HELDERSCHË
EN NIEUWERIEPER COURANT.
1878. N°. 49.
Woensdag 24 April.
Algemeen Nienws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
„W ij U u 1 li i S e 11
bet jf o e d e."
Verschijnt Diugsdug, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 1-30.
w franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN 1*°. IC3.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regela 60 Cents,
elke regel uieer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar OosMndiü.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
Vaststelling der 297ste Staats-Loterij.
Het GEMEENTEBESTUUR van DEN HELDER brengt ter
openbare kennis, (lat, bij resolutie van Z. Exc. den Minister van
Financiën, van 13 November 11., No. 62, krachtens de daartoe
door den Koning verleende raagtiging. is vastgesteld de 297ste
Staats-Loterij, bestaande uit 21,000 loten, 10,500 prijzen en 2 premiën.
Voorschreven resolutie en liet daarbij .bejjooreiule plan, in de
Staatscourant geplaatst, liggen ter lezing aan de Secretarie der
gemeente.
Het Gemeentebestuur voornoemd,
Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
18 April 1877. C. BOON, Secretaris.
VERGADERING van den RAAD der gemeente TEXEL
op VRIJDAG 26 APRIL 1878, 's morgens 10 ure.
Punten van behandeling
Ingekomen stukken.
Installatie van den Heer W. Koning.
Aanbieding Gemeenteverslag.
Benoeming Hulponderwijzers.
HELDER en NIEUWEDIEP, 23 April.
Jl. Zondag avond was in de Nieuwe kerk alhier eene
talrijke schare belangstellenden getuige van de openbare
Paascliviering en zanguitvoering door de jongste afdee-
lingen der Hervormde Zondagsschool. In zijne openings
rede wees de heer Vrendenberg er op, dat men van deze
kinderen geene uitvoering mogt verwachten zóó als men
van de oudere leerlingen met regt verlangen kon, te meer
omdat de tijd van voorbereiding niet voldoende was ge
weest. Desniettemin toonden de kinderen, dat ze van de
lessen hunner onderwijzers behoorlijk geprofiteerd hadden
en dat ze zicli gerust konden laten hooren.
Voor eene gepaste afwisseling zorgden de heeren Jonkers
en Dyserinck door hunne toespraken, die door de aan
wezigen met aandacht en zeker ook met genoegen werden
gehoord.
Met een woord van hulde aan den heer Uurbanus, den
EEN ZONDERLING DUEL,
door Friedrich Gerstricker.
(Vervolg.)
Het was en bleef wel altijd de ouds e zusier, maar allen be
handelden haar met een zorgvuldigheid en een ontzag, gelijk men
anders bijna alleen ten opzichte der jongste in acht neemt, ja,
allen schenen zich zelfs te verheugen dat zij zelve zich met de
verzorging van den jongen vreemdeling belastte en daardoor een
weinig buiten haar gewoneu levenskring trad. Niemand stoorde
haar dan ook; Ralfson echter, als hij zag hoe Jenny voor hem
zorgde en hem allerlei kleine gemakken, poogde te verschaifen,
voelde zich daarin gelukkig. Hij zag wel dat er een diepe smart
in haar trekken lag, doch menigmaal, als hij haar zielvolle blik
ontmoette, meende hij ook meer dan bloote deelneming voor den
vreemdeling daarin te lezen, en met die hoop wies zijne eigene
liefde voor haar.
En stond hij niet volkomen onafhankelijk in de wereld? Had
hij wel iemand rekenschap van zijn eigen doen en laten te geven?
En als hij het arme boschmeisje naar zijn vaderland bracht, wie
kon hem daarover hard vallen wie zou het durven doen?
En dan weer rezen andere tafereelen voor zijn geest op hoe
verbaasd zij zou staan, als hij haar naar zijn vaderland bracht en
haar daar met alle gemakkeu des levens, ja, met een weelde om
ringde, die zij hier misschien niet eens bij naam had leereu kennen
Hij tooverde zich daarbij dit tafereel zoo dikwijls en zoo levendig
voor oogen, tot hij zich ten laatste in het geheel geene andere
mogelijkheid uieer voorstellen kon dan haar tot zijn brave vrouw
te maken; en hij was dan ook vast besloten bij haren vader aan
zoek om haar hand te doen. Maar hij verdaagde de uitvoering van
dit plan tot tijd en wijle hij zich ook vergewist zou hebben, dat
Jenny hem niet zou afwijzen. Hij geloofde het niet, maar het was
toch mogelijk en daaromtrent moest hij in ieder geval zekerheid
hebben.
