E N II li Uil! II SC II li NIEUWEDIEPER 01 R A T. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollanus Noordei kwartier. 1877. N°. 127. Woensdag 24 October. Jaargang 35. Nieuwe Ministers. BEKENDMAKING. „W ij h n 1 d i g t n e t goede." Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Znturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalƒ1.30. n franco per post - 1.65. Eiken Uoiiderdag vertrekt de mail naar Oost-Indie. Laatste ligting 's avonds 6 uur. Weldra zullen er weêr nieuwe ministers gezeten zijn aan de groene tafel, vanwaar de wetsvoorstellen plegen uit te gaan, die Regering en Kamer elkander toewerpen, totdat zij veranderd, maar niet altijd verbeterd, in 't Bijblad of in den snippermand teregtkomen. Die dus nog iets op het hart heeft, dat hij gaarne zou willen zeggen, zonder den schijn op zich te laden personeel te zijn, moet zich haasten. Wij verkeeren in dien tusschentoestand, dat men aan zijne wenschen voor de toekomst een onpersoonlijk karakter kan geven; dat men iets van den minister kan vragen, zonder aan een bepaald persoon te denken; dat men zijne eischcn aan een ministerie kan stellen, zonder dat iemand regt heeft te meenen, dat men het ministerie van den dag den voet dwars zet. Van dien tusschentijd willen wij gebruik maken. Waarom? Niet om te vragen, of wel het volk voordeel ziet, vele vruchten plukt van het politiek debat, zooals het in de laatste jaren in den Haag gevoerd is, maar om als onbetwistbaar feit, als eene waarheid, die niemand zal tegenspreken, ter neer te schrijven, dat wat men in de laatste jaren «het politieke leven» heeft genoemd, eene ramp is voor het Nederlandsche volk. 't Is waar, ieder jaar zijn er een zeker getal wetten tot stand gekomen, en daaronder zijn er de spoorwegwet, de tariefs—herziening, de gewijzigde regterlijke indeeling bij voorbeeld die gewigtige vraagpunten eene schrede verder gebragt hebben tot hare oplossing. Maar de massa tijd, de zee van woorden, de bergen schrifturen, de hoeveelheid arbeid, die door Regering en Vertegenwoordiging zonder nut voor de natie zijn zoek- gebragt, wegen in de verste verte niet op tegen die magere resultaten. Eerst heeft men geld, tijd, stapels papier en kilogrammen drukinkt besteed om de schoolkwestie uit te vinden, om den Nederlandschen burger, die een vijftiental jaren geleden al zeer tevreden was met de bestaande Staatsschool, aan het verstand te brengen, dat onder die schoolbanken en achter die landkaarten eene belangrijke staatsregterlijke kwestie verborgen was. Daarna heeft het weer tijd, moeite en onverflaauwden arbeid gekost, om de natie voor die kwestie partij te doen kiezen; toen werd de neutrale school de leus bij de stembus, de leuze in de Kamer, en thans zijn wij geen haar digter bij hare oplossing, dan op den dag, dat Groen van Prinsterer in de stilte van zijn kabinet de schoolvraag uitvond. Alleen weten wij nu, dat die kwestie onoplosbaar is, en hebben wij er een nieuw soort van Nederlandsche Staatsburgers, «de gemoedsbezwaarden,» bij gewonnen. Eenige jaren geleden kwam men tot de overtuiging, dat het met onze defensie slecht stond. Groote goden! hoeveel hebben wij er sedert over geredeneerd, brochures geschre ven en, wat erger is, gelezen, boeken doorgeworsteld van militaire schrijvers, die 't wel wisten, maar geen stijl hadden, en boeken van leeken, goed en leesbaar geschreven, maar zonder kennis van zaken. Militaire specialiteiten in de Kamer Storm, de Roo, Stieltjes schreven nota's, maakten plannen, braken ministers af, en afgebroken mi nisters rigtten verbonden op, anti—dit— of dat-verbond, maar of er iets gedaan is? Integendeel, liet leger wordt dagelijks slechter door het verloop van het kader, de ambitie gaat er meer en meer uit; hier en daar bouwt men een half fort, of geeft schadevergoeding aan een aan nemer, wiens fort diep in de Bijlermeer zinkt; men vraagt crediet voor een half ramschip, met de kans, dat een opvolgend minister, inet andere inzigten, van de wederhelft eene geblindeerde batterij maakt; men praat, schrijft, geeft geld uit, neemt ook microscopische maatregelen, verzendt circulaires, en houdt streng het oog op buiten-model pantalons, maar.... durft iemand zeggen, dat er iets gedaan, wat gij noemt gedaanis? Sedert jaren is bet voorspeld, dat onze financiën achter uitgingen; men heeft gerekend, gecijferd, schatkistbilletten op de begrooting gebragt, de patenten voor palingslijters afgeschaft, geteerd op Indische baten, de oogen gesloten voor Atsjinsche uitgaven, zwaar geredeneerd over de een heid van kas van moederland en koloniën, ministers om- gestooten en als credietwet met algemeene stemmen aan genomen, wat men als begrooting niet wilde slikken, maar wij hebben nog niemand ontmoet, di* den man gesproken heeft, die van oordeel is, dat er na den minister Betz ooit Uitgever AA. