IKIJERSÜE
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
1878. N°. 54.
Zondag 5 Mei.
Jaargang 36.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
„W ij li u 1 (1 i g e II
li c t goed e."
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
EEN ZONDERLING DUEL,
Ver»chijut Dingsdajr, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonueraeutsprij» per kwartaalƒ1.80.
B franco per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 163.
Prijs der AdvertentienVan 1—1 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Imlië.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
HELDER en NIEUYVEDIEP, 4 Mei.
Gisteren avond werd in het lokaal Tivoli alhier eene
vergadering gehouden van de Coöperatieve Winkelvereeni-
ging, opgerigt door het district Helder en omstreken van
de Vereeniging Eigen Hulp. Door den voorzitter, den
lieer v. d. Hurk, werd medegedeeld, dat de behandeling
van zaken, contracten met neringdoenden enz. betreffende,
zal geschieden in eene eerstdaags te houden bijeenkomst
der leden van de districts-afdeeling. Ter zake van de
Winkelvereeniging werd medegedeeld, dat bij de opening
van den winkel, op 18 Febr. 11., het aantal leden bedroeg 96,
met een kapitaal van f 2170; dat het aantal leden thans
tot 126 is geklommen, en het kapitaal tot f 2955 is uit
gebreid; dat het debiet in Febr. bedroeg f 738.55, in
Maart f 2046.79 en in April f 2460. Bij monde van
den heer Aberson werd door de financiëele commissie een
alleszins gunstig verslag uitgebragt omtrent het financieel
beheer. Door den voorzitter werden eenige huishoudelijke
mededeelingen gedaan, waarna door den voorzitter van het
districts-bestuur een woord van warmen dank werd gebragt
aan het bestuur der Winkelvereeniging, dat, blijkens de^
reeds verkregen uitkomsten, de zaak op uitnemende wijze
bestuurt.
Beminnaars van natuurschoon bevelen we een bezoek
aan van de Tuinstraat alhier, die waarlijk niet ten onregte
dien veelbelovenden naam draagt. De fraaije tuin van
den heer J. D. de Graaf, een allerliefst plekje, staat in
zijn lentedos; de vruchtboomen vertoonen tallooze bloesems
en daarnevens prijken, onder meer andere kinderen van
Flora, eenige bedden met tulpen, die door hare groote
verscheidenheid van kleuren de opmerkzaamheid van den
voorbijganger tot zich trekken.
Heden is het de 64ste verjaardag van de bevrijding
dezer gemeente uit de magt der Franschen.
Gisteren heeft alhier in 't lokaal Tivoli, in tegen
woordigheid van den heer commissaris des IConings in
7)
door Friedrich Gerstiicker.
{Vervolg.)
De eerste spreker had toevallig het hoofd omgedraaid en den
blik opgemerkt waarmede Ralfson hem gadesloeg de man was
hem gansch en al onbekend, hij kon bij bet jonge meisje behoo-
ren; zacht en haastig fluisterde hij zijn buurman een paar woorden
toe, waarna deze eveneens het hoofd naar den vreemdeling wendde.
Ralfson keerde zich om en ging in de kajuit terug; wat hij zoo
even gehoord had, had hem toch bezorgd gemaakt, schoon niet
lang; want dat Jenny het een of nudere sprookje verzonnen had
om haar komst aan boord in zulk een vreemdsoortige kleeding te
verontschuldigen, liet zich denken al was haar uitvlucht dan
ook juist niet bijzonder gelukkig te noemen. Wat wist de een
voudige doebter des wouds echter van het maatschappelijk leven
En ze zou gedanst hebben? dat was stellig overdreven. Dat zij
zich gelukkig gevoelde, nu zij aan een zoo gehate en gevreesde
verbintenis ontkomen was, liet zich denken; merkwaardig echter,
dat het afscheid van haar vader en zusters haar zoo licht gevallen
was, want zij had nog met geen woord van hen gerept.
Maar des te meer was hij er haar dankbaar voor, want de liefde
tot hem moest wel haar geheele hart vervuld hebben, dat 'zij om
zijnentwil niet eens het gemis van hare naaste en dierbaarste be
trekkingen betreurde.
llij zocht nu slechts naar eene gelegenheid om Jenny te spreken.
