li V
HELDERSCHE
NIEIIWEDIEPER ('OIRAVT.
1877. N°. 141.
Jaargang 35.
Zondag 25 November.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
BEKENDMAKING.
Binnenland.
a#a
„W ij ta u 141 jf e d
het goede."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalƒ1.80.
franco per post - 1.05.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: M I. E X P1EI .V V. 163.
Prijs der Advcrtenticn: Van 1regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Hlken Donderdag vertrekt de mail naar
Oost-Iadlë. Laatste ligting 'b avonds 6 uur.
De VOORZITTER van den RAAD der gemeente HELDER
brengt ter openbare kennis, dat DE RAAD ZAL VERGADEREN
op DINGSDAG den 27 NOVEMBER aanstaande, des
AVONDS ten ZEVEN ure.
Helder,
den 24 November 1877.
De Voorzitter voornoemd,
STAKMAN BOSSE.
PUNTEN TER BEHANDELING:
1. Benoeming van leden der Commissie voor gemeentewerken.
2. Aanbeveling van leden voor 't Bestuur van 't Weeshuis.
3. h h u t Burgerlijk Armbestuur.
4. Verzoek om ontslag van een Hulponderwijzer.
5. Voordragt van Hulponderwijzers.
6. Vaststelling Suppletoir Kohier Hoofdelijken Omslag.
7. Voorstel tot het verleenen van gratificatiën.
8. Mededeeling van stukken.
VERGADERING van den RAAD dor gemeente ANNA
PA ULO WNA, op WOENSDAG den 28 NOVEMBER
1877, des namiddags ten 2 ure.
Anna Paulowna, den 24 November 1877.
De Burgemeester
C. E. P E li K.
Onderwerpen ter behandeling:
1. Aanbieding gemeentebegrooting voor 1878.
2. Vaststelling Suppletoir Kohier Hoofdei. Omslag,
dienst 1877.
3. Mededeeling ingekomen stukken.
8> Een.
Novelle
idéé fixe.
van RUDOLPH LINDAU.
{Vervolg.)
Hij werd in eens zoo vlug alsof hij tien jaar jonger geworden
was. Hij liep de trappen op, pakte in allerijl in een kleinen kolFer
wat reisgoed saam, reed naar het noorderstation en zat om acht
uur in den sneltrein, die hem over Galais en Dover in tien uren
naar Londen zou brengen. Van daar kon hij, over Southampton en
Lvmington, een paar uur later op Thorley wezen. Maar hij vreesde
toch, dat hij te laat zou komen.
Onderweg, in het rijtuig, in de wachtkamers, op het spoor, lus
hij het ontvangen schrijven. Het bestond uit twee gedeelten: een
korten, vluchtigen, bijna onleesbaren brief, en een uitvoerig manus
cript. De brief dien Regnault het eerst gelezen had, luidde als volgt
„Thorley-house, 27 Augustus 1866.
„Ik heb miju woord gehouden. Vóór het einde van
Augustus heb ik uwe vragen beantwoord. Het heengaan kost
mij geen moeite; ik laat niets achter wat mij vreugde verschafte.
Het leven is mij een vreeselijke last geweest; mijne krachten
zijn uitgeput. Mijne oude bedienden beveel ik in uwe belangstelling
aan, vooral Maltby. Zooveel mogelijk heb ik voor hen gezorgd,
doch Maltby zal niet buiten u kunnen. En vergeet niet dat Tiger
mijn vriend was. Verlaat hem niet. liet huis en het park heb ik
aan u vermaakt. Moogt gij er gelukkiger zijn dan ikVaarwel!
Vaarwel! Mijn uur zal spoedig slaan. Hij heeft mij gisteren
geroepen.
Morgen moet ik hem volgen. Vaarwel! Vaarwel; voor het laatst
Vaarwel!"
De brief was met onleesbare letters: „Th. B." onderteekend. Ook
dc laatste regels van den brief waren bijna niet te ontcijferen. Het
grootste gedeelte van het omvangrijke manuscript daarentegen was
met zeer veel zorg geschreven; slechts op enkele plaatsen kon men
duidelijk zien, dat de schrijver hij die regels aan eeue hevige ont
roering moest ten prooi zijn geweest; de hand had daar gebeefd,
en de letters waren onregelmatig en onduidelijk. Het manuscript
was van den volgenden inhoud:
„Thorley-house, November 1865.
