IIELDi:itS€IIE
KV NIEUWEDIEPElt COURANT.
1878. N". 48.
Zondag 21 April.
Jaargang36.
Algemeen Nienws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
xv ->v
„W ij huldigen
het goed e."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalƒ1.30.
franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
IS n r e a nMOLENPLEIN N°. 103.
Prijs dor Advortentiëa: Van 11 regels 60 Cants,
elke regel meer 15 CentB.
Groote letters of vignetten worden nnur plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indië.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
HELDER en NIEUWEDIEP, 20 April.
In het Westgat is jl. Donderdag vast geraakt do
Engelsche stoomboot Sa tl er of London, doch spoedig weder
vlot geworden.
De bevolking van ons land bedroeg op 1 Januarij 1878
3,924,792 zielen.
Alsof het een zeldzaam natuurverschijnsel gold,
wisselt men in de pers van gedachten over het laat invallen
van liet paaschfeest. Een opmerker had reeds verhaald dat
liet feest nog nooit zoo laat was gevierd. Een ander
herinnert, dat het- in 1848 nog twee dagen later intrad
en wel den 23 April.
Wij voorzien nu de opmerking, dat dit was in het revolutie
jaar 1848. De revolutionairen krijgen alles op het geweten,
waarom zouden zij ook de schuld niet dragen van het
ongekend late paaschfeest. (Arnh. Crt.)
De Staatscourant bevat de statuten van de Naamlooze
Vennootschap, gevestigd te Amsterdam, den naam voerende
van Maatschappij tot exploitatie van het Café Krasnapolsky.
Maatschappelijk kapitaal f 400,000, verdeeld in 80 aan-
deelen, ieder groot f 5000. De heer Adolf Willem Kras
napolsky neemt deel voor 72 aandeelen.
Aangenomen het beroep naar Amsterdam door ds.
Renier, pred. te Utrecht.
Men schrijft ons uit Anna Paulowna, dd. 18 dezer:
„Gisteren avond had alhier eene zanguitvoering plaats
onder leiding van den heer W. Kuijk van den Helder.
Hoewel de tijd tot oefening kort is geweest, voldeed ons
de uitvoering uitermate. Het bleek ons ook nu wprV dot
theoretische kennis alleen niet voldoende is; men.moet
wel degelijk tact bezitten om te kunnen onderwijzen. Dien
tact bezit, naar onze meening, de heer Kuijk bovenmate.
Daarom zal het ons aangenaam zijn, indien genoemde heer
den volgenden winter weder opgewektheid gevoelt, het
directeurschap van onze Zangvereeniging op zich te nemen."
In den verloopen winter maakten 57 lezers gebruik
van de volksbibliotheek te Anna Paulowna en er werden
775 boekdeelen uitgereikt.
Van de schoolbibliotheek aan school No. 1, sinds cenige
jaren gevestigd, werd gebruik gemaakt door 74 leerlingen
of gewezen leerlingen tot op den leeftijd van 16 jaren;
er werden 1163 nommers ter lezing gegeven. Neemt men
i) EEN ZONDERLING DUEL,
door Friedrich Gerstiicker.
I.
Aan den Mississippi.
Tom Ralfson, een jonge, rijke Engelschman, begon zich in zijn
vaderland te vervelen. De vermakelijkheden van Londen stonden
hem tegen; een eigen huishouden hield hij er niet op na, en de
begeerte kwam bij hem op, eens het verre westen van Amerika te
bezoeken, om daar in de eeuwenoude bosschen te jagen en bepaal
delijk een tijdlang in de wildernissen rond te dolen. Hij wilde,
volgens zijn zeggen, het „stof der beschaving" een3 van zich af-
Bchudden, ca daartoe kon hij voorzeker geen betere plaats vinden
dan de Mississippi-moerassen. Daar had men inderdaad stof
noch beschaving te duchten.
Hij talmde dan ook niet lang met de uitvoering van zijn plan,
scheepte zich naar New-York in, bezocht eerst dc Niagara en dc
groote meeren, en trok toen westwaarts verder door de Vereenigde
Staten, tot dicht bij Missouri en Arkansas, om daar zijn jachtlust
te bevredigen, en dat kon hij daar naar hartelust doen.
