Door een onbekende is uit Leiden aan de Maatschappij
van Weldadigheid een gift geschonken van f 2000.
Het hoofd-comité voor de Noordpool-expeditie lieeft
liet. aanbod van den Rus Sibhiakow te Moskou, om de
nog ontbrekende f 10,000 voor de Nederlandsche expeditie
naar de Lisstreken te geven, van de hand gewezen.
Ziehier de redenen: 1. omdat het hier eene bij uitste
kende nationale onderneming gold, die niet voor een zeer
groot deel uit vreemde middelen behoorde bekostigd te
■worden; 2. omdat bij deze reis, volgens het door het hoofd-
comité opgemaakt en gepubliceerd programma, weten
schappelijke onderzoekingen op den voorgrond behoorden
te staan. In overleg met de zeeofficieren heeft men besloten
een instrument op" het dek te plaatsen voor loodingen en
dreggen en de vele voor de waarnemingen noodig kostbare
instrumenten besteld. Voor een en ander is nog een tekort
van f 9000. Men heeft echter gemeend, dc zaak om een
zoo betrekkelijk geringe som niet te mogen uitstellen in
de overtuiging, dat waar vreemden aanzienlijke sommen
voor de expeditie annbodcu, de Nederlandsche natie te
trotsch en te naijverig op hare eer zou zijn om achter te
blijven. Een nieuw beroep zal daartoe uog eenmaal gedaan
worden. Onderwijl vordert de bouw van liet voor de reis
bestemde schip de Willem Bareudsz. goed, terwijl alle zorg
besteed wordt om liet geheel doelmatig in te rigten.
Dezer dagen overleed de lieer baron van Heemstra,
lid der Tweede Ivamer voor het district Haarlemmermeer.
Men schrijft ons van Texel, dd. 20 dezer:
„De uitslag der op gisteren gehouden stemming ter
benoeming van een lid voor den gemeenteraad is als volgt:
Van de 164 uitgebragte stemmen bekwamen de heeren
Willem Pz. Koning 46, dr. J. Ensing 31, Pieter Kz. Bremer 25,
Jan Hz. Kuiper 23, Klaas llz. Plavier 20, Pieter Pz. Kikkert
15 stemmen en eenige andere heeren ieder eene stem.
Herstemming moet alzoo plaats hebben tusschen de twee
eerstgenoemde heeren."
Bij de jl. Dingsdag te Alkmaar gehouden parade
der dd.schutterij nam cle heer M. Cohen Stuart, als
kapitein, in hartelijke bewoordingen afscheid van heeren
officieren, kader en manschappen, 's Avonds had in de
Nieuwe Doelen eene feestviering plaats.
De groote voorjaarspaardenmarkt te Amsterdan zal
worden gehouden op Zaturdag 13 April e. k., op het
Frederiksplein aldaar; daarbij worden uitgeloofd prijzen en
premiën A an vege de gemeente, tot een gezamenlijk bedrag
van f 1000, waarvan de bijzonderheden nader zullen worden
bekend gemaakt.
Te Amsterdam zijn jl. Maandag twee behendige
zakkenrollers gearresteerd, die er hun werk van maakten
om den zak, die achter op de damesmantels zit en eene goede
gelegenheid tot stelen aanbiedt, te plunderen.
Uit Leiden meldt men:
„De landbouw begint te herleven en het zachte weer
lokt de lieden tot den arbeid uit. Men is al druk bezig
mot den grond om te spitten en er worden zelfs al aard
appelen gelegd, die ook vroeg gesproten waren door den
open winter. Het sneeuwklokje bloeit en andere in het
wild groeijende planten komen te voorschijn."
Jl. Dingsdag is te 's Hage aanbesteed het maken
der grondwerken, kunstwerken, bovenbouw en verdere
werken voor den spoorweg ZwolleAlmelo. Minste
inschrijver de lieer de Klerk, te Werkendam, ad f 1,674,170.
boerenkinclerrn rond. Verschrikt door het ongewone schouwspel dei-
in het zonlicht schitterende helmen en geweien vlogen de kinderen
schreiend naar alle kanten uiteen. Een klein meisje had daarbij
liet. ongeluk op den grond te vallen en rolde langs den tamelijk
steilen kant het water in. Be kominandniit liet terstond zijn
schimmel keeren, riep Milo een paar voor hem verstaanbare woorden
toe, en eer hij nog uitgesproken had, was het trouwe dier met
enkele krachtige sprongen op de plaats des oiiheils. Fluks greep
hij de uitgespreide rokjes van het zinkende meisje en bereikte in
weinige seconden, het kind voor zich uit dragend, al zwemmende
den oever. l)e handenwringende moeder, die ondertusschen was
toegesneld, was nog getuige van Milo's reddende daad. Tot ieders
blijdschap was het kind gelukkig met den schrik vrijgekomen.
