HELDERSCHE
KV NIEEWEDIEPER COURANT.
1877. N°. 142.
Woensdag 28 November.
Jaargang35.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
Binnenland.
„W IJ li u 1 d I r f n
het goede,"
Ver»chijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddug.
Abonnementsprijs per kwartaalf 1.80.
k h franco per post - 1.65.
Uitgever AA. BAKKElt Cz.
Bureau: NOLENPLEIN V. 103.
Prijs der Ad verten tien: Van 1-1 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Kllken Donderdag vertrekt de mail naar
Oost-Indlë. Laatste ligting 'e avonds 6 uur.
HELDER en NIEUWEDIEP, 27 November.
De gewestelijke vereeniging Noordholland van 't Nederl.
Onderwijzers-Genootschap zal op 29 December a. s. eene
vergadering houden te Amsterdam. Behalve een aantal
huishoudelijke aangelegenheden, zullen de volgende punten
ter bespreking aan de orde komen: 1. De inrigting der
acte-examens, zooals die in October jl. te Haarlem heeft
plaats gehad, verdient van de zijde der onderwijzers aan
prijzing. 2. Welke onderwerpen moeten bij het onderwijs
in de kennis der natuur op den voorgrond staan? 3. In
vergelijking met andere leervakken der lagere school heeft
de geschiedenis het meest behoefte aan eene betere metho
dische behandeling.
De avond van Zaturdag, in Musis Sacrum doorgebragt,
heeft het meerendeel der bezoekers stellig niet onbevredigd
gelaten. Gaf het programma in de muzikale wereld wel
klinkende namen, mej. Gerardina Koning heeft in de eerste
plaats daar alle aanspraak op. Zij bewees ten volle, dat
de W met diamanten omzet, door haar op dit concert ge
dragen, verdiend is. Zoowel in Scherzo van Chopin en
Rapsodie van Liszt als in 't Trio van Beethoven kon men
haar techniek bewonderen. De heer Dudok, een oude
bekende, betoonde zich wederom een uitstekend violist, die
zoowel in de ensemble-stukken als in de soli, zijn hoorders
in verrukking wist te brengen. Gaarne stemmen wij in
met het applaus, dat beiden ten deel viel. De heer "YVede-
meijer, cellist en artist van zeer gunstigen naam, was dien
avond minder gelukkig in zijn spel; wij schrijven dit hoofd
zakelijk toe aan den invloed van den dampkring op zijn
9) Een idéé fixe.
Novelle van RUDOLPH LINDAÏÏ.
{Vervolg.)
Jaren verliepen er zoo. In mijn treurig leven kwam niet de
minste verandering meer, mijn noodlot was beslistWel had
ik oogenblikkcn van rust, maar nooit ging er een 28ste Augustus
voorbij, zonder dat de gedaante mij naderde, of zonder dat ik haar
bevel hoorde.
«Mijn haar vergrijsde, mijn voorhoofd verbleekte, mijne oogen
namen de angstig glurende uitdrukking aan, die gij daarin op uwe
schilderij met zoo onnavolgbare juistheid hebt weergegeven. Ik
gevoelde hoe ik, om zoo te zeggen, in de gestalte van mijn dubbel
ganger ingroeide; hoe ik er mij meer en meer mede vereenzelvigde
hoe zij mij tot zich trok; hoe niets, niets, mij uit haar handen
redden kon.
„En toch vervroolijkte nog een korte zonneschijn mijn ellendig
leven en verdreef deze de schaduwen des doods, die er sedert lange
jaren over lagen uitgespreid.
„In de lente van het jaar 1860 leerde ik een edel vrouwelijk
wezen kennen, en na verloop van eenige weken durfde ik het wagen
haar mijne liefde te bekennen. Zij was vele jaren jonger dan ik
en ik was voor den tijd oud gewordenmaar ik had het geluk
mijne liefde beantwoord te zien. De familiebetrekkingen mijner ge
liefde gaven hunne toestemming eerst na lang aarzelen, want ik had
den welverdienden naam, een zwaarmoedige zonderling te zijn. Maar
de dochter beloofde mij gelukkig te zullen maken, en de ouders
konden zich niet langer tegen hare tranen verzetten.
„De bruiloft, zou in de maand September plaats vinden. Ik zelf,
ter wille van haar die mij boven alles dierbaar was, had gewenscht,
nog een 2Ssten Augustus te laten voorbijgaan, eer ik een ander
wezen voor altijd aan mij verbond. Gedurende den tijd onzer ver
loving wilde ik in de nabijheid mijner geliefde vertoeven. Zoo iels
ter wereld, dan moest zij de vreeselijke gedaante verre van mij ver
wijderd kunnen houden.
