HELDERSCUE
KV VIEIIWEDIEPER (OIRAVT.
1878. N°.44.
Vrijdag 12 April.
Jaargang 36.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
in ge
thar
„W ij huldigen
het goed e."
Verschijut Dingsdag:, Donderdag e
Abonnementsprijs per kwartaal
Zaturdag namiddag,
franco per poat
ƒ1.80.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 163.
Prijs der Adver ten tien: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Conts.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indie.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
Gemeenteraad.
Zitting van Dingsdag 9 April 1878.
Voorzitter de lieer Burgemeester.
liet secretariaat, wordt bij den aanvang der zitting waargenomen
door den ambtenaar ter Secretarie, den heer P. Jonker.
Tegenwoordig 16 leden; afwezig met kennisgeving van verhinde
ring de heer Hugenholtz.
De aanteekeningen van het verhandelde in de vorige zitting
worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter stelt voor, met afwijking van de agenda, het eerst
over te gaan tot de benoeming van een gemeente-secretaris. Dien
overeenkomstig wordt besloten.
Namens het Dag. Best. wordt medegedeeld, dat onderscheidene
sollicitatiën naar de vacante betrekking zijn ingekomen, en dat
door B. en W. op de aanbevelingslijst zijn geplaatst de heeren
C. Boon, 1ste ambtenaar ter Secretarie alhier en A. J. de Jongli,
Secretaris der gemeente Anna Paulowna. De stemming, die
daarop gehouden wordt, wijst den heer C. Boon als den benoemde
aan; 15 stemmen werden op hem uitgebragt, 1 briefje was in
blanco ingekomen.
Na de mededecling van dezen uitslag der stemming werd de
zitting voor eenige oogenblikken geschorst.
Bij de heropening der zitting wordt de heer Boon binnengeleid,
deelt de Voorzitter hem zijne benoeming mede en doet hij hein de
vraag of hij de betrekking aanneemt. Na een toestemmend ant
woord te hebben gegeven, legt de benoemde in banden des Voor
zitters de bij de wet gevorderde ambtseeden af en wordt hij met
zijne benoeming geluk geweiischl. Hierbij herinnert de Voorzitter,
dat de benoemde reeds meer dan 25 jaren op alleszins loffelijke
wijze de betrekking van lsten ambtenaar ter Secretarie heeft bekleed
en beveelt hij hem het voorbeeld van zijn waardigen voorganger
ter navolging aan. In hartelijke bewoordingen betuigt de lieer Boon
ziju dank aan den Baad voor de onderscheiding, hein in zijne'
benoeming ten deel gevallen. Hij verzekert, dat het zijn streven
zal zijn het voetspoor te drukken van zijn voorganger en dat het
hem aan lusf, ijver en goeden wil daartoe niet zal ontbreken. Hij
beveelt zich ten zeerste in de welwillendheid der leden aan.
Tot leden van liet stembureau voor de in dit jaar te houden
verkiezingen worden benoemd de heeren Brauksran en Giltjes en
tot plaatsvervangende leden de heeren Jelgersraa en Hattinga llaven.
Ter tafel worden gebragt de jaarverslagen over 1877 van de
gemeente, van 't Ziekenhuis en de Apotheek, van de Commissie
IN NOODWEER.
Novelle van E. VELY.
Detlcv's gelaat werd verdonkerd door een sombere schaduw cn
een diepen zucht slakend, zeide hij langzaam en met moeite:
„Wilt ge mij toestaan, afscheid te nemen, mevrouw Dornedden?"
Zij knikte. Zichzelven en haar had hij met die woorden aan de
werkelijkheid willen herinnerenzij was er hem dankbaar voor.
„Vaarwel!" fluisterde zij.
Hij boog met zijn gelaat dicht op hare handen en bleef langen
tijd in diezelfde houding, en zij weerde hem niet af; er kwam geen
woord over zijne lippen. Een flauwe glimlach speelde om Meta's
mond. „Vergun mij nog ten verzoek, vriend Detlev," zeide zij;
„spreek nooit weer tegen een vrouw zooals ge tegen mij gesproken
hebt. Er zijn dingen die zich vrij goed denken laten, maar die
nooit uitgesproken mogen worden. Slaapwandelaars moet men uit
barmhartigheid niet doen ontwaken; er kan voor hen een ramp
zalig onheil en voor hem die ze roept een biltere gewetenswroeging
uit voortspruiten; is het niet zoo?"
„O, mijn God, Meta! ik verdien uw verwijt; ik ben een ellen
deling!" riep hij hartstochtelijk.