't Is waar, hij had zich het wild in die bosschen talrijker voor
gesteld, en dat hij menigmaal dagen lang rondzwerven moest zonder
een schot te doen, wilde hem in het eerst niet behagen; maar de
echte jager wil toch ook niet maar altijd doodschieten, doch zoekt
zijn genoegen veel meer i:i den door moeite en sluwheid verkregen
uitslag op zich zelf; en zoo sleet hij daar iu het schoone woud
een blijden, gelukkigen tijd en oogstte toch nog altijd wild genoeg
om met het resultaat tevreden te kunnen zijn.
Maar ook daarvan begon hij eindelijk verzadigd te worden. Hij
had wel uit tegenzin in liet gezellige leven de wildernis opgezocht,
maar hij zag toch ten slotte in, dat hij in de gezellige maatschappij
te huis behoorde dat hij haar althans niet geheel ontberen kon,
en begon eindelijk weder naar haar terug te verlangen. Eene
ongemeene bekoring oefende echter met dat al het leven en streven
van het prachtige boschvolk op hem uit, dat hij iu de.verschil
lende blokhutten kennen leerde, en zoo hij zich tot dusver den
Amerikaan slechts als speeuleerendc Yankee had voorgesteld, en
hem iu het oostelijk gedeelte der Vereenigde Staten ook zoo ge
vonden had, toch moest hij bij zichzelven wel erkennen dat hier
in het Westen als voorloopers der beschaving een geheel ander
volk bestond, waaraan hij zijne achting niet ontzeggen kon.
Als hij zich afvroeg, of hij hier voortaan onder hen leven en
niet weder naar zijne oude betrekkingen terugkeeren zou, dan moest
hierbij nog in aanmerking dat er nog oen leesgezelschap
bestaat van omstreeks 40 leden, dan mag men voorzeker
zeggen, dat liet niet aan leeslust ontbreekt.
Ook de onlangs opgerigte spaarbank toont levensvat
baarheid te bezitten. Het aantal inbrengers is gestegen
tot 112 en de totale inleg bedraagt omstreeks f 1100.
Dezer dagen vierde de heer Schippers, hoofdonderwijzer
te Groet, gein. Sclioorl, het feest zijner 25jarige ambts
vervulling. Hij ontving bij die gelegenheid zeer vele
blijken van hoogachting en waardeering.
Mejufvr. J. C. Paravicini, 28 Nov. jl. te Amsterdam i
overleden, had, behoudens een paar legaten aan anderen,
de Maatschappij van Weldadigheid tot erfgename van hare
nalatenschap gemaakt. Dientengevolge heeft de Maat
schappij ongeveer f 25,000 ontvangen.
Dr. Merz, te Oosthuizen, en de arts de Koff, te
Utrecht, waarschuwen in het Nieuws van den Dag tegen
Dr. Moessinger's heilmiddel tegen rheumatisch lijden, als j
niet alleen niet afdoende, maar zelfs schadelijk.
Wat zullen de volgende weken ons opleveren, vraagt
de schrijver uit de hofstad in de Arnh. Crt., „vrede of
oorlog? Niemand weet het te zeggen, hoort men alom.
Noch lord A., noch Prins B., noch Prins C., noch iemand.
En toch geloof ik, te midden van al dat schouderophalen j
en hoofdschudden, u wel te kunnen zeggen van wie de
vrede van Europa op het oogenblik afhangt. Mij dunkt
alles moet beslist worden niet te St. Petersburg, noch tc j
Londen, noch te Berlijn of Weenen, maarte Amsterdam.
Indien de geldvorsten van de Amstelstad even verstandig
zijn als hunne confrëres te Parijs, zoodat men over een j
paar dagen ook van daar vermelden kan, dat de pogingen
om eene Russische leening van ettelijke millioenen roebels i
Gelijk, naar het Fransche spreekwoord, de strijd eindigt j
wanneer de strijders op zijn, zoo zal in dat geval in 1878 j
de groote strijd niet beginnen, omdat de Hollandsche
geldmannen geen geld om op te maken willen toestaan. De
ondervinding is echter niet geschikt om veel hoop te geven.
Een landbouwer te Rijsoord heeft een middel ge
vonden om mieren te verdrijven. In de nabijheid van de
plaats waar zij gevestigd zijn begrave men een kilogram
visch, een hal ven voet onder den grond.
De verboden invoer van vleesch in Kampen vindt
op allerlei wijze plaats. Nog zeer weinige weken geleden
(zoo deelt onder meer de N. K. G. mede) kwamen ver
scheidene gebrekkige boeren de stad in en traden bij een
hij voorzeker die vraag met een beslist neen beantwoorden; maar
begrijpen kon hij het niettemin zeer goed, hoe iemand, die niet in
een groote stad en in een weelderige omgeving grootgebracht was,
zich hier vergenoegd en gelukkig kon gevoelen, en hij benijdde de
menschen dikwijls om hunne bescheidene eischen en geringe levens
behoeften, om hunne stille tevredenheid bij tallooze ontberingen.