Milo echter bevond zich het volgende oogenblik weder op zijne
gewone plaats hij de inmiddels voortmarcheerende troepen. Hij
schudde zijn uatte haren uit en vestigde zijn verstandige oogeu
met zekeren ernst op heil, die hem vleiende woorden toeriepen,
alsof hij wilde zeggen: Ik heb niets dan mijn plicht gedaan.
Eenige dagen daarna volgde het gevecht bij Kissingen. Be
blauwe boonen lloten om de hoofden der „vijftieners," en Milo.
als luid hij den soldaten de bekende beweging afgezien, bukte
telkens met hen mede, als het onheilspellende geknetter zich deed
liooren. "Reeds menige brave borst lag roerloos neder en bevoch
tigde het groene weiland met zijn bloed, toen ook onzen Milo
dat lot trof. Een vijandelijke geweerkogel doorboorde het boveuste
gedeelte van zijn bek, waarmede hij weinige dagen te voren nog
een jeugdig menschenleven aan de golven ontrukt had. Luidkeels
kermend en stuiptrekkend van pijn, stortte het dier naast een
eveneens gewonden onderofficier van zijn compagnie neder. In
zulke oogcnblikkeu is ieder slechts met zich zeiven bezig. Zonder
acht te geven op de ellende en het lijden der gevallen kameraden,
denkt iedereen in het strijdgewoel zoolang alleen aan het eigen ik,
tot ook hem wellicht eenzelfde ramp weervaart. Be naast Milo
liggende gekwetste werd door diens voortdurend jammerend gehuil
langzamerhand uit zijne bezwijming opgewekt. Het knetteren van
het klein geweervuur klonk nu reeds meer op een afstand, maar
nog- altijd vielen de kogels af en toe ter rechter- en linkerzij van
den gewonde neer. Zijn eigen smarten vergelend, maakte de onder
officier' na kort beraad zijn kleederen lus, scheurde een stuk linnen
run zijn -hemd af en legde, zoo goed en zoo kwaad als het ging,
een vuorloopig verband om den bloedenden bek van den hond;
aan zijn eigen wonden had hij daarbij nog niet gedacht. Eerst
laat in den avond verscheen de ambulance van het ltoode Kruis,
om ook hier haar treurige, maar edele tank te vervullen. Be onder
officier vroeg aan den geneesheer, die beiden verbond, verlof om
zijn Milo mede in het lazareth te mogen nemen. Zooals van zelf
spreekt, werd die wensch ingewilligd, en gedurende zes weken
lagen zij samen als goede kameraden naast elkaar te bed.
De coinp-.gmc keerde na het einde van den veldtocht naar
Minden terug. Aan haar spit? liep vol fierheid dc mei een krans
van eilceubluren getooide compagniehond, zoo fier, dat hij op het
gekef der hem omringende honden een verachtend stilzwijgen be
waarde, en ondanks de aanhitsing der soldaten om de ketters te
verjagen, min of meer gekrenkt over die uitdaging, met nog trot-
scher fierheid zijn weg vervolgde. Ben volgenden morgen verscheen
In tlo Delftsche Courant wordt gewaarschuwd
tegen het misbruik dat gemaakt kan worden van de
nieuwe bronzen centen. Zij hebben dezelfde middellijn
en dezelfde dikte als dc kwartjes en zijn gekarteld als deze.
Zij kunnen dus in de rolletjes van laatstgenoemd geldstuk,
in plaats van dit, worden gevoegd. Men zou alzoo steeds
elk rolletje moeten nazien om zich te overtuigen dat er
geen bedrog is gepleegd.
Onze nieuwe centen hebben volgens de Prov. Nb. Crt.
verleden week reeds een aardig geval uitgelokt. TeVught,
zaten in een herberg een paar werklui en een boertje.
