Men schrijft aan de Amst. Crt.: «Jl. Zatnrdag nam een reiziger aan het station van de Nederl. Rijnspoorweg- Maatschappij te Arnhem in een spoorrijtuig derde klasse plaats naar Rotterdam. In de nabijheid van Ede bragt hij zijn hoofd buiten het portier, in welke houding hij zulk een geruimen tijd bleef, dat zijne mede-passagiers ver moedden, dat hij door eene ongesteldheid overvallen was, die in het belang der zindelijkheid van den waggon eenige verademing in de vrije lucht eischte. Daar deze persoon evenwel bewegingloos buiten het raam bleef hangen, klom de ongerustheid der passagiers, die werkelijk niet ongegrond was, want toen zij zijn ligchaam naar binnen wilden brengen, bespeurden zij een lijk te omvatten. Zijn verblijf buiten het raam strekte tot volvoering van een zelfmoord door middel van een pennemes, waarmede hij zijn hart doorboord had. Het lijk werd naar het station Maarsbergen vervoerd. De levenlooze was een fatsoenlijk gekleed persoon, naar gissing een Engelschman van 30- a 34jarigen leeftijd. Men vond nog eene geldsom van f 60 bij hem.» Door eenige dames te 's Hage, Rotterdam, Utrecht en Amsterdam is besloten om te 's Hage een asyl voor dieren op te rigten, een inrigting zooals in onderscheidene groote steden van 't buitenland bestaan. Voor vijf gulden kan men er lid van worden. In een circulaire, voor dit goede doel verspreid, gevoelen de oprigtsters zich gedrongen de meening tegen te spreken, dat zij een soort van oude mannen— en vrouwenhuis of hofje voor dieren willen tot stand brengen; zij willen geen stichting, die aan afgeleefde of aan onherstelbare ziekten en kwalen lijdende dieren tot in lengte van dagen een hofjes—leven zal verschaffen, maar eenvoudig een inrigting, bestemd om dieren, die geen tehuis hebben en in lijdenden toestand verkeeren, of weldra aan moedwillige wreedheid ten speelbal zullen verstekken, voor 't oogenblik een dak en brood te verzekeren, ze daarna in handen van hun eigenaren te stellen, of bij gebreke van dien, aan een geschikten nieuwen meester te helpen, of indien geen van beide mogelijk blijkt, ze op smartelooze wijze af te maken. Het Vad. acht het echter noodig de waarschuwing te doen hooren, om toch vooral het goede doel bescher ming van dieren niet door te veel ijver voorbij te streven, en de Tijd vraagt, welk voordeel honden en katten in andere steden want grootere dieren, als paarden ezels etc., raken in den regel niet zoek bij deze nationale stichting zullen hebben, 't Kan toch de bedoeling niet zijn, ze per spoor naar 's Hage te vervoeren. We hebben (zegt het Dagblad) den hond-mensch gehad't is thans de paard-mensch die onze aandacht vraagt. Werd de hond-mensch dus genoemd naar zijn uiterlijke gelijkenis met den hond, de paard—mensch heeft met het paard niets dan de snelheid gemeen. Paard-mensch (Chomme chevalis de bijnaam van den heer Bertaccini, die in het begin van deze maand te Brussel op het Champs des Manoeuvres een wedloop ondernam tegen een paard en den strijd won; hetzelfde deed hij te Rome en te Mar- seille. Tevens legde hij den afstand van Valencia naar Lvon, heen en terug, of 200 kilometers in 11 uren af en den 2 Dec. 1876 doorliep hij in het Skating-paleis te Parijs 25 kilometers in 1 uur 8 minuten. Die wonderlooper noodigt nu de Haagsche paarden en de Haagsche menschen tot een wedstrijd in de Maliebaan uit en wel tegen Zondag 30 Sept. a. s. De werkzaamheden aan het Asyl Steenbeek, nabij Zetten, waarvoor honderden in ons land hun bijdragen hebben verstrekt, worden met kracht voortgezet en het is te voorzien, dat het gebouw met 15 Oct. kan worden opgeleverd, zoodat men mag verwachten dat de Asylisten, men wist niet welke, ingeslagen. Een doffe kreet van sinart en woede ontsnapte aan Capellani's lippen. Hij wist niet meer wat te doen en vloekte God en de menschen. „Waar kan zij zijn?" riep hij, in wanhoop ronddwalend. Hij gaf naar alle zijden de tegenstrijdigste bevelen, en had Lucretia wel op