HELDERSEHE
EK KIEIIWEIIEFER (OIRVVT.
1877. N». 147.
Zondag 9 December.
Jaargang 35.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
Majoor bij de rustende.
VILMA.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.80.
v franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 163.
Prijs der Advertentiëu: Va
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden
n 14 regels 60 Cents,
naar plaatsruimte berekend.
Daar is iemand om u te spreken.
Mijne dienstbode geeft aan al mijne bezoekers denzelfden
naam„Iemand.7' Zij acht dat voldoende, maar daar
onder „iemand77 zoowel mijn chef, dien ik niet gaarne in
den gang laat wachten, als de bedelaar, dien ik liefst zelfs
buiten den gang houd, begrepen zijn, acht ik eenige nadere
omschrijving wenschelijk. Aan dit verschil van gevoelen
heeft mijne gedienstige reeds menige wandeling van mijn
kantoor naar de voordeur „om te vragen, wie mijnheer is77
te danken.
Nu kwam zij terug met 'tberigt: alsdat ze maar zeggen
moest, dat de Majoor er was.
De majoor? Wie kan de Majoor zijn? Militaire vrienden
heb ik niet, behalve een neef, over wicn de familie liefst
niet spreekt, die op een van de laatste mail booten in
's lands dienst naar Indië is gegaan. Die kan nog geen
Majoor zijn, ter naauwernood korporaal-titulair! De bri
gadier-majoor van de Rijksveldwacht? Ik heb niet gestolen-
en ik ben niet bestolen, dat is onwaarschijnlijk! en zoo
eindigde ik daarmede, waarmede ik had moeten beginnen,
met Mietje te gelasten, den Majoor maar te laten binnen
komen.
Daar kwam mijn vriend Pepermeijer, eertijds kruijenier
op- de Laat, een vroeger medewerker aan deze Courant,
en thans rentenier, met militaire deftigheid, die hem zeer
slecht afging, binnen, en zcide: Bonsoir luitenant! Nu
ben ik aan alleidei manieren van aangesproken te worden
gewend. Mijne kinderen zeggen pa, mijne vrouw...... nu
dat doet er niet toe, mijn vrienden oude jongen, en mijne
zusters Kees; ik heb zelfs eene tante die Keessie zegt.
Maar luitenant zegt niemand tegen mij, zoodat ik Peper
meijer ronduit vroeg, of hij gek was.
-Ik meen, luitenant! dat je de discipline en de subordi
natie geheel uit liet oog verliest, zeide Pepermeijer.
Wat moet ge in zoo'n geval doen, als iemand bij u
komt, die min of meer getroubleerd is? Bedaard blijven
is liet beste.
Pepertje, zeide ik, ga rustig zitten en drink een glas
water!
3)
Naar het Frauseli van F.RXLST DAFBF.T.
Ver volg.)
Bernard aanvaardde niet een dankbaarheid, die r.iet geheel vrij
was van zekere verbazing, de bewijzen der gevoelens die in dit
vroegrijpe gemoed geborgen waren, doch zonder in het minst te
beseffen hoeveel hartstocht hier in 't spel was. Het kind had iets
eigenaardigs en lieftalligs; hij vatte er spoedig eene vaderlijke ge
negenheid voor op; wel verre echter van te vermoeden dat zij, om
zijnentwil, haar leven zou gegeven hebben om hem welgevallig te
zijn, als hij dat van haar geëischt had.
Veertien dagen nadat Vilma te Parijs was gekomen, bracht haar
vader haar op een morgen bij de klocstei voogdes van liet Heilige
Hart. Allo meisjes uit de familie Eternay waren in dat klooster
opgevoed, zoodat Yilma's plaats er als bij voorbaat aangewezen was.
Wij waren u reeds wachtende, liefje, sprak de eerwaarde
moeder, terwijl zij het meisje een kus gaf.
Zonder die welgemeende liefkozing met een enkel woord of een
glimlach zelfs te beantwoorden, bewaarde Vilma een bot stilzwijgen.
Hare zwarte, diepliggende oogen, schitterende onder de lange wimpers
welke dien gloed nog iets temperden, behielden de stroeve en norsche
uitdrukking, die er steeds in lag.
Duid het haar niet ten kwade en heb geduld met haar, me
vrouw, sprak de Vorst; zij is zeer eenzelvig opgevoed, ergens op
een oud kasteel.
