K.V NIEUWEIMEPER Eli RAM
1878. N°. 65.
Vrijdag 31 Mei.
Jaargang3o.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
NATIONALE MILITIE.
NA DE NEDERLAAG.
iieli>i:rsche
„W ij huidige n
het goed c."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaall.SO.
in franco per post - 1.65.
Uitgever AA. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 16S.
Prijs der Advertenticn: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indië.
Laatste Uiting 's avonds 6 uur.
INSPECTIE VOOR DE VERLOEGANGERS.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER brengen
ter openbare kennis
Dat het ONDERZOEK OVER DE VERLOFGANGERS van de Militie te
land, bedotdJ hij art. 138 der wet op de Nationale .Militie, voor deze gemeente
is bepaald op Vrijdag den 7 Junij 1878, des voormiddags ten half tien ure, in
do Rouwzaal achter het Bureau voor Gemeentewerken naast het Weeshuis alhier.
Aan dat onderzoek moeten deelnemen do VERLOFGANGERS der Militie tu
land, behooiende tot de ligtiugen van 1874, 1875, 1876 en 1S77,-voor zooverre
zij vóór den 1 April 1878 in het genot van onbepaald verlof waren gesteld.
De belanghebbenden worden herinnerd aan de volgende wetsbepalingen:
Art. 140. De verlofganger verschijnt bij het onderzoek in uniform gekleed,
en voorzien van de kleeding- en uitrustingstukken, hem bij zijn vertrek met
verlof medegegeven, van zijn zakboekje en van zijn verlofpas.
Art. 141. Behoudens het bepaalde in art. 130 kon een arrest van twee
tot zes dagen, te ondergaan in de naastbij gelegen provoost of het naastbij
zijnde huis van bewaring of arrest, door den militie-commissaris worden
opgelegd aan den verlofgauger
1. die zonder geldige redenen niet bij het onderzoek verschijnt; 2. die
daarbij verschenen zijnde, zonder geldige redenen, niet voorzien is van de in
het voorgannd artikel vermelde voorwerpen; 3. wiens kleeding- of uitrusting
stukken bij het onderzoek niet in voldoenden staat worden bevonden; 4. die
kltcding- of uitrustingstukken, aan een ander toebeboorende, als de zijne vertoont.
Art. 142. Is de verlofganger, wien krachtens het voorgaand artikel arrest
is opgelegd, bij het onderzoek tegenwoordig, dan kan hij dadelijk onder verze
kerd geleide in arrest worden gebrngt.
Is hij niet tegenwoordig cn onderwerpt hij zich niet aan de hem opgelegde
straf, dan wordt hij op schriftelijke aanvrage van den militie-commissaris, te
rigten aan den Burgemeester der woonplaats van dien verlofganger, aangehouden
en onder verzekerd geleide naar de naastbij gelegen provoost of liet naastbij
zijnde huis van bewaring of arrest overgebragt.
Art. 143. Ouverraiudtrd de straf, in art. 141 vermeld, is de vevlofgangei
verpligt, op den daartoe door den militie-commissaris te bepalen tijd en plaats,
en op de in art. 140 voorgeschreven wijze, voor hem te ver.chijnen om te
worden onderzocht.
Art. 144. De verlofganger, die zich hij herhaling schuldig maakt ann het
feit 6ub. 4. van art. 1H bedoeld, of niet overeenkomstig art 43 voor den
militie-commissaris verschijnt, of aldaar verschenen zijnde, in het geval ver
keert, sub. 2 en 3 van art. 141 vermeld, wordt onder de wapenen geroepen cn
van 3 tot 6 maanden gehouden.
Door RU DO LP II LINDAU.
{Vervolg.)
Sinds dien gelukkigen dag waren er drie maanden, de schoonste»
in Ribbecks leven, verloopen. Hij had Anna gedurende dien lijd
dagelijks gezien en was werkelijk overtuigd dat hij haar met hart
en ziel liefhad. Zij was beeldschoon, daarover kon geen twijfel
bestaan; voorts buitengewoon verstandig en geestig, hij hoopte
dat zij ook goed was. Ja, zij was goed. De kleine kibbelarijen,
die tusschen de beide gelieven voorgevallen waren, konden niet als
bewijs van het tegendeel gelden. Anna was een verwend kind. Dat
verklaarde en verontschuldigde alles, wat den bruidegom hier en
daar in zijn jonge bruid mishaagde. Zij was een kleine despoot.
