IIELDERSCIIE
EN NIEIIWEDIEPER COURANT.
1878. N°. 53.
Vrijdag 3 Mei.
Jaargang 36.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
„W ij huldigen
het goed c."
Verschijnt Dingtdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 1.80.
franco per post - 1.65.
Uitg-ever A. A. BAKKER Cz.
Burean: HOLEN PLEIN N°. 1G3.
Prijs der Advertentien: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignet ten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indië.
Laatste ligting 's avonds G uur.
HELDER en NIEUWED1EP, 2 Mei.
Gisteren viel een kind in de Westgracht. Naauwelijks
ziet J. H. Schoenmaker, een knaap van 13 jaren, dit ongeval
of deze lilliputter springt te water en redt de drenkeling.
Door den commissaris des Konings in deze provincie
zijn o. a. nog benoemd tot Rijksschatters voor de personele
belasting, dienst 1878/79, voor de controle Helder de
heeren: J. Caarls, M. Daalder, J. Blankvoort, J. Muller Cz.,
C. A. Broekkamp en M. Gielens.
De N. Rott. Crt. verneemt, dat eene reorganisatie
van de vesting-artillerie zeer aanstaande is. Deze artillerie,
waarbij bet regiments-verband vervalt, zal worden gesplitst
in afdeelingen, die gedislokeerd zullen worden in de stel
lingen, door ben in oorlogstijd te verdedigen.
In bet tijdperk van vier weken, 24 Maart tot 20 April,
zijn, blijkens ingekomen ambtsberigten, door longziekte
aangetast: in Noordbrabant 3, in Zuidbolland 82, in Zeeland
1, in Friesland 2, totaal 88 runderen. In bet vorige tijd
perk van vier weken waren 64 runderen door die ziekte
aangetast.
Beroepen te Dordrecht ds. L. Schouten Hz., pred.
te Rotterdam.
Aangenomen bet beroep naar Broek op Langendijk
door ds. G. Vlug, pred. te Heerjansdam.
De heer F. Kalsbeek, van Broek op Langendijk,
beeft te Haarlem acte. bekomen voor de Hoogduitsche taal.
Jl. Dingsdag middag omstreeks 3 uur is Z. M. de
Koning, komende van het Loo, aan bet paleis te Amsterdam
afgestapt. Eene talrijke menigte verwelkomde den Vorst
bij de station en op den Dam.
's Middags bij bet diner hebben de commissaris des
Konings in Noordbolland, baron Roëll en de burgemeester
EEN ZONDERLING DUEL,
door Eïiedrich Gerstiicker.
(Vervolg.)
Juist teen hij er op wilde stappen, verliet iemand van den ande
ren kant de boot en op hetzelfde oogenblik luidde ook de bel.
Het hout was aan boord gebracht. De laatste arbeiders sleepten
juist nog de laatste stukken den oever af. ltalfson moest echter
staan blijven, want op de smalle plank konden geen twee personen
elkaar passeeren.
Hel was Jenny's vader, die, in de rechterhand een geweldig
groote kruik houdend, dien hij waarschijnlijk aan boord der stoom
boot met de noodige whiskey had laten vullen, juist over de plank
zich naar den vasten wal terug spoedde, om niet met de boot
medegenomen te worden, ltalfson herkende hem oogenblikkelijk;
de oude man zelf echter had zoo al zijn aandacht noodig om op
de smalle plank te letten, die hij thans overging, dat hij natuurlijk
niet kon omzien naar hen die hier en daar nog aan den oever
stonden. Wat bekommerde hij zich ook om die vreemde menscheu,
vooral nu zij hout op hun schouders droegen en dus in ieder geval
toch tot de dienende klasse aan boord behoorden! Zoo dicht liep
hij ltalfson voorbij, dat hij voor hem op zij moest gaan toen hij
tegen den oever opklom; en nauwelijks had de jonge Engelschman,
nadat hij zoo gezwind mogelijk over de plank was geloopen, de
boot betreden, toen de bel reeds voor de tweede maal luidde, om
alle achtergeblevenen nogmaals naar den stoomer terug te roepen.
Het hout was ingenomen en de kapitein zou waarlijk op een al te
tragen passagier ook geen minuut langer gewacht hebben.