„Het voorjaar brachten wij in Engeland door; van daar reisden
wij door Frankrijk naar Zwitserland. Gedurende al dien tijd was
ik kalm en gelukkig. Menigmaal, als ik alleen was, maakte ik mij
béangsd bij de gedachte aan mijn noodlot, evenals iemand zou doen
over een nog niet betaalde schuld, waarvan de vervaldag onverbid
delijk nadert; maar de nabijheid mijner geliefde verdreef al mijne
onrustige gedachten.
Omstreeks half Augustus kwamen wij te Interlaken aan. Op
zekeren avond, toen ik van een lange wandeling met Marie huis
waarts keerde, waar hare ouders ons wachtten, vraagde zij mij naar
de oorzaak mijner vroegere treurigheid, welke mij bij allen die mij
kenden voor een zonderling deed doorgaan.
Wij zaten, toen zij mij die -vraag deed, op een bank aan een
eenzamen weg. Om ons heen heerschte eene diepe stilte. Boven
ons breidde zich het donkerblauwe uitspansel uit, en voor ons, ids
in een zee van vuur, verdween de zon achter de sneeuwmassa's der
Jungfrau. Een zoete vrede daalde in mijn onrustig geinoed. Ik
vatte de kleine hand, die ik sterk genoeg waande om mij tegen
alle onheilen te beschermen, en verhaalde zoo goed ik kon de ge
schiedenis van mijn ongeluk. Terwijl ik sprak, werd het allengs
instrument. Bij zijn laatste soli bleek hij echter meer
a son aise te zijn. Een nadere kennismaking met de talenten
van mej. Broekman zou ons welligt ook kunnen leiden tot
eene beoordeeling van hare capaciteiten.
Het nabij Huisduinen gestrande stoomschip Neger
zingt zijn zwanenzang. Het plan om hetzelve, na zooveel
mogelijk de lading gelost te hebben, met een stoommachine
leeg te pompen en daarna met eene sleepboot af te brengen,
schijnt opgegeven, omdat het schip vermoedelijk gebroken is.
Wij waren nog niet in de gelegenheid de namen te
vermelden der bemanning van de Huisduiner reddingboot,
die toen de Nieuwedieper reddingboot, die dadelijk
naar het bewuste gestrande schip was opgesleept, bezwaar
scheen te vinden in de nadering van de Neger terstond
in zee stak en het geluk smaakte de equipage, uit 17 man
bestaande, te redden en aan 't strand af to zetten. De
namen dier edele en moedige mannen zijn: W. Zeeman,
bootsman; P. Muije, M. Matje, C. de Vries, J. de Vries,
N. Kenning, A. Zeeuw, C. Zeeuw, II. Boodt, II. Hooger-
werft', D. Rijkers, R. Lemaire en A. Been. Wij treffen
daaronder de namen van mannen aan, die zich als edel
moedige menschenredders reeds lang een welverdienden
naam hebben verworven.
De kapitein en een paar zijner officieren, die, ondanks
den hopeloozen toestand van het schip, aan boord wilden
blijven, hebben eindelijk gisteren de noodvlag geheschen
en zijn met een vlet van boord gebaald.
Wij voldoen aan een ons gedaan verzoek, door de
aandacht te vestigen op de ook in dit nommer voorkomende
annonce, waarin wordt aangekondigd dat de heer mr. J.
A. Levy, van Amsterdam, morgen avond alhier eene
spreekbeurt zal vervullen. Gelijk wij reeds vroeger mede
deelden, zal deze vergadering worden bijgewoond door den
president van het Anti-Dienstvervangings-Bond, graaf van
Limburg Stirum, oud-minister van Oorlog.
Door de commissie voor het examineren van varenslieden
donkerder en kouderde oude, vreeselijke angst overviel mij weder.
Mijn tong werd droog; de woorden bleven mij in de keel steken;
mijne stem had een vreemden, ruwen klank, alsof er iemand anders
sprak. Ik keerde mij verschrikt om en tuurde in do schemering
naar de gedaante, die ik wist dat in mijne nabijheid was.
Marie werd bleek, doodsbleek, en ik voelde hare hand in de
mijue koud worden. //Het wordt guur," zeide zij, „laten wc
naar huis gaanWij liepen zwijgend naast elkander voort. Ik
was te moede alsof ik een misdaad begaan had. In de nabijheid
harer woning bleef zij plotseling staan. Zij legde hare beide banden
op mijne schouders en zag mij vink in 't gezicht. „Kijk niet zoo
angstigom Gods wil, kijk niet zoo angstig!" smeekte zij.
„Voelt gij de gedaante iu uwe nabijheid?"