alle wegen tegelijk willen nazetten. Voor de eerste maal in zijn leven voelde de voormalige soldaat van Napoleon, de gevreesde diplomaat, dat zijn moed in den strijd tegen het noodlot nutteloos, zijn wil onmachtig, het geld zonder waarde was. Niemand had gehoord, welk bevel de gravin aan den voerman der Vetturïno gegeven had, niemand was zelfs in staat eene gissing te opperen. Eindelijk begon Marcel te bedenken, dat een der in allerijl terug gezonden brieven waarschijnlijk aan hem gericht was en dat hij alleen daardoor de gewenschte opheldering zou kunnen bekomen. Half waanzinnig van wanhoop en schrik gaf hij bevel tot omkeereu. Inderdaad vond hij een brief. Hij scheurde hem open en was genoodzaakt een steunpunt tegen den muur te zoeken om niet neer te storten, zoo sterk was, eer hij nog een regel gelezen had, zijn angst voor den vreeselijken slag, die hem treffen zou. De brief luidde: „Vat moed, mijn vriend, mijn eenig geliefde! Ik reken op u, Marcel! Uwe Lucretia is dood. Er bestaan voor een sterk hart wetten, waaraan het zich niet vermag te onttrekken. Graaf Palaudra keert terug. Toen hij in den kerker ging, waarheen ik hem zond, heb ik hem in het aan gezicht gezegdGij kunt op mij vertrouwen. En toch heb ik hem verraden lafhartig verraden. En voor wien heb ik dat gedaan? Misschien voor een van zijne beulen! Maar van den dag af, dat ik in uwe armen rustte, Marcel, wus mijn besluit genomen. Ik heb aan liefde voor mij gestolen wat ik slechts ooit vermocht te bereikenik heb mij bedwelmd in een genot, waarom de zaligen mij zouden kunnen benijdenMaar het geluk dezer wereld is eene schuld, die men moet terugbetalen. De vervaldag is gekomen ik betaal. Als gij mij bemint, ben ik niet te beklagen, waut zoo mij nog eenmaal de keus gelaten was tusschen een lang, schitterend leven en één dag aan uwe zijde ik koos dien éénen dag! Marcel, er bestaat een hoogste menschelijk geluk, eene zaligheid die ons aan de aarde ontvoert en ons naar de atmosfeer van een hooger beslaan opheft, die gelukzaligheid heb ik genoten. Zij is duizendmaal meer waard dan het leven en ik geef het zonder leedgevoel en zonder klagen er voor in de plaats, als een beker dien ik geledigd heb, als een bloem die verwelkt is nadat ik mij aan hare geuren verkwikt heb. En wat u betreft, mijn vriend heb ik u gelukkig gemaakt? welke nog steeds in de Vlugtheuvelkerk verblijf houden, tegen Nov. a. s. het nieuwe en zeer nette gebouw zullen betrekken. De afdeeling «Zwolle, Zwolleikerspel en omstreken» der Overijsselsche Maatschappij ter bevordering van Land bouw, Tuinbouw en Veeteelt heeft de volgende prijsvraag uitgeschreven «Een beknopte en voor den boer begrijpelijke beschrijving van de verschillende bestaande soorten van kunstmest en de wijze waarop en de doeleinden waartoe ze gebruikt worden. De prijs voor het best gekeurde werk is f 250. De op de voor prijsvragen gebruikelijke wijze in te zenden ant woorden worden ingewacht vóór of op 1 Mei 1878 door het bestuur der afdeeling te Zwolle, en daarna aan eene commissie van deskundigen buiten dat bestuur ter beoor deeling gegeven. (Pr. Zw. Crt.) Bij een veehouder op de Voorster Klei te Deventer, zijn van de 24 hem toebehoorende runderen tot heden 22 door den tongblaar aangetast. Tengevolge van die ziekte zijn de prijzen van het vee sedert de vorige week f 20 a f 25 per koe gedaald. Het buitenland doet geen inkoopen meer. Mr. A. Beckeringh, te Onderdendam, schrijft aan de Landbouw-Crt., dat hij in 1827 de boerenplaats Saaxem- burg kocht, waar voortdurend ziekte onder de varkens heerschte. Hij begon toen 's morgens en 's avonds een pijpketel zwavel onder het voeder te roeren en had vijf jaren lang gezonde varkens. In 1833 stierven echter eenige aan de ziekte; bij onderzoek bleek, dat de nieuwe boerenknecht de zwavel niet in het voer had gedaan. De eigenaar zorgde daarvoor sedert zelf en had tot 1839, toen hij de plaats verliet, geen schade meer door de varkens