Bij de betaling van 't gelag meende de laatste, dat een
der werklieden „gouden" munt in zijn beurs had en zeide,
dat hij met de beurzen wel wilde „omsteken." De werkman,
die er eerst niet van wilde hooren en dacht, dat 't boertje
gekscheerde, gaf op zijn aandringen daaraan toe en de
beurzen werden geruild, in die van den boer zat f6, in
die van den werkman waren vier nieuwe centen. Ons
boertje dacht nog altijd, „dat zijn broek nieuw was*" Na
zijn borrel uitgedronken te hebben, ging lnj naar den
kastelein en legde triomfantelijk een dier muntstukken op
tafel, zeggende: hou maar af! Toen hem echter de kastelein
beduidde, dat er nog vier een ten aan zijn gelag te kort
kwamen, toen eerst erkende hij de waarheid van ?t spreek
woord geen goud al wat blinkt, en wilde hij met geweld
zijn eigen beurs terug hebben. Hij klopte echter bij den
werkman aan een doovenmans deur en kreeg ten slotte
nog een pak slaag, dat misschien wel tegen zijn 6 gulden
opwoog.
In de vorige week zijn te Nunspeet door eenige
jagtliefhebbers in liet Elspeterbosch drie prachtige herten,
ieder wegende ongeveer honderd kilogrammen, benevens
twee reeën en één vos geschoten. Kudden van 40 a 50
herten worden meermalen gezien: wel een bewijs dat er
in die oude Veluwsche bosschen nog wild in overvloed is.
Te Zwolle had jl. Dingsdag een droevig sterfgeval
plaats. De vrouw van den lieer Bramson is Maandag
plotseling overleden. Dat echtpaar zou Zondag a. s. hun
gouden-, hunne dochter de zilveren- en nog een andere
dochter de zoogenaamde groene bruiloft vieren. Zoo iets
gebeurt zeldzaam.
In de jongste vergadering der nijverheids-afdeeling te
Beerta (Groningen) werd de kwestie van de veredeling
onzer graansoorten behandeld. Men vroeg, of die veredeling
mogelijk en noodig is. En zoo ja, hoe die dan uit te
voeren? Het resultaat der discussie was, dat de beide
eerste vragen toestemmend beantwoord werden, en dat,
wat de derde vraag betreft, men tot het besluit kwam, dat
ook te dien einde proefstations behoorden opgcrigt te worden.
Met de 1* proefstations, die er thans in het geheele land
zijn (te Wageningen en te Deventer) kon Nederland niet
volstaan. Aan eene Commissie is opgedragen te over
wegen, hoe tot meer zulke stations te geraken.
De commissie, die ten vorige jare op zich nam
om de feesten ter gelegenheid van het landbouw-congres
te Assen te organiseren, lieeft zich ontbonden. Naar men
verneemt, lieeft nu een der leden van liet congres-bestuur,
de heer mr. II. van Lier, op zich genomen eene nieuwe
feestcommissie bijeen te krijgen en met deze na te gaan
wat het bezoek aan liet congres des te aangenamer kan
maken.
Milo op liet appèl, gesierd met liet uit lood gegoten veld-ecreteeken
ja, men had zelfs aan zijn leêreu halsband reflits en links een
soldatenknoop vastgenaaid. „Het lootten draagtceken zal ik dooi
de vingers zien; maar de knoopen, jongens, dat zijn bepaald mili
taire onderscheidingsteek-enen. die moeten weg;" gelastte de
overste lachend. In plaats daarvan kreeg Milo een fraaien halsband
met de inscriptie: „Milo, le Coinp. van het 2e West.f. Inf.-reg.
Prins der Nederlanden."
Bij het overgeven der compagnie riep de aftredende overste den
nieuwen compagniechef toe: „Ik draag ook onzen Milo aan u over.
In twee veldtochten heeft hij lief en leed met ons gedeeld, en
mocht, wat God verhoede, ooit weder de krijgstrompet weerklinken,
dan zal hij zich ook ten derden male in her, veld handhaven." Nu,
die tijd was niet zoo heel ver meer af. Reeds weinige jaren daarna
woei de oorlogsluclit van de naburige Fransclie grenzen over den
Rijn naar Westfalen. Bc 15-ers waren onder de eersten, die de
Fransclie grenzen overschreden. Be snorkerij der Zouuven en Turco's
bleek maar al te spoedig geen steek te houdenen de vuurproef
van Loulou was, op den keper bezien, louter humbug. Onophoude
lijk marcheerden ook de 15-ers verder en verder het hartje van
Frankrijk in, en aan de spits hunner eerste compagnie marcheerde-
Milo, de trouwe compagniehond. Bij al liet krijgsgeluk kwamen er
ondertusschen ook dagen, dat men niets te bijten of te breken had.
Na vele dagmarschen had de compagnie op zekeren dag in een
verlaten kasteel een verkwikkende rustplaats gevonden. Be proviand
colonne kon bij liet algemeenc krijgsgewoel reeds sedert eenige
dagen niet. meer bereikt worden. I)e slotvoogd, een oude, Oost-
indisch-ttoove Franzoos, kwam de aanrukkende compagnie met
kruipende vriendelijkheid tegemoet.
