IIELDERSUHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
1878. N°.20.
Vrijdag 15 Februarij.
Jaargang36.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
Binnenland.
10> Op „BOSCHHOEK."
„W ij huldigen
li e t goed e."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdng namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalƒ1.30.
franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 103.
Prijs der Advertentién: Van 14 regel» 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden haar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag; vertrekt de mail naar Oost-Indië.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
HELDER en NIEÜWEDIEP, 14 Februarij.
De lieer H. Damen gedenkt op morgen, Vrijdag, den
dag, waarop hij voor 121 jaar de betrekking van kapelaan
bij de Roomsch-Catholicke gemeente alhier aanvaardde.
Wij twijfelen niet of 't zal den feestvierende op dien dag
niet. ontbreken aan blijken van belangstelling en waardeering.
Omtrent de voorstelling van den heer Wery te Alkmaar,
die beden en morgen in Tivoli zal optreden, lezen wij in
de N. Alkm. Crt.:
,/Wat hadden de kinderen en jongelui de ouders
immers ook? Donderdag avond een pret en genoegen
in de zaal Harmonie. De beer Wery was met zijn bonden,
apen en poney's overgekomen, en aan 't handgeklap dei-
talrijk opgekoinenen scheen geen einde te komen. Ook
als de „gekke paljas," zooals een der kleinen den clown
noemde, werd achtervolgd door een der poney's, of een
der apen dienst deed als huzaar, zijn geweer aanlegde of
zijn sabel trok, weerklonk het hartelijk gejuich door de
zaal en de meesten veranderden hunne zitplaatsen in een
staanplaats op de stoelen. De heer Switzar heeft een goed
werk gedaan door den heer Wery te laten overkomen en
de weezen van alle gezindten vrijen toegang te verleenen."
De onderofficieren, die voor 's Rijks rekening de
internationale tentoonstelling te Parijs zullen bezoeken,
zijn de sergeanten Heesbeen en Sprong, van het bataillon
mineurs en sappeurs te Utrecht.
Naar de Nederlandsche Financier verneemt, is een
ontwerp tot uitgifte eener Staats-leening bij den Raad
van State in behandeling, om weldra aan het oordeel dei-
Kamers te worden onderworpen. Men spreekt van eene
uitgifte van f 40,000,000 h 98 pCt., dragende 4 pCt.
rente en aflosbaar a pari bij uitloting.
Novelle van THEODOE STORM.
(Slot.)
De avondkwam. Richard had, als gewoonlijk, de groote
buitenpoort en de huisdeur op het nachtslot gedaan; in den gang
voor cleze laatste lag de hond; de groote sleutel der poort hing
aan den deurpost in zijn slaapkamer. Daarna sloeg hij zachtkens
zijn arm om Fransje heen, die peinzend voor het raam der woon
kamer stond en naar het donkere woud uitzag, eu geleidde haar
door de bibliotheek tot aan deu drempel harer kamer. Zij was
voor hem weder als een ongerepte bruid; hij overschreed dien
drempel niet. „Slaap zacht, mijn Fransje!" sprak hij. „Het is
voor mij eensklaps weder, alsof mijn geluk nog in een eindeloos
verschiet lag."
Reeds had zij de deur geopend; toen nam hij haar nog eenmaal
in zijn armen. „Goeden nacht, goeden nacht, Fransje!"
Toen was zij weg; slechts haar korte, lichte schreden hoorde hij
nog achter de gesloten deur.
Langzaam ging hij de huiskamer door. In hel voorbijgaan hield
hij de brandende kaars in de hoogte, welke hij daar van de tafel
genomen had, zoodat het licht op de schilderij boven de deur viel
en sloeg hij er een vluchtige» blik op; daarop begaf hij zich in
zijn slaapkamer.
En weldra, na de vermoeienissen dezer laatste dagen, lag hij in
een vasten slaap verzonken. Noch hel ruischen der bosschen daar
buiten in deu donkeren herfstnacht, noch het geroep van den
kleinen koekkoek uit liet klokje in de aangrenzende kamer drong
tot zijn ooren door. Reeds was het hoogste punt van den nacht
bereikt: twaalf maal achtereen had het kunstvogeltje zich doen
hoorcii; hij sliep zonder droomen voort; en voort schreed de nacht.