„O neen," hernam zij terstond, „ik heb mij over niets te be
klagen en ofschoon ik onverhoeds uit den slaap werd gewekt, vind
ik toch den weg dien ik gaan moet. Maar voor het vervolg,
Detlev, denk aan mijn verzoek!"
Ilij hield nog altijd hare koude handen in de zijne, maar waagde
het niet, er zijne lippen op te drukken.
„Wees niet boos op mij, Meta, bet was mijne bedoeling niet,
het zoover te laten komen."
„Stil! Neen, ik ben niet boos. Het is goed als men de dingen
helder inziet. Vaarwel!"
Nog eenmaal rustten zijne vlammende blikken op haar bleek
gelaat; daarna stamelde ook hij een laatsten groet en ging hij met
wankelende schreden de kamer uit. Zij bleef op dezelfde plaats
staan luisteren, totdat zijn voetstappen niet meer gehoord werden.
Ook lag er nog altijd een glimlach op haar gelaat, maar de uit
drukking van dat gelaat was hartverscheurend.
Toen zij niets meer hoorde dan het huilende loeien van den
storm en het kletteren van den regen, verliet zij haar plaats, ging
naar de salondeuren cu stiet ze open.
„Ik wil zingen!" sprak zij voor zich heen.
Zij zocht niet lang; doch tante Clara's compositie wierp zij
ter zijde.
„Dat is geen waarheid meer!" Daarop begon zij met vasten
aanslag het voorspel en triomfantelijk klonk het uit haar mond:
„Hij is gekomen in storm en regen,
«Hij heeft mijn hart ten prijs verkregen."
voor 't Lager- en van die voor 't Middelbaar Onderwijs. Ze zullen
den leden ter lezing worden tehuisbezorgd.
Voor kennisgeving wordt aangenomen de mededeeling des Voor
zitters, dat HH. Gedep. Staten dezer provincie het raadsbesluit tot
het verleenen eener jaarlijksche toelage aan de weduwe van den
vorigen gemeente-secretaris hebben goedgekeurd.
Mede wordt voorloopig voor kennisgeving aangenomen de mede
deeling, .dat is ingekomen een adres van 't alhier bestaande Collegia
Goede Bedoelinghoudende ondersteuning van 't verzoek om hij
het Bijks- en Provinciaal Bestuur aan te dringen op het verleenen
van subsidiën ten behoeve der Zeevaartkundige School van den
heer A. J. Leijer alhier. De Voorzitter verzekert, dat deze aange
legenheid alsnog een punt van overweging bij B. en W. uitmaakt;
dat bij dit Collcgic evenwel nog in herinnering is, dat voor 3
jaren een verzoek van dezelfde strekking door I1H. Gedep. Staten
is van de hand gewezen; en dat in de volgende zitting deze zaak-
verder in behandeling zal worden gebragt.
Er wordt gelezen ceue missive van den heer J. Graat, houdende
mededecling, dat hij, wegens zijn aanstaand vertrek uil deze ge
meente, zijne betrekking als Baadslid en Wethouder uederlegt.
De Voorzitter betreurt het verlies, dat de gemeente door 'i vertrek
van den heer Graat zal lijden en zegt, dat de ontvangst van deze
mededeeling op hem een pijnlijken indruk heeft gemaakt. De
heer Graat dankt voor de welwillende woorden des Voorzitters,
betuigt tevens zijn dank voor de onderscheiding, hem in de herhaalde
benoemiug tot Wethouder ten deel gevallen, drukt zijn spijt uit
dat hij de gemeente niet te midden van een bestendigen bloei
verlaat, doch herinnert dat ook vroeger meermalen donkere
vooruitzigten ziju verhelderd, en voor nieuwen voorspoed hebben
plaats gemaakt. Hij verwacht met het oog op de energie der inge
zetenen geen voortdurenden achteruitgang, maar een streven naar
't openen van nieuwe hulpbronnen voer de welvaart der gemeente.
Met de beste wenschcn voor den bloei der gemeente Helder verlaat
bij haar, zich aanbevelende in de vriendschap en toegenegenheid der
leden van den Baad.
De zitting wordt hierop voor gesloten verklaard.
HELDER en NIEUYVEDIEP, 11 April.
Gisteren verloren twee visschers jammerlijk hun leven.
