EN
IEIiDEISCIE
NIEUWERIEPER COURANT.
1877. N". 128.
Jaargang 35.
Vrijdag 26 October.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
BEKENDMAKING.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag cu Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 1.30.
franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N". 163.
Prijs der Ad ver ten tien: Van 14 regels 00 CentB,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
KI ken l>onderda? vertrekt de inail naar
Ooflt-Indiê. Laatste ligting 's avonds 6 uur.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Helder brengen ter
kennis van de daarbij belanghebbenden, dat het ticeede Suppletoir
Kohier van den Iloofdelijken Omslag voor het jaar 1S77, den
22 dezer door hen voorloopig vastgesteld, en van heden af gedurende
de eerstvolgende veertien werkdagen, op de gewone kantooruren,
voor een ieder ter Secretarie der gemeente ter lezing is nedergelegd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester,
den 23 October 1877. L. VEIIHEY, Secretaris.
Binnenland.
HELDER en NIEUWEDIEP, 25 October.
Blijkens een bij het departement van Marine ontvangen
telegram, is Zr. Ms. schroefstoomschip Macassar, onder
bevel van den luit. ter zee 1ste klasse J. C. Commijs, in
den voormiddag van den 21 dezer van Point de Galle
vertrokken, ter voortzetting zijner bestemming naar Oost-Indië.
Jl. Dingsdag heeft alhier de verkiezing plaats gehad
voor 12 leden van het kiescollegie. Uitgebragt 404 stemmen,
van onwaarde 3; volstrekte meerderheid 201. Hiervan
bekwamen de heeren K. Vermeulen 368 stemmen, H. de
Wit 367, P. Dekker Tz. 365, F. Griek 363, J. Rinner
365, S. H. van der Steen 357, A. Metzelaar 368, A. van
Bendegom 354, N. J. Leijer 361, Chr. van Veen 366,
D. de Vries 359 en J. O. Mann 361 stemmen. Genoemde
heeren zijn alzoo gekozen. Verder verkregen stemmen
de heeren: J. de Mutsert 28, L. Kikkert 29, A. Klik 28,
A. Govers 30, J. Cronee 28, J. Kooger 28, M. van den
Bergen 25, J. Kastelein 29, C. Oldenburg 22, H. C.
Meskes 23, J. Damman 23 en T. Mulder 24.
DE GESCHIEDENIS VAN EEN VIOOL.
(Slot.)
Toen ik op mijn kamer kwam, vond ik op tafel mijn vioolkast,
benevens een kaartje met de vraag: „Kan ik u even spreken?"
Ik liet Signor Carlo Monti dadelijk bij mij komen.
Hij trad met gebogen hoofd mijn kamer binnen: de hand, waar
mede hij zijn hoed vasthield, beefde. Zijn eerste blik sloeg hij op
de viool, en daarna zuchtte hij en drukte de armen dicht tegen
het lijf, alsof hij steun zocht. „Ik weet dat ik in uw oog een dief
moet schijnen," begon hij met inspanning van al zijne krachten, „en
ik ben ook ik ben een dief, een geslepen dief. Maar hier is
het geroofde goed terug, majoor.... vergeef mij, als gij kunt!"
Hij maakte eene beweging alsof hij voor mij op de knieën wilde
vallen. Ik vatte ijlings zijne hand en hield hem staande. Ik trachtte
hem tot bedaren te brengen met de verzekering dat ik hem reeds
lang vergeven had. Maar ik vroeg hem toch waarom hij mij zijn
vertrouwen niet geschonken en de viool in eigendom gevraagd had.
„Hoe zou ik op de inwilliging van zulk een onbeschaamd ver
zoek hebben durven hopen?" antwoordde hij. „Gij hebt nooit kunneu
weten, wat die viool voor mij was. Niemand kon dat weten of be
grijpen. Van het oogenblik af, toen ik voor het eerst den strijkstok
over de snaren liet glijden, was ik als betooverd. Welk een klank
Het was in mijn oor een geheel cér.ige klank. Ik meende dat ik hem
reeds vroeger gehoord had, niet vluchtig, maar vele, vele uren lang,
'totdat hij mij onuitwischbaar vast ingeprent was; en ik peinsde voort-
duiend waar en wanneer dat geweest kon zijn, en ik ging tot in
mijne vroegste kindschheid terug, zoover ik denken kon, maar dien
klank vond ik niet. Dat was een vreeselijke toestand ik zal niet
beproeven u dien te schilderenin tonen zou ik hem misschien
kunnen weergeven, en dan zoudt gij eene liefelijke melodie verne
men, zacht als een wiegeliedeke, en daartusschen een aanlokkend en
verleidelijk gefluister, de zinnen prikkelend en het geweten smorend
en later een worsteling tusschen lichtgestalten en nachtelijke spooksels.