„Neen," antwoordde ik; „neen, mijn lieve engel. Uwe zoete,
heilige nabijheid houdt de booze machten verre."
„Zij sloeg hare blanke armen om mijnen hals en kuste mij. Hare
lippen waren ijskoud." - ,/Kom mede naar huis," zeide ik nu;
„kom, gij zijt niet wel. Ik voel hoe gij heeft." - Zij antwoordde
niet; maar zij leunde zwaar op mijn arm en volgde mij.
„Des anderen daags was zij nog sterk genoeg om voor hare niets
kwaads vermoedende ouders hare ongesteldheid te kunnen verbergen.
Den daaropvolgenden dag, den 25sten Augustus, vertrokken wij naar
ChamouDy. Zij kwam daar vermoeid en terneergeslagen aan. Men
weet dit aan eene verkoudheid en aan de inspanning op de moeic-
lijke, lange reis. Maar den anderen morgen, toen ik naar den
toestand mijner bruid informeerde, zeide mij haar moeder met een
bezorgd gelaat, dat Marie gedurende den geheelen nacht in een
hevige koorts had gelegende dokter, die haar zooeven verlaten
had, had de meest mogelijke rust aanbevolen. Terstond daarop
hoorde ik iu een aangrenzend vertrek de stem mijner beminde, die
angstig om haar moeder riep. Deze snelde heen en liet mij alleen.
Weldra kwam zij terug om mij te zeggen dat Marie er op aandrong
mij te zienik moest naar den dokter gaan en diens raad inwinnen,
daar hij zeer uitdrukkelijk gezegd had, dat de zieke zooveel mogelijk
alleen moest gelaten worden, en men elk gesprek met haar en alles
wat haar zenuwen kon aandoen, zorgvuldig nu/est vermijden.
„De dokter, een bejaard man met een welwillend uiterlijk, zeide
mij„De toestand van het jonge meisje is niet zeer geruststellend.
Zij heeft een zware koorts, wier bijzonder karakter zich waarschijnlijk
heden of morgen verklaren zal. Op dit oogenblik kan ik er nog
niets met zekerheid van zeggen. Als zij er óp staat u te zien, dan
is 't het best haar verlaugen in te willigen. Tracht haar tot bedaren
te brengen en laat haar zoo weinig mogelijk spreken. Ik zelf zal
haar iu den loop van den dag nog eens komen zien."
„Marie lag in een wit morgenkleed op de sopha toen ik den
salon weder binnentrad. Zij reikte mij hare kleine, gloeiende hand,
die ik kuste, en wenkte mij dat ik op een stoel bij haar zou gaan
zitten. Hare moeder verliet daarop terstond de kamer en ik was
met Marie alleen.
„Hebt gij de gedaante gezien?" waren hare eerste woorden.
„Neen, neen?" antwoordde ik. „Wees bedaard. Ik heb u immers
1, dat sedert ik u ken de gedaante verdwenen is?"
„Stond zij te Interlaken niet achter u? Waarom keekt ge zoo
angstig? Waarom werdt ge zoo bleek? En waarom beefde uwe
stem zoo?"
„Laat dat nu rusten," sprak ik; „wij zullen daar wel op terug-
te Rotterdam is liet diploma van derden stuurman toegekend
aan den heer W. Bakker Gz., leerling aan de zeevaart
kundige school van den onderwijzer A. J. Leijer, alhier.
Als Sint-Nicolaas-geschenk voor kinderen is zeer
geschikt het keurig boekje: «Een prettige vacantie.D Teregt
zegt de uitgever, is dit het mooiste boek dat werd uit
gegeven. Met oorspronkelijken tekt van «Agatha» ontwikkelt
en streelt het het schoonheidsgevoel der kleinen. De prijs
f 1.50 mag zeer billijk heeten. Wij maken er ouders, met
het oog op het aanstaande feest, attent op.
De begrooting voor 1878, oorspronkelijk gesteld op
ruiin 121 millioen 1 ton, is nu teruggebragt tot 119 mil-
lioen 2 ton. De raming der middelen daalt tot f102,474,363.
Er is derhalve een tekort op de begrooting van f 16,730,683.
Hoofdstuk Oorlog is met circa 1| millioen verminderd,
Binnenlandsche Zaken met 4 ton, Justitie met 1£ ton en de
overige hoofdstukken met kleinere sommen.
Aan pogingen om de uitgaven van den Staat zooveel
mogelijk te bekrimpen, zal ?t het nieuwe kabinet zeker
niet ontbreken, merkt de Werkmansbode op. Een der eerste
betrof de opzegging van het abonnement op ons blad. Het
eenigste exemplaar, hetwelk aan het ministerie van Justitie
wordt gezonden. Dat geeft ten minste een verschil van
f3. 's jaars. Een goed vooruitzigt voor belastingschuldigen.
