HKLIEISSCIIË CV IVIËUWEOIËFEII COURANT. 1878. N°. 2. Jaargang 36. Vrijdag 4 Januarij. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. Binnenland. DE FAMILIE JOYEUSE. „W ij huldigen het goed e." Verschijnt Dingidag, Donderdag ei Zatirdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 1.30. w p y franeo per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN N°. 163. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indië. Laatéte ligting 's avonds 6 uur. HELDER en NIEUWEDIEP, 3 Januarij. Nog onder den indruk van de treurige zeeramp, waarbij twee huisvaders het offer werden van hunne menschlievendè pogingen om het leven van in dreigend gevaar verkeerende schipbreukelingen te redden, komt eene nieuwe, nog veel ijselijkér ramp, schrik en ontsteltenis in deze gemeente brengen en verscheidene huisgezinnen in diepen rouw storten. In den verschrikkelijken storm van den 31 Dec. 11., die zoowel hier als elders haar onweerstaanbare kracht en ruw geweld deed gevoelen en die als liet ware het zegel drukte op de reeks van stormen, waardoor het afgeloopen jaar zicli zoo treurig kenmerkte en waardoor zoovele schepen met rijke ladingen strandden of vergingen en tal van menschenoffers werden geëischt, kruiste de Texelsche loods- kotter No. 8, schipper C. P. Kuiper, voor IJmuiden, met een woedenden west-noordwesten wind en hemelhooge zeeën. Er bevonden zich, behalve den schipper, nog 8 loodsen aan boord, door en door moedige en ervaren zeelieden, mannen, die nog vóór enkele dagen de equipage van het in de Noorderhaaks gestrande Amerik. schip D. W. Chap- man met verachting van eigen levensgevaar hadden gered. Ieder die in de gelegenheid is geweest om de ijzingwek kende branding voor het Noordzeekanaal bij zulk een hevigen opperwalswind te zien, zal beseffen, dat de toestand van den kotter, in weerwil der beproefde zeemanschap van de opvarenden, zeer hagchelijk was en dat het ergste voor het vaartuig en hare bemanning te vreezen stond. Die vrees bleek, helaas! niet ongegrond te zijn, want weldra werden een hekplank met het nummer van den kotter en eenige andere voorwerpen, tot het vaartuig behoorende, opgevischt; tengevolge daarvau werd dadelijk aan het Loodswezen alhier getelegrafeerd en werd in allerijl door den inspecteur de sleepboot Stad Amsterdam uitgezonden, om den kotter zoo mogelijk op te sporen. De boot kwam 1) (Uit den nieuwen Roman LE NABAB, van Alphonse Daudet.) Ochtend aan ochtend, precies met klokslag van achten, weer galmde een nieuw en bijna onbewoond huis, ergens in een afgelegen wijk van Parijs, van uitroepen, van kreeten, van vroolijk gelach, dat op de eenzame trappen een drukte van belang gaf. Pa, vergeet mijn muziek niet.... Pa, denk toch om mijn borduurwol.'... Pa, breng eens wat lekkers voor ons mee.... En dan weer de stem van deri vader beneden, die naar boven riep: Yaia, reik mij eens gauw mijn brievendoos aan.... Heb ik van mijn leven! Hij heeft zijn brievendoos vergeten.... Eu dan volgde er, al lachend, een gevlieg en gedraaf door het huis, van boven naar benedeneen wedloop van al die nog half slaperige gezichtjes, van al die in de war geraakte kapsels, die onder weg wat werden bijgeholpen, tot op het oogenblik dat, met haar allen óver de leuning gebogen, een half dozijn jonge meisjes hare afscheidsgroeten toeriepen en toewuifden aan een klein oud heertje, zorgvuldig gekleed en afgeschuierd, wieiis blozend gelaat en spichtige gestalte langzaam verdwenen tusscheu de kronkelingen van den wenteltrap. De heer Joyeuse was op weg naar zijn kantoor.... Maar dan, dan stoof al dat jonge goedje als een zwerm vogels hals over kop naar de vierde verdieping, om, zoodra ze de deur hoorden dichtvallen, zich voor het open raam te posteeren en Pa nog eens na te kijken. De kleine man keerde zich om; uit de verte werden kushandjes gewisseld, en dan ging het raam dicht, hei nieuwe en eenzame huis werd weer stil, terwijl de uithang borden in de onvoltooide straat allerlei dwaze