O. is het dat!' Dan is zij nog zoo'n kleine wilde: wij zullen
haar wel temmen; wij hebben er meer zoo hier gehad.
Dit werd zeer bedaard en kalm gezegd, op een toon van moeder
lijke goedhartigheid; maar Viltna begreep het niet of wilde het
niet begrijpen.
Mag mijn neef d'Argennes hier wel eens bij mij komen?
vroeg zij aan de kloostervoogdes, met een blik die bewees dat er
een uitbarsting van ongenoegen en verzet zou volgen, als het ver
wachte nutwoord ontkennend mocht luiden.
Hij mag alle dagen komen, iu de spreekkamer, mits uw vader
er in toestemt.
U hebt er niets tegen, wel? zeide zij, zich tot den Vorst
wendend.
Hij gaf terstond zijti toestemming, al te gelukkig nu hij tot dien
prijs het bittere cener scheiding minder wreed voor zijn dochter
kon maken, welke hij voor het eerst van haar leven aan de zorg
van vreemde handen zou toevertrouwen.
En ik dan, voegde hij er bij, met den arm om Yilma's hals
gij verlangt niet eens te weten of ik hier mag komen
O, u; u is heer en meester over uw Vilma; u hebt niemands
vergunning noodig, antwoordde zij, terwijl er een kwijnend lachje
speelde om haar kersroode lippen.
Waar zijn de sterkte-staten van liet bataillon?
zeide mijn bezoeker, waar is de lijst van liet kader,
waar zijn de officieren?
Pepertje, zeide ik gemoedelijk, is er iets met de
Spanjaarden gebeurd? Want tegen mijn raad doet hij sterk
in geconverteerde staatsschuld, en ik vreesde voor een
nieuw Iberisch-bankkroet. Maar Majoor Pepermeijer
werd boos, en vroeg mij, of ik dan niet wist, dat hij aan
mijn hoofd stond.
Aan mijn hoofd staan? -
Ja! aan uw hoofd, aan het hoofd van het gelieele
bataillon, van alles, zeide Pepermeijer met eene hand
beweging, die de uitgebreidheid van zijn gezag duidelijk
moest maken, maar die geen ander gevolg had, dan het
hem gegeven glas water over den grond te storten,
van alles, lees jij geen Staatscourant?
Ik bekende schuldvan dat vermakelijke blad heb ik
mijn abonnement opgezegd, nadat de minister Heemskerk
er het buitenlandsch nieuws uitgenomen heeft.
Weet je dan niet, dat mijne benoeming tot Majoor
bij het 100ste bataillon rustende schutterij in Noordholland
in de Staatscourant staat? Zie hier en hij haalde een
exemplaar van dit regeringsblad, dat blijkbaar al door vele-
handen was gegaan, uit den zak en toonde mij de plaats,
door 't vele aanwijzen reeds geheel beduimeld, waar ik
werkelijk onder een reeks van benoemingen las: tot
Majoor bij het 100ste bataillon rustende schutterij in
Noordholland J. Pepermeijer, te Alkmaar.
Zoo, zeide ik, ik feliciteer je, met een renteniers-
baantje; heb je daarom gevraagd?
Neen, maar men heeft eenigen invloed, en om je
de waarheid te zeggen.... ik ben voorgedragen, zij vroegen
mij of ik 't wezen wilde en, daar ik toch weinig te
doen heb....
Kunt gij er nog wel rustend schutter bij worden.
Dat is werkelijk een idee: de rustende schutterij tezamen
te stellen uit de rustende predikanten, de rustende krttije-
niers, de rustende onderwijzers, en in 't algemeen uit al
degenen, die ter ruste zijn gegaan.
Wat zeg je? zei Pepertje.
Ja, dat is de consequentie; wie is heter rustend
De angstige vrees dat zij een tijdlang van liaar neef d'Argennes
gescheiden zau moeten leven, had haar gedurende de laatste oogen-
blikkcn in verwarring gebrachtdoch nu was zij gelukkig, tevreden
en opgeruimd. Toen haar vader heenging, na gezegd te hebben dat
hij 's anderen daags niet Bernard zou terugkomen, gaf zij heui een
kus en beloofde dat zij voor al haar makkertjes een voorbeeld van
leerzaamheid en ijver zou wezen. Zij bleef nu met de klooster-
voogdes alleen.
