HELDERSUHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
1878. N°. 64.
Woensdag 29 Mei.
Jaargang 3t>.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
V NA DE NEDERLAAG.
„W ij huldigen
het goed e."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag eu Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 1.30.
nu franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 163.
Prijs der A d vertentièn: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Met liet oog op den Hemelvaartsdag,
wordt men verzocht Advertentiën, bestemd
voor het nummer van Donderdag a. s.,
dien dag tijdig in te zenden.
HELDER en NIEUWEDJEP, 28 Mei.
De kapt.-luit. ter zee E. F. Hilnel von Cronenthall,
kommandant van Zr. Ms. stoonischip Leeuwarden, welke
bodem deel uitmaakt van de sclieepsdivisie, thans in West-
Indië, zal wegens ziekte met de mail retourneren en is als
zoodanig vervangen door den luit. ter zee lste kl. J. M. A.
van Muiken, eerste officier aan boord van genoemd schip.
Uit Cura^ao wordt dd. 27 April gemeld:
„Den 14 dezer zijn, laatst van Barbados, alhier aan
gekomen Zr. Ms. stoomschepen van Galen, kommandant
kapt. ter zee H. P. König, aan boord hebbende den divisie-
kommandant W. K. van Gennep; Zilveren Kruis, kom
mandant kapt. ter zee W. H. baron van Heerdt; Leeu
warden, kommandant kapt.-luit. ter zee E. F, Hanel van
Cronenthall.
Den volgenden dag bragt de divisie-kommandant aan
den gouverneur een bezoek, dat daags daarna met een
tegenbezoek werd beantwoord. Bij deze gelegenheid werden
saluutschoten gewisseld."
Aan boord van Zr. Ms. stoomschip Borneo, in Oost-
Indië, overleed dezer dagen de off. van gez. lste kl. II. J.
Nieuwkerk, ridder der Militaire Willemsorde.
DoordeFloralia-commissie alhier werden jl. Zaturdag de
voor kweeking bestemde planten aan de ingeschrevenen
afgeleverd. Het getal deelnemers bedraagt 212; een getal
van circa 1700 planten is dus in de gemeente verspreid.
De commissie heeft zich tot aankoop zoowel van bloemzaad
als van planten op nieuw gewend tot de firma Groenewegen
en Co., te Amsterdam; ten vorigen jare had zij alle reden
tot tevredenheid over de aflevering en ook ditmaal zagen
de plantjes er zeer goed uit. Bij de beoordeeling vergete
Door RUDOLPII LINDAU.
De tijding van den plotselingen en totalen ondergang der oude
bankiersfirma Hertzen St Co. trof Leopold Iiibbeck als een donder
slag. Hij legde den brief, die hem het bericht gebracht had en
dien hij, zonder aan iets kwaads te denken, op zijn gewone werk
tuigelijke manier geopend had, bedaard weder neer en bleef ver
scheidene minuten lang, strak voor zich uitziend, onbewegelijk op
zijn stoel zitten. Daarop streek hij met de vlakke hand een paar
maal zacht en langzaam over zijn voorhoofd, alsof hij de gedachten,
die zich in de grootste verwarring achter dat voorhoofd opstapelden,
wilde effenen en regelen; stond toen van den stoel op, waarop hij
gezeten had, en bleef, met beide handen op de leuning rustend,
peinzend staan; vervolgens begon hij, het hoofd voorover gebogen,
met de eene hand aan zijn zachte, blonde knevels trekkend, de
kamer op en neer te loopen. Verscheidene malen ging hij naar zijn
schrijftafel en nam den brief, die de noodlottige tijding gebracht
had, weder ter hand, om hem nog eens door te lezen
„Berlijn, 13 October 187..
Beste Leopold!
„Tot mijn innig leedwezen moet ik u mededeelen, dat de
wissel van 2000 thalers, dien gij mij op ile heeren Hertzen Co.
alhier ter incasseeriug hebt toegezonden, en die gisteren ver
vallen zou, niet met betaling gehonoreerd is. Sedert eenige
dagen reeds liepen hier in de handelskringen onrustbarende
geruchten over de soliditeit van het genoemde huis; sedert
eergisteren heeft men de zekerheid verkregen, dat het aan
zienlijke vermogen, hetwelk de heer Julius Hertzen nagelaten
heeft, door zijne lichtzinnige en losbandige erfgenamen en
opvolgers binnen een tijdsverloop van slechts weinige jaren
gedeeltelijk verkwist en gedeeltelijk op de beurs verspeeld is.