De eenige zwarigheid bestond slechts hierin, haar eens alleen te
spreken, want de beide onmiddellijk aan elkaar grenzende en slechts
door eene smalle verandah gescheiden blokhutten bestonden ieder
ook slechts uit eene kamer. In de eene sliepen de vrouwen, in
de andere de mannen met de somtijds aanwezige, doch hier meestal
zeer schaarsche gusten. Deze beide vertrekken waren daarbij geen
uur van den dag vrij. Vooral liepen de jongere zusters nu hier
dan daar heen, zoodat men geen oogenblik zeker was van niet
overvallen te worden, en dat moest hij trachten te vermijden.
Zoo verliepen er voor hem nog vele dagen in twijfel eii onze
kerheid, hetgeen men ook wel uit zijn geheele houding kon en
moest opmaken. Aan Jenny's aandacht was het althans niet ont
gaan, want haar blik rustte meermalen uitvorschend op hem, en
als hij dien ontmoette, sloeg zij beschroomd en blozend de oogen
neer; doch zij herstelde zich spoedig weder, en de jonge man ver
beeldde zich nu en dan dat zij zelve een vraag tot hem richten
bekwamen organist, die door zijne belangelooze medewer
king het feest opluisterde; met een woord van dank aan
de sprekers, aan de onderwijzers en onderwijzeressen der
Zondagsschool en verder aan allen, die door hunne tegen
woordigheid blijk gaven van hunne belangstelling, sloot
de heer Vrendenberg deze bijeenkomst, nadat hij de be
langen van 't godsdienstig onderwijs allen weidenkenden
had aanbevolen. Moge deze feestviering velen overtuigd
hebben, dat de Commissie in deze nuttige zaak aller
medewerking verdient
Bij den onderlingen schietwedstrijd van het Vrijkorps,
gisteren morgen gehouden, zijn de prijzen, twee hardglas-
veldflesschen, geschenken van den heer C. A. Jeekel, te
Leerdam, behaald door de heeren A. van Willigen en
J. E. de Jongli.
Een vrouw van ruim 90jarigen ouderdom maakte
jl. Maandag namiddag een wandeling van den Helder naar
Huisduinen om daar een bezoek af te leggen. Op dien
hoogen leeftijd is dit zeker iets heel bijzonders.
Een paar mariniers, die met de Paschen eens knap
voor den dag wilden komen, traden eergisteren avond,
zonder zicli aan te melden, een schoenmakerswinkel binnen
en voorzagen zich ieder van een paar nette laarzen, in
plaats van hunne sigaren-kistjes (geijkte term bij het leger
voor de soldaten-schoenen). De winkelier, die met deze
geforceerde credietneming niet tevreden was, liet echter
de beide snaken nagaan, spoedig was de politie geïnformeerd
en nu zullen zij misschien voor hunne vrijpostigheid in
een lokaal worden ingekwartierd, waarin ze noch sigaren
kistjes, veel minder laarzen, maar wel klompen zullen
moeten dragen.
Omtrent de inrigting tot opleiding van machinist
kan nog worden medegedeeld, dat men de kosten van
onderwijs, voeding, huisvesting, enz. zoo laag mogelijk
wil stellen en eveneens de vereischten om op de kweek
school te komen. Er zal onderwijs gegeven worden in
de stoomwerktuigkunde, de wis- en natuurkunde, het
teekenen en de talen, voor zoover een machinist die noodig
heeft in zijn betrekking, en om later zijn studiën met
vrucht te kunnen voortzettenpractisch onderwijs in smeden,
bankwerken, enz.
wilde en zich slechts door hare omgeving liet weerhouden om die
vraag te doen.
Was dit werkelijk het geval, dan zocht zij ook daarvoor eene
gelegenheid, en om daartoe bevorderlijk te zijn, zag hij haar nog
maals aan en stond, toen hij haar blik weder ontmoette, zonder
echter verder een teeken te geven, van zijn stoel op eu verliet
het huis.