Deze nam haar daarop bij de hand, en begaf zich uit haar kamer
naar een grooten tuin, vol welriekende bloemen en schaduwrijk ge
boomte, waaronder een paar honderd jonge meisjes van verschillenden
leeftijd, onder het wakend oog «Ier zusters, aan het spelen waren
en de lucht van hun vroolijk gejuich deden weergalmen. Op het
zien van „het nieuwe meisje77 liepen kleinen en grooten te hoop om
haar beter te kunnen opnemen. Zij gingen op een rij staan om
haar door te laten, verbijsterd, nieuwsgierig en sprakeloos, gelijk
kinderen in zulke omstandigheden zijn.
Ga nu weer spelen, meisjes, zei de voogdes, met iets strengs
in haar blik, dat echter door den vriendelijken klank harer stem
zeer getemperd werdhet staat lang niet mooi zoo nieuwsgierig
te wezen.
De groep ging uiteen, en de voogdes, die Vilma nog altijd vast
hield, zette haar weg voort, rechts en links het hoofd wendend,
alsof zij iemand zocht.
Hebt ge de jongejuffrouw d'Anisy ook gezien? vroeg zij tian
een nieuweling, die haar met neergeslagen oogen voorbijging.
Daar loopt zij, moeder, antwoordde de novice, terwijl zij wat
verder op onder de grooteren een meisje aanwees, dat onder de
boomen wandelde met een oude en gebrekkige non.
De voogdes wenkte de jongejuffrouw d'Anisy dut ze eens bij haar
zou konten, waaraan deze terstond voldeed.
Beste Angelique, sprak zij, ik kom hier aan uwe zorgen en
uw toezicht het lieve kind toevertrouwen dat ge hier ziet: de jonge
juffrouw' Vilma Malborg, de dochter van Vorst Malborg en van
die arme Genevièvc d'Etornay, van wie ge mij zoo dikwijls hebt
hooren spreken. Zij is nog nooit van haar vader af geweest, en ik
geloof stellig dat zij nü in haar hart erg bedroefd is. Ik belast
u met de taak om haar te troosten, vriendinnetjes voor haar te
zoeken en haar wat vertrouwd te maken met het klooster hier.
O, moeder, hoe zal ik u daarvoor danken! riep madcmoisellc
d'Anisy, terwijl zij Vilma van de voogdes overnam en haar bij
herhaling omhelsde en kuste. Kom, kom mee, lieveling, vervolgde
zij met veel hartelijkheid, wij zullen samen heel gelukkig worden.
Vilma volgde lijdzaam hare beschermster, die zij met groote ver
bazing, eenigszins wantrouwend en zonder een woord te spreken,
had aangestaard; maar het duurde "niet lang of het ijs was gebroken
onder de koesterende warmte van d'Auisv's onbaatzuchtige liefde,
en eer de dag om was begon Vilma haar reeds hartstochtelijk lief
te krijgen met al de geestdrift en de groote vatbaarheid voor in
drukken, die den grondslag van haar karakter vormden.
schutter clan hij, die van al zijne werkzaamheden uitrust?
Wel beschouwd is dat de eenige maatschappelijke betrek
king, die een overledene nog met succes kan bekleeden.
Pepertje, kerel, op die manier word ik over vijftig jaar
je opvolger nog eens!
Dat 's flaauw! meende Pepermeijer. Als je er den
gek mede steekt, dan ga ik heenik neem de zaak ernstig
op, en ik hoop mijn pligt te doen, als....
't Vaderland in gevaar komt, ja dat 's erger. Zie
je, want op zicli zelf is "t eene onschuldige liefhebberij,
die ik zoo wat gelijk stel met het houden van een kanarie
vogeltje; maar als gij 't in ernst opneemt, dan is 't erg,
want je kunt met de rustende schutterij alles doen wat
gij wilt, behalve haar ernstig behandelen, of haar laten
uittrekken. Gij bereidt u zeer veel verdriet, zeer veel
teleurstellingen, als gij deze staatkundige grap en om
dat wij eene rijke natie zijn, kunnen wij ons zoo'n grap
veroorloven als eene wezenlijke instelling gaat be
schouwen!
Ja, maar wees nu eens verstandig, en mank geen
malligheid; ik ben nu eenmaal Majoor, en.... ik weet er
eigenlijk niet veel van!
Zeg: niets van, of als ge liever wilt, evenveel van
als alle andere schutters van het 100ste bataillon.