Onderscheidene geachte familiën hier ter stede, die zich weinige
dagen geleden nog voor welgesteld hielden, zijn door den val
van het huis Hertzen te gronde gericht. De publieke veront
waardiging tegen de misdadige bewerkers van deze ramp is
zóó algemeen en zóó groot, dat de politie zich genoodzaakt
heeft gezien, maatregelen te nemen om hen tegen feitelijke
mishandelingen te beschermen.
„Het is mij bekend dat een groot, ja, als ik mij niet
bedrieg, het grootste gedeelte van uw vermoge door wijlen
uw vader aan het huis Hert,zen Co. ter uninistratie is
toevertrouwd. Ik vrees dat gij in die regeling geen verande
ring gebracht hebt. In deze omstandigheden is het mijn
treurige plicht u te zeggen, dat gij u op het totale verlies
van datgene, wat Hertzen Sc Co. u schuldig waren, moet
voorbereiden. Eergisteren heette bet nog, dat het huis een
voldoend actief bezat om den schuldeischers 50% hunner
vorderingen uit te keeren; gisteren durfden zelfs de grootste
optimisten nog maar van 25% spreken; en heden bestaat er
nauwelijks nog twijfel over, dat er na de liquidatie, voor de
niet bepaaldelijk bevoorrechte crediteuren zoo goed als niets
zal overblijven.
„In bezit van de volmacht, die gij mij vóór uw vertrek
men echter niet, dut het stekken zijn, die nog met veel
zorg opgekweekt moeten worden om er wat schoons van
te maken. Aan de liefde en bescherming der deelnemers
toevertrouwd, willen we hopen een zeer groot deel dier
natuur-kinderen in schoonen bloei en krachtige ontwikke
ling weêr te zien op de tentoonstelling in Sept. a. s.
Op Donderdag 30 dezer zal de Zangvereeniging Cecilia
in Musis Sacrum eene buitengewone vergadering houden,
waarin, op veler verlangen, de zanguitvoering op den
28 April jl. gegeven, zal worden herhaald. Gaarne voldoen
we aan een tot ons gerigt verzoek, om de aandacht van
belangstellenden daarop te vestigen.
Het Weekblad van het Regt van 26 Mei jl. behelst
het arrest, op 19 Nov. 1877 door het geregtshof te Amsterdam
gewezen tegen P. M., weduwe van J. T., inodiste, wonende
te Nieuwediep.
Het komt ons niet ondienstig voor onder de oogen te
brengen van de ingezetenen dezer gemeente de beide navol
gende overwegingen uit dit arrest. Zij luiden als volgt:
O., dat de geapp. ter teregtzitting van liet Hof wijders
heeft bekend, dat toen zij de dagvaarding van 14 Oct.
1876 ontving, haar de naam van dien leverancier onbekend
was, daar zij zich niet kon herinneren dat Saburg dien
naam had genoemd, doch dat zij zeer goed begreep dat de
bij die dagvaarding omschreven vordering de leverantie
betrof der goederen, door haar besteld aan den reiziger
Saburg; dat op aanraden van den getuige J. en van
den zaakwaarnemer H. W. Dilg zij bij den kantonregter
te Helder door dien zaakwaarnemer de gedane bestelling
en leverantie heeft doen ontkennen: dat toen zij in die
zaak later een eedsopdragt ontving, zij door voornoemden
J. en Dilg is aangezet geworden den daarbij omschreven
eed af te leggen, ofschoon zij begreep en wist, dat zij dien
eed in strijd met de waarheid zoude afleggendat het haar
nu leed doet en dat zij daartoe is gekomen door het aan
houdend aandringen van J. en Dilg;
O.,dat dienaangaande door den getuige J. voor het
naar Weimar ter hand gesteld hebt, zal ik niets onbeproefd
laten om uwe belangen, voor zoover dit nog mogelijk is, te
bevorderen. Maar ik mag u niet verheleu, dat ik geen hoop
heb om meer dan een paar honderd thalers voor u te redden
en zelfs dit kleine bedrag zal naar alle waarschijnlijkheid eerst
na jaar en dag ter uwer beschikking gesteld kunnen worden.
„In de betreurenswaardige veronderstelling, dat gij door de
ramp, die u getroffen heeft, voor het oogenblik in groote ver
legenheid z.oudt kunnen gebracht worden, verzoek ik u, over
de middelen, die mij ten dienste staan, naar goedvinden te
willen beschikken. Gij kent de vriendschappelijke betrekking,
welke mij met uwen vader tot aan diens dood verbonden
heeft. Dit geeft u het recht om van mijn aanbod zonder
bedenken gebruik te maken. Ik hoop dat gij er niet tegen op
zult zien dit te doen, als ge op cenigerlei wijze in geldver
legenheid mocht geraken. Gij hebt geen bloedverwanten meer
in leven, en onder uwe vrienden en kennissen heeft niemand
grooter recht dan ik om u zijne diensten aan te bieden.