Niet ver van de woning had de oude man jaren geleden eens
een boom geveld, die, toen men hem kloven wou, zóó gekronkeld
en ineengegroeid bleek te zijn, dat het veel minder moeite kostte
een anderen om te halen, dan aan dezen zijn tijd te verspillen,
boomen waren er toch over en over genoeg. Daar hij echter met
de jaren uitdroogde, begon men cr spaanders van af te slaan, om
altijd licht hout in huis bij de hand te hebben, en wanneer de
oude eens tijd had, ging hij er heen en hakte een grooteu hoop
spaanders in voorraad, die de meisjes dau van tijd tol tijd naar
huis brachten en bij den haard opstapelden.
Daarheen begaf hij zich nu; op die hoogte stond ook een
laag sassafrasboschje, in welks toppen de ranken en trossen van
een wilden muscadine-wijnstok hingen, en reeds meermalen was
hij daarheen gegaan om de rijpe bessen af te schudden. Hij
drentelde ook lieden langzaam langs den oever voort, naar die
plek toe, maar bleef, zoodra hij door het boschje voldoende gedekt
was, stilstaan, om de richting naar het woonhuis in het oog te
houden. Hij had ook werkelijk nauwelijks een kwartier (misschien
niet eens zoo lang, maar de tijd ging zoo langzaam om) daar
gestaan, toen hij Jeuny's grijs kleedje tusschen de takken door zag
schemeren, waarop hij zich voorzichtig nog een, weinig verder iu
het bosch terugtrok.
Jenny ging in der daad naar den boomstam toe, want zij droeg
het mandje in de hand, dat zij gewoonlijk gebruikte om spaanders
te halen. Daar hij nu echter wist, dat zij het pad daarheen volgen
zou, liet hij haar zicli eerst nog een eindweegs van huis verwijde
ren, opdat zij van daar niet meer gezien kon worden, en toen eerst
liep hij in de schuinte liet boschje door, om haar, schijnbaar toe
vallig, tegen te komen.
Thans kwam zij nader, en uit het struikgewas te voorschijn
komend, trad hij op haar toe en zeide op vriendelijken toon, doch
met een stem die van innerlijke aandoening zoo beefde dat zij ter
nauwernood hoorbaar was:
„Mijn lieve Jenny God dank dat ik u eens een oogenblik
alleen aantref ik moest u spreken, want het heeft mij al den
tijd als een last op liet hart gewogen."
„Master Ralfson," fluisterde het jonge meisje, terwijl in hetzelfde
oogenblik eene doodelijke bleekheid haar gelaat bedekte „ik
kon niet vermoeden, dat
„O, traoht mij niet te ontwijken, Jenny," smeekte Ralfson met
hartstochtelijke» aandrang, „ontneem mij niet de zalige gedachte,
dat ik u niet geheel onverschillig ben, ja dat zelfs deze ontmoe
ting u niet geheel onverwacht voorkomt!"
De jaarlijksclie contributie voor leden zal zijn f 5 of
meer; zij, die in ééns f 100 of meer geven, xvorden dona
teurs, terwijl elke kleinere gift dan f 5 natuurlijk ook
gaarne zal worden aangenomen.
Beroepen te Vlissingen ds. B. .van Schelven, pred.
te Alkmaar.
Ds. J. D. 1T. van Setten, te Heer-Hugowaard, zal
op Zondag 28 dezer, des voormiddags ten 9| ure, zijn
afscheidsrede houden.
Men meldt ons uit Zijpe
„In den nacht van 20 op 21 dezer werden de bewonei-s
van Üudesluis zeer onaangenaam uit hunnen slaap gewekt
door het geroep van brand.
Al dadelijk' na de ontdekking stond de broodbakkerij
van A. Schermer in lichtelaaije vlam en eer bijna nog
iemand aan redding had gedacht, hadden de vlammen ook
het daarnaast staande winkelhuis aangetast.
Deze beide gebouwen zijn dan ook geheel afgebrand.
Uit de broodbakkerij is bijna niets gered geworden. Al
het daarin aanwezige meubilair, eene belangrijke hoeveelheid
zaad en brandstoffen, hooi, enz. is een prooi der vlammen
geworden.
Ook zijn nog in de vlammen omgekomen 2 van de 9
o]) stal staande koeijen, 1 schaap en 2 lammerenvan de
geredde koeijen hebben sommigen nog belangrijke brand
wonden bekomen.