En was zij werkelijk nog in haar mannenkleêren? Dat zij de
kleedingstukkeu van het kaïnermeisje minachtend op den grond
geworpen zou hebben, liet zich toch niet denken. Zonderling: hij
had tot nog toe gedacht dat men slechts in groote steden babbelde
en zich verlustigde in de gebreken en zwakheden zijner mede-
nieiiBcher.en hier, midden in de wildernis, waar een klein beschaafd
plekje als op de vleugelen van den stoom doortrok, geschiedde
precies hetzelfde. Welk genoegen konden de inenschen er toch in
hebben, zulke dingen uit de lucht te grijpen
Ilij wierp zich in de kajuit op een stoel, toen een oogenblik
later de „kamenier," een aardig mulatten-meisje, uit de dames
kajuit kwam. Zoodra zij echter Ralfson in het oog gekregen had,
snelde zij naar hem toe en sprak hem aan.
„Is u niet die heer, die gisteren nacht met een jonge dame aan
boord kwam?"
„Zeker boe maakt zy het?"
„Zij verlangt naar u!"
„Is zij ziek?" vroeg Ralfson verschrikt.
„Ik weet het niet," sprak het jonge meisje min of ineer verlegen,
„maar zij smelt heden morgen bijna in tranen weg en zij was toch
gisteren avond zoo zoo vroolijk
„Vroolijk?"
„Ja," hernam het meisje aarzelend, daar ze zicli blijkbaar liever
niet aan eene nadere verklaring wilde wagen, „maar wees nu
zoo goed, dadelijk mede te komen 1 De dames zijn reeds allen
deze provincie, plaats gehad do aflevering en indeeling van de
miliciens der ligting van 1878 uit deze en omliggende
gemeenten.
Jl. Donderdag ochtend strandde, 2500 el benoorden
Petten, hij zwaren mist, het Hollandsehe barkschip Aclri-
anus-Schiedam, kapitein Burghoud, komende van hier en
bestemd naar Kroonstad, met ballast. De sleepboot Her
cules heeft het schip af- en alhier binnengebragt.
De heer L. W. YVeckesser, machinist 2de klasse bij
de Marine, is tot de 1ste klasse bevorderd.
- Het stafmuziekkorps der Marine, onder directie van
den kapelmeester W. L. YVeckesser, is gisteren avond
naar Amsterdam vertrokken, om muziek-uitvocringcn te
geven bij gelegenheid van Zr. Ms. bezoek aan 's Rijks
werf en het opleidingsschip Admiraal van YVassenaer aldaar.
Eenige heeren te 's Gravenhage hebben zich tot eene
voorloopige commissie vereenigd, om bijdragen in te zamelen
voor een huldelijk, Z. K. H. Prins Hendrik bij gelegenheid
van zijn aanstaand huwelijk aan te bieden.
Z. K. H. de hertog van Connaught, derde zoon van
Koningin Victoria, zal een schoonbroeder van Z. Iv. II.
Prins Hendrik der Nederlanden worden. Hij is verloofd
met Prinses Louise, derde dochter van Prins Frederik
Karei van Pruissen.
Volgens den correspondent van de Daily News te
Parijs, leidde de Prins van YVales YVoensdag middag Prins
Hendrik rond in de Engelsche afdeeling der tentoonstelling
en bezocht daarna met dien Vorst de Iiollandsche afdeeling.
De kaakaandoening van den minister de Roo ver
mindert zeer. Hij is reeds per rijtuig uit geweest.
Beroepen te Arnhem ds. Roozemeijer, pred. te Mid
delburg, en ds. van Herwaarden, pred. te Dordrecht.
Bij liet jl. Donderdag te Haarlem gehouden examen
tot het bekomen van de acte van bekwaamheid voor land
bouwkunde zijn opgekomen 6 candidaten, die allen zijn
toegelaten, zijnde de heerenL. A. den Hollander en J.
Stamperis, van Haarlem; YV. Leendertz, van Haarlemmer
meer; H. J. C. Blaauwkuip, van Nieuwe Niedorp; J. M.
Keen, van YVieringerwaard en P. Roos, van Durgerdam.
gekleed, want zoo op het oogenblik zal voor de derde maal de
ontbijtbel luiden."
De dames waren inderdaad reeds gekleed en hadden ook wer
kelijk zelf de mulattin last gegeven om „dien heer" te gaan halen,
die met het wonderlijke schepsel aan boord was gekomen, dewijl
zij brandden van nieuwsgierigheid om over beiden iets naders te
vernemen. Ralfson nam echter niet veel notitie van haar. Hij
groette wel vluchtig, toen hij het kleine, zeer elegant ingerichte en
met roode wollen gordijnen behangen vertrek binnentrad, maar
hij zag slechts écne gedaante zijne Jenny, zijne arine Jenny, op
een voetbankje neergehurkt en iuet haar hoofd in haar handen
tegen een stoel leunend.