Zij liet de lip hangen als de een of andere kleine wensch van haar
niet dadelijk vervuld werd; maar zij was ook onweerstaanbaar lief
tallig zoodra men haar zin deed. Zij hechtte wat te veel waarde
aan opschik en praal. Maar kon men haar dat kwalijk nemen?
Zij zag er zoo goed uit en dat werd haar voortdurend en door
iedereen gezegd.
„Zoudt gc mij gevraagd hebben," vroeg zij, het blonde kopje
zijwaarts buigend en hem schalksch lachend aanziende, „als ik een
oud, leelijk meisje was
„Neen."
„Nu, klaag er dan ook niet over dat ik mij gaarne netjes kleed
Het was onmogelijk, boos op haar te zijn; men moest haar die
kleine zwakheden vergeven en er haar te liever om hebben. Ribbeek
was overtuigd dat zij ecue goede vrouw zou worden en hij was er
zeker van dat zij het verstandigste, schoonste, beminnelijkste meisje
was, dat hij ooit in zijn leven aangetroffen had, ja! eigenlijk het
beste meisje dat in de gansche wereld aan te treffen was.
Gisteren was juist de dag van het huwelijk vastgesteld. Men
had besloten, dat deze gewichtige gebeurtenis den 15den November
zou plaats vinden. Was dit nu nog mogelijk? Anua had zich
reeds verheugd in het vooruitzicht, een fraai huis te betrekken,
tal van bedienden' tot haar beschikking ie hebben en equipage te
gaan houden. Hoe zou zij nu de tijding opnemen, dat zij van dit
alles zou moeten afzien?
In de romans die Ribbeek gelezen had, kwamen niet zelden
vrouwenfiguren voor, wier liefde door het ongeluk van haren ge
liefde slechts te grooter werd. Als Anna zulk een heldiu was, dan
moest Ribbecks eerstvolgende ontmoeting met haar hartroerend
téeder zijn, Maar als de jonge bruid eens niet zulk een edele,
onbaatzuchtige iuborst bezat?
Ribbeek verzonk in diep gepeins. Het verbaasde hem, dat hij
Anna eigenlijk toch nog zoo weinig kende, daar hij bij deze vraag,
die over haar gansche karakter beslissen moest, nog eenigen twijfel
koesteren kon.
„Ik zal mij niet overhaasten," sprak bij eindelijk. „Ik wil over
de geheele zaak nog eens rijpelijk nadenken. Ik moet eerst na den
eten, om vier uur, volgens afspraak bij Anna wezen. Ik zal een
wandeling in het bosch gaan doen en daar mijne gedachten ver
zamelen."
Hij was met zich zelvcn tevreden loen hij dit besluit genomen
Art. It5. De verlofganger der militie, die niet voldoet aan ccne oproeping
voor de werkelijke dienst, wordt als dcarrtcur behandeld.
Art. 130. Het Crimineel Wetboek eu het Reglement van krijgstucht voor
liet krijgsvolk te lande zijn op de manschappen der militie tc land, die zich
onder de wapenen bevinden, van toepassing en met opzigt tot de verschillen ie
gevalleu van desertie op al de bij de militie te land ingelijfden.
Di» manschappen worden geacht onder de wapenen te zijn
1. zoolang zij zich bij hun corps bevinden; 2. gedurende den tijd, dien het
in art. 143 bedoeld ouderzock duurt; 3. in het algemeen, wanneer zij in
uniform zijn gekleed.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Helder,
Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester,
den 11 Mei 1878. C. BOON, Secretaris.
HELDER en NIEUWEDIEP, 30 Mei.