sprongen in den wind niaakten, alsof zij ook door al dat gejuich en gewoel in een vroolijken bui waren geraakt. Een poos later kwam de fotograaf van de vijfde verdieping naar beneden, om zijn groote „schilderij" met portretten aan de deur op te hahgen, waarin altijd dezelfde figuren te zien warenden ouden heer met een witte das aan en zijn dochters om zich heen vond men er in verschillende standen en groepen; maar bij ging ook weer naar boven; en de stilte die plotseling op dit kleine morgengeraas volgde, deed vermoeden dat „Pa" en zijn meisjes hunne plaats weder hadden ingenomen in de lijst metfoto- grafïën. waarin ze glimlachend en onbewegelijk tot den avond bleven staan. Van zijne woning in de Rue Saint-Ferdinand tot aan Hemer- lingue Zn., zijn patroons, moest de heer Joyeuse wel een goede drie kwartier loopen. Hij stapte voort met het hoofd omhoog, zoo recht als een kaars, alsof hij bang was om den mooien knoop te verkreukelen van zijn das, die zijn dochters hadden vastgemaakt, of zijn hoed. te bederven, dien zij hem hadden opgezet; en toen zijn oudste, altijd vol zorg en onrust, bij zijn vertrek de kraag van zijn overjas had opgeslagen, om hein tegen dien leelijken to'chthoek aan het einde der straat te beschutten, al was het ook ZÖö heet als in een broeikas, sloeg de heer Joyeuse hem niet weer echter, tengevolge der spoedig ingevallen duisternis, vruch teloos terug. Den volgenden morgen zag men een wrak drijven, dat tot de treurige zekerheid van het vergaan van den bewusten kotter moest leiden. Wie schetst den schrik, die der vrouwen en kinderen van de zoo vreeselijk om het leven gekomen loodsen als een donderslag trof. Die slag maakte op eenmaal zeven gelukkige huismoeders tot weduwen en ontrukte aan haar en hare kinderen hunne beschermers en verzorgers voor de toekomst. Die ramp, ze schijnt bijna niet te heelen, tenzij de deel neming en belangstelling in het lot dier ongelukkigen overal bij onze landgenooten worde opgewekt. Zwaar en menigvuldig zijn de offers, die in den la.atsten tijd voor rampen van allerlei aard van ons worden geëischt, maar wie zou hier geen stoffelijk offer willen brengen en niet de reddende hand willen uitsteken, om den beklagenswaardigen toestand dier huisgezinnen, waar het noodig is, eenigermatè te verzachten. De namen van de zich aan boord bevindende bemanning zijn: loodsschipper 1ste kl. C. P. Kuiper; zeeloodsen S. Verberne, J. Hemelrijk, K. Meijer en S. Buis; loodskwee- keling 1ste kl. S. Boes, loodskweekeling 2de kl. D. Duinker en de matrozen A. Krab en C. Sjoukes. Wij vreezen, helaasdat dit niet het eenigste geval van dien aard zal blijven; trouwens wij herinneren ons dat een zeer ervaren loods, men moge hem elders een pessimist noemen, voor eenigen tijd de haven van IJmuiden openlijk een „moordhol" voor de 'loodsen noemde. Gisteren namiddag is op den Kanaalweg het paard voor een sjees op hol geraakt. De Molen brug over wil lende gaan, struikelt het beest en kantelt het rijtuig tegen de leuning. Verscheidene personen verleenden terstond hulp. Een der passagiers, die de gevaarlijke rid mede- maakte, sprong het rijtuig uit en kwam gelukkig teregt, de ander was rustig blijven zitten en had zelfs geen lust het wankelende voertuig te verlatenhij was nog onder den indruk van de feestpret der laatste dagen. Wij vernemen, dat de kapitein ter zee A. Rietveld, kommandant van Zr. Ms. schroefstoomschip Leeuwarden, pensioen heeft aangevraagd. neer, voordat bij op zijn kantoor was, trelïjk een minnaar die zoo pas zijn geliefde heeft verlaten en zich niet durft bewegen, uit vrees dat hij de bedwelmende geuren zal verdrijven, die hij nog met zich voert. De brave man, sedert eenige jaren weduwnaar, leefde- slechts voor zijne kinderen, dacht alleen aan haar, sleet zijn leven te midden van die lieve blonde kopjes, die om hem heen fladderden, over en door elkaar, als op een plaat van de Hemelvaart. Al zijn wenschcn, al zijn plannen hadden betrekking op „de meisjes" en