„Gij hebt mij gevraagd, wat mij scheelde; waarom ik zulk een
vreugdeloos bestaan leidde en niet als andere menschen leefde. Ik
had niet gedacht, dat ik ooit in staat zou zijn, deze vragen te be
antwoorden. Doch nu heb ik u beloofd, het te doen; en ik wil
mijne belofte houden.
„lk had mijn vijf en twiutigsten verjaardag op Thorley-house
gevierd. Eenige vrienden waren uit Londen overgekomen en* hadden
met mij gegeten. Ik was vroolijk en opgeruimd. Mijne vrienden,
ambtenaren aan het Ministerie van Buitenlandsche Zaken, moesten
noodzakelijk den volgenden dag weer te Londen zijn. Ik vergezelde
hen omstreeks tien uur 's avonds naar Totland-baai, waar zij een
bootje gehuurd hadden, dat hen naar Lymington zou brengen. Het
was de 28ste Augustus. De nacht was helder en warin. Ik had
mijne vrienden van den oever zien afsteken; ik had hun „behouden
overtocht" en „goeden nacht" toegeroepen, en ik begaf mij nu lang
zaam op den terugweg naar Thorley-house. Ik had slechts vroolijke
gedachten in 't hoofd. Ik was jong, gezond, en rijkelijk metaard-
eche goederen gezegend; het leven lag vol schoone beloften voor
HELDER cn NIEUWEDIEP, 2i November.
In de vergadering van kiesgeregtigden, op den 23 dezer
maand ten raadhuize dezer gemeente gehouden, is tot lid
der Kamer van Koophandel en Fabrieken alhier gekozen
de lieer H. Janzen Ez.
Onder «Vervolg Nieuwstijdingen» vinden onze lezers
bijzonderheden omtrent de stranding te Huisduinen van
gisteren avond.
Jl. Donderdag avond vierde de zangschool Euphonia
haar jaarfeest in Tivoli. Een aantal goedgekozen zang
stukjes werd flink uitgevoerd en op nieuw werd blijk ge
geven van het verdienstelijk zangonderwijs, dat de hoer
Kuijk aan tal van leerlingen verschaft. Voor ouders en
kinderen vooral is een avond als die van Donderdag een
ware feestavond, die nog lang in aangename herinnering blijft.
Naar wij vernemen zal het eerste winterconcert van
het muziekkorps der artillerie-schutterij Donderdag a. s. in
het lokaal Musis Sacrum plaats vinden.
De laatste loodjes wegen het zwaarst. Twee tref
fende voorbeelden daarvan levert de geschiedenis van
deze dagen.
Het plan is ontworpen tot eene Nederlandsche expeditie
naar Sumatra en tot eene Nederlandsche expeditie naar
de Noordpool.
Uit hetgeen wij omtrent laatstgenoemde expeditie mede
deelden, blijkt, dat er te weinig is bijgedragen voor eene
expedittie met een stoomschip, zoodat tot een togt met een
zeilschip is besloten, wat door de mannen van het vak, de
zeeofficieren, geacht wordt geen resultaten te kunnen
opleveren.
De commissie voor de Sumatra-expeditie heeft mede bij
circulaire bekend gemaakt, dat bij gebrek aan de noodige
mij. Mijn weg liep over Ileadon-Hill, door Aluin-baai naar de
naaldklippen. Het was een tamelijk lange weg en ik werd gedurende
de eenzame wandeling moede. Toen ik boven op het duin was,
van waar men een uitgestrekt vergezicht over de zee heeft, zette
ik mij neder om wat uit te rusten. Boven mij een heldere, donker
blauwe hemelbeneden mij de groote, donkere, dof rommelende
zee; rondom mij heen een plechtige stilte.
„Ik sliep in.
„Toen ik ontwaakte, lag er een eigenaardige, roodachtige gloed
over het landschap. Naast mij, een paar schreden van mij af, stond
een gedaante. Ik sloeg de oogen op en keek er naar. Een ijskoude
rilling voer mij door merg en been, want ik wist plotseling met
volkomen zekerheid, dat IK die gedaante was. Zij naderde mij
langzaam en onze blikken ontmoetten elkacr. Ik herkende mijn
eigen gelaat trek voor trek; en toch was ik vreeselijk veranderd.
Mijne wangen waren ingevallen, mijn haar vergrijsd, mijne oogen
tuurden in doodsuugst naar iets bovennatuurlijks, iets spookachtigs.
