IELDEKSCIE EK KIEUWE01EPER COURAKT. 1878. N: 23. Vrijdag 22 Februarij. Jaargang 36. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. Uitgever A. A. BAKKER Cz. GEMEENTEUAAD. NILO VAK HET 1!>"E REGIMEKT. Binnenland. „W ij li u 1 (1 i g e 11 het goed e." Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 1.80. franco per post - 1.65. Bureau: MOLENPLEIN N°. 163. Prijs der Advcrtcntiën: Van 14 regels 60 Cents, ellce regel meer lo Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Imlie. Laatste ligting 's avonds 6 uur. De sluiting der mail naar Batavia en Padang, te ver- zenden per Stoomschip Haarlem, geschiedt voor druk werken den 25 dezer, na aankomst van trein IV (Noord - hollandsche Spoorweg), ten 10.58 des avonds, voor brieven den 26 dezer, na aankomst van trein I, ten 9.47 des morgens. Zitting van Dingsdag 19 Februarij 1878. Voorzitter de heer Burgemeester. Tegenwoordig 14 leden; afwezig, met kennisgeving van verhin dering, de heeren van Kelckhoven, Hugenhollz en van Veen. De notulen worden gelezen en goedgekeurd. Op voorstel van het Dag. Best. wordt, op hun verzoek, eervol ontslag verleend aan de hulponderwijzers J. 1). Aafjes, A. Lievense en G. Tielrooij, de beide eerstgenoemde» met ingang van 1 Maart, laatstgenoemde met ingang van 1 April a. s. Tot hulponderwijzer bij de gemeente-scholen wordt met een parige stemmen benoemd de heer L. Roetman, thans te Bennebroek. Aan den heer VV. Appel Jr. wordt, op zijn daartoe gedaan verzoek, wegens vertrek naar Alkmaar, verleend een eervol ontslag uil zijne betrekking van makelaar in roerende en onroerende goederen. Tot makelaars in alle vakken worden benoemd dc heeren L. W. F. Oudenhoven en C. D. Zur Mühlen. Er wordt gelezen een adres van bewoners en eigenaars van pcrceelen in de Gravenstraat, houdende verzoek tot beharding van den openbaren weg aldaar en straatverlichting bij avond. In het breede schetsen adressanten hunne bezwaren tegen de miskenning hunner regten door het Gemeentebestuur. Op voorstel des Voorzitters wordt besloten, adressanten te antwoorden, dat,, wanneer de geldmiddelen der gemeente zulks toelaten, aan het door hen gedaan verzoek zal worden gevolg gegeven. Door den Voorzitter wordt medegedeeld, dat vanwege de houders van huizen waar 's avonds muziek wordt gemaakt is ingekomen een verzoek om vermindering van belasting voor die muziek-uit- voeringen. Hij wijst'er op, dat indertijd de bepaling dier belasting is gemaakt, toen deze gemeente door tal van vreemdelingen werd bezocht, doch dat het bedrag thans vooral veel te hoog is. Hij stelt voor, dit te bepalen, bij wijze van proef, op f 36 per jaar voor kleine, op f 60 voor grooterc en op f 72 per jaar voor de grootste inrigtingcn van dien aard. De lieer Duinker verklaart zich daartegen; z. i. zou het nuttig zijn als vele der bedoelde Het was in het jaar 1864, toen na een lang en eentonig vredes- en garnizoens-leven de krijgstrompet weerklonk, om de Sleeswijk- Holsteinsche landskinderen van het Deensche juk te verlossen. In lange rijen trokken de regimenten over de oude straatwegen naar het Noorden: met gejuich en gezang togen ze blijmoedig en blij- liartig op nieuw ten oorlog. De welgedane kommandant bij het eerste batnillon van het toenmalige 15de regiment infanterie te Minden had het sein tot verzamelen laten blazen. De verschillende compagniën vereenigden zich troepsgewijze om hunne aanvoerders, wierpen de marschvaardig gemaakte bagage ter zijde en groepeerden zich rechts en links aan weerskanten van den straatweg. De jeug dige, krachtige gestalten, uitsluitend zonen der „roode aarde," gevoelden ondanks hun frisschen moed behoefte aan een weinig rust. Voor het oogenblik had men dun ook aan niets anders te denken dan om de blanke wapens tegen het zoo geliefkoosde „Pumpernickel" (zwart brood) en den Westfaalschen ham aan te wenden, hetwelk bij den gebruikelijken „snaps" naar hartelust uit den broodzak te voorschijn gehaald werd. Wat scheelt er aan, Milo?" klonk liet uit den mond van eenige kameraden tot den anders zoo opgeruimden vleugelman. „Smaakt het niet, wat Grietje nog hij het afscheid