Er zijn toch gewezen miliciens onder?
Gewis, Majoor! De groote meerderheid van uw corps
heeft er nooit iets van geweten, en de kleine minderheid
heeft alles verleerd, dat is liet onderscheid.
Maar gij zijt toch zelf immers luitenant?
Ik geloof het wel; zonde mijner jeugd, Majoor!
zonde van mijne ijdelheid!
Majoor Pepermeijer kreeg een kleur; het woord „ijdel
heid77 beviel mijn superieur slecht. Goed, dan moet ce
er toch iets van weten, bijv. wat ik te doen heb als
Rustend Majoor? clat is zeer duidelijk; een diner
geven, is het eenigstc wat gij doen kunt voor de defensie.
Aan wie? ik kan toch niet alle schutters vragen,
mijn huis en mijne beurs zijn daartoe niet ruim genoeg.
Buitendien weet niemand wie gij zoudt moeten
uitnoodigen. In sommige gemeenten zullen de staten wel
zijn bijgehouden, maar ik geef u mijn woord, dat er
IT
Angelique d'Anisy was toen zeventien jaar; zij zou welhaast luire
studiën voltooid hebben en in het laatst van 't jaar liet klooster
verlaten, om dan voor goed bij haar moeder te blijven, die, sedert
den dood van haar echtgenoot, den markies d'Anisy, een landgoed
bewoonde in de omstreken van Poitiers. Zij was een schoon meisje,
een brunette, slank en welgevormd, met iets zachts en goedigs in
haar oogen, met. een weelderige» overvloed van donker, golvend
haar, en een aristocratisch voorkomen, dat zich met de jaren allengs
ontwikkelde en in bevalligheid toenam. Aan een zeldzame schran
derheid paarde Angelique een rechtschapen ea standvastig karakter,
dat grond gaf voor de verwachting, dat zij eene vronw zou worden
met uitstekende hoedanigheden, levende voor haar plicht. Zij miste
misschien den schitterenden glans die hot uitsluitend voorrecht is
van sommige trotsche naturen en die op zwakke geesten een
bedwelmenden invloed heeft; maar zij bezat die innemende bekoring,
die zich langzamerhand meester uiaakt van hen die in hare nabij
heid komen, om ze eindelijk regeerend te beheerschen. Een hart
dat dorstte naar een vreedzaam en duurzaam geluk zou zij ver
trouwen hebben ingeboezemdwant het was voldoende haar te zien
om in haar een van die zielen te ontdekken, die zich slechts één
maal geven, maar dan ook, welk spoor het lot hun later doe volgen,
eens en voor altijd trouw blijven aan het eerste gevoel dat bij hen
ontstaan is. Vilma kon dus aan geen betere handen toevertrouwd
worden, en van haar komst in liet klooster af was het merkbaar,
dat Augelique's kalme en zachte invloed zijne werking op haar
niet miste.
Den volgenden dag, toen de meisjes na afloop van het ontbijt
een uur vrij hadden, werd Vilma in de spreekkamer ontboden.
Ontroerd en in angstige spanning snelde zij er heen. Haar vader
wachtte er haar; maar hij was niet alleen. Bernard d'Argennes
was met hem inedegckomen. Zoodra zij dezen zag, geraakte Vilnta
in verrukking en de vreugde glansde op haar gelaat als een ver
kwikkende zonnestraal. Zij omhelsde eerst haar vader en toen
Bernard, uitgelaten van blijdschap en dankbaarheid, met een blik
van tieren hoogmoed op have makkertjes neerziende, die toevallig
van de ontmoeting getuigen wqren, als om dezen te wijzen op de
aanwezigheid van dien cleganten jongen man, die voor haar hier
gekomen was cn door de andere meisjes ter sluiks met nieuws
gierige blikken werd opgenomen. Bij de eerste vraag die haar vader
haar deed, om te weten hoe zij den tijd besteedde dien zij nu niet
meer in zijne nabijheid doorbracht, antwoordde Vilma, met een vloed
van loftuitingen op Angeliqne d'Anisy. Zij roemde hare goedheid,
haar schoonheid en haar verstand met een hartstochtelijkheid, die
zoo iu het oog liep, dat Malborg zich niet onthouden kon glimlachend
te vragen:
Eti waar is dat wonder te zien?
Ik zal haar eens hier brengen, riep Vilma, die reeds naar den
tuin snelde.
Wordt vervolgd.}