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN N°. 1G3. Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels CO Cents elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. j eene ernstige poging tot belastinghervorming en regeling van ons belastingwezen is gedaan. Wanneer wij nog wat doen, maken wij groote werken, bruggen, havens en wegen. En, dit zij erkend, uit een ingenieurs-oogpunt gezien, zijn die werken zeer verdienstelijk. Zij kosten millioenen, maar deze worden besteed aan ware monumenten van ingenieurskunst. Maar uit het oogpunt van den burger, die met verbazing de havens te Vlissingen beschouwt en van de ingezetenen hoort, dat er «wel eens» een schip komtdie een dorp ziét bouwen in 't zand te IJmuiden, langs een kanaal, dat veel meer heeft gekost, dan noodig zoude zijn geweest om het Noordhollandsch kanaal te maken tot een idealen waterweg, en daardoor het Nieuwediep tot eene moderne havenstaddie bemerkt, dat hij, om van den Helder naar Enkhuizen te komen, straks, als de nieuwe spoorwegen gereed zullen zijn, over Amsterdam zal mogen reizen; die jaren lang over de droogmaking van de Zuiderzee heeft hooren spreken en nu bemerkt, dat alles neer zal komen op eene kibbelpartij tusschen de Regering en de Maatschappij van Grondcrediet over den eigendom van zekere plannen; die dagelijks goede en doordachte ontwerpen ziet verdwijnen of worstelen met onoverkomelijke moeijelijkheden, en geheel onvoldoende invallen ziet verwezenlijken; uit dat burgerlijke oogpunt hebben wij zelfs weinige redenen van ingenomenheid met onze openbare werken, mooi en kunstig, maar niet doelmatig. Zoo zouden wij kunnen doorgaan. Noemt eens, zoo gij kunt, een landsbelang, dat niet is besproken, bepraat, be schreven, behandelddat niet is geweest een wapen of een speelbal in de handen der Staatspartijen; waarmede niet ministers zijn omvergeworpen en weer opgezet, en dat niet eindelijk begraven is onder papier en woorden! Over groote en gewigtige zaken wordt gesproken; gedaan en afgehandeld worden slechts de zaken van minder belang. Waardoor en waarom? Op het gevaar af van ons geheel te bedriegen, en zoo onschuldigen te beladen met werkelijk bestaande schuld, zijn wij gedwongen de oorzaak van dit verschijnsel te zoeken bij onze regeringen. Ook de Vertegenwoordiging kan niet als Pilatus hare banden wasschen. Maar de groote zondaar is de Regering. Zij rekt haar leven van begrooting tot begrooting, met kleine wetjes, met weinig oppositie uitlokkende ontwerpjes, met bepalingen omtrent zieke koeijen en Haagsche tand meesters, met naturalisatiën en dergelijken. Kan zij ont werpen van meer belang niet ontwijken, ze worden van verslag tot verslag, van wijziging tot wijziging gesleept tot op het punt, waar het ministeriële leven ophoudt en elk ontwerp scheurpapier wordt. Wijlen de heer Heemskerk heeft het zeker met zijne herziening van de kiestabel en van de schoolwet wat al te onhandig erg gemaakt, maar het systeem, kleinigheden doen en groote zaken slepende houden, heeft hij niet uitgevonden; hij heeft het alleen maar door overdrijving belagchelijk gemaakt. Gaan wij nu weer denzelfden weg op, dan komen wij er gul voor uit, is het ons absoluut onverschillig, of de minister Jan of Piet, Heemskerk of Kappeijne heet. Wij hopen, dat het anders zijn zal. Hoe? Dat zullen wij gaarne zeggen, nu nog, omdat op dit oogenblik die wensch nog in 't algemeen naar alle toe komst-ministers gerigt kan lieeten. Ons idcaal-ministerie zoude in de Kamer komen onge veer op deze manier, ongeveer met deze woorden: «Waarde Kamerleden! Ieder van u heeft zijn stokpaardje, en het is uwe gewoonte om aan nieuwe ministers hunne opinie te vragen omtrent de deugden van al die beestjes, en hen te doen beloven om voor allemaal een zadeltje te koopen Geeft die moeite niet, wij hebben niet van alles verstand en wij beloven ook niet, alles te zullen «overwegen en onderzoeken.» Een paar dingen willen wij do.en. De boeren van Binnenlandsche Zaken, Oorlog en Marine zullen bijv. een ontwerp geven om de Zuiderzee droog te maken, en Financiën en Binnenlandsche Zaken zullen een ontwerp- patent-belasting verdedigen. Deze dingen komen wij doen; overigens beschouwe men ons als administrateurs, die de zaken gaande houden. Maar nu blijve men ons ook van 't lijf met alle verdere verzoeken, motiën en wenschen en wat ook meer. Wil de Kamer deze onderwerpen niet aan de orde zien gesteld, ook goed, dan gaan wij weer, ieder aan zijn werk in 't private levenwil de Kamer 't wel, dan zullen wij die j beide onderwerpen snel, want wij zijn gereed, en goed afdoen. En dan treden wij af, zelfs na een zegepraal, j Want wij laten aan korporaal Smit den schitterenden volzin: i «rrutt! alweer een ander stuk!» zonder nijd over. Goo chelaars zijn wij evenmin, dames en heeren! Zoo even zaagt gij de Zuiderzee! Mis! 