voor u ingepakt heeft? Drink, broeder, en wees vroolijk! Het gaat immers ten oorlog!" De aangesprokene richtte zijne reusachtige gestalte bij de laatste woorden hoog op, vatte krampachtig de aangeboden Yeldflesch en dronk die tot den laatsten druppel leeg. „Zoo, dat deed me goed!" riep hij met het hoofd knikkend„maar eten, neen, eten kan ik niet." Bijna in hetzelfde oogenblik ontstond er eene algemeene opschudding onder de ontbijtende soldaten. Een hond kwam rechttoe rechtaan op drie pooten aanhinken. De tong hing het dier uit den met schuim bedekten bek en uitgeput van het loopen bleef hij aan Milo's voeten liggen. „Pas op, Milo! de hond is dol," riep men van alle kanten; „raak hem niet aan!" Verschrikt weken bijna allen voor het vermoeid'op den grond liggende dier terug; doch Milo alleen voelde geen vrees. Hij reikte den welkomen gast het versmade ontbijt, dat het dier stuksgewijze met uitgehongerde gul zigheid verslond. De in de nabijheid aanwezige officieren waren eveneens op den hond opmerkzaam geworden. ■De overste, die juist met den compagnie-arts naderde, riep: „Nu, docter, wat denkt ge er vanschijnt het dier u gevaarlijk toe?" „Wij zullen zien geef eens wat water!" IJlings hadden eenige soldaten aan dit bevel gevolg gegeven en de reeds geledigde veldflesschen met het water uit een naburige sloot gevuld. Men gaf dit den half versmachten hond in het deksel van,een menage ketel, en met zichtbaar welgevallen zwelgde het dier de verkoelende lafenis in. „Dat is een betrouwbaar teeken, overste; de hond heeft geen wutervrees en is dus ook niet gevaarlijk." Middelerwijl had inrigtingen werden opgeruimd. Ilij wil althans niet medewerken om die plaatsen van liooger belasting te ontheffen. De Voor zitter wijst op de noodzakelijkheid om die inrigtingen in 't leven te behouden, met het oog op de vele matrozen en vreemdelingen, die anders welligt tot last van de politic den geheelen nacht langs de straat zouden loopen, zeker ook niet tot genoegen der ingezetenen. Met 11 tegen 3 stemmen wordt het voorstel des Voorzitters tot vermindering der bedoelde belasting aangenomen. Tegen stemden de heeren Duinker, Tinkelenberg en van Spall. Voor kennisgeving worden aangenomen deze mededeelingcn a. Dat de minister van Binnenlandsclie Zaken geen vrijheid heeft gevonden om langer dan tot ultimo December a. s. te treden in 't verzoek van den Baad tot bestendiging op den tegemvoordigeu voet van de plaatselijke belasting op het gemaal. b. Dat de besluiten tot heffing van den hoofdelijken omslag en van de verbruiksbelastingen de goedkeuring van Z. M. den Koning hebbeu verworven. c. Dat bij de jongstgeliouden verificatie van de boeken en de kas des gemeente-ontvangers een en ander in volkomen orde is bevonden, in kas zijnde de som van f 27,748.50. d. Dat de inspecteur van politie K. Middelkamp zijn dank betuigt aan den Baad voor de gunstige beschikking, in de vorige zitting genomen tot verhooging van zijne jaarwedde. Een verzoekschrift van J. van der Zwan alhier wordt, als onge zegeld, ter zijde gelegd. Met eenparige stemmen hecht de Baad zijne goedkeuring aan het voorstel tot aankoop van het woonhuis en erf op den hoek der Dijk en Langestraten, gemerkt II 401, behoord hebbende tot. den boedel van wijlen den heer J. Papineau. De kosten bedragen f 515, behalve de kosten van overdrugt, geraamd op f 70. Het doel van dien aankoop is, om dat oude gebouw gedeeltelijk te amoveeren en daardoor den ingang der Langestrnat ruimer te maken, in 't belang der passage, vooral met rijtuigen. De zitting wordt hierop gesloten. HELDER en NIEUWEDIEP, 21 Februarij. Onder de passagiers, die per mailboot Conrad alhier ver wacht worden, bevindt zich een op Atsjin in den oorlog deerlijk verminkt soldaat, J. Vogelvang, die o. a. een zijner boenen mist; door het Roode Kruis is voor dezen onge lukkige het noodige geld gesuppleerd om hem de reis als passagier 2de klasse te doen maken. Milo reeds den bloedenden achterpoot van zijn beschermeling aan gevat en er behendig een grooten splinter uit verwijderd. De wond werd uitgewassclien, de verbandmiddelen te