„Nix manger, messieurs," gaf hij schouderophalend op de van
alle kanten tot hem gerichte vragen ten antwoord. „Prnssiens,
Prussiens, nix manger," herhaalde de oude zondaar met een
aansprekersgczicht.
„Loop heen, nix manger, die uitvluchten kennen wij; kom,
MiloWij zullen in dat Franzosennest eens inspectie houden." En
nu ging het er op los, van den zolder tot den kelder, Milo altijd
voorop, aangevuurd door liet geroep der soldaten„Zoek, zoek,
Milo! Baar valt hier wat te eten." Be oude luid zijn voorraad
goed verstopt. Milo ondertusschen, onvermoeid rondsnuffelend,
voerde zijn geleiders al dieper en dieper in de schijnbaar eindelooze
kelders van liet kasteel. Ten laatste sclieen het einde bereikt te
zijn. Een wit gepleisterde muur sloot den laatsten doorgang af.
„Kom, Milo! Het geeft toch niets; de Franzosen hebben alles
weggehaald." I)e h'uid echter was van dien muur niet af te
krijgen. Hij krabbelde er jankend tegen aan, alsof hij-liem met
zijn scherpe nagels wilde openscheuren. Baar moest iets achter
zitten. Spoedig was er een veldbijl gehaald en de zoogenaamde
muur met een paar flinke slagen opengehakt. Be verbaasde soldaten
ontdekten nu een groote ruimte, wel voorzien van allerlei kostelijke
zaken. Bat was een gejuich van belang! Milo kreeg tot belooniiig
het eerste paar metworsten van de lange rij, die ordelijk naast
elkaar aan touwtjes waren opgehangen. Be Bourgonjer paarlde in
de fijngeslepeii Fransclie glazen en de eerste toast gold onzen
compagniehond.
(Slot volgt.)
liet programma van liet congres is bijna gereedweldra
wordt het publiek en het zal blijken, dat. het reeds in
sommige bladen medegedeelde nog van verleden jaar was.
Te Venlo is het vijfjarig zoontje van een landbouwer
in eene in vollen gang zijnde dorschmaehine geraakt. liet
kind werd geheel verpletterd.
Op de toppen en lijsten der gevels speelt de schijn
baar onschuldige sneeuw, volgens de schrijver der brieven
uit de hofstad in de Arnli. Crt., een verraderlijke rol.
Een afschuw van alle strijksters en vrouwen in 't algemeen
wanneer ze op straat ligt en het helderste linnen in blank
heid den loef afsteekt, verraadt ze in de hoogte de fouten
en zwakheden van de architektuur, gelijk ze trouwens
billijkerwijze door haar souligneercn van alle bijzonder
heden alle verdiensten en schoonheden van bouwstijl en
ornament aan den dag brengt. Een half oude, half nieuwe
stad, gelijk den Haag, moet met sneeuw bezien worden.
Bezie in de oude naauwe straten de geveltoppen in hunne
verscheidenheid, waarop de witbonte randen en strepen,
door die geheimzinnige lichtspeling in naauwe straten in
velerlei tinten gekleurd, zulke verrassende effekten te weeg
brengen; en keer u dan om naar die vervelende, lange
fatsoenlijke straten, met volkomen gelijkvormige woningen
zonder individualiteit, zonder ander ornement dan de
metselaarskrullen of de timmermanslijsten, alles regt,
regt tot in het oneindige. Ze gelijken hunne bewoners,
die huizen! Ook deze zijn precies allen naar hetzelfde
model geformeerd. Een en dezelfde kagchelpijp siert
de hoofden, gelijk de daken door een en denzelfden schoor
steen worden bekrooud; alle ligchamen zijn, als Noachs
zonen uit de ark mijner jeugd, in de lange gekleurde
soepjurk gehuld, gelijk hunne huizen met het modelblaauw
„geportland" zijn. Ook van binnen is liet ameublement
van huizen en hoofden tamelijk eenvormig; de mode is
alles. Men dweept met hetgeen de mode u als dweepens-
waardig opdringt, en morgen dweept ge weêr met iets
anders, met liet precies tegenovergestelde misschien, even
als ge uw meubels laat overtrekken met de modekleur, en
uwe gordijnen verwisselt voor anderen naar den laatsten
smaak. En was die smaak nog maar smaak! Zie de dames
aan, o onnoozel man, die een oog hebt op schoone vormen
en kunstgevoel; zie de dames aan, let op hoe ze daar
in misvormende kleederen, de linkerhand op vreemde wijze
bezig, de mof om den hals gebonden, voortschuiven, en
omsluijer uw gelaat. Het is niet de smaak van den
smaakvolle, van den bevoegde, die den toon geeft; liet is
die van domme, onontwikkelde naaisters en modemaaksters,
gelijk in het ornementeeren van huizen en gevels het de
metselaar, de „baas" is, die den toon aangeeft. In vroeger
tijden ging men of bij bevoegden ter markt, of men volgde
zijn eigen oordeel en inzigt bij het bouwen; ziedaar,
waarom de huizen zooveel aangenamer in de bewoning en
in de aanschouwing tevens waren dan nu.