Als hij de dames uit de groote wereld met deze eenvoudige
Backwoods-vrouwen vergeleek, welk een merkwaardig onderscheid
viel er dan voor liem op te merken! Slechts haar eigengesponnen,
eigengeweven en geverfde kleederen droegen zij, en hoe netjes en
rein zagen zij er daarin uit, ja, welke bevallige gestalten en ge
zichtjes trof hij bij haar aan! Voornamelijk viel hem de zindelijk
heid in de dikwijls nog zoo armelijke hutten in 't oog, en hij
moest menigmaal ook weder de vrije, ongedwongene, maar altijd
voegzame, ja, niet zelden zelfs deftige houding bewonderen, waar
mede deze dochtercn des wouds zich bewogenen hoe staken
zij in doorzicht en scherpzinnigheid bij de plattelandsbewoners van
het vasLeland ja van zijn eigen eiland af. Hij moest bij zich
zelven erkennen, dat deze vrouwen en meisjes, midden uit het
woud genomen, zoo ze slechts van andere toiletten voorzien waren,
in ieder gezelschap der oude wereld binnengeleid konden worden,
en eiken kring ten sieraad verstrekken zouden.
Zijn hart had zich echter niettemin nergens verbondenhij zag
in menig donker, brandend ocg zonder te blikken of te blozen.
Motten echter, die te lang om het licht fladderen, verzengen ten
laatste hunne vleugels, en iets dergelijks moest hij, hoewel hij zich
veilig waande tegen elk gevaar, zelf eveneens ervaren.
Daar de langdurige zomer de moerassen tamelijk uitgedroogd
had, zocdat schier overal waterlooze streken begonnen te ontstaan,
dwaalde onze jouge Engelschman alleen, slechts met zijn trouwe
buks en een kompas, langzamerhand in de richting der Mississippi
voort, om daar vervolgens een stoomboot op te zoeken en naar
het Ocsteu terug te keeren. Vermoedelijk kende hij dit terrein niet
nauwkeurig genoeg, anders zou hij zoo iets niet zoo stoutmoedig
gewaagd hebben. Het kon hem namelijk licht gebeuren, dat hij
daarbij in een der afgrijselijke met riet begroeide spleten in den
uitgedroogden grond „rietspleten" geraakte; en daar weder uit
tc komen, is waarlijk geen kleinigheid. Hij had echter het geluk
of het ongeluk, al naar men 't nemen wil aan zijne zijde,
want hij ware misschien iu een van die „rietspleten" beter gebor
gen geweest, dan in de vriendelijke hut, die hij eindelijk, dicht
aan den oever van den Mississippi, op zekeren morgen bereikte.
Hij had namelijk toevallig in het woud een pad gevonden, dat
de Hemel weet waarheen voerde; daar liet echter van Oost naar
West liep, volgde hij dc oostelijke richting en ontdekte den vol-
slager binnen. Eenigen tijd daarna buiten komende, waren
alle bogchels verdwenen en liepen do gebrekkigen weder
regt. van lijf en leden de stad uit.
Er bevindt zicli thans in de provincie Friesland geen
enkele stal meer, waarop de longziekte onder liet rundree
lieersclit, of waar runderen aanwezig zijn van die ziekte
verdacht. Dit gelukkig verschijnsel is na 1850 zonder
voorbeeld en pleit wel zeer voor het doeltreffende der in
de laatste tijden door de regering genomen maatregelen
tot bestrijding der genoemde ziekte.
De Parijsche modisten hebben reeds haar programma
opgemaakt, ditmaal met het oog op de tentoonstelling.
Geen slepen daarom dezen zomer; zwarte zijden robe
princesse, lange naauwsluitende mouwen, nog altijd doeu
kant voor kraag en manchetten. Voor de voorjaars-cos-
tumes reeds wordt het kleed van voren kort genomen,
ook om de fraai geborduurde zijden kousen en lage schoen
tjes te laten zien, die steeds meer in den smaak komen.
Alles wat dezen zomer gedragen wordt, zal met de
hand geborduurd zijn; ook handschoenen zal men met
borduursel versieren. Iets nieuws zijn handschoenen van
tweeërlei kleur, de rug van de hand eene nuance donker
der dan de binnenzijde.