Eén klonk het uit de klok; toen twee; toen drie! Daar
kwamen de droomen; en wat op den dag slechts als een beangsti
genden nevel voor zijn blik gezweefd had, werd thans tot gestalten
die vorm en kleur aannamen, door een vaal of schril licht be
schenen, dat met geen uur van dag of nacht in betrekking stond.
Hoe bleek Fransje in zijn armen lag! Eu hoe vreemd: steeds
wilden hare oogen hem maar niet aanzienMaar daar, achter de
boomen, stond de jager.
Steunend wierp hij zich om en om in het beduit zijn mond
klonken toornige, onsamenhangende geluiden. Plotseling echter rees
hij op en bleef hij verschrikt zitten luisterende nagalm van een
slag, of van iets dat viel, klonk hem in de ooren; terstond bedacht
hij, dat het beneden uit den tuin moest geweest zijn. In hetzelfde
oogenblik stond hij ook voor het raam; ter nauwernood was de
eerste grauwe schemering aangebrokenmaar toch zag hij het, dat
juist de zware tuinpoort werd dichtgetrokken. Nog als in den
droom had hij reeds een zijner beide pistolen van den muur ge
grepen; een vensterruit rammelde; en met een dollen slag vloog
de kogel beneden in de pjortdeur.
Daarop bleef alles stil. Hij rukte het andere pistool van den
muur, en zonder zich te kleeden, in zijn nachthemd, rende hy de
Beroepen bij de Doopsgezinde gemeente te Baard
(Friesland) ds. P. S. Bakels, pred. te Burg, Waal en
Oosterend op Texel.
Aangenomen liet beroep naar Amsterdam door
ds. Lütge, predikant te Nederhorst den Berg.
Eerstdaags zal door de gezamenlijke bisschoppen in
ons land een herderlijk schrijven worden gerigt tot de
geloovigen, waarin de dag bepaald zal worden, waarop in
alle kerken een plegtige uitvaart zal gehouden worden
voor de ziel van Paus Pius IX.
Dezer dagen wordt te Nieuwe-Niedorp publiek ver
kocht het uit de oude kerk afkomstige ameublement,
waaronder vooral uitmunten de rijk gebeeldhouwde eiken
bouten bank der Schepenen. Hoewel ongeveer 300 jaar
oud, is dat kunstwerk nog geheel gaaf en de bezigtiging
voor kenners overwaard.
Dezer dagen zijn te Enkbuizen aangehouden en ge
vankelijk naar Leeuwarden getransporteerd de personen
genaamd K. en V., tegen wie door de arrondissements-
regtbank in laatstgemelde gemeente een bevel van gevangen-
hem ing was verleend ter zake van opligting.
Zij hadden zich te Terschelling, door middel van valsche
en bedrkjgelijke opgaven, eene belangrijke hoeveelheid hout,
ter waarde van f 2000, doen afgeven.
Een van hen was reeds door de arrondissements-regtbank
te Alkmaar in staat van faillissement verklaard.
Met de herstelling der St. Baro-kerk te Haarlem
wordt het thans ernst. Men is bezig den grooten steiger
in elkander te zetten, die daarbij dienst moet doen. Hij
moet 29 M. hoog zijn en kost f 3000. Het geheele werk
zal in 10 jaren afgeloopen zijn; jaarlijks zal circa f 13000
besteed worden. Aan liet U. D. wordt, behalve bovenstaande
mededeelingen, nog liet volgende geschrevenDe nieuwe
versiering boven de deuren van het groote prachtig koperen
hek, dat het koor van de kerk scheidt, komt zeer goed
met de oude, vóór de hervorming bestaan hebbende, over
een. De kunstvaardige lieer Cuypers beeft het model voor
deze versiering geleverd, zonder eenige aanwijzing of
teekening van liet vorige kunstwerk gezien te hebben, aan-
kamer uit; in liet voorbijgaan tastte liij naar den haak aan de
deur, maar de sleutel was er niet.
„Leo, Leo!" riep hij buiten op de trap. „Mijn hond, waar zijt
ge?" Er bewoog zich niets. Nog eenmaal riep hij het dier, en
ging toen naar beneden in den nog donkeren gang.
Daar werden zijne voeten tegengehouden door iets, dat niet
wijken wilde; toen hij bukte, gleed zijn hand over lang, zijdèachlig
haar. Hij gaf een harden schreeuw. Nog eens bukte hij neêr;
daarop vloog hij hij wist zelf niet waarom naar de kamer
zijner oude dienstbode; maar de oude doove vrouw lag rustig in
haar bed te slapenhij nam de op de tafel staande kaars, stak ze
aan en liep den gang weer in. Daar lag zijn hond; de pooten
wijd uitgestrekt; de trouwe bruine oogen wijd opengespalkt.