Houdt men dit in het oog, dan zal men zicli met mij
verwonderen, dat sommige angstige Protestanten in de
herleving van de nationale bouwvormen een aanslag van
de Roomsche kerk meenen te zien. Mij dunkt liet individueel
karakter van de oude huizen moest juist hun bouwstijl
voor de Protestantsche gemoederen aantrekkelijk maken.
Kan men zich grooter onderduiking van leven en ont
wikkeling denken, sprekender symbool van domper
geest, dan die zware drukkende houten lineaal, die men
in de moderne straten op onze hoofden legt? De uniforme
kroonlijst is oneindig drukkender in mijn oog dan de
bevallige, karaktervolle gevelspitsen in' onze oud-HoUandsche
steden. Hofjesstijl, kloosterstijl of downright Roomschen
stijl mag men dien noemen, toch verlies ik hem, althans
voor het uiterlijk van een gebouw of een geheele straat.
Een Fransch oorlogs-correspondent in het hoofd
kwartier van den Russischen Gi'ootvorst-troonopvolger
meldt, dat, toen zich dit hoofdkwartier te Schirekiöi aan
den Lom bevond, eenige lieden een jongen arend vingen,
dit dier opkweekten en goed verzorgden. Het dier volgde
het hoofdkwartier van plaats tot plaats, en naarmate liet
opgroeide scheen ook zijne gehechtheid aan zijne wel
doeners toe te nemenmen zorgde dan ook uitstekend
voor hem en zelfs bij de moeijelijkste en gevaarlijkste
togten leed hij aan niets gebrek. Eerst werd hij vast
gehouden of opgesloten, doch spoedig was hij zoo trouw
geworden, dat men hem volle vrijheid liet, daar hij toch
altijd weder in liet hoofdkwartier terug kwam. Ilij was
spoedig zoodanig aan liet krijgsrumoer gewend, dat geen
geraas, geen geweer- of kanonvuur hem meer schrik aan-
joeg; gedurende het gevecht verhief hij zich gewoonlijk
wel lioog in de lucht, doch naauwelijks was de rust weder
gekeerd of hij kwam ook geregeld in zijn militaire baker
mat, het hoofdkwartier, terug. Natuurlijk is hij het
voorwerp van ieders attentie en de arend is daarop zoo
trotsch, dat Ilij liet soms wel eens te bont maakt en
onbeschroomd op stoelen of tafels plaats neemt. Tot een
strijd met den algemeen geliefden en vereerden godenvogel
liet men het natuurlijk niet komen en zoo leefde hij in
liet hoofdkwartier in ongestoorde rust en vrijheid en zelfs
de Grootvorst had min of meer respect voor hein.
Op een groote soiree te Parijs ontmoetten twee jonge
lieden elkander en raakten aan de praat. Eensklaps zegt
de een: Uw zwarte broek schijnt wat heel kort te zijn.
Hoe kunt ge u door uw kleermaker zoo laten toelakelen!
Zijn vriend kijkt wat verlegen en fluistert liem daarna
in 't oor: Zeg eens, ge moet er niet van praten, inaar 'k
heb een gehuurd pak aan. De ander antwoordt nu: ik
heb ook een gehuurd pak, en mijn broek is zoo lang, dat
ik telkens met de hielen op de pijpen trap, 't is bepaald
bespottelijk. Hé, als we eens ruilden?! Zoo geschiedde liet
en de twee jongelui, die geen ander gebrek hebben dan dat
hun beurs hun niet vergunt een ruim voorziene garderobe
te hebben, volbragten op den trap van een prachtig huis
op den faiibourg St. Honoré een zeker zeldzamen ruil.
Uit Tasclikend wordt aan een Duitscli tijdschrift
medegedeeld, dat in het Museum aldaar onlangs uit Kara-
kol een interessant exemplaar van een stam van den
Assa-Mussabooin, d. i. staf van Mozes, was ontvangen.