voorschijn gehaald en een haastig afgeknipte strook linnen 0111 den gekwetsten poot ge bonden. Het dier likte met zichtbare dankbaarheid zijn weldoener de handen en richtte de verstandige oogen op de omstanders, even alsof hij wilde zeggen: dat zal ik nooit vergeten, liet goede dat gij mij hebt aangedaan. Van dit oogenblik af week de hond niet meer van de zijde zijns weldoeners. „En hij belmort aan de compagnie," klonk het van alle kanten; „en hij zal net zoo lieeteu als onze vleugelmanMilo." De kapitein knikte toestemmend, doch meende te moeten betwijfelen of hij wel blijven zou. En hij bleef. Van waar de wit en bruin gevlekte patrijshond gekomen was; of hij op de jacht of ergens anders zijn beenwond had opgeloopen, daarover bekommerde zich verder niemand meer. Op den rechter vleugel, dicht aan de zijde van zijn weldoener en naamgenoot, hield Milo gelijken tred met de compagnie. En zoo bleef liet gedurende den gausohen huiverig kouden veldtocht. De officieren en manschappen der compagnie wedijverden met elkander in de verpleging van den trouwen hond en deelden niet zelden hun laatste bete broods met hem. Toen echter het 15de regiment in zijn garnizoen te Minden terugkeerde, was ook Milo nog aan de spits der eerste compagnie te vinden. Zwaar viel den vleugelman liet afscheid van den trouwen makker, toen hij, als reservist met verlof, naar zijn geboorteplaats terugkeerde en zien moest, hoe Milo vast besloten was om bij zijne compagnie te blijven. De rechtervleugel was en bleef de plaats, welke de trouwe compagnichond bij alle groote excercitiën innam. Vond de kapitein hem bij zulke gelegenheden niet op zijne gewone plaats, dan was altijd zijne eerste vraag: „Waar is Milo?" De schoonste feestdagen voor den hond waven die, waarop de compagnie zich op wacht bevond. Op zulke dagen strekte Milo zich onbezorgd uit op de slaapplaatsen der op post staande soldaten; hij wist maar al te goed, dat ze hem toch niet overvallen konden. In de namiddaguren echter zocht hij zijne luidjes op. Kwam dan de wacht in het geweer, dan vatte Milo naast den wachthebbenden onderofficier post en ging met zijne oogeu de voorbijkomende offi cieren na op volkomen militaire wijze, zoodat deze er niet zelden in een vroolijken luim door gebracht werden. Voor de groote herfstmanoeuvre, die in het volgende jaar plaats vond, moest Milo in liet garnizoen achterblijven. Om die reden had men liera in eeu kamer op de eerste verdieping opgesloteu. De klaagtonen, die de hond hierover aanhief, verstomden eerst tegen den morgen. Men meende dat hij in slaap gevallen wasmaar hij had de plaat gepoetst. De gebrokene vensterruit deed zien, welken weg het trouwe dier genomen had, om zijn beminde compagnie na te ijlen. „Milo is er al!" klonk het 's anderen daags van mond tot mond onder de manschappen der zes mijlen voorbij Minden marclieerende compagnie. „Milo is uit de vesting ontsnapt." 's Konings verjaardag is jl. Dingsdag, nitlioofde van het nog zoo kort geleden afsterven van II. M. de Koningin, niet op de gebruikelijke, feestelijke wijze gevierd. Alle parades, militaire festiviteiten, openbare muziek-uitvoerin- gen, illuminatiën en andere nationale feestelijkheden zijn op verlangen van Z. M., zoowel te 's Hage als elders, achterwege gelaten. Niettemin heeft de burgerij van hare gehechtheid aan het Iloofd van ons Vorstenhuis als gewoonlijk doen blijken door het uitsteken der vlaggen. In de Haagsche gestichten van liefdadigheid werd de ver jaardag des Konings herdacht door een onthaal der ver pleegden. Z. M. heeft 's middags ten 121 ure de gelukwenschen ontvangen van de leden van zijn Huis en de hofhoudingen der Prinsen. Ook de ministers waren ter receptie ver schenen, met uitzondering van den minister van Oorlog, die sedert een paar dagen ongesteld is. Na den afloop dezer audiëntie hebben HH. KK.HH. de Prinsen Alexander en Frederik den Koning hunne felicitatiën aangeboden. Het carnaval wordt in Nice dit, jaar bijzonder luister rijk gevierd door gemaskerde optogten, wedrennen, illu minatiën, enz. enz. Z. K. II. de Prins van Oranje is een van de drie eere-voorzitters