helrersche
KV NIEUWEUiEPER COURANT.
1878. N°. 9.
Jaargang 36.
Zondag 20 Januarij.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
BEKENDMAKING.
Binnenland.
„W ij huldigen
li e t goed e."
Verschijnt Dingidag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 1.80.
m franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 163,
Prijs der Adyertentiën: Van 1i regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag? vertrekt de mail naar Oost-Indië.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
De Burgemeester der gemeetite Helder maakt bij deze aan de
daarbij belanghebbenden bekend dat het Kohier der Grondbelasting
op de gebouwde en ongebouwde eigendommen, dienstjaar 1878, den
14 dezer door den heer Provincialen Inspecteur is goedgekeurd en
invorderbaar verklaard.
Helder, De Burgemeester voornoemd,
den 16 Januarij 1878. STAKMAN BOSSE.
HELDER en NIEUWEDIEP, 19 Januarij.
In de Nuts vergadering, op gisteren avond gehouden, zijn
herkozen tot leden der Commissie, belast met het onder
zoek naar en het uitbrengen van een verslag over aan
gewezen personen, die zich door edelmoedige bedrijven
onderscheiden hebben, de heeren T. A. de Carpentier, T.
Mooy en A. Vos Rz., en zijn tot plaatsvervangende leden
.dier Commissie gekozen de heeren W. A. J. van der Hurk
en C. A. Huijgen. Op voorstel van evengenoemde
Commissie is niet eenparige stemmen besloten om bij het
Hoofdbestuur aan te vragen de zilveren medaille der
Maatschappij, ten behoeve der bemanning van de redding
boot alhier, die op 18 Dec. 11., trots de meest ongunstige
omstandigheden, 18 man der equipage redde van het
Deensche stoomschip Nörd Lyset, dat op de meest gevaar
lijke plek van de Noorderhaaks was gestrand, waarbij twee
der redders, benevens zeven schipbreukelingen, hun dood
in de golven vonden. Het voorstel der Commissie had
tot bijlagen o. a. verklaringen omtrent het bedoelde
heldenfeit, afgegeven door de heeren J. Spanjaard en P.
A. C. Hugenholtz;, eerstgenoemde lid der plaatselijke
Commissie van de Noord- en Zuidhollandsche Redding
maatschappij, laatstgenoemde vice-consul van Denemarken
alhier. Beide heeren brengen in hun rapport in warme
bewoordingen hulde aan het kloekmoedig en menschlievend
gedrag der wakkere mannen van de reddingboot, en onder
steunen ten zeerste het voorstel om aan hen eene eervolle
onderscheiding toe te kennen.
De heer S. Baert, hulponderwijzer alhier, staat No. 1
op de voordragt van hoofdonderwijzer te Veenendaal.
De officier van gezondheid 3de kl. L. van Lier, van
het garnizoen alhier, wordt gedetacheerd te Utrecht ter
bijwoning van de oogheelkundige kliniek bij dr. Fles.
Eenige ambtenaren schrijven hun handteekeningen
zóó onduidelijk en onleesbaar dat daaruit, vooral met be
trekking tot stukken van comptabelen aard, herhaaldelijk
hij het departement van Financiën moeijelijkheden zijn ont
staan. De provinciale inspecteurs der directe belastingen
zijn daarom door den minister van Financiën uitgenoodigd
den ambtenaren in hun inspectie te bevelen, voortaan hun
handteekeningen volkomen duidelijk en leesbaar te schrijven,
opdat niet op nieuw er toe zal behoeven overgegaan te
worden de onleesbare handteekeningen ten hunnen koste
door de bevoegde autoriteiten te doen legaliseren, waartoe
de minister dezer dagen reeds verpligt is geweest.
De minister van Financiën komt alle eer toe voor-het
nemen van dezen maatregel. Wij wenschten wel dat, in
dit bijzonder geval, zijne bevoegdheid en die zijner ambt-
genooten zich nog iets verder kon uitbreiden en ook aan
particulieren den last kon opleggen om hun naam leesbaar
te schrijven, onder bedreiging van legalisering ten hunnen
koste. Sommige personen toch hebben de eigenaardigheid
figuren op het papier te teekenen, waaruit geen mensch,
die ze vroeger niet zag, met mogelijkheid een naam kan
maken. Meer dan eens waren wij zei ven in het geval dat
wij, om te antwoorden, verpligt waren om de zoogenaamde
liandteekening uit te knippen en op het adres te plakken.