kwamen altijd op dezen terug, soms met een landen omweg, want de lieer Joyeuse dat kwam zeker van zijn bijzonder korten hals en van zijn kleine gestalte, waarin zijn bruischend bloed slechts een omloop maakte was iemand van een vruchtbare, verbazende verbeeldings kracht. De denkbeelden schoten bij hem op met de snelheid van ledige stroohalmen rondom een dorschvlegel. Op zijn kantoor hield de behandeling der koude, doodsche cijfers hem nog binnen de perken; maar als hij eens op straat was, nam zijn geest weerwraak van dien vervelenden arbeid. De bedrijvigheid van het loopen, de gewoonte om altoos denzelfden weg te gaan, waarvan hij alle hoekjes en gaatjes op zijn duimpje kende', lieten zijn geestelijke vermogens vrij spel. Dan verzon hij gansch buitengewone avon turen en ontmoetingen, waaruit men wel twintig ronuuis en feuilletons had kunnen maken. Wanneer, bij voorbeeld, de heer Joyeuse, als hij langs den Faubourg Saint-Honoré liep, op den trottoir rechts dieu nam hij altijd het zwaar beladen karretje van een waschvrouw in Jt oog kreeg, dat in vliegende vaart voortrolde, bestuurd door een boerin, wier kleine meid, achter haar op een pak waschgoed troonend, zich wat ver voorover boog: Het kind! riep de goede man dan in zijn angst; pas op het kindl Zijne stem ging verloren onder het gerammel der wielen en van zijne waarschuwing zal alleen het Gedenkboek hiernamaals getuigen. Het karretje reed hem voorbij. Hij bleef een oogenblik staan om het na te kijken, en vervolgde dan zijn weg; maar het drama, waaraau zijn geest eenmaal begonnen was, werd daar verder afge- sponften, met duizende verschrikkingen en akeligheden.... Het kind was gevallea.... De wielen dreigden over het lichaampje te gaan.... De heer Joyeuse snelde toe; hij redde het arme wicht uit de klauwen des doods; maar hij zelf kreeg een stoot van den wagenboom vlak tegen zijn borst, eu badende in zijn bloed viel hij op den grond. Dan zag hij zich, te midden van het saamgestroomde volk, bij een apotheker indragen. Men legde hem op een draagbaar, en zoo werd hij thuis gebracht; en dan hoorde hij eensklaps het hartbrekende gejammer van zijne meisjes, zijne lievelingen, als ze hem in dien toestand zagen. En die wanhoopskreeten sneden hem zelf zoo door de ziel, hij onderscheidde ze zoo duidelijk, en gevoelde ze zoo diep „Och Pa! lieve beste Pa!".... dat hij zelf raidden op straat die woorden begon uit te schreeuwen, tot groote verbazing van de voorbijgangers; totdat eindelijk zijn eigen heesche stem hem uit zijn vrijwillige nachtmerrie deed ontwaken. Wilt ge een ander staaltje van die verbazingwekkende verbeel- Door dé commissie tot liet exdmineeren vari varens lieden is in hare zitting van Zaturdag 29 Dec. 11. het diploma van derden stuurman toegekend aan den heer J. G. L. Florijn, leerling aan de school voor de zeevaartkunde van den onderwijzer A. J. Leijer alhier. Volgens de Middelb. Crt. is de derde zeeofficier, die aan de voorgenomen Noordpool-expeditie zal deelnemen, de luit. ter zee 2de kl. jhr. H. M. Speelman. Men weet, dat de luit. ter zee 1ste kl. A. de Bruyne en de luit. ter zee 2de kl. L. R. Koolemans Beynen de beide andere poolvaarders zullen wezen. Voorts zal waarschijnlijk nog een dierkundige den togt rnedemaken, wien, zoo mogelijk, ook de geneeskundige zorg zal worden opgedragen voor de kleine bemanning, die in het geheel uit 12 personen bestaan zal. Een tweetal leden van het loodspersoneel te Hellevoetsluis hebben mede het verlangen te kennen gege ven om mede te gaan. In het jaar 1877 zijn in Nederland de volgende per sonen van naam overleden: G. P. Wilmer, bisschop van Haarlem. Mr. A. Brugmans, stads-advocaat te Amster dam. - Dr. M. P. Lindo, letterkundige en schoolopziener te 's Gravenhage. P. J. Andriessen, schrijver voor de jeugd, te. Amsterdam. Dr. A. de Jager, taalgeleerde, te Rotterdam. J. M. Obreen, voorzitter der commissie tot het examineeren van zee-officieren en adelborsten, te 's Gravenhage. Generaal