van het feestcomité; hij deelt deze onderscheiding met den maire van Nice en den hertog de Oastries. Ook hieruit blijkt dus weder, dat men zich over den gezondheidstoestand van den Prins niet ongerust behoeft te maken. Jl. Dingsdag werd aan het Departement van Oorlog aanbesteed de levering van omstreeks 600 remontpaarden, als: omstreeks 320 voor het wapen der kavallerie, in 10 partijen van 32 stuks, te leveren te Haarlem, en omstreeks 280 voor bet wapen der' artillerie, in 10 partijen van 28 stuks, te leveren te Utrecht.. Hiervoor waren 20 inschrij- vingsbilletten ingekomen. Voor kavalleriepaarden was het minst ingeschreven door den heer A. Gr. J. Mulder te Rotterdam, sï f 658 en voor artilleriepaarden door den heer H. Vermeulen te Utrecht, a f 623 per stuk. Het traktement van den tegenwoordigen predikant te Hoorn op Terschelling, ds. J. LI. Stramrood, is verhoogd met eene personecle toelage van f 200, zoodat het thans f 1525 bedraagt. Beroepen te Dordrecht ds. P. Bartstra, pred. te Ivlundert,; te Groningen ds. W. VIiegentliart, te Enschedé.' „Maar hij moet achter liet front blijven," luidde het bevel van den overste; „wij zijn hier niet in het veld." Dit gebeurde evenwel niet altijd. De fijne reukzenuwen van den jachthond deden hier hare rechteu geldenals het door lieg- en struikgewas ging, bleef hij juist niet achter het front. Onder alge meene teekenen van bijval en uitbundige toejuichingen kwam hij zelfs op een goeden dag met een aangeschoten haas aandragen en legde dien behoorlijk aan de voeten van den sergeant-majoor neer. Men bevond zich juist in het bivak. Het wild werd onder luid gejubel aan het geïmproviseerde spit gebraden, en de overste deelde lachend met de officieren der compagnie het in een potdeksel opge diende kluifje. De volbrachte manoeuvre werd eensdeels als een naspel van den Sleeswijker veldtocht beschouwdanderdeels kon zij als een voor spel voor liet volgende jaar gelden. Want nauwelijks had de lentezon des jaars 1866 hare koesterende stralen op onze moeder aarde laten vallen, of er trokken ook reeds weder zware onweers wolken aan den staatkundigen hemel samen. Het was die zorg wekkende, bange tijd, waarin Pruisen bijna geheel alleen den strijd tegen de zich veieenigende broederstammen aanbood. In de oude vesting Minden maakte men zicli op nieuw gereed om uit te trekken. Het 15de regiment, en daaronder ook Milo's compagnie, moest de Beiersclie grenzen bezetten. Nu viel er niet aan te twijfelen de beproefde trouwe krijgsmakker moclit den tocht medeinaken. In alle haast ging men met stoom zuidwaarts heen. In Hannover had men wegens een stremming der militaire treinen ren kortstondig oponthoud, en toen de compagnie laat in den avond de voormalige hoofdstad van den blinden koning een goed eind weegs achter den rug had en reeds aanstalten maakte oin de kwartieren voor den nacht tc betrekken, toen werd eensklaps de hond vermist. Milo was weg en bleef ondanks alle nasporingen onvindbaar. Een paar mensehen herinnerden zich, dat hij in het station te Hannover een kleine vriendin nageloopen was. Deze moest dan de verleidster van onzen Milo geworden zijn. Bij het overhaaste instijgen had men hem niet gemist, wijl iedereen dacht dat Milo zich in een anderen waggon zou bevinden. „Wij moeten in ieder geval onzen Milo terug hebben," riep de overste gramstorig, nog eer hij de inkwartieringsbilletten liet uit- deelen. „Korporaal Schulze, neein dadelijk met twee man een reserve-machine, rijd naar Hannover terug en kom niet weerom voor gij den hond gevonden hebt." Nog voor dat den volgenden morgen liet signaal tot oprukken geblazen werd, bevond de tevuggevonclene zich tot aller blijdschap weder bij de compagnie. De stand van zaken met betrekking tot den oorlog werd allengs ernstiger: reeds was de Beiersehe grens overschreden en met volle muziek rukte het 15de regiment, naar Kissingen op. Vooraan de eerste compagnie en op haar rechtervleugel de trouwe compagnie- hond. Aan den kant van een groot water liepen spelend een aantal

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1878 | | pagina 1