Hij knielde naast het dier neder en liet er het licht van de kaars
op vallen; een blauwachtig waas scheen den glans der oogen le
bedekken; koud en als sprakeloos klagend staarden zij hem aan.
Op eenmaal was het hem, als werden de muren doorzichtig, als
zag hij twee jeugdige gedaanten over de heide zweven en in het
gloeiende morgenrood verdwijnen.
Hij sprong op en stond het volgende oogenblik boven in Eran-
ciska's kamer. Zij was ledig; het bed lag nog bijna onaange
roerd; men kon zien dat zij slechts voor een korte rust zich op de
dekens had uitgestrekt; in het kussen waarop zij gelegen had, zag
men nog den indruk van haar arm. Hij kon zich niet weêrhouden,
zijn hand er in te leggen; als liefkoosde hij nog dat laatste spoor
van haar aanzijn. Daar rammelde door een toevallige aanraking
het wapen in zijn rechterhand, en bliksemsnel vloog hem een
andere gedachte door 't hoofd. Reeds was hij buiten op de trap;
maar verder kwam hij niet. Wat wilde hij eigenlijk? Reeds
éénmaal waren zijn handen rood bevlekt geworden! Langzaam ging
hij de trap op naar zijn slaapkamer; hij hing de pistolen weer op
hun plaats; daarna kleedde hij zich geheel. Toen hij daarmede
gereed was, ging hij naar de huiskamer, schoof de gordijnen voor
de ramen weg en opende toen met zijn sleutel het vakje van de
schrijftafel, waarin zijne papieren van waarde lagen.
Hij wist al vooruit, wat hij vinden zou. Wat hem toebehoorde
lag onaangeroerdhet pakje met Eranciska's naam er op was
verdwenen. Een tijdlang zocht hij nog naar een briefje van
haar hand; een woord van afscheid, of wat dan ook; hij haalde
het geheele kastje uit, maar er was niets te vinden.
Door het raam vielen de eerste stralen van het morgenlicht; de
oude schilderij boven de deur werd in de schemering flauw zicht
baar. Toen hij er toevallig een blik op sloeg, overviel hem eene
wonderlijke zinsbegoocheling: de eenzame oude daar aan den weg
had nu het hoofd omgedraaid en zag hem aan.
De zon rees hooger; op de tapijten lagen de bloemen der ver
getelheid. Richard hield de oogen nog altijd op de schilderij
gevestigd. Het was zijn eigen aangezicht dat hij aanschouwde.
De October-maand was in 't land gekomen. In de herberg te
Eöhrenschwarzeck zaten op een achtermiddag de waard en de kleine
kramer uit de stad tegenover elkaar. De heele tafel was met een
stuk krijt vol cijfers geschrevenzij hadden weder eens „verreljaars-
gezien men daarvan nergens een afbeelding heeft kunen
vinden, totdat voor korten tijd onder oude papie-en de
afbeelding van het oorspronkelijk bij een kunstlievend
genootschap is teruggevonden.
De chef van de metaalfabriek onder de firma L. J.
Enthoven Co., te 's Hage, de heer Ph. Enthoven, her
dacht jl. Dingsdag onder vele blijken van deelneming den
dag waarop hij 40 jaar geleden bij die firma in functie trad.
Jl. Dingsdag morgen omstreeks 6£ ure is een roei
bootje op de Maas te Rotterdam, waarin 27 menschen ge
zeten waren, die zich naar de op stroom liggende stoomboot
Spray begaven om daaruit ijzererts te lossen, in aanraking
gekomen met de postboot Postillon, varende naar Brielle,
tengevolge waarvan het bootje omsloeg en allen te water
geraakten. Niettegenstaande van alle kanten hulp kwam
opdagen en één persoon, Yogel genaamd, alleen 10 man
moet hebben gered, zijn er nog zeven verdronken, wier
lijken dien middag allen op één na zijn gevonden. De
meeste verongelukten laten eene vrouw en kinderen hulp
behoevend achter.
De namen der omgekomenen zijn:
1Johannes Paay, nalatende eene vrouw en vier kinderen.