J. A. H. de la Sarraz, minister van Staat, buitengewoon adjudant des Konings. P. van der Goot Pzn., emir. pred. der Doopsgez. gemeente te Amsterdam. Dr. W\ C. II. Staring, landbouwkundige, oud-insp. van het middelb. onderwijs, teLochem. J.Enslie, vicc-adm., gewezen minister van Marine. R. Brouwer, Doopsgez. pred. te Amsterdam. W. N. Rose, bouwm. te 's Hage. Mr. F. de Greve, pres. van den Hoogen Raad. J. Zwijsen, aartsbisschop van 's Bosch. J. W. H. Wer- leman, mede-oprigter van Natura Artis Magista, te Amster dam. G. E. 0. Croiset, schrijver onder den naam van Rehburgh. H. J. van Lummel, onderwijzer te Utrecht. I. M. van Kempen, chef der zilverfabriek te Voor schoten. Mr. J. B. C. J. C. C. M. baron van Hugen- poth tot den Boerenclaüw, raadsheer van het Hof te dingskrachtHet regent, het ijzelt; een echt noodweer. De heer Joyeuse is iu eeu bus gaan zitten om naar zijn bureau te rijden. Daar hij vlak tegenover een soort van kolossus gezeten is, een man met een geweldig hoofd en zeer geweldige dijen, houdt de heer Joyeuse, die toch al zoo klein, en zoo nietig is, zijn handen met zijn zakdoek er in op zijn schoot, en zijn voeten vlak bij elkaar, om ruimte te maken voor de vreeselijke onderdanen waarop de monumentale buste van zijn overbuur rust. Terwijl de wagen met horten en stooten voortsukkelt, en de regen tegen de raampjes spat, raakt de heer Joyeuse aan 't droomen. En eensklaps ziet de colossus aan de overzij, die toch volstrekt niets van boeman weg heeft, tot zijn schrik den kleinen man van kleur veranderen eu hem, al tandenknersende, aanzien met verwilderde oogen, met echte moordenaarsoogen. Ja, waarlijk met moordenaarsoogén; want in deze oogenblikken heeft de heer Joyeuse eeu vreeselijken droom.... Er zit daar een van zijne dochters, tegenover hem, naast dien onge- manierden reus, en de ellendeling slaat onder haar mantel zijn arm om haar midden. Trek uwe hand weg, mijnheer.... heeft de heer Joyeusë al een paar malen geroepen.... De andere lacht hem in zijn gezicht uit.... Daar wil hij Elise een kus geven.... O, schurk!.... Te zwak om zijn dochter te verdedigen en schuimbekkende van woede, haalt de heer Joyeuse zijn mes uit zijn zak, steekt het den onverlaat midden in de borst, en gaat met opgeheven hoofd, fier op zijn recht als beleedigd vader, zelf zich aangeven aan het eerste bureau van politie het beste. Ik heb iemand iu een omnibus overhoop gestoken!.... Bij den klank zijner eigene stem, die werkelijk deze akeligë woorden uitspreekt, schoon niet op hel bureau van politie, komt de ongelukkige tot bezinning, bemerkt uit de vragende blikken der andere passagiers dat hij overluid moet gesproken hebben, en maakt in allerijl gebruik van de waarschuwing des conducteurs: „Saint-Philippe.... Panthéon.... Bastillc...." om af te stappen, ten einde zijn verwarring te verbergen, te midden der algemeene ont* steltenis. Die altijd voorthollende verbeelding gaf den heer Joyeuse soms iets zonderlings, iets koortsachtigs, iets verwilderds in zijn voor komen, iets dat in tegenspraak was met ziju bedeesd uiterlijk van pennelikker. Hij doorleefde zoovéél hartstochtelijke aandoeningen op één dag.... Talrijker dan men denkt, is het ras van die wakende droomers, bij wie een al te beperkte levenskring beslag legt op ongebruikte krachten, op heldhaftige vermogens. De droom is de veiligheidsklep waardoor dat alles zich een uitweg baant, met ge duchte schokken, met een verschroeiende hitte en geweldige rook wolken, die echter dadelijk uiteendrijven. Na die visioenen zijn sommigen in de wolkenanderen worden er afgemat, lusteloos onder, als ze weer tot de alledaagsclie werkelijkheid terugkeeren. De heer Joyeuse behoorde tot de laatste soort; hij verhief zich onophoudelijk tot eene hoogte, van waar men niet kan terugkeeren zonder een weinig te lijden onder de snelheid der reis. Zoo gebeurde het op een ochtend dat onze „droomer," niiop den

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1878 | | pagina 1