De Engelschen, op het punt van reclame en humbug
durf-allen, hebben thans een wel- en sterksprekende
formule uitgevonden, om op de aanplakbilletten hartver
scheurende spectakelstukken tc kenschetsen. Het great
attraction is niemendal; maar bied eens wederstand, als ge
leest wat zij nu b. v. achter de aankondigingen van de
opvoering der Twee Weezen laten volgen: Two hcindker-
chief playl" met andere woorden: „een stuk, waarbij men
^fl. Vrijdag heeft de politie te Frankfort een wagen,
hoog opgeladen met kisten, die op weg was naar een
kwakzalver, in beslag genomen. Men stelle zich de ver
bazing voor van het publiek, toen het bekend werd, dat
die geheele lading alleen bestond uitpillen.
In Oostenrijk is in de laatste week van Maart jl.
zooveel sneeuw gevallen, dat o. a. de Kroonprinz-Rudolf-
baan het vervoer op enkele lijnen voor geruimen tijd heeft
moeten staken.
In eene Oostenrijksche landbouw-courant wordt mel
ding gemaakt van eene genezing van jicht door bijensteken.
De vrouw van den inzender van dat berigt leed jarenlang
aan jicht, in zoo hevige mate, dat de eene arm verlamd
geilden morgen, want de nacht overviel hem daarbij, boomstronken
waaraan nicu met de bijl was werkzaam geweest een zeker
teeken dus, dat hij zich in de nabijheid van eene menschelijke
woning bevond. Hij hoorde ook, toen hij nog geen vol uur op
dien weg was voortgegaan, een haan kraaien en honden blaffen, en
bereikte kort daarna een vriendelijk dubbel blok huis, waar hij
natuurlijk, gelijk overal in werkelijk woeste landstreken, door de
bewoners met de meeste hartelijkheid en gastvrijheid werd opgenomen.
ltalfson was nu stellig voornemens geweest, terstond met de
eerstvolgende boot. stroomopwaarts te gaan, om over Louisville en
Piltsburg naar de Oostelijke Staten en vandaar naar Europa terug
te keeren: maar hoewel er de volgende dagen verscheidene stoom-
booten die plaats passeerden, maakte hij toch geen aanstalten om
zijn voornemen uit te voeren, want hij had in de eenzame blokhut
in het woud een magneet gevonden, die hem niet zoo dadelijk
weer losliet.
Het huis werd bewoond door een ouden Backwoodsman, Johns
geheeten, die wel eenig land in de nabuurschap ontgonnen en
vruchtbaar gemaakt.had, maar hoofdzakelijk toch van het hakhout
leefde, dat hij aan de daar aanliggende stoouibooten verkocht.
Overigens zag het er toch niet zoo heel eenzaam op de anders wel
wat afgelegen plaats uit, want liet wemelde er van jonge meisjes,
die naarstig als bijen heen en weer vlogen. De oude man had
namelijk, gelijk Ralfson te weten kwam, vier dochters en een zoon
welke laatste afwezig was, daar hij met een vlot naar Vicks-
burg was gegaan; de dochters daarentegen waren allen present, en
wel van tien jaar af tot twintig toe, dus van verschillenden leeftijd.
Jenny, de oudste, was vooral een bekoorlijk, prachtig ontwikkeld
meisje, en Ralfson herinnerde zich niet, ooit van zijn leven een
schooner meisje gezien te hebben.
Zij had raven-/.wart haar en heerlijke, donkerbruine oogen, een
zuiver Grieksch profiel en een weelderige, Junosche gestalte; en als
haar blik menigmaal met zekere eigenaardige melancholie op den
jongen man rustte, was deze te moede alsof alle vezelen van ziju
hart trilden en heefden.
Hoe schoon hoe verrukkelijk schoon, en hoe lief en goed
zag ze er daarbij uit, maar ook, hoe slil hield zij zich iu den
kring harcr vroolijke zusters, die echter alles voor haar deden wat
zij maar uit haar oogen lezen konden. Lachte zij echter een enkele
maal, wat trouwens schaars genoeg gebeurde, dan geleek zij wer
kelijk gelijk Ralfson althans meende een bovemiardsch
wezen een fee, die slechts voor korten tijd uit haar hemelsche
sfeeren kon nedergedaald zijn, om arme stervelingen door haren
aanblik gelukkig of ellendig te maken.