ziekte. Ook hier bleek zwavel dus een universeel middel. In de laatste dagen is zoowel in Zweden als in het noorden van Schotland reeds een groote massa sneeuw gevallen De Olga is den 21 dezer van Alexandrië vertrokken met de ijzeren bus, waarin de «Naald van Cleopatra» gesloten is, op sleeptouw. De obelisk wordt nu spoedig te Falmouth verwacht. Telegrammen uit Egypte van den 22 dezer maken melding van het heugelijk feit dat de Nijl, zij het dan ook wat later dan gewoonlijk, tot zijn gewone hoogte gewasssen is, zoodat er dus ook weder voor dit jaar uitzigten op een goeden oogst zijn. Benoemingen, enz. Tot ridder der orde vau den Nederl. Leeuw is beuoemd de luit. ter zee 1ste kl. jhr. H. M. van der Wijck. Tot ridder der orde van de Eikenkroon is benoemd J. A. Kruyt, olf. van adm. bij de Marine. De luit. ter zee 2de kl. H. J. J. Kempe, is op zijn verzoek, met den laatsten dezer maand eervol uit de zeedienst ontslagen. De luit. ter zee 2de kl. A. A. Sweep, behoorende tot de rol van het wachtschip te Hellevoetsluis, wordt met den laatsten dezer op non-activiteit gesteld. De olf.-machinisten 2dc kl. J. A. van der Meer, geplaatst bij 's Rijks werf te Hellevoetsluis, M. L. A. W. Komp, dienende aan boord van het ramtorenschip Koning der Nederlanden en A. Jongkees, geplaatst bij 's Rijks werf te Amsterdam, worden inet 1 Nov. a. s. overgeplaatst respectivelijk naar 's Rijks werf te Amsterdam, Helle voetsluis en Willemsoord, de eerste en laatste tevens belast met liet toezigt op de aldaar in conservatie zijnde schepen enz. en de tweede als eerstaanw. off.-maehinist. De Siaatscourant No. 224 bevat een koninklijk besluit betrekkelijk het uitreiken van een zigtbaar blijk van 's Konings tevredenheid aan degenen, die zich bij de uitvoering van eenig wapenfeit hebben onderscheiden en wien deswege eene eervolle vermelding ten deel viel. Als ik het waarlijk gedaan heb, doe mij dan nu geen verwijten, gij wist wel dat ik niet lafhartig ben, en dat ik, als liet oogen blik gekomen zou zijn om mijn gemaal rekenschap te geven, niet met het brandmerk der schande op het voorhoofd vluchten zou. Gij zult om mij weenen, miju geliefde. Er bestaan dan ook smarten die zoo vreeselijk zijn, dat men ze onder tranen en snikken uitschreien moet. Ga er mede in de eenzaamheid; verberg uw leed Miju dood zul onbekend blijven. Ik heb mijne maatregelen genomen, om zonder opzien te verdwijnen. Slechts drie personen: gij, graaf Palaudra en monsignore Rospigliosi weten de waarheid. Drie dagen geleden heb ik, eer ik Pistoja verliet, om met u de laatste uren des geluks te genieten, Tosinghi den graaf met het volgende schrijven te gemoet gezonden: Mijnheer Keer niet naar Pistoja terug ik heb al mijne plichten jegens u gesehondenik heb u verraden. Doch ik weet wat zulk eene beleediging te beteekenen heeft. Als gij deze regelen leest, zijt gij gewroken. Ik zal het vonnis, dat mijn geweten alleen uitgesproken heeft, met eigeu hand, zonder opzien, voltrekken. Voor de wereld is gravin Palaudra naar Florence gereden om u te verwelkomen. Maar het rijtuig, dat uwe trouwelooze gade met zich voert, zal bij een bocht in den straatweg stil houden en de schuldige zal op eene onbekende plaats, waar niemand haar lijk vindt, sterveu. Vaarwel Lucretia Forteguerri. Gij, Marcel, gij mijn vriend, mijn geliefde, zult weten, waar gij het lichaam uwer Lucretia moet zoeken. Van u wil ik de laatste kus en een weinig aarde ontvangen. Mijn God, de gedachte dat gij mijn stoffelijk hulsel nog eenmaal weenend in uwe armen sluiten, het dan in 't graf leggen en mij de handen op de borst vouwen zult, vervult mij nóg met blijdschap!Maar ik wil u hier niet zeggen, waar gij mijn lijk kunt vindenik vrees dat de uitbarsting uwer smart mij zou kunnen verraden. Ga naar monsignore Rospigliosi ik heb hem geschrevenzijn goedhartigheid en christelijke ontferming zullen hem, bij het zieu van uwe smart, mijue zonden doen vergeten. Sterf niet, Marcel wees niet