Ik, mijn eigen ik, voelde mij als verlamd. Ik wilde vluchten
de blik van mijn ander ik hield mij vast; ik wilde schreeuwen
mijne stem begaf mij; daar hief miju dubbelganger plotseling
zijn arm op, en zijne bleeke lippen bewogen zich en zeiden on
hoorbaar: „Tel!" Op hetzelfde oogenblik hoorde ik heel in de verte
een torenklok slaan. Ik kon mij niet verweerenik moest hardop
tellen. De stomme mond begon en telde met mijEen, twee,
driealtijd doortwaalf, dertien, veertienDe angst
mankte mij waanzinnig.
Maar ik moest verder tellen dertig, een en dertig, twee en dertig
De urm van de vreeselijke gedaante daalde. Een bittere, sombere,
akelige lach verwrong de scherpe trekken. Zij verwijderde zich
langzaam, zonder het helder verlichte, vaalbleeke gelaat van mij af
te wenden; acht en dertig, negen cn dertig!!Zij wenkte
mij de stomme mond sprak duidelijk: „Kom!Ge moet
komen!Kom!"Veertig!! Een schrille kreet, eu de ge
daante was verdwenen, een korte stilte, een geplas in 't
water alsof er iets in zee viel, en uit de donkere diepte de woorden:
„Kom!Ge moet komen!
„Ik rende als een gejaagd dier over liet eenzame duin. Dicht
achter mij de verschijning. Ik voelde haren ijzeren adem, ik hoorde
haar kuchen en steuuen, eu duidelijk vernam ik haar heesch ge
fluister: „Kom!Ge moet komeu!Kom!"
„Ik weet zelf niet, hoe ik Thorley-house bereikte; ik herinner
mij alleen dat ik op zekeren dag moede en krachteloos uit een
langen, zwaren, koortsigeu droom ontwaakte. Naast mij zat de oude
Maltby. Ik was volkomen bij mijn bewustzijn, maar te zwak om
te kunnen denken of mij bevreesd te maken. Het afgrijselijke beeld
stond mij levendig voor den geest, zonder mij teen echter schrik
aan te jageu, ja, zonder eenige aandoening bij mij te verwekken.
Misschien was het niets als een voortbrengsel van mijn ziekelijk
overspannen verbeelding, lk deed mijn best, die gedachte vast te
houden. Het was mij onmogelijk. Uit de verwijderde duinen bracht
de wind het bevel tot mij„Kom ge moet komen kom
Ik sloot de oogen weder en viel in een rustige sluimering, waaruit
ik genezen en versterkt ontwaakte.
„De vreeselijke stem was verstomd; maar ik wist, ik wist met
doodelijke zekerheid, dat ik haar spoedig weder zou liooren en de
verschijning terug zou zien. Ik herstelde; mijne ziekte week van
mij; maar de stellige overtuiging van het bestaan mijns dubbel
gelden, deze onderneming, waaraan voor Nederland zooveel
is gelegen, niet lang genoeg zal kunnen voortgezet worden
om het doel te bereiken.
Wordt er niet meer gegeven voor beide expeditiën, dan
zijn de duizenden guldens, welke tot nu toe gestort werden,
nagenoeg weggeworpen. Nu moge men beweren, dat dit
voor een gedeelte moet worden toegeschreven aan het
gelijktijdig, of zeer kort na elkander op het getouw zetten
der beide plannen, maar Nederland is rijk genoeg om de
betrekkelijk geringe sommen, noodig voor het volkomen
ten uitvoer brengen van beide ondernemingen, te kunnen
storten.
Eene kleine krachtsinspanning wordt nog slechts gevor
derd; moge het blijken, dat die laatste loodjes, hoe zwaar
ook, niet te zwaar zijn, want de eer van ons volk is er
mede gemoeid.
Eer ware het te wenschen, wat intusschen aan groote
bedenking onderhevig is, dat de bijeengebragte kapitalen
voor één doel werden aangewend, en het bereiken van het
andere doel werd uitgesteld, dan dat door gebrek aan den
noodigen financiëlen steun beide belangrijke ondernemingen
schipbreuk leden, tot blijvend verwijt voor onze tijd-
genooten. (Arnh. Crt.)
De Eerste Kamer der Staten-Generaal is bijeen
geroepen tegen Dingsdag 4 Dec. a. s.,'s avonds ten 71 ure.
Beroepen te Wouterswoude en te Huisduinen de" heer
P. Hopman, candidaat bij het Provinciaal Kerkbestuur
te Utrecht.
Het nabij de Slufter te Texel gestrande kofschip is
eergisteren nacht uit elkander geslagen; de lading haver
ligt tusschen de stukken van het wrak verspreid.