Zij was echter niet meer in het costuum van een jongen back-
woodmau, maar droeg werkelijk bet eenvoudige katoenen japonnetje
van de „kamenier," hetwelk deze haar had afgestaan en dat hare
slanke taille nauw omsloot.
„Jenny mijne arme Jenny, wat scheelt u, kind?"
Jenny antwoordde niet en weende des te erger, zoodat Ralfsons
hart dreigde te breken. Zij had er berouw over dat zij hem
gevolgd was, reeds na verloop van weinige uren was zij door
het heimwee overvallen, en hij vreesde thans met recht, van hare
lippen verwijten te zullen moeten hooren, die hij zich zeiven, doch
te laat, reeds gedaan had: zoo schielijk, zoo ondoordacht schielijk
gehandeld te hebben. Maar wat baatten die verwijten thans, en
hoe kon hij hier, in bijzijn van al die vreemde menschen, vrijuit
met haar spreken
„Hoe ver zijn we nog van Cairo?" vroeg hij aan een der aan
wezige dames, die liern nieuwsgierig aanstaarden.
„Genadige hemel!" riep de oude, deftige vrouw met een diepe
basstem, „dat is nog een heel eind en we mogen blijde zijn
als we er morgen avond aankomen; maar wat scheelt deze jonge
vrouw dan toch? Waarom zit ze van ochtend voortdurend te
schreien, en gisteren avond was zij nog zoo opgeruimd?"
„Hebben wij niet een andere stad in de nabijheid?" vroeg
Ralfson, zonder op deze vraag te antwoorden.
„Memphis," berichtte het kamermeisje, dat met innige deelne
ming de beklagenswaardige passagier beschouwde, „over een
uur moeten we daar zijn het in de nabijheid liggende hoogcre
land zijn wij reeds gepasseerd."
„Dank u. Neem mij niet kwalijk, dames," en met die
woorden keerde hij zich om en verliet de dameskajuit. Hij was nu
vast besloten, geen oogenblik lnnger aan boord te blijven, maar
eerst de naastbijzijnde stad aan te doen, om Jenny het onaangename
gevoel te besparen, van op zoo zonderlinge wijze in de beschaafde
maatschappij binnengeleid te zijn. Dat was het ook, wat haar
drukte; die nieuwsgierige lieden hadden haar gehinderd en zij ge
voelde zich natuurlijk ongelukkig aan boord. Hoe spoediger hij
derhalve de boot weder verliet, des te beter.
De derde bel luiclde voor het ontbijt en de passagiers kwamen
van alle kanten toesnellen. Ralfson gevoelde zich echter niet
gestemd om er aan deel te nemen. Op het dek staande, had hij
reeds in de verte Memphis zien liggen; hij deelde dus den klerk
Acte van bekwaamheid voor de Fransche taal hebben
bekomen de heeren M. F. van Goor, van Alkmaar; H. YY'.
Jutte, van Purmercnd; en C. J. Voortman, van Beverwijk.
De lijst der lioogst-aangeslagenen in 's Rijks directe
belastingen in deze provincie over 1878/79 bevat de namen
van 192 personen. Het eerst komt daarop voor jhr. J. B.
van Merlen, te Heemstede, voor f 5299.47| (grondbelasting
f 4159.14L personeel f 1140.33); de laatste naam is die
van den heer mr. M. J. Pijnappel, te Amsterdam, voor
f 788.52.
Jl. YVoensdag brak te Scharwoude een lievige brand
uit in een huis, bewoond door den huisschilder Jb. Deutekom.
Het gedeeltelijk houten gebouw, waarin ook nog een ander
huisgezin woonde, welks inboedel niet verzekerd was, was
spoedig een prooi der vlammen. Ook de aangrenzende woning
van den veehouder J. Tessel werd in de asch gelegd. Na
verloop van drie uren was men door middel van de beide
spuiten der gemeente Avenhorn den brand in zooverre
meester, dat 't gevaar voor verdere uitbreiding geweken
was. Het vee was reeds in de weide, en van den inboedel
zoovoel mogelijk gered. De verbrande perceelen waren tegen
brandschade verzekerd.
Jl. Woensdag zijn te Hoorn liet nieuwgebouwde
Post- en Telegraafkantoor en bet kantoor voor het kadaster
ingewijd en in gebruik genomen. Deze drie naast elkander,
van Rijkswege sierlijk opgetrokken gebouwen geven een
schoon aanzien aan eene der voornaamste straten, namelijk
het Groote Oost.