't is de Wieringermeer! I Alweer mis! 't was 't kanaal door de Gcldersche vallei! Dat is beneden ons. Wij zijn niet alwetend, maar iets kennen en kunnen wij; dat iets is de moeite waard, dat komen wij doen, dat en niets anders. Wij laten ons van niemand eene taak opdringen, maar wij verdwijnen ook oogenblikkelijk, wanneer blijkt, dat de Kamer öf deze zaken, óf deze zaken op deze wijze niet wil!» Een huiselijk ideaal, zegt gij. Ja, maar verleidelijk om er de proef mede te nemen, om uit de woorden in de daden te komen. Ministers, die zich een beperkte taak stelden, maar die dan ook afwerkten; eene Kamer, die scherp en meódoogenloos, maar regtvaardig hare kritiek uitoefent, maar niet alles te gelijk overhoop haalt, niet over alles spreekt en op alles antwoord vraagt, ziedaar een denkbaren toestand. Moge bet nieuwe ministerie trachten die te verwezenlijken, waardoor aan de natie de zorgvuldige behartiging harer belangen zou worden verze kerd, die ons bevrijden zou van de hoogere en hoogste politiek, die in schitterende redevoeringen en bijtende rap porten haar heil zoekt, en die de Regering en de Ver tegenwoordiging met het volk zou vereenigen op het terrein van het burgerlijk gezond verstand, dat van «zaken doen» zonder omslag en zonder oplief, maar met ernst en zorg. Zoo worde het! Het Gemeentebestuur van den Helder brengt ter kennisse van de daarbij belanghebbende ingezetenen, dat op Vrijdag den 23 November 1S77, des voormiddngs tusschen elf en twaalf ure, aan het Raadhuis der gemeente, eene vergadering van Kiesgeregtigden zal worden ge houden, oin de vacante plaats aan te vullen van een lid der alhier gevestigde Kamer van Koophandel en Fabrieken, door het vertrek van den heer 1'. C. VAN DER MEULEN. De lijst der Kiezers is op de gewone kantooruren ter Secretarie der gemeente ter inzage nedcrgelegd. Bezwaren tegen die lijst kunnen bij liet Gemeentebestuur worden ingeleverd. Van deze vergadering worden geene afzonderlijke Kennisgevingen verzonden. Voorts wordt in herinnering gebragt dat men om Kiezer te zijn: Nederlander, meerderjarig, ingezeten der gemeente, en in het volle genot der burgerlijke- en burgerschapsreglen moet zijn. 2. Ter zake van een bedrijf van handel of fabriekwezen in het patentregt, moet zijn aangeslagen tot een bedrag van minstens zeven, gulden. Het Gemeentebestuur voornoemd, Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester, den 22 October 1877- L. VERHEY, Secretaris. Binnenland. HELDER cn NIEÜWEDIEP, 23 October. Zijn Exc. de minister van Marine bezocht gisteren liet Marine-Etablissement alhier. Naar aanleiding van ongeregeldheden, onlangs aan bet Koninklijk Instituut voor de Marine voorgevallen, zijn gisteren twee adelborsten uit het oudste studiejaar van die inrigting verwijderd. Volgens een bij het Departement van Marine ont vangen telegram is Zr. Ms. schroefstoomschip Macassar, onder bevel van den luit. ter zee 1ste kl. J. C. Commijs, in den voormiddag van den 19 dezer te Point de Galle aangekomen. Aan boord is alles wel. De monitor Adder, die jl. Zaturdag te Amsterdam moest worden buiten dienst gesteld, heeft in den loop der week herhaaldelijk, maar steeds te vergeefs, getracht de reis derwaarts te ondernemen en ligt nu in de haven te Hcllevoetsluis, na het anker verloren te hebben. Het tweede nommer van het blad «Eigen Hulp» bevat een model-reglement voor eene door iedere afdeeling te stichten afdeeling, bepaaldelijk voor verzekering van ziekengeld, van genees- en heelkundige hulp en van begrafenisgeld, elk afzonderlijk. Ongetwijfeld zal van dit concept, dat met een begeleidend schrijven van het hoofd bestuur aan de besturen der districten ter overweging wordt aangeboden, de noodige belangstelling opwekken. De Utrechtsche Hoogeschool heeft den heer J. IJ. Gunning, pred. te 's Hage, tot doctor honoris causa in de wijsbegeerte benoemd. De heer P. M. Snickers, bisschop van Haarlem, beeft het beschermheerschap van het liefdewerk *Oud papier op zich genomen. Te Haarlem hebben jl. Zaturdag acten bekomen voor fraaije handwerken: de dames T. Colmjon, van Enkhuizen en A. M. C. Ilanau, van Hoorn; voor Fransclie taal: de heeren G. Bol, van Schagerbrug en A. Passer, van Opmeer.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1877 | | pagina 1