(Arnh. Crt.)
In een der Edinburgsche bladen komt een verslag
voor van e toespraak, door lord Ray vroeger onder
den naam van baron Mackay, lid onzer Tweede Kamer
als voorzitter eener vergadering van de Sutherland Asso-
ciationgehouden. Hij wees op de overeenkomst, die in
vele opzigten tusschen Nederland en Schotland bestond.
Hij sprak met groote ingenomenheid van Nederland, waar
veel voor het onderwijs gedaan wordt en veel leven heerscht
öp het gebied van wetgeving in allerlei rigting. Hervor
mingen in het verdedigingsstelsel en in het belastingstelsel
worden er voorbereid, het liooger onderwijs is onlangs op
nieuw geregeld, de behoefte aan nieuwe spoorwegen en
verbeterde waterwegen erlangt meer en meer bevrediging.
De gemeentewet in Nederland geeft lessen, meende hij,
die ook aan de andere zijde der Noord~.ee niet overbodig
zullen blijken te zijn. Bij de verbetering van het onderwijs,
welke in Sutherland dringend noodig is, kan de Nederl.
wet op het middelbaar onderwijs met vrucht worden ge
raadpleegd. Hij noemde Nederland voorts o. a. het rijkste
van alle landen. Het had bewezen, hoeveel ook zonder
steenkolen- of ijzermijnen, doch vrije gedachte, vrije handel
en vrije instellingen, tot stand kon worden gebragt. De
velden aan de Maas- en Rijnoevers, de koffijplantages in
de Preanger waren in staat den naijver van een Sutherl.
boer op te wekken. Spr. maakte ten slotte eenige opmer
kingen over den politieken toestand van Europa en betoogde
o. a., dat een land als Nederland, waar zooveel welvaart
en vrijheid heerschten, door eene daad van geweld niet
uit de rij der natiën kon worden geschrapt.
Afscheid van den heer dr. W. Schuuring, pred. te
Haringkarspel, op Zondag den 27 Jan. a. s., des namiddags
ten 1 a ure.
Het aantal studenten aan de theologische school te
Kampen, dat" in de laatste jaren zeer is toegenomen, be
draagt thans 83.
Beroepen bij de Chr. Geref. gemeente te Broek op
Langendijk ds. J. Westerhuis, pred. te Landsmeer.
Men meldt ons van Vlieland, dd. 17 dezer:
„Heden morgen is alhier aangespoeld een groote sloep
of reddingboot (life-boat), waarschijnlijk afkomstig van een
Engelsche stoomboot, waarop van achteren „Albert
Edward Bondon." In de boot bevonden zich zes lijken
van manspersonen, allen waarschijnlijk tusschen de 30 en
40 jaar oud, welke bepaald van honger en koude omge
komen zijn, daar er zich buiten de lijken niets meer in
bevond. Er was niets in de boot te ontdekken; enkel
bevond zich voor aan de sloep een klein eindje vanglijn
hetwelk was afgebroken.
Bij de lijken is niets gevonden. Zij waren goed gekleed,
doch bijna allen zonder schoenen. De kousen waren geheel
doorgesleten. Merken op de kleederen zijn niet. te ont
dekken, doch een er van had een tjomper aan van zeildoek,
waaraan koperen knoopen met de woorden „Royal Ingeneer"
en twee die merken op de armen en handen hadden. De
een had op den arm een vrouwenbeeld en om een van de
vingers een zwarte ring; de andere had op den linkerarm
een figuur, waarschijnlijk een anker voorstellende met een
ketting er aan en op den anderen arm een wapen en er
onder de letters
M. S.
J. K.
De lijken waren nog frisch, maar de gezigten en handen
hadden veel geleden.
Vreemd is liet zeker dat niets hij hun gevonden is, noch
in de boot, noch in hunne zakken."