„Martha laat u hartelijk groeten, en ik verblijf, mijn beste
Leopold,
„Uw oude, oprechte vriend
„Jou. von Quellyen."
Langzamerhand begon het alles helder te worden in Ribbecks
hoofd.
Geruïneerd.... totaal geruïneerdsprak hij halfluid bij zich zelf.
Hij keek met den blik van iemand die afscheid neemt, de nette,
rijk en smaakvol gemeubeleerde kamer rond, welke hij bewoonde.
„Dat alles moet ik vaarwel zeggen.... alles," ging hij voort,
steeds in zich zelf sprekend.
Hij drukte zijn handen tegen zijn kloppende slapen en liep toen
weder de stille kamer op en neer.
Wat zou hij doen? Hij had nooit gebrek gekend. Hij was
het eenige kind van rijke lieden, die hem tot vóór weinige jaren,
tot hun dood toe, alle, zelfs de kleine zorgen des levens bespaard
hadden. Hij wist niet wat armoede eigenlijk beteekendehij vreesde
haar niet zooals ze verdient; maar hij had een somber vermoeden
dat het iets ergs was. Als een steen lag het op zijn hart. Hij
poogde diep adem te halen. Hij kon het niet. Zijn borst was als
dichtgesnoerd. Hij herinnerde zich dat hij vele arme menschen in
zijn leven gekend had. Hij had medelijden met hen gehad, hen
steeds gaarne geholpen, maar zich nooit in gedachten in hun toe
stand verplaatst. De armoede, ofschoon hij haar dikwijls ontmoet
had, was hem zoo vreemd gebleven als de ouderdom aan de jeugd.
Wat oud of arm zijn zeggen wil, kan ieder slechts uit eigen erva
ring leeren. Ribbeek was door het denkbeeld, dat hij plotseling
opgehouden had rijk te zijn, in het eerst meer verrast dan ver
schrikt. Hij opende een laadje van zijn schrijftafel en nam er
een groote leêren portefeuille uit. Deze bevatte 800 thaler in
assignaties. Hij telde dat geld. Zijn toekomst was voor het oogen
blik nog verzekerd. Hij wilde zich daarover voorloopig nog niet
bezorgd maken. Hij moest in de eerste plaats aan velerlei andere
dingen, en voornamelijk aan óén bijzonder punt, denken.Hij
was de verloofde van een jong, schoon, innig geliefd meisje. Het
huwelijk zou binnen een paar maanden voltrokken worden. Zou dit
nu nog mogelijk zijn? Anna had geen bruidschat te wachten.
Hof is verklaard clat, toen de bekl. dit jaar werd gedagvaard
om voor den kantonregter voornoemden inkoop en levering
onder eede te ontkennen, de bekl. aan hem zeide, dat zij
dien eed niet kon afleggen, daar zij alsdan eene onwaarheid
zoude verklarenuit hoofde zij zich herinnerde het door
Herrmann gevorderd bedrag van dezen ter zake door hem
beweerd schuldig te zijn; dat evenwel hij getuige en de
en de zaakwaarnemer Dilg haar hebben verleid dien opge
dragen eed desniettemin af te leggen.
De lading van het 'stoomschip IChedive, dat met de
Voorwaarts in aanvaring was, is onbeschadigd. Passagiers,
mail en specie zijn door de stoomboot Achilles naar Sin
gapore gebragt, werwaarts de Khedive den 26 dezer zeer
langzaam stoomendo is vertrokken om te repareeren, het
welk ongeveer veertien dagen oponthoud zal veroorzaken.
De Indépendance Beige meldt dat Z. K. H. de Prins
van Oranje te Brussel is aangekomen.
Door den adjudant van dienst van Prins Hendrik der
Nederlanden is, namens Z. K. H. aan de officieren en
ambtenaren bij 's Rijks Marinewerven hartelijke dank
betuiging overgebragt voor de door hen den Prins aan
geboden heilwenschen bij gelegenheid van Hd. voorgenomen
huwelijk.
Zestal te Wieringen: Ds. A. A. Deenik, te Ternaard;
S. J. Dekker, te Broek op LangendijkH. G. Dornseiffen,
te Terhorne; C. Leendertz, te Noordhorst; A. Sipkema, te
Mensingeweer; C. Preijer, te Doppingawier.