En waar zou bij Jenny nu aan boord vinden? Doch hij behoefde
niet lang naar haar te zoeken, want nauwelijks had hij het mede
gebrachte hout afgeworpen, of hare hand vatte reeds de zijne, en
met een blik vol liefde fluisterde zij
„Dank! Duizendmaal dank, Tom, dat ge gekomen zijt ik heb
er ook niet aan getwijfeld; maar als ge waart weggebleven
ziet ge hoe de gele, modderige rivier daar beneden ons weder door
de ronddraaiende raderen bewogen wordt? als ge waart weg
gebleven, zou uwe Jenny nooit meer de opgaande zon aanschouwd
hebben."
„Jenny!"
„Spreek er nu niet meer van wij zijn gered; de touwen, die
de boot met bet land verbonden, zijn losgeworpen en het uitne
mende schip klieft met reuzensnelheid den stroom, maar daar
komt de andere boot aan o, mijn God, zij luiden daar ook de
bel en willen landen het was het uiterste oogenblik. Als hij
er op is, zou ik voor altijd voor u verloren geweest zijn I Deze
boot heeft ons gered 1"
Ralfsons opmerkzaamheid richtte zich echter, terwijl zij sprak,
meer naar den vasten wal, dien zij zoo even verlaten hadden, dan
naar de aankomende boot, die daar inderdaad eveneens hout scheen
te willen innemen. Zij konden zich tot nog toe ter nauwernood
ongeveer honderd schreden van den oever verwijderd hebben, eu
hij onderscheidde duidelijk, hoe daar luidkeels Jenny's naam ge
roepen werd. Ook Jenny luisterde er naar en er kwam een spot
tend lachje op haar gelaat.
van Amsterdam, jhr. mr. den Tex, Z. M. geluk gewenscht
met het aanstaande huwelijk van HDs. broeder Prins
Hendrik met Prinses Marie van Pruissen, waarop Z. M.
met erkentelijkheid antwoordde en verklaarde zeer inge
nomen te zijn met het huwelijk van zijn broeder, aan
wien hij innig gehecht was. Z. M. gaf daarbij den wensch
te kennen, dat het strekken mogt zoowel tot geluk van
zijn broeder als van het Nederlandsche volk.
Z. M. zal Zaturdag den eersten steen leggen voor de
Kweekschool voor de Zeevaart, en dien avond in den
Stadsschouwburg hij wonen het stuk Citroenen
De Willem Barendz vertrekt a. s. Zondag ochtend ten
7 ure van Amsterdam. Dieuzelfden ochtend ten 4 ure
moeten al de togtgenooten aan boord zijn. De muziek
van het regiment infanterie, kapelmeester de heer Sonne-
mann, zal, naar men zegt, liet vaartuig tot IJinuiden uit
geleide doen. (Amsterdamsche Crt.)
In de jl. Maandag te Amsterdam gehouden jaar
vergadering van aandeelhouders in het Paleis voor Volks
vlijt bleek, dat de financiëele resultaten over het afgeloopen
jaar vrij gunstig waren. De uitdecling werd op f 1 per
aandeel en f 1.80 per „action de jouissance vastgesteld.
De heer G. F. Westerman, directeur van 't genoot
schap „Natura Artis Magistra" te Amsterdam, heeft bij
gelegenheid van zijn 70ston verjaardag van een SOOtal
stadgenooten een bewijs van waardeering ontvangen, be
staande uit een portefeuille met aquarellen en teekeningen
van onze beste meesters. Bij 't geschenk is een album
gevoegd, bevattende de namen der gevers, een teekening
der gebouwen van Artis, de woning van den heer Westerman
en andere „kleinere voorstellingen." Ook is den jubilaris
een gouden medaille met zijn borstbeeld geschonken; aan
de keerzijde leest men de woorden: Eenvoud, volharding,
kracht.
De Haarlemschc Brand verzekering-Maatschappij keert
over het afgesloten boekjaar 29 pCt. aan de aandeel
houders uit.