zwakIk maak, om aan de wetten der eer te voldoen, een eiud. aan mijn leven op het oogenblik dat ik mij reeds in het Paradijs waande en elke dag mij een nieuw geluk bood. Wanneer gij thans hetzelfde deed, dan zou dit zijn om de smart te ontvluchten het ware een deserteeren van het kampveld. Wacht Palaudra af, als hij u opzoeken mochtvat daarna echter uwe levenstaak weder op, waar ik die afgebroken heb en volbreng grootsche daden ter herinnering aan uwe Lucretia. Vaarwel! Voor de laatste keer: vaarwel! Het koeltje dat voorbij- zweeft als ik den adem uitblaas, brenge u mijne ganscbe liefde! Eene gedachte van berouw heeft liet u niet te brengen." (Slot volgt.) Aan allen, die ter zake van eenig wapenfeit eervol vermeld worden, wordt daarvan een schriftelijk bewijs afgegeven. De eervol vermelde is krachtens dat bewijsstuk geregtigd, ten blijke der hem ten deel gevallen onderscheiding, een koninklijke kroon vau verguld metaal, naar een nader vast te stellen model, op de linkerborst te dragen, gehecht aan het lint van het eereteeken voor belangrijke krijgsbedrijven, onmiddellijk boven het eereteeken. Is hij met dat eereteeken niet versierd, dan wordt het hein tevens uitgereikt, doch zonder gesp. Wordt dezelfde persoon meer dan eenmaal eervol vermeld, dan is hij geregtigd op het lint vau het eereteeken voor belangrijke krijgsbedrijven onder de kroon een Arabisch cijfer te dragen van verguld metaal, aangevende het aantal malen, dat hem eene eer volle vermelding te beurt viel. STATEN-GENERAAL. Tweede Kamer. Jl. Maandag middag te half vier heeft de minister vau Financiën in de zitting der Kamer de stnatsbegrooting voor 1878 ingediend met een redevoering, waaruit blijkt, dat het saldo van 1874 circa 6 millioen bedraagt, doch noodig zal zijn tot afsluiting, gedeeltelijk althans van de diensten 1876 en 1877, waartoe ook zal dienen 't batig slot der dienst, 1S75, ad f 926,325. De dienst 1876 wijst een voorloopig tekort aan van f 3,716,352. De uitkomst der dienst 1877 is nog onzeker; evenwel wordt gerekend op f 6,150,000 meerdere opbrengst der middeleu boven de raming. Desniettemin wordt het tekort dier dienst geraamd op f 6,450,000, vooral ook omdat de berekende O. I. bijdrage, ad circa 10 millioen voor dat dieustjaar, grootendeels ontvalt door de hooge uitgaven voor den oorlog op Sumatra, beloopende in 1875 ruim 21 en voor 1876 ongeveer 26£ millioen, welk cijfer voor 1877 niet veel minder zal zijn. Anders hadden alle diensten gaaf kunnen afgesloten worden en het batig saldo van 1875 en 1876 de dienst van 1878 ten goede kunnen komen. De regering spreekt echter met vertrouwen de verwachting uit, dat zeer spoedig een belangrijke vermindering der bezettings- en blokkadekosteu te voorzien is, zoodat voortaan wederom de gewone uitkeering aan de Nederlandsche schatkist zal plaats hebben. Voor 1S78 zijn de uitgaven geraamd op f 121,102.000, of f 1,220,800 meer dan voor 1877, en zulks tengevolge der regterlijke inrigting, het hooger onderwijs en het kadaster, allen nieuwe or- ganisatiën, of van de ruimere opbrengst der middeleu, zoodat het 4/5 vau het personeel aan de gemeenten mede hooger wordt, voorts het postwezen, enz. Overigens is de opbrengst der middelen in de laatste jaren be langrijk vooruitgegaan. Zoo was zij in 1876 ruim f 4,600.000 hooger dan in 1875. De raming der middelen voor 1878 bedraagt f 113,791,000, zijnde f 7,310.000 minder dan de uitgaven. Of echter de dienst 1878 een tekort zal opleveren, is nog onzeker; maar de regering ziet geen reden hoegenaamd om de voltooijing der spoorwegen eu van het vestingstelsel nu te beperken, ook al zullen ten slotte daar voor buitengewone middelen noodig zijn. Eerst later kan voor dat doel en tevens tot dekking van de vermoedelijke tekorten, een leening gesloten worden. Als sluitpost der begrooting voor 1878 wordt f 7,400,000 aan schatkistbilletten uitgetrokken. Met het oog op de begrootiug voor 1878 en op de verwachte betere