De bevolking der gemeente Callantsoog is gedurende
den jare 1877 vermeerderd door geboorten met 15 mannen
en 13 vrouwen, door vestiging met 15 m. en 18 vr., te
zamen 30 m. en 31 vr. en verminderd door sterfte met
5 m. en 6 vr., door vertrek met 18 m. en 20 vr., te
zamen 23 m. en 26 vr. De bevolking is derhalve ver
meerderd met 7 m. en 5 vr. en bestond op 31 Dec. jl.
uit 316 m. en 301 vr., te zamen 617 personen, welke zich
in de onderscheidene godsdienstige gezindheden verdeelen
als volgt: 559 Ned. Ilerv., 1 Evang.-Luth., 10 Doopsgez.
en 47 R.-Cath.
Er werden in 1877 vier huwelijken gesloten.
Op Zaturdag 9 Februarij a. s. zal te ,s Hage een
buitengewone algemeene vergadering van de vereeniging
„Eigen Hulp" worden gehouden. Daarin zal behalve
eenige huishoudelijke zaken behandeld worden 1. de
vraag wat geschieden kan in zake de borgstellingen van
rekenpligtige ambtenaren, en 2. het voorstel van 't hoofd
bestuur tot oprigting van een algemeene afdeeling voor de
geheele vereeniging onder den naam van spaar-en voor-
schotkas.
Jl. Woensdag is te 's Hage „De kies vereeniging van
Stellendijk," door de Rotterdamsclie tooneelisten in den
grooten schouwburg opgevoerd. Daarin trad ook weder
mevrouw de Yries op, ofschoon nog niet hersteld, zoodat
zij haar gebroken arm nog niet gebruiken kon.
Een moord van zeer zonderlingen aard viel dezer
dagen voor te Palembang in de cantine. Een sergeant
kwam de zaal binnen met zijn hond en met zijn geladen
geweer op schouder. *De sergeant van orde betoogde hem
dat hij dit wapen niet in de zaal mogt brengen; een ander
mengde zich in het gesprek en vroeg, waartoe hij het
geweer wilde gebruiken? Om zijn hond dood te schieten
die hem verveelde. De ander zeide lagchend: „Wat?jij
je hond doodschieten? dat durf je toch niet, daar ben jij
niet mans genoeg toe." //Mijn hond niet durven dood
schieten, dat dorf ik jou wel, was het antwoord, en de
ongelukkige viel, met een kogel bijna a bout portant
geschoten regt door de hersens.
Graaf Palikao, dezer dagen overleden, heeft veertien
kinderen gehad, waarvan dertien dochters waren.
Het bevloeijen van landerijen met vruchtbaarmakend
rivier- of beekwater wordt in ons land nog slechts in
twee streken, en daar met goed gevolg, in toepassing
gebragt, namelijk in Twenthe, o. a. bij Ootmarsum en
in Noordbrabant en Limburg, waar deze provinciën te
zamen aan België grenzen. Men bezigt daar water van
de Zuid-Willemsvaart, dat evenals het Twentsche bevloei-
jingswater slechts weinig slib en artdere bestanddeelen
bevat, die den plantengroei kunnen bevorderen. Het lijdt
geen twijfel of op meer streken in Nederland zou onge
twijfeld met nog meer voordeel, dan in de genoemde
plaatsen, partij te trekken zijn van het er doorheen-
stroomende water, wanneer men met de noodige zaakkennis
en met voldoende geldmiddelen het bevloeijen ondernam.
Het is opmerkelijk, dat zeer velen, die groot voordeel uit
dit watergebruik zouden kunnen trekken, ter naauwernood
met den naam, veel minder met hetgeen er mede bedoeld
wordt, bekend zijn en het kan daarom zijn nut hebben
hier eenige cijfers mede te deelen, ontleend aan het derde
gedeelte van het verslag, dat op last van het Italiaansche
landbouw-ministerie is uitgegeven.
In Italië, waarvan de uitgestrekte bevloeiingswerken
een even goeden naam hebben als de daar aanwezige
ingenieurs voor irrigatie, waren in 1876 aan bevloeijing
onderworpen: 354,602 hectaren in Piemont, 588,218 heet.
in Lombardije, 14,123 heet. in Ligurie, 52,209 heet. in
Emilie, 7,489 heet. in de Marken enUmbrië, 29,044 heet.
in Toskanen, 35,401 heet. aan de kusten der Adriatische
zee en 96,102 heet. aan de kusten der Middellandsche zee.