De tweeling-broeders R. en H. Rumling te Amsterdam
herdachten gisteren hun 89sten verjaardag. Beiden genieten
nog zulk een goede gezondheid, dat zij nog dagelijks de
Beurs bezoeken. Wel iets buitengewoons.
gangers prentte zich al dieper en dieper in mijne ziel.
„Zoodra ik Thorley-house verlaten kon, reisde ik naar Londen
om een beroemden arts te consulteeren. Ik verhaalde hem den
loop mijner ziekte en wat er vooraf met mij voorgevallen was,
zonder de kleinste bij/onderheid te verzwijgen. Hij hoorde mij
opmerkzaam aan, deed mij onderscheidene vragen eu gaf mij een
geruststellend antwoord. Hij schreef mij een bepaalden leefregel
voor en gaf mij den raad, een oogheelkundige te bezoeken, omimju
gezicht aan eene nauwkeurige inspectie te onderwerpen. Hij dacht
dat een ziekelijke toestand van het netvlies de verschijning van
den dubbelganger aan mijn overspannen zinnen moest voorgespiegeld
hebben. De woorden, die ik gehoord zou hebben, hield hij voor
het uitwerksel van mijn vreeselijken angst.
Ik wendde mij tot de grootste specialiteiten van Parijs en Berlijn.
Zij onderzochten inij en waren eenparig van oordeel, dat eraan mijn
oogeu niet het minste gebrek was. De Londensche dokter, wien ik
dit mededeelde, meende tc.en op zijn beurt alles aan mijn verbeel
dingskracht te moeten wijten. Hij zeide mij dat ik, zoo lang ik
nog bang was, de eenzaamheid vermijden moest; hij raadde°mij
verder aan, in verlichte vertrekken te slapen. Ilij geloofde dat dc
taak zich wel van zelf zou schikkeumocht hij zich daarin bedrogen
hebben, dan moest ik later maar weder eens bij hem komen. Dat
was de eenige hulp en de eenige troost, die de wetenschap mij ver
schaffen kon.
„Ik volgde de voorschriften van den dokter ten strengste op.
Doch het hielp mij niets, lk was dan ook niet te helpen. Mijn
kwaal lag buiten het bereik van mcnsclielijke, van natuurlyke hulp
middelen. Ik was, o noodlot! bestemd om het offer vaneenboven-
mensclielijke, ondoorgrondelijke ramp te worden.
„Ik had de stem sedert verscheidene weken niet gehoord eu de
gedaante zelve had ik sedert dieu rampzaligen 28 Augustus niet
teruggezien, maar ik voelde hare sombere, hcillooze macht iu mijne
nabijheid. Onzichtbaar, onhoorbaar, leefde zij in al haar afschuwelijk
heid naast mij. lk wist dat zij aan mijne zijde was als ik ging
zitten om te eten; aan het voeteneinde van mijn bed, als ik mij
ter ruste wilde begeven. Waar ik ging eu stond, omhulde zij mij
als met een zwarten mantel van angst en ontzetting. Ik wist dat
ik haar zou terugzien; dat ik die stem nogmaals hoorenzou; en ik
wachtte in onbeschrijfelijke spanning.
„Dit lange, voortdurende wachten op eene nieuwe, vreeselijks
herhaling der verschijning werd mij na verloop van eenige weken
letterlijk onverdragelijk. Toen nam ik het besluit om datgene, wat
mijne gedachten onafgebroken bezig hield, een zekeren vorm en ge
stalte te geven. Ik verbeeldde mij, dat het gezicht van het af
schuwelijke gedrocht mij met hem vertrouwd zou maken, zijn macht
over mij verminderen zou. De gedaante, zooals ik haar eenmaal
gezien had, was mij onuitwischbaar in het geheugen geprent. Gij,
miju waarde vriend, gaaft haar de realiteit, die ik voor mij zien
wilde, door volgens mijne aanwijzingen het portret te schilderen,
dat nu sedert veertien jaren als eeue voortdurende herinnering aan
miju ongeluk in mijn kamer bewaard is geworden.
„Mijne verwachting werd ditmaal niet bedrogen. Uw werk ver
schafte mij eenige rust. De onzichtbare gedaante, wier nabijheid
ik voelde, scheen voor de zichtbare beeltenis te wijken. Er kwam
een zekere vrede over mij. liet portret boezemde mij geen vrees in. lk
had het zien ontstaan; ik was er mede vertrouwd. Ik kon er uren
lang voor zitten en mij in mijne eigene trekken, in de gedachte