Het gebouw was een der flinkste en beste van het dorp
en maakte daarvan een sieraad uit.
Algemeen wordt deze ramp zeer betreurd, daar de brood
bakker Schermer veel te laag en een der bewoners van
het andere perceel, waaruit ook lang niet alles gered is
kunnen worden, in het geheel niet tegen brandschade was
verzekerd.
Jammer is 't dat er nog zoovelen zijn, welke zich tegen
die schade niet of zeer onvoldoende verzekeren. Dat deze
ramp ieder, 't zij welgesteld of arm, aanspore om 't ver
zuimde te herstellen, terwijl herstellen mogelijk is. Allen
kan ze ons treffen en voor 10 tot 20 cents per f 100 kan men
bij iedere soliede maatschappij van brandverzekering teregt."
Te Anna Paulowna is gisteren avond een telegraaf
paal door den bliksem verbrand.
„Ik begrijp u niet, sir."
„Dan zal ik duidelijk spreken, Jenny," hernam Ralfson, „de tijd
dringt tot spoed en er blijven mij misschien nog slechts weinige
minuten meer over. Weet dan, dat ik u liefheb, liefheb uit de
volheid en met al de warmte van mijn hart en dat ik ongelukkig
en ellendig zou worden als ge mij uw ja-woord weigert. Ik ben
rijk, Jenny, ging hij voort, toen het meisje verschrikt zweeg,
„zorgen zult ge van het oogenblik af, dat ge uw hand iu de mijne
legt, niet meer kennen, en van alle doornen zal ik uw pad vrij
houden, mijn gansjhe leven lang. Zeg ja, Jenny - o, wend u
niet van mij af, zie mij aan en geloof mij, dat er geen bedrog in
mijn hart is en ik als een braaf man ook houden zal wat ik beloof."
„Ik geloof u," fluisterde Jenny daarop, maar zachtkens, zoo
zachtkens, dat hij de woorden nauwelijks verstaan kon „doch
niet hior nu niet! Gij moet naar huis terugkeeren mijn
vader is zoo even thuisgekomen en heeft naar u gevraagd. Morgen
vroeg ik moet u spreken neem dan bij het aanbreken van
den dag uw buks ter hand en begeef u naar het woud keer
dan echter naar deze plaats terug naar den boom, waar wij de
spaanders halen. Nog eer mijne zusters opgestaan zijn, of dadelijk
daarna, zal ik er wezen. Wilt ge mij daar wachten?"
O, hoe zal ik u danken voor zooveel vertrouwen!" riep de jonge
man hartstochtelijk en wilde zijn arm om haar midden slaan, wat
zij echter beslist afweerde.
„Nu niet!" sprak zij „gij moet terug neem uw weg door
het bosch, zoodnt ge van een anderen kant te huis komt. Als wij
bij elkander geiien worden, is alles verloren!"
„Maar ik begrijp niet
„Als ge mij werkelijk lief hebt, doe dan wat ik u vraag,"
smeekte het jonge meisje zichtbaar ontroerd, en Ralfson kon zich
dan ook niet langer tegen zulk eene dringende aansporing blijven
verzetten.
„Ge zult zien, hoe volgzaam ik ben," sprak hij in vervoering,
en hare hand, die hij nog in de zijne hield, haastig een oogenblik
aan zijne lippen drukkend, keerde hij zich om en sloeg eene rich
ting in, die hem om het huis heen voerde, zoodat hij, nauwelijks
een kwartier later, van de tegenovergestelde zijde het blokhuis
bereikte.
Daar vond hij dan ook den ouden man, die uit het woud
teruggekeerd en juist bezig was, een onderweg geschoten wilden
kalkoeuschen haan eigenhandig het vel af te stroopen, want om
dezen tijd van 't jaar zitten in de moerassen de vecren bij het
gevogelte nog zóó vast, dat men door plukken alleen de huid niet
schoon genoeg krijgen kan.
„Heidaar, Mr. Ralfson, waar zijt ge geweest?" riep hij den
jongman toe, „zoo zonder buks het bosch in?"
„Ik zocht naar een persimon-boom, dien ik daar verder op
meende gezien te hebben," antwoordde de Engelschman, „maar ik
heb hem niet terug kunnen vinden."
„Dien kant uit staat er ook geen," sprak de onde man „ik