Terwijl een der drie opvarenden eener Urker schuit de
kor over boord wilde laten, geraakte hij in de korlijn
verward cn ging mede over boord. Zijn kameraad, hem
willende helpen, deelde in hetzelfde lot, en vóór dat de
overgebleven jongen hun een lijn kon toewerpen, waren
beiden in de diepte verdwenen. De jongen sneed nu de
Mevrouw Naune Griites was onhoorbaar binnen gekomen; zij
luisterde vol verbazing naar die wondervolle klanken, naar die
hartstochtelijk ware, «aangrijpende uitdrukking.
Toen de. jonge vrouw geëindigd had, kwam zij naast haar staan
en legde haar vermagerde hand op haar schouder.
„Mijn liefste, mijn beste," sprak de bleeke weduwe, „hoe prachtig
het ook is en hoe gaarne ik u hoor zingen zondt ge nu niet
wat rusten? Ik wil niet zeggen dat het zoo is, liefste, maar het
kon tóch wel zijn dat het niet geoorloofd was, bij zulk weder zoo
jubelend te zingen."
De jonge vrouw knikte toestemmend; er lag een zonderlinge
uitdrukking in haar oogen. „Ja, tante Nanne, nu nog te zingen,
nu het er uit is wat hart en borst zoo loodzwaar drukte, dat zou
niet geoorloofd zijn. Nu zing ik niet meer."
„Een hartkwaal?.... Een bezetting op de borst? Zou zij daar
last van hebben?" vroeg Nanne fluisterend.
Meta sloot haar piano. Zij zag er zeer vergenoegd uit. „Laten
wij onze koffers gaan pakken, tante Nanne, dat we in tijds gereed
zijn om met de eerste boot die bet eiland weder bereiken kan, te
vertrekken."
„Mijn liefste lieveling!" riep de oude vrouw, hare Landen van
verbazing in elkaar slaande; „begint ge óók bang te worden?"
„Het is niet goed voor mij, langer hier te blijven," antwoordde
Meta op vastberaden toon. „Ik begin inderdaad bang te worden,
tante Nanne."
„O," riep deze, met een mengeling van vreugde en vrees, „maar
broer Daniël?"
„Broer Daniël?" Meta zag haar met een spottend lachje aan.
„Die zal zich zoo goed mogelijk moeten schikken in onze plotselinge
terugkomst en in nog heel veel andere dingen. Dien vrees ik
niet meer!"
Nanne zag haar na, terwijl zij, het hoofd met fierheid omhoog
geheven, langzaam naar de torenkamer ging. „Zij is veranderd als
een blïid op een boom en wil nu niet laten blijken hoe bang ze
voor den storm is. Ik ken dat; o, wat ben ik blijde dat het
zoo ver met haar gekomen is. Als er wat gebeurd was, had ik
het toch maar op mijn verantwoording gehad!"
Meta Dorneddens blauwe oogen schenen grooter en schitterender
dan vroeger; m«iar er lag toch een uitdrukking van onbeschrijfelijke
treurigheid in haar blik toen zij den brief nog eens overlas, dien zij
aan haar tante Clara in het verre Zuiden geschreven had.
„Gij ziet erg bleek," klaagde de weduwe, die van haar stoel iu
den hoek bij het raam was opgestaan en Meta bezorgd aanzag.
„Dat komt, och, tante Naune, waar zou dat eigenlijk wel
van komen?" vroeg Meta met geveinsde vroolijkheid.
„Och Heere, toch niet van dat rijtoertje?"
„Daarvan juist gij verleidt me tot te veel uitspanningen?"
De weduwe onderdrukte een klacht, omdat zij juist de deur zag
korlijn «af, liet tle schuit voor den wind „om" gaan en
hield op eene andere schuit aan om het gebeurde mede te
deelen. Van dit vaartuig ging nu één man over, die de
schuit hier. in de haven bragt.
Het vroeger zoo welvarende visschersdorp Egmond
wordt met ondergang bedreigt. De meeste visschers komen
met hunne gezinnen naar hier, omdat er tegenwoordig
gelegenheid voor hen is hier eene woning te krijgen, maar
bovenal omdat onze haven hun alle geriefelijkheden voor
hun bedrijf aanbiedt.
Dc plaag der dorpeneen nieuw tooneelspel naar den
roman van den gunstig bekenden Vlaamschen novellist
Henri Conscience, werd jl. Dingsdag in Tivoli gegeven
door bet gezelschap van Victor Driessens. De drankduivel
in zijn afzigtelijke gedaante werd ons meesterlijk weer
gegeven in de rol van den pachter Jan Staars (Victor
Driessens). Ook de andere vertooners, in het bijzonder
vader Torfs, (de lieer Nuggelmans) en Clara, dochter van
Staars (mej. S. van Biene) stonden hein flink ter zijde.