Aangenomen het beroep naar Edam door ds. Wieland,
pred. te Akersloot.
De dames L. V. de Grave, van Alkmaar en F. J.
Schuit, van Enkhuizen, hebben te Haarlem de acte van
hulponderwijzeres bekomen.
Men schrijft uit Wester-Blokker
Hier en in 't naburige Zwaag beginnen eenige land
bouwers zich toe te leggen op het kweeken van bloem
bollen. Eén begon verleden jaar al met eene waarde van
f 1600 aan zulke bollen. Mist men hier nog de noodige
Zij was het bedorven, cénige kind van onbemiddelde ouders, die
vroeger rijk geweest waren en vóór tien of twaalf jaren hun fortuin
verloren hadden. De oude heer Jordan, Anna's vader, had Ribbeek
de geheele geschiedenis verteld, toen deze om de hand zijner
dochter aanzoek kwam doen; maar de verliefde jongman had dat
verhaal toen slechts uit beleefdheid aangehoord. Wat ging het hem
aan of Anna rijk geweest was of niet? Hij, Ribbeek, bezat ver
mogen genoeg om vrouw en kind zonder eènigen bijstand van
vreemden te kunnen onderhouden. Hij verheugde er zich toen in,
dat Anna hem alleen alle genoegens te danken zou hebben, die
de rijkdom verschaffen kan. Nu kwam hem het verhaal van
haar vader plotseling weder te binnen.
De oude heer Jordan had zich jaren geleden een aanzienlijk
vermogen in Amerika verworven. Hij was daarmede naar zijn
vaderland teruggekeerd, was daar getrouwd en had, een tijdlang,
van zijn renten geleefden was daarna, omdat hij zich verveelde
zooals hij zeide weder begonnen zaken te doen. Van meet af
was het hem toen tegengeloopen. Zijn kapitaal was spoedig weg
gesmolten, en in weinige jaren totaal verdwenen. Hij had niets
kunnen redden dan de bruidschat zijner vrouw. Met dit onbe-
teekenende overschot van zijn vroeger vermogen was hij naar
Weimar verhuisd, en daar leefde hij nu met zijn klein gezin sedert
een lange) reeks van jaren op een geretireerden, eenvoudigen voet.
„Ik spreek nooit met vreemde menschen over mijne omstandig
heden," dus had de oude heer Jordan zijn verhaal besloten
„en het zou dus wel mogelijk wezen dat ge er niet mede bekend
waart. Uit dien hoofde beschouw ik het als mijn plicht, u vóór
alle dingen volledige inlichtingen te geven. Ik heb wat Anna's
opvoeding betreft, niets gespaardmaar verdere offers kan ik niet
voor haar brengen. Zij krijgt geen bruidschat. Zij is een goed,
verstandig, welopgevoed meisje; als mijn vaderliefde mij niet be
driegt, dan is zij ook een schoon meisje. Dat alles hebt gij, die
nu sedert verscheidene maanden ons huis dagelijks in- en uitgaat,
even goed kannen opmerken als ik. Wat gij mogelijk niet weet,
en wat ik u nu zeggen moet, is, dat Anna in het geheel geen
vermogen bezit.... En nu, mijn waarde jonge vriend, laat ik het
aan u over, het verzoek dat gij zoo even gedaan hebt, te herhalen
of in te trekken."
Ribbeek was verontwaardigd dat men hem in staat kon achten,
zijne liefde van eene ellendige geldkwestie afhankelijk te maken;
maar hij bedwong zijn wrevel en antwoordde slechts, dat hij nooit
aan een bruidschat gedacht had, dat hij die niet verlangde, niet
verwachtte, en dat de heer Jordan hem gelukkig zou maken, als
hij hem de hand zijner dochter wilde toevertrouwen. Daarop had
de heer Jordan zijn aanstaanden schoonzoon met groote ontroering
in zijn armen gesloten en gezegd, dat hij nu maar dadelijk de zaak
verder met zijn vrouw en dochter moest gaan bespreken.
„Ik heb gisteren reeds met Anna gesproken," zeide Ribbeek,
even blozend.
„Zoo?" hernam de oude heer met een goedig lachje. „En ik
was nog al zoo zeker van haar! Ja, ja! Men kan die jongelui
toch nooit vertrouwen, Nu, ga dan naar den tuin, waar ge
Anna zult vinden, en zeg haar dat ik haar mijn zegen geef. Ik
zal ondertusschen met haar moeder spreken."
Wordt vervolgd.