De viool echter oefende op mij een demonische macht uit. Ik wil
de uwe zijn ik moet de uwe wezen! klonk het van hare snaren
in mijn hart. Ik was nog eerlijk gebleven, toen het zoover kwam
majoor maar toen die onweerstaanbare verzoeking. Niet onweer
staanbaar Dat wilde ik niet gelooven. Ik deed de ernstigste pogingen,
om van de geliefde viool te scheiden, vergeefsGij herinnert u,
dat ik ze eens 's avonds bij u staan liet. Ik wilde nog dienzelfden
nacht op reis gaan en mij niet meer bij u vertoonen. Maar ik werd
als teruggetrokken. En toen bleken mijne zenuwen tegen die span
ning niet bestand ik werd ziek, ik vreesde voor mijn verstand.
En ten laatste deed ik toch, wat ik verafschuwde ik maakte
mij heimelijk uit de voeten met uw eigendom."
Hij beefde over zijn gehcele lichaam; groote zweetdroppels parel
den op zijn marmerwit voorhoofd. Ik liet hem tijd om tot bedaren
te komen, en vroeg toen deelnemend naar hetgeen er verder met
hem voorgevallen was. Misschien had hij wel opgemerkt dat het
mij eenigszins verwonderde, hem in dit gezelschap aan te treffen;
hij hield zich ten minste of ik hem dat venveten had.
„Dat is de vloek van mijn daad!" riep hij uit. „Ik had gedroomd,
een groot musicus te kunnen worden, en een bedelmuzikant ben ik
geworden een ware bedelmuzikant. Met een gestolen viool
Beroepen te Alkmaar ds. J. van Walsem, pred. te
Alplien a/d Rijn.
Bedankt voor het beroep naar de Christ. Geref.
gemeente te Hattem door ds. A. Brummelkarap Jr., pred.
te Alkmaar.
Te Haarlem hebben jl. Dingsdag acten van bekwaam
heid als hoofdonderwijzeres ontvangen de dames S. E.
Gérard, van Bergen en C. TV. J. Verkerk, van Alkmaar.
Het adres, thans ingediend aan Z. M. den Koning
ter bekoming van concessie tot indijking van het Wieringer-
meer, is van den volgenden inhoud
«Geven met verschuldigden eerbied te kennen de onder-
geteekenden, uitmakende de commissie uit de waterschappen
den Anna Paulowna-Polder, den polder Waard en Groet
en den polder Waard-Nieuwland op Wieringen, ingesteld
tot voorbereiding eener indijking van het Wieringermeer
in Noordholland, ter groote van 20,000 hectaren.
Dat zij van deze belangrijke indijking een ontwerp hebben
opgemaakt, hetwelk zij met eene daarbij behoorende
memorie van toelichting de eer hebben hiernevens aan
Uwe Majesteit aan te bieden.
Dat zij aan Uwe Majesteit eerbiedig verzoeken hun de
concessie voor de indijking en droogmaking van het Wie
ringermeer overeenkomstig dat ontwerp te verleenen, met
eene garantie van renten tegen 5 ten 100 's jaars, gedu
rende het tijdvak van den aanvang van het werk, totdat
met den verkoop der drooggemaakte gronden geregeld kan
worden voortgegaan, uiterlijk van 10 jaren, en tot een
gezamenlijk bedrag van niet meer dan 6,000,000 gulden,
't welk doende, enz.
De commissie voornoemd:
J. C. de Leeuw, dijkgraaf v. d. Anna Paulowna-Polder.'
K. Breebaart, dijkgraaf v. d. polder Waard en Groet.
J. Breebaart Kz., dijkgr. v. d. polder W aard-Nieuwland.
A. J. Kaan, heemraad v. d. Anna Panlowna-Polder.
S. F. Siewerts, hoofdingel. v. d. polder Waard en Groet.
Hoe kon liet ook andersGelijk zij mij vroeger onophoudelijk aan
gelokt had, zoo herinnerde zij mij nu onophoudelijk aan mijne on
eerlijkheid en mijn ontrouw. Die prachtvolle, orgelende klanken, die
smeltende nuances, die zacht ruiscliende tonen zij waren mijn
eigendom niet: ik bracht ze als gestolen goed aan den man. Hoe
dwaas! riep ik mijzelven vaak toe: zij beteekenen slechts iets onder
uwe hand, zij zijn de uwen! Eu zonder die viool Ik trachtte
het voor mij zeiven te loochenen. Ik heb mij bij beroemde meesters
aangemeld, majoor in Leipzig, in Praag en in Weenen en
ik heb hun verzocht hun een proeve van mijn talent te mogen
geven, ten einde hunne ondersteuning voor mijne verdere studiën
te verkrijgen. En telkens als het beslissende oogenblik gekomen
was, begon de strijkstok in mijne hand te beven en dansten de
noten voor mijne oogen. Ik kon niets dragelijks voortbrengen.