Hierbij moeten nog gevoegd worden op Sicilië 34,509 heet.
en op Sardinië 4,500 heet., zoodat in het geheele koningrijk
de aanzienlijke uitgestrektheid van 1,216,197 hectaren
bevloeid was. Het spreekt wel van zelf, dat niet op elke
van deze hectaren de bevloeiingswerken volkomen volgens
de regels der kunst zullen zijn ingerigt, doch het is bekend,
dat dit toch met het grootste gedeelte het geval is. Het
warme en drooge klimaat van Italië veroorzaakt trouwens
ook dat men daar, meer dan elders, van het kapitaal dat
aan bevloeijing besteed wordt, goede rente trekt.
Reg-tszaken.
In de maand November 1877 is de gemeente Laren het tooneel
geweest van een groot rumoer. Het lijk van een zekeren J. M.
was 6 jaren geleden op de gemeente-begraafplaats aldaar in onge
wijde aarde begraven, omdat hij zichzelf van het leven had beroofd.
In den nacht van 4 op 5 Nov. jl. werd, met vergunning van den
aartsbisschop en toestemming van het gemeentebestuur, dat lijk
opgegraven en overgebragt in gewijde aarde op de Itoomsch-Cntho-
lieke begraafplaats. Die gebeurtenis bleek zeer te mishagen aan
een aantal Larenaars, die zich in deze regtzinniger meenden te
betoonen dan de Roomsch-Catliolieke geestelijkheid zelve. De ver
bolgenheid openbaarde zich op verschillende wijze en gaf ter tcregt-
zitting van de arrondisscments-regtbank te Amsterdam jl. Donderdag
aanleiding tot de behandeling van eenige strafvervolgingen.
In de eerste plaats werd de zaak behandeld tegen een CSjarige
vrouw, M. Z. Vos, echtgenoot van G. vau den Brink, beklaagde
ter zake van het verstoren der openbare godsdienstoefening in de
Roomsch-Catholieke kerk te Laren en het bespotten van een
voorwerp van eeredienst, alsmede van een lioomsch-Catholiek
geestelijke te dier plaatse. Toen namelijk op Zondag 11 Nov. de
kapelaan van den predikstoel aflas dat er een zielmis zou worden
gelezen voor wijlen J. M., ontstond er een groot rumoer in de
kerk. Bij die gelegenheid heeft, volgens de verklaring van een
paar getuigen, de beklaagde zich met haar stoel omgekeerd met de
achterzijde naar het altaar, vervolgens haar vuist gebald tegen het
altaar en eenige opruijende woorden gesproken. Over die woorden
zei ven bleken verschillende lezingen te bestaan. De beklaagde
ontkende al het haar ten laste gelegde. De pastoor en kapelaan,
als getuigen gehoord, bevestigden het plaats gehad hebbende rumoer,
't welk van dien aard was, dat de kapelaan zijn voornemen tot
het uitspreken eener leerrede moest opgeven en den kansel verlaten.
De pastoor, die in de kerk was gekomen na in de sakristic het
priestergewaad te hebben uitgedaan, heeft vergeefs beproefd het
rumoer te doen bedaren. De menigte was zoo opgewonden, dat een
persoon liem zelfs den vuist voor den mond hield. De pastoor,
deswege ondervraagd, verklaarde dat volgens de voorschriften der
R.-C. kerk niet alle zelfmoordenaars in ongewijde aarde behoefden
begraven te worden, maar alleen dezulken die /.ichzelven om het
leven hebben gebragt, na in strijd met hare voornaamste voor
schriften, als het ware buiten de kerk, te hebben geleefd. Gebleken
krenking van geestvermogens geeft aanleiding tot vrijstelling van
de bepaling. Daar het laatste in deze later voldoende w.-.s gebleken,
werd alsnog door den aartsbisschop de vergunning tot overbrenging
vau het lijk gegeven. De substituut-officier van justitie mr. A.
Stheeraan achtte het feit bewezen en oordeelde dat ernstig genoeg
om, zonder toepassing van verzachtende omstandigheden, tegen de
beklaagde te eischen eene veroordeeling tot eene cellulaire gevan
genisstraf van 1 maand en tot betaling van 2 geldboeten, ieder
groot f 50. De uitspraak werd bepaald op Woensdag a. 8.