„Hoort ge dat?" vroeg zij, met haar hand naar de kust wijzend,
„zij zoeken mij, die zij tot dusver als een gevangene bewaakt
hebben. Ha! de vogel is gevlogen; bij heeft de keten verbroken
waarmee zij hem vastgesmeed hadden, en vrijvrij I klapwiekt hij
weer hoog in de heerlijke, zonnige lucht
„Zij hebben ons werkelijk reeds vermist," verzekerde Ralfson,
toen op hetzelfde oogenblik aan land een geweer werd afgeschoten,
om de aandacht van de vertrekkende boot te trekken; terwijl ver
volgens door het herhaaldelijk zwaaien van groote stukken brandend
hout een sein gegeven werd, dat de boot nog eens zou landen
cn allerlei kreten over bet water klonken, die men echter door het
geraas der machine onmogelijk kon verstaan. De oude backwoods-
raan kende evenwel de kapiteins van zulke Mississippi-stoomers
nog niet, die slechts in zeer bijzondere gevallen en ter wille van
een enkelen nieuwen passagier den gang van hun boot stoppen,
terwijl hier natuurlijk de waarschijnlijkheid voor de hand lag, dat
slechts een der tot hiertoe medegekomen passagiers zich aan land
ergens had opgehouden en achtergebleven was. Die had echter in
ieder geval zijne passage reeds betaald en had zijne onachtzaamheid
alleen zicli zei ven te wijten; misschien was het ook niet eens
een kajuitpassagier; en voor een van liet tusschendek kon de kapi
tein toch waarachtig zijn hout niet nutteloos verstoken en zijn volk
betalen.
„Waarschijnlijk een passagier aan wal gebleven, kapitein," zei
de stuurman, toen hij den gezagvoerder ontmoette „ze geven
teekens aan land."
„Waarschijnlijk, Mr. Boots," antwoordde de kapitein kalmpjes.
„We zullen toch niet omkeeren?"
„Geen deuken aan! Er is immers behoorlijk tweemaal geluid?"
„Dat spreekt; alles in orde!"
„TVell! go ahead!" (Vooruit dan maar). Er werd niet verder
over gesproken en weinige minuten later stak de boot ook reeds
dwars de Mississippi over, om een zandbank te ontwijken. Er
bestoud geen mogelijkheid meer dat iemand van den wal den
stoomer had kunnen volgen.
IV.
Op de stoomboot.
Nu eerst, in het volle bewustzijn zijner veiligheid, kon Ralfson,
die werkelijk nog geen oogenblik recht tot zich zeiven gekomen
was, ook aan zijn geliefde denken en hoe bij haar hier aan boord
huisvesten zou. Het was alles zoo verwonderlijk snel gegaan, zoo
plotseling en onverwacht begonnen, uitgevoerd en gelukt, dat hij
volstrekt niet in staat was geweest, op de kleinere bijzonderheden
te letten. Hij had immers tot nog toe niet eens geweten of zijn
geliefde, die hij reeds voor goed in zijn bezit meende te hebben,
hem niet weder door een toeval ontrukt zou kunnen worden.
Thans behoefde hij daar niet meer voor te vreezen de boot
Op den Mississippi geldt des nachts een rustig brandend vuur
aan den oever voor een teeken, dat daar houtvoorraad ten behoeve
van passeerende booten opgestapeld ligt. Een gezwaaide vlam
beteekent echter, dat er passagiers aan den oever opname verlangen,
opdat de voorbijkomende stoomer, als hij niet zelf wil aanleggen,
een boot kan afzenden.
Van een kar met waschmanden te Rotterdam zijn,
dezer dagen terwijl de begeleidster zich even verwijderd
had, twee wasschen gestolen.
In de laatste weken wordt in de omstreken van
Utrecht een drukke handel in nuchtere kalveren gedreven;
het vleesch van deze dieren is echter niet bestemd voor
de consumtie hier te lande, maar wordt voor het meeren-
deel naar Duitsc.hland verzonden.
De Maatschappij van Brandverzekering te Tiel deelt
over 1877 een dividend van 45 pCt. uit.
De tentoonstelling van voorwerpen van vrouwelijke
nijverheid en kunst te Leeuwarden zal in de eerste dagen
van Junij worden geopend. Drie Leeuwarder musiciennes,
de dames Ilageman-Stoetz, Thijssens-Triebart en Poutsma,
hebben op verzoek van de algemeene regelings-commissie,
op zicli genomen een dameekoor te organiseeren, dat hij de
opening een feestcantate zal voordragen. Reeds hebben
vele jonge dames zich tot medewerking bereid verklaard.
Talrijke bezendingen voorwerpen komen dagelijks uit
alle oorden des lancls aan.
Nadat in het begin dezer maand de dam tussclien
den vasten wal en liet eiland Ameland door twee jonge
dochters werd gepasseerd, is dat voorbeeld in de vorige
week door vier anderen gevolgd. Waarschijnlijk zegt
de Leeuw. Cour. zullen dit wel de eerste jonge dames
geweest zijn, die sedert de afscheiding van het eiland van
den vasten wal, of omstreeks het jaar 1410, toen men
volgens Occo van Scharl nog met een rafter (polsstok)
van Harlingen op Terschelling en van Holwerd naar
Ameland kon gaan, de reis van Holwerd naar Ameland
te voet hebben volbragt.