In 't Park te Amsterdam heeft jl. Dingsdag en YVoens
dag de vergaderig van moderne theologen plaats gehad,
onder presidium van den heer Böliringer. De heer Kuenen
lichtte de vraag toe: „Laat de ontwikkelingstheorie plaats
voor het onvoorwaardelijk pligtbesef," terwijl de lieer van
Gorkum eenige gedachten en invallen ten beste gaf „over
het regt en de toekomst van het symbolische zoowel in liet
huiselijk en maatschappelijk als in liet kerkelijk leven."
Dr. Slotemaker behandelde de vraag: „YYrelkc hreederc
plaats moet voortaan in het catechetisch onderwijs voor
liet zedelijk leven worden ingeruimd?" daarbij betoogende
dat de tijd waarin men meende: de moraal staat of valt
mede, dat llij daar met zijne vrouw aan land wilde gaan. „Gij
legt daar immers aan?"
„O zeker, we zullen daar toch ook passagiers en lading aan
boord nemen en moeteu zelfs het een en ander lossen."
Ralfson was boven op het hurricane-dek, zooals het bovenste
dek der stoombooten genoemd wordt, geklommen en liep daar met
over elkaar gekruiste armen in diep gepeins heen en weder. Maar
Jenny? kon hij haar zoo lang alleen laten? Hij mocht niet door
de kajuit gaan, en toch was de ladies-cabin nu zeker vrij. Hij
sloeg een blik in 't rond; maar hij had geen oogen voor de
werkelijke bezienswaardige omgeving waarin hij zich bevond. Aan
de rechterhand verhieven zich de ruwe, steenachtige bluffs (steile
oevers), waarop de stad Memphis gebouwd was, links lag het
woeste, moerassige woud met zijn slingerboomen en doornstruiken.
Beneden de stad echter ankerden een paar werfbooten en waren
daar aan den oever bevestigd; en terwijl juist een de rivier afko
mende Mississippi-stoomer de landingsplaats verliet en naar het
midden van den stroom koers zette, om zijne reis naar New-Orleans
te vervolgen, kwam ook achter Ralfsou's boot een andere aan, die
eveneens op den rechteroever aanhield. Hij zag dat alles wel,
maar het maakte niet den minsten indruk op hem; onverschillig
gleed zijn blik er over heen, eu slechts met zijne eigene gedachten
met Jenny bezig, ging hij eindelijk weder naar beneden bij
haar, om haar op de landing voor te bereiden.
Wrevelig beet hij zich op de lippen, toen hij door de kajuit
ging en aller blikken op zich gericht zag. Wat gingen hem die
vreemde menschen aan? Toen hij echter de ladies-cabin weder
betrad, vond hij Jenny nog altijd in dezelfde houding als toen hij
haar zoo even verlaten had: bitter weenende, doch hij wilde nu
zijn tijd niet verspillen met pogingeu om haar tot bedaren te
brengen dat kou veel beter aan land geschieden, waar hij niet
zulk een menigte luisterende ooren om zich heen zou hebben. Hij
riep slechts even het kamermeisje ter zijde, betaalde haar rijkelijk
voor de verstrekte kleederen en fluisterde daarop Jenny zachtkens
toe, dat zij zich gereed moest houden, daar de boot over een paar
minuteu zou stilhouden.
„Gaan wij dan van hier?" vroeg het meisje, hare roodbeschreide
oogen smeekend tot hem opheffend, waarheen?"
„Aan land, mijn hart kom, stel u gerust!" sprak Ralfson nu,
terwijl hij haar hielp opstaan. „Gij blijft bij mij en wij zetten dan
de reis, als wij eerst al het noodigc voor u aangekocht hebben,
heel op ons gemak voort. Memphis ligt daar recht voor ons
binnen weinige minuten kunnen wij er zijn; kom," sprak hij,
haar wat opbeurend, „wees nu mijn sterk meisje en laten dio
nieuwsgierige menschen hier op de boot uwe tranen niet zien!"
„Ja gij hebt gelijk," sprak Jenny, terwijl zij zich met inspan
ning oprichtte, „wij zullen heengaan ver, ver weg, cn dan
zal ik ook wel niet meer zoo akelig droomen, zooals in den afge-
loopen nacht. O, het was zoo'n verschrikkelijke nacht, en de oude
man heeft al dien tijd buiten aan de deur staan kloppen; maar
ik liet hem niet binnen."
„Dat was de machine, hartje, die maar altijd door hamert,"