Ten laatste kwam ik in nood en moest ik mij tegen den honger
wapenen. Ik speelde in de herbergen cn op straat daar ging
het goedEn toen wist ik mijn klein orkest bijeen te krijgen cn
gaf concerten de heelc wereld door. En zoo ben ik de beroemde
„Vioolkoning" geworden maar ook met zij n heerlijkheid
is het nu gedaan."
In die lnatste woorden sprak al de radeloosheid der wanhoop.
Ik had tot in het diepst mijner ziel medelijden met den ongelukkige.
„En als ik u nu eens zeide, dat de viool u toebehoort vroeg ik.
Hij sprong op. „Mij mij Die viool van mij! Die van
mij? En eerlijk mijn eigendom?"
„Zij was u destijds reeds toegedacht. Ik had mij voorgenomen,
ze u cadeau te maken, en als ge nog een poos
Hij greep mijne hand en drukte ze onstuimig. „Mij de viool
ten geschenke geven, die kostbare vioolEn ik konwaanzinnige
die ik was!" Hij sloeg zich voor het hoofd, maar greep tegelijk
weder mijne hand, die hij wilde kussen. Zijne opgewondenheid
maakte mij bevreesd. Doch eensklaps sloeg zijne gemoedsstemming
tot liet andere uiterste over. Het straks nog zoo bewegelijke gelaat
scheen tè verstijven hij staarde langs mij heen in het onbestemde.
„Maar zeg mij nu toch, hoe dit alles heeft kunnen gebeuren?"
vroeg hij. „Er moet toch een reden voor bestaan een gegronde
redengelooft ge ook niet? een gegronde reden."
Ik kon hem geen bevredigende opheldering geven. „Het moet
nog dieper schuilen," sprak hij hoofdschuddend, „geloof mijnog
dieper." Eu een poos later: „Wie heeft toch de viool vóór u
gehad? Als zij mij nu toebehooien zal, moet ik hare geschiedenis kennen,
voor zoover die bekend is. Deze viool heeft voorzeker eene merk
waardige geschiedenis. Gij hebt nooit ronduit gezegd hoe ze in
nw bezit is gekomen. „Wie speelde er vóór u op deze viool?"
„Een arm meisje," antwoordde ik, „eene Italiaanscliedie ik
meer dan twintig jaar geleden in Weenen leerde kennen zij
speelde in de herbergen, en ik was ernstig op haar verliefd."
„En hoe heette ze?"
„Angelina."
Hij zag mij verbaasd aan. „Angelina En haar familienaam
„Zij had eigenlijk geen familienaam, althans niet dien van haar
vader; zij kende alleen den naam hnrer moeder, en dien mocht zij
niet voeren. Ik weet niet, hoe zij bij de politie bekend stond
voor mij heette zij eenvoudig: Angelina."
„Angelina Angelinamompelde hij peinzend.
„Vindt ge iels bijzonders in dien naam?" vroeg ik.
D. Tool, hoofdingel. v. d. polder Waard-Nieuwland, en
J. L. T. Groneman, hoofdingel. v. d. AnnaPauI.-Polder.
Alkmaar3 October 1877.»
Jl. Maandag avond omstreeks 9± ure ontstond er
brand in de kavallerie-kazerne te Amsterdam, vermoedelijk
tengevolge van het broeijen van hooi. Spoedig was de
brandweer ter plaatse aanwezig en door doeltreffend geno-
men maatregelen gelukte het met behulp van 2 stoom-
spuiten en de Jan van der Heyde, den verderen voortgang
van den brand te bedwingen, zoodat te ruim 11 uur het
gevaar geweken was. De paarden werden allen gered en
tijdens den brand geplaatst op de in de nabijheid zijnde
verbindingsbaan van den Rijnspoorweg naar het entrepotdok,
dat door een bek van den openbaren weg is gescheiden.
Burgerlijke en militaire autoriteiten bevonden zich spoedig
op bet terrein van den brand.
De muur op bet Sophiaplein, die, zooals bekend is,
aanleiding gegeven beeft tot een geschil tusschen de
Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij en den huurder der
muurvlakte, den beer M. Oostmeijer te Amsterdam, is
gisteren ochtend in het belang der publieke veiligheid, van
wege bet openbaar gezag omgehaald.
De luitenant-kolonel plaatselijken-kommandant van
Utrecht, baron Melvill van Carnbee, heeft een dagorder
aan de troepen aldaar in garnizoen uitgevaardigd, waarin
hij zijn tevredenheid te kennen geeft over hun houding
bij den brand der kazerne en ben uitnoodigt voort te gaan
zich ordelijk te gedragen. «Op deze wijze zegt bij
beantwoordt men het best aan de ramp ons opgelegd.»