Schrille tegenstellingen vormen voor een gedeelte
het karakter van onzen tijd, zoo lezen wij o. a. in het
buitenlandsch overzigt van het Rott. Nbld., en zelden nog
zag de wereld een Meidag aanbreken, waarop dit sterker
het geval was dan in 1878. Als 1 Mei Parijs in feestdos
is getooid; als de groote wereldstad, het hart van Europa,
schoot in den donkeren nacht pijlsnel door het water en de bran
dende houtstapels, die nog kort geleden hun licht verspreid hadden
bij den arbeid van het werkvolk, schemerden nu nog slechts in
het verschiet als een paar kleine sterren en verdwenen ten laatste
geheel uit het gezicht toen de boot weder een kromming der rivier
iusloeg.
Doch de beide jongelieden stonden nog altijd beneden op het
tusschendek, door eene menigte ruw volk omringd de omgeving
zag er daarbij vrij smerig en donker uit en het gelieele gezel
schap was zoo onaangenaam, dat Ralfson deze plaats zoo spoedig
mogelijk wensch te te verlaten. Maar zoo in mannenkleêren eu
bovendien nog in een gewaad, dat haar volstrekt niet paste en als
aan oen kapstok over haar schouders hing, was dat nauwelijks te
doen en hij wist in het geheel niet, hoe hij hier een hoekje zou
vinden, waar zij behoorlijk van kleeding zou kunnen verwisselen.
„Waar hebt ge uw goed gelaten, Jenny?" vroeg hij haar zoo
zacht mogelijk; „uwe kleuren, bedoel ik!"
„Welke kleêren?" vroeg Jenny, hem verbaasd aanziende.
„Uwe kleêren, mijn hart uw wezenlijke kleeding; want zóó
kunt ge toch niet naar de kajuit gaan!"
„Ja, ik heb niets kunnen medenemen." antwoordde het jonge
meisje lachend„het ging alles zoo in de haast, en mijne zusters
zouden dadelijk alarm hebben gemaakt als er iemand met een pakje
onder den arm liet huis uit gekomen was."
„En dus hebt ge in het geheel niets medegenomen?"
„In liet geheel niets," hernam zij hoofdschuddend;„niets
ter wereld, dan alleen mijne liefde voor u," voegde zij er tecder bij.
„Mijn lieve, zoete Jenny o, hoe dank ik u daarvoor!
maar" ging hij toch met zekere verlegenheid voort, „als ik nu
maar wist, waar ik goed voor u kon krijgen en de booten
leggen altijd maar zoo kort op de pleisterplaatsen stil."
„Maar wat maakt dat uit, dwaze man, kan ik dan zoo niet
blijven als ik ben?"
„Hui ja." merkte Ralfson aan „gij gij ziet er inder
daad ook zóó heel lief en aardig uit; maar als ik u zoo in de
kajuit breng ik weet toch niet, wat de dames er van zeggen
zullen. Wij kunnen ze toch niet vertellen, dat gij in dit costuum
van uw ouders zijt weggeloopen
„En waarom niet, sir?"
„Lieve hart, ge kent die menschen nog niet, die maar al te zeer
geneigd zijn om altijd het ergste van hunne medemenscheu te
denken en te verhalen. Wat zouden zij wel zeggen!"
„Wat zouden zij kunnen zeggen, dan dat wij man en vrouw
waren," riep Jenny hooghartig, „en wat storen wij ons aan hen?"
voegde zij er terstond met zekere minachting bij; „zullen ze
wel een van allen morgen nog denken aan het arme schepsel dat
gisteren of heden zich op hun weg vertoonde? Zielloos, koud
volk slechts hunne eigene zelfzucht drijft hen voort; deze alleen
loopen ze altijd in een cirkel achterna altijd in een cirkel."
Een luidruchtig gelach en gejuich, soms tot een woest geschreeuw
overgaande, benevens vloeken en godslasteringen klonken van bet
tusschendek, en de daar verzamelde menigte stoof naar alle kanten
uiteen. Tussclien een paar mannen was een vechtpartij ontstaan
niemand wist waarom en oogenblikkelijk werd er een kring
gevormd om de boksers, die elkaar jammerlijk toetakelden.