Het schip, voor de Nederlandsche expeditie naar de
Noordpoolstreek een buitengewoon sterke en versterkte
schooner van 86 ton, die den naam van Willem Barendsz
zal dragen moet reeds besteld zijn. Een bekend natuur
kundige heeft zich aangeboden om den togt mede te maken
en bovendien nog twee jeugdige zoölogen, van welke er
echter maar één kan worden geplaatst. Prof Buys Ballot
te Utrecht zal als lid der uitvoeringscomissie optreden om
de instructiën te helpen vaststellen.
Men noemt als koramandant van voornoemden bodera
de luit. ter zee 1ste kl. A. de Bruyne.
- gggggBBBggR
komen als gij weder gezond zijt."
„Zij scheen een oogenblik na te deuken.
„Overmorgen is het uw verjaardag?" vroeg zij daarop.
„Ik knikte zwijgend.
„Zijt gij bang?" vroeg zij verder.
„Ik schudde het hoofd;" maar ik wist dat mijn bleek gelaat mij
tot een leugenaar maakte.
„Zij zag mij lang en onderzoekend aan en scheen iu diep gepeins
verzonken. Daarop zeide zij plotseling: „Ge moet mij beloven,
overmorgen den gansclien dag iu mijne nabijheid te blijven en onze
woning eerst te verlaten als het noodlottige uur voorbij is. Gij
kunt wel, nu ik ziek ben, met mijne ouders waken."
„Ik beloofde zonder bedenken, te doen wat zij verlangde.
„Nu beu ik gerust," zeide zij met een pijnlijk lachje.C„Roep nu
mijne moeder; ik wilde wat slapen."
„Marie's toestand werd met het uur bedenkelijker. De oude
dokter wist geen raad. Ik telegrafeerde, den volgenden dag naar
Genève, om den besten dokter der stad te laten komen. Hij kwam
's avonds laat te C'hamouny aan en begaf zicli naar het bed der
zieke, nadat hij met hare ouders en den ouden dokter een kort
onderhoud had gehad. Marie lag buiten kennis. De dokter uit
Genève beschouwde haar met de grootste opmerkzaamheid en richtte
verscheidene vragen tot zijn collega. Daarop schudde hij het hoofd
en scheen eveneens verlegen. Ilij gaf evenwel verschillende voor
schriften en zeide dat hij den nacht in zijn logement zou blijven
men moest hem roepen als de patiënte weder tot zich zelve kwam;
in ieder geval zou hij den volgenden morgen zeer vroegtijdig nov
een tweede visite maken.
„Ik bracht den nacht in de grootste spanning door. De hulpe-
looze en rndelooze ouders waren toonbeelden van jammer en ellende.
Voor de eerste maal, sedert lange jaren, boezemde mij de aanbrekende
dag, de schrikkelijke 2Ssten Augustus, niet mijnentwege bezorgdheid
in. Ik kon aan niets deuken als aan den gezondheidstoestand mijner
bruid, en ik verweet mij, de oorzaak harer ziekte te zijn.
„'s Morgens, omstreeks vier uur, kwam Marie weder tot haar
bewustzijn. Zij vraagde terstond naar mij, en ik ijlde naar haar
bed. De korte ziekte was reeds duidelijk op haar gelaat merkbaar.
Hare wangen waren ingevallen; om haar kleinen mond speelde een
pijnlijken en onrustigen trek. Ik vatte hare hand. Zij zag mij
doordringend aan. Ik wist wa.t zij mij vragen wilde en schudde
het hoofd. Maar zij scheen niet gerustgesteld.
„Ik heb lang geslapen," sprak zij. „Ge zijt van daag jarig.
Niet waar?"
„Ik bezwoer haar. zich voor liet oogenblik niet om mij te be
kommeren cn bedaard te zijn. Ik herhaalde dat ik alle bezorgdheid
voor mij zeiven verloren had en alleen aan haar dacht.
„Als die dag maar eerst voorbij was," antwoordde zij. „Ik kan
dien vreeselijken angst niet van mij verjagen. Deze dag zal voor u
en voor mij noodlottig zijn."
„Zij sprak cle waarheid. Hare krachten verminderden snel. Ver
scheidene malen achtereen verloor zij weder haar bewustzijn."
Gedurende de weinige heldere oogcnblikken liet zij mij steeds
bij zich roepen, en haar blik richtte telkenmale dezelfde stomme,
vreeselijke vraag tot mij: „Hebt gij de gedaante gezien? Voelt
gij haar in uwe nabijheid?"
„Tegen den avond werd zij allengs onrustiger; en zelfs in de