Volgens het U. D. worden in de kazerne te Grave maat
regelen getroffen om een deel van bet Utrechtsch garnizoen
aldaar te kunnen opnemen. De verwarring blijft, wat de
equipemenlstukken en de bewapening betreft, nog groot.
Hoewel de administratie met den meesten ijver werkzaam
is, kan onmogelijk nog met zekerheid bet verlorene worden
opgegeven. Er moeten 500 geweren verloren zijn, terwijl
„Mijne moeder moet zoo geheeten hebben of nog heeten, want
waarschijnlijk leeft zij nog."
„Hebt gc in al dien tijd niets naders omtrent uwe familiebetrek
kingen vernomen?" vroeg ik verder.
„Niet veel," antwoordde hij, „en niet veel zaaks. Te Weenen
heb ik mij tot den advocaat gewend, door wien mij vroeger de
kleine geldelijke ondersteuning toegezonden werd. Hij kon mij niets
zeggen en verwees mij naar een geestelijke, die hem het kapitaal
in handen had gegeven ea wien hij verantwoording van het gevoerde
beheer moest doen. Deze scheen niet goed voor de zaak te durven
uitkomen en deelde mij op al mijn vragen slechts dit mede, dat
een aanzienlijke Italiaansche dame tot aandenken aan hare ongelukkige
zuster in haar testament aan mijne moeder een legaat had vermaakt,
met bepaling dat het op hare kinderen zou overgaan als zij vóór
de erflaatster overleed of het legaat mocht weigeren. De oude dame
was gestorven, toen ik drie jaar was. Mijne moeder had het legaat
voor mij aangenomen en eene schikking getroffen, dat het geheel
en al voor mijn onderhoud besteed moest worden. Zij was daarop,
verzadigd en vermoeid van dit leven en deze wereld, in een klooster
gegaan en moest nu beschouwd worden als gestorven.
Over mijne moeder zelve gaf hij mij slechts zeer onvoldoende
inlichtingen. Zij had een avontuurlijk leven geleid en moest, voor
zooveel hij wist, door vioolspelen in haar onderhoud voorzien hebben.
Hij noemde mij een oude vrouw, die haar gezellin was geweest en
Intev half kindsch hier of daar in een gesticht werd opgenomen.
Het gelukte mij die vrouw op te sporen. Zij heette Barbara Usselli
cn was werkelijk door ouderdom zoo verzwakt en versuft, dat ik
uit hare mededeelingen niet veel wijzer werd. Zij bazelde 'van een
Princes en van een kamermusicus en van een beroemden vioolmaker
en van eene vioolspeelster, die zij op de guitaar begeleid had, en
van een aanzienlijken Pool, die haar trouwen wilde, manr al zijn
geld doorbracht en de eenige oorzaak van al hare ongelukken werd.
Tusschen dat alles door omhelsde en kuste zij mij, en zeide dat ik
in mijne oogen iels had van hare Angelina, maar den schelmschen
mond van den Pool. Daarop begon zij weder te schreien en te
jammeren over een viool, die Angelina lief had en die over de zee
moest gaan naar Amerika, opdat de Pool haar geen vrees meer zou
aanjagen. Het was een onbegrijpelijke wartaal, waarin met geen
mogelijkheid eenige samenhang was te brengen."
Deze mededeelingen brachten, gelijk men wel denken kan, allerlei
aandoeningen bij mij te weeg. Geen twijfel: de zoon van Angelina
stond voor mij en ik wist nu wat haar belet had mij toe te behoo-
ren, of den man, dien zij beminde, ook zelfs den aard van het be
letsel toe te vertrouwen. Diep ontroerd nam ik Monti's hand in de
mijne en sprak tot hem: „Ik heb uwe moeder gekend. Er is voor
mij geen verder bewijs noodig, dat gij de zoon van die Angelina
zijt, aan wie eens deze viool behoorde. De som, waarvoor zij het
instrument verkocht, was bestemd om uwen vader in staat te stellen,
zich in Amerika te gaan vestigen, ik weet dit wel niet zeker,
maar ik twijfel er niet aan. Moge dit zware offer niet te vergeefs
gebracht zijn! Beschouw in ieder geval deze viool niet als een ge
schenk van mij, maar als het erfdeel uwer moeder" ik trok hem
aan mijne borst en kuste hem „het pand is gelost en de schuld
door dezen kus uitgedelgd."
„De viool is mijn!" riep hij jubelend, „de prachtige viool!" Hij
drukte haar aan zijne borst. „Alleen de dood zal ons scheiden!"