Hoewel liet stuk weinig intrigue heeft, vinden wij de
strekking nuttig. In liet aardige nastukje: Een man te
trouwenmaakten wij op nieuw kennis met de uitstekende
talenten «als actrice van mevrouw Verstraeten, die in vijf
verschillende karakters optrad.
Wij vestigen de aandacht onzer lezers op den Brief
uit Ivennemei'land, dien we voor ditmaal op pag. 4 eene
plaats hebben ingeruimd.
Door de Italiaaiische regering is aan elk der drie
Terscliellinger visscliers, Christiaan Kuiper, Jurriaan Kuiper
en Willem de Beer, een zilveren medaille toegekend we
gens de redding, in den nacht van 12 op 18 Sept. 1874,
van den zeeman Joseph Penso, eenig overgebleven schepe
ling van bet verongelukt Italiaanscli koopvaardijschip Firenze.
Door de regering der Vereenigde Staten van Noord-
Amerika is, ter zake van de redding der bemanning van
het Amerikaansch koopvaardijschip D. W. Chapman op
30/31 Oct. 1877, en van liet mensclilievend gedrag bij die
gelegenheid van de sedert overleden Nederlandsche loodsen
Klaas Meijer en Simon Buis, aan hunne nagelaten betrek
kingen respectivelijk toegekend eene som van f 125, bene
vens aan Jacob Griek, stuurman van de sleepboot
Amsterdam, een zeekijker („binocular glass)."
opengaan.
„Stoor ik u, mevrouw Dornedden?" vroeg de oude heer Daniël.
„Pardon, volstrekt niet," was het «antwoord.
„U is steeds welwarend, zooals Wallus verzekerde, hetgeen ik
met genoegen hoorde. Ik kom u volgens mijn plicht persoonlijk
mededeelen, dat zoo even het rijtuig naar het station is gezonden
om mijn zoon Hendrik af te h«alen."
„Dank u."
„Mijn beste, komt onze Hendrik terug?" riep Nanne, terwijl
zij van blijdschap haar breikous liet vallen. „O en dat moeten
we pas op het laatste oogenblik hooren?"
Dc heer Dornedden keerde zijn zuster langzaam en veclbeteeke-
nend ziju onbewegelijk gelaat toe.
„Daar hebben wij weer uwe buitensporigheid. Waartoe moest
dat vroeger ruchtbaar gemaakt, worden? Dat ge van den morgen
tot den avond zoudt kunnen loopen jammeren en klagen of hij wel g
behouden zou aankomen? U, mevrouw Dornedden, schijnt, wat
werkelijk een zeldzaamheid is, mij ditmaal te begrijpen. De chef
van een handelshuis moet steeds onverwacht voor zijn personeel
staan, dat is mijn principe!"
„Ik begrijp u, gaf Meta lialt* droonicnd ten antwoord.
„Maar wij zijne vrouw en zijne tweede moeder," zeide Nanue,
bij wie op dit oogenblik de verontwaardiging sterker was dan de
vrees, „wij kunnen toch niet «als personeel
De oude heer Dornedden wierp haar een blik toe, die haar deed
verstommen.
„Ik heb een hekel aan alle scones. Zoo houd ik er ook niet
van om iemand op straat te ontvangen in het bijzijn van eene
menigte toeschouwers. Men heeft thuis de ruimte en den tijd, heb
ik altijd gedacht. Binnen ecu kwartier kan mijn zoon Hendrik
hier zijn."
Meta rilde. Zij trok haar blauw wollen fichu dichter om haar
schouders.
„Willen we naar beneden gaan, liefste, om aan de huisdeur
De heer Dornedden schoof zijn stoel weg. „Ge zult hier blijveu
totdat Hendrik op de bureaux geweest is: dat behoort zoo tegen
over het personeel. Mevrouw Dornedden, u denkt er over als ik
na een afwezigheid van vier maanden zal het op eenige minuten
niet aankomen."
„Neen, neensprak zij werktuigelijk, en beantwoordde op de
zelfde wijze de stijve buiging waarmede de heer des huizes af
scheid nam.
„Het is een mensch zonder hart!" voer Nanne uit. „Mijn liefste,
uw geduld...." doch zij viel plotseling zich zelve in de rede met
een luiden angstkreet en snelde op Meta toe, die bewusteloos
achterover in haar stoel lag.
„Het is niets anders dan de vreugde; louter van blijdschap!"
mompelde de goedhartige maar kortzichtige weduwe, terwijl zij het
döodsbleeke gelaat harer nicht met eau-de-cologne wreef en haar