2. Dirk Yos, nalatende eene vrouw en drie kinderen.
3. Gerardus Boskamp, nalatende eene vrouw en twee
verzorgde kinderen.
4. Hendrik Daniël Folkers, ongehuwd.
5. Lodewijk Gerrit Oerlemans, nalatende eene vrouw
en vier kinderen.
6. Wenceslaus Sloendregt, nalatende eene vrouw en
vier kinderen.
7. Arnoldus Janssen, nalatende eene vrouw en een kind
van acht maanden.
Naar men verneemt hebben zich voor de betrekking
van hoofdonderwijzer aan de diaconie-tusschenschool, te
Utrecht, die door den dood van den heer H. J. van Lummel
vaceert, 126 sollicitanten, aangemeld.
De gemeenteraad van Breda heeft uit de leden eene
commissie benoemd tot voorbereiding en regeling van de
in den loop van dit jaar te vieren feesten bij gelegenheid
rekening" gehouden; het saldo was getrokken en in ontvangst
genomen; de nog overschietende tijd was bestemd voor genoege-
lijke gesprekken, en deze waren dan ook reeds in vollen gang.
„Ze weten zelfs te vertellen," zei Caspar-oom geheimzinnig, „dat
het zijn eigen vleesch en bloed geweest ismaar dan heeft hij het
toch niet kunnen weten, want zij is op den naam Tedders ge
doopt en bij een soort dominé of schoolmeester grootgebracht;
zelfs een eigc-n voogd van haar heeft hij door het gerecht achter
de tralies laten zetten!"
„Caspar-oom!" zeide de kleine kramer, „ge zijt zeker weer eens
bij uw advocaat in de stad geweest!"
„Nu, nu, Pfeft'ers, ge kunt het gelooven of niet! Haar voogd
heeft zelf bij mij aangelegen; daar, waar gij nu zit, heeft hij
gezeten en zijn wippertje gedronken; zij hadden het er danr ginds
in 't Gekkenhuis pas samen over aan den stok gehad, dat het
arme kind een rijken bakkersbaas zou vrijen, zoo'n ouden, worm-
stekigen meelknoeier; want zij is Avat wild geweest, en de oude
huishoudster heeft het niet langer met haar kunnen uithouden.
Nu, Pfeffers, wat zal men er van zeggen, dat zij liever met den
zwarten kmllekop"Hij knikte den kramer toe en blies
veelbeteekeuend door zijn uitgespreide vingers.
„Dat is eeu verbazende geschiedenis, die ge daar vertelt, Caspar-
oom," merkte de ander aan; „maar laat ons eens klinken en wees
maar blij dat hij uw Anneinietje niet ook nog meegenomen heeft;
want hij zag er mij nu juist niet naar uit om lang met een en
hetzelfde duitje tevreden te wezen."
Caspar-oom lachte eens en keek door het venster. „Daar komt
de inspecteur ook al!" riep hij.
De genoemde was juist in gezelschap van zijn poedel onder den
ouden eik doorgegaan, in wiens kruin thans het ledige nest tus-
schen de reeds gedunde takken zichtbaar was.
De waard verwelkomde hem aan de deur der gelagkamer. „Wel
meneer de inspecteur!" riep hij lachend, „alles weer naar den
ouden trant?"
„Bezemschoon en op hel nachtslot!" antwoordde de oude, terwijl
hij den grooten sleutel der buitenpoort van „Boschhoek" op tafel
en zich zeiven op een stoel liet neervallen. „Gisteren ging de
laatste wagenvracht naar de stad, waar alles onder den hamer zal
komen: heel die mooie inboedel! De oude moeder Lewerenz krijgt
al het geld dat er voor komt."
„En meneer de docter?" vroeg de waard. „Waar is die dan
gebleven?"
„Jk Weet niet," zei de oude, „en 't kan me ook niet schelen;
voort de wijde wereld in."
De kleine Pfeffers nam den sleutel van de tafel op en hield
dien boven het hoofd der beide anderen. „Wie biedt op het
Gekkenhuis? nommer één: de oude heer; nommer twee: mijn
heer de plantenzoeker; wie biedt voor de derde maal op het
Gekkenhuis?"
„Laat die grappen blijven, Pfeffers!" zei de oude man eu nam
hem den sleutel uit de hand. „Ik vind het maar jammer van
dien geelharigen; ik zeg u, het was een kapitaal beest; hij wa9
nog wèl zoo mooi als mijn Phylax!"