebhen en ook alzoo worden behandeld. Dat ook wetenschappelijk gevormde personen worden ge hoord, ligt geheel in den aard der zaak, daar voor een groot gedeelte, ook deze een genoegzame practische kennis van den aard en loop van deze ziekte hebben opgedaan, om met goed gevolg de beste middelen aan te wijzen, om dezer» sluipmoordenaar van de welvaart van den veehoudenden stand in zijn vernielenden loop te stuiten. Jl. Maandag is te Amsterdam in de Daniël-Stalper- straat een knaapje van ongeveer 3jarigen leeftijd uit eene derde verdieping gevallen; het kind was onmiddellijk dood. Te Berkel en Rodenrijs is een nieuw gekozen raads lid eenige oogenblikken na zijn installatie, weder in zijn betrekking geschorst. Het bij de laatste stemming niet herkozen lid had een bezwaarschrift bij den raad ingediend, waarin hij beweerde, dat de in zijn plaats tredende geen lid van den raad kan zijn, omdat hij een kamer verhuurt, en vuur en licht levert aan de gemeente voor en ten behoeve der vergaderingen. Of de raad in deze zaak goed gezien heeft, zullen Gedeputeerde Staten beslissen. Een dief maakte zich gisteren nacht meester van eenige worst uit een vleeschwinkel in de Oeverstraat te Arnhem. Hij moest daarvoor een ruit door. Om den eige naar gcene noodelooze schade te berokkenen, heeft hij eerst de ruit netjes uitgesneden en in de steeg naast het huis gezet, waarop hij zijn werk verrigtte en na gedanen arbeid zich verwijderde. De Landbouw Courant geeft een buitengewoon feest- f nommer, naar aanleiding van de plegtige opening der nieuwe gebouwen van de Rijkslandbouwschool met daaraan ver bonden proefstation te Wageningerj. Het blad herinnert kort het ontstaan van die school en brengt hulde aan allen, die tot de oprigting er van hebben medegewerkt, in de eerste plaats aan den minister Heemskerk, die den vader- landschen landbouw daarmede weder eene hoogst belangrijke dienst heeft bewezen. Men schrijft uit Zwolle aan het U. D.: «Een naauwkeurig onderzoek naar den aard der zoo zeer gevreesde aardappel-ziekte in ons vaderland heeft de overtuiging bevestigd, dat de ziekte haren oorsprong vindt, of althans zeer bevorderd wordt, door te veel regen. Men heeft opgemerkt dat in ligte zandgronden, waar de regen onmiddellijk wegzinkt, geen ziekte wordt aangetroffen. In ligte kleine streken komt de ziekte sporadisch voor, ter wijl in de zware klei- en veenstreken, waar men killen ondergrond heeft, de ziekte zich het ergst voordoet. Ook na het rooijen heeft men bij proefneming bevonden, dat aardappelen uit laatstgenoemde gronden het meest aan bederf onderhevig zijn. Is dit alles zoo, dan zou het aan te raden zijn, zich voor dezen winter zooveel mogelijk van zandaardappelen of aardappelen uit de ligte kleistreken te proviandeeren.» Bij gelegenheid dat luitenant van W., in garnizoen te Ketepang Doea, in Jan. jl., met een detachement brieven afhaalde van Pakan Badak, bleek hem bij den terugkeer dat de bij de spits ingedeelde fuselier Leenaers vrij onvast op zijn beenen stond. Hij liet den troep halt houden, ver ving Leenaers door een inlandsch fuselier en hield den dronken man bij zich. Deze plaatste zich met het geweer bij den voet voor zijn luitenant, en vroeg op brutalen toon, waarom hij geroepen werd, waarop de luitenant van W. hem eenvoudig gelastte mede naar Pakan Badak te gaan. Naauwelijks hadden zij 20 a 30 passen gedaan, of de fourier de Quack, zoon van den heer de Quack van Utrecht, hoorde dat de grendel van een geweer van regts naar links werd gebragt. Hij keek om, en zag dat Leenaers zijn geweer op den luitenant had aangelegd. Door een spoedige waarschuwing van den fourier kon de luitenant van W. nog juist bij tijds ter zijde van den weg in de rimboe springen, terwijl de kogel hem rakelings voorbij ging. Een schot door den fourier op den misdadiger gedaan, miste, waarop deze nogmaals zijn geweer afschoot, zonder evenwel iemand te raken. Leenaers verdedigde zich voor den krijgsraad met de bewering, dat hij in dronken schap had gehandeld, doch werd niettemin wegens poging tot moord, na vervallenverklaring van de militairen stand, tot 20 jaren tuchthuisstraf veroordeeld. In een te Liverpool gehouden redevoering verdedigde de minister van Onderwijs, lord Sandon, de stelling«Kunst is geen regeringszaak.» Nog nooit, betoogde de minister, had de bescherming der kunst van staatswege eenig resul taat opgeleverd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1877 | | pagina 2