toestanden in het noorden van Sumatra, meent de minister dat onze financiën geen groote zorg behoeven te baren, en dat de toekomst met gerustheid mag worden tegengegaan. Behalve de reeds aangeboden ontwerpen betreffende de belastingen, wordt gereed gemaakt een algemeene herziening der wetten op het personeel en liet patent, tot ontheffing vooral der mingegoeden, zonder nadeel der inkomsten van dc schatkist. Nadat de minister van Financiën zijn rede had uitgesproken, heeft de commissie voor het adres van antwoord haar gewijzigd ontwerp ter tafel gebragt en is de discussie daarover bepaald op den volgenden dag te 11 ure. Zitting van Diugsdag 25 September. De algemeene strekking van het adres van antwoord op de troonrede, door den heer Wintgens als votum van wantrouwen bestempeld, is aangenomen met 53 tegen 15 stemmen. Paragraaf 9 (lager onderwijs) gaf aanleiding tot politieke discussie. De minister Heemskerk betoogde herhaaldelijk, dat de aanneming er van de behandeling der onderwijswet onmo gelijk maakte. Die paragraaf werd niet te min aangenomen met 44 tegen 28 stemmen, met verwerping van alle amendementen, en het geheele adres eveneens met hetzelfde aantal stemmen. Het gewijzigd ontwerp adres vau antwoord der Kamer op de troonrede is van den volgenden inhoud: „Sire De Tweede Kamer der Stateu-Generaal is erkentelijk voor den welkomstgroet, door U. M. aan de vertegenwoordigers van het Nederlandsche volk, bij de hervatting hunner werkzaamheden, gcrigt. De algemeene deelneming in den rouw van U. M. eu van het vorstelijk huis over den dood van Nederlands geliefde Koningin bewees ophieuw de verknochtheid der natie aan het regerend vorsten geslacht en tevens hoezeer zij koninklijke deugden weet te waardeeren. Aangenaam was ons de verzekering, dat de betrekkingen met de vreemde mogendheden niets te wenschen overlaten en dat de oorlog in het Oosten daarin geen stoornis brengt. Mogen niet alle takken van volksbestaan in den laatsten tijd even welig bloeijen, de toestand des vaderlands biedt toch menig lichtpunt aan. Ook wij koesteren de hoop, dat de voltooijing van het in het vorig jaar geopend Noordzeekanaal, de verbetering der haven te Harlingen en het krachtig voortzetten der werken aan den nieuwen Maasmond aan handel en scheepvaart nieuw leven zullen schenken. Wij lieten niet onopgemerkt, dat de toestand der geldmiddelen door U. M. bevredigend wordt genoemd. Terwijl wij van de getuigenis van getrouwe plichtsbetrachting, door U. M. aan de zee- en landmagt gegeven, met genoegen kennis namen, volgen wij aanhoudend met de meeste aandacht de verrigtingen van beide in het noorden vau Sumatra. Onze strijders aldaar hebben alle aanspraak op lof eu dank, en ook wij deelen in de hoop dat hunne inspanning spoedig tot het gewenschte doel moge leiden. Al hetgeen tot bevordering der volkswelvaart in Nederl.-Indic kan strekken, en dus ook de aanleg van nuttige openbare werken op Java, wekt en verdient onze belangstelling. Evenzoo zou het ons eene voldoening zijn, maatregelen te kunnen helpen beramen om Suriname uit zijn kwijnenden toestand op te beureu. Op onze bereidwilligheid om nuttige en noodige verbeteringen in onze wetgeving te helpen tot stand brengen, kan ten allen tijde worden gerekend. Aan zoodanige verbetering echter heeft vóór alles de wet op het lager onderwijs behoefte. Dat een zoo gewigtig volksbelaug schade lijdt door het gemis aan overeenstemming tusschen regering en vertegenwoordiging, wekt algemeene en diep gevoelde teleurstelling op. Moge in het ingetreden zittingjaar, onder hoogeren zegen, onze arbeid strekken tot bevordering van het welzijn van het dierbaar vaderland Zitting van Woensdag 26 September. Ingekomen zijn wets ontwerpen, o. a. een tot instelling van een onderzoek van Staatswege naar de oorzaken van zeerampen en een tot wijziging van art. 345 en 753 van het Wetboek van Koophandel.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1877 | | pagina 2