De uitslag der jl. Dingsdag gehouden herstemming ter
verkiezing van een lid voor den Gemeenteraad alhier is
als volgt
Uitgebragte geldige stemmen 424. Hiervan bekwamen
de heeren: M. J. Manheiin 163 stemmen, H. Janzen Ez. 153
en J. Spanjaard 108.
Alzoo gekozen de heer M. J. Manheiin.
Naar wij vernemen is door het gemeentebestuur alhier
eene verandering gebragt in de eerlang te houden vacantiën
op de openbare scholen. Dit is geschied tengevolge van
een ingekomen vei'zoek, waarin gewezen werd op het ondoel
matige der Pinkster-vacantie, slechts een paar weken van
de Kermis-vacantie verwijderd. Thans is bepaald, dat de
Pinkster-vacantie niet zal doorgaan, terwijl met de kermis,
in plaats van ééne, gedurende twee weken vacantie zal
gegeven worden. Zijn wij wèl ingelicht, dan is door
belanghebbende hulponderwijzers een ander verzoekschrift
ingediend, de strekkiug hebbende om de regeling der
vacantiën zoo als tot nu toe te behouden.
Blijkens een bij het Departement van Marine ont
vangen telegram, is de oefeningsdivisie, onder bevel van den
kant. ter zee W K vnn frennen. den 21sten dezer, van
Curacao naar St. Domingo vertrokken. Aan booru uw
schepen is alles wel.
liacl. Hij bedacht dat hij een zwnren slag van het noodlot, waar
onder zeker menigeen bezweken zou zijn, als een man doorstaan
had. Nog geen uur geleden had hij zich voor rijk gehouden en
een rooskleurige toekomst vóór zicli gezien. Sedert een half uur
wist hij dat hij geruïneerd wasin de laatste oogenblikken was
het hem duidelijk geworden dat zijn leven in elk opzicht een geheel
anderen loop zou kunnen nemen; dat hij mogelijk van Anna, zijn
grootste geluk, zou moeten afzien, en toch wanhoopte bij niet.
Hij was verwonderd over zijne kalmte; bij dacht niet zoo sterk te
zijn als nu gebleken was.
Juist op het oogenblik dat hij zijn woning verlaten wilde, trad
zijn vriend Dr. Frans Elbeu hem tegemoet.
„Wel," vroeg deze, „er zoo op uit? Hebt ge vergeten dat ge
mij uitgenoodigd hebt, vandaag tusschen tienen eu elven bij u te
komen, en dat ge me dan uw laatste werk zoudt voorlezen?"
„Ja, ik heb het vergeten," antwoordde Ribbeek. „Ik heb aan
andere dingen moeten denken; maar ik ben blijde, dat ge mij nog
thuis getroffen hebt. Kom binnen! Ik zou u wel even willen
spreken."
„Wat is er gebeurd? Waarom ziet ge zoo bleek?"
„Ik zal u alles vertellen. Kom mee!"
Reiden gingen de kamer weder binnen, die Ribbeek zoo even
verlaten bad.
„Neem uw gemak," zeide deze, zicb tot zijn vriend wendend.
„Ik heb u veel te zeggen. Ik heb uw raad en misschien wel uw
hulp noodig."
„Een duel? Met wien?" vroeg Elben haastig.
„Neen, neen, eene ernstige zaak," antwoordde Ribbeek ongeduldig.
„Ga zitten; steek een sigaar op."
Elben zag zijn vriend ontsteld aan; daarna deed hij wat deze
hem verzocht had. Ribbeek ging naar zijn schrijftafel, nam er den
noodlottigen brief uit en gaf dien aan Elben.
„Leessprak hij.
Er ontstond een lange stilte. Elben las den brief aandachtig
van a tat z door. Daarna stond bij op, legde het schrijven weer
op tafel en bleef voor Ribbeek staan, die hem rustig aanzag.
„Hoe groot is de som die ge er bij verliest?" vroeg Elben.
„Mijn geheele vermogen."
„Gevoelt gij er u zeer ongelukkig door?"
„Daar kan ik voor het oogenblik niet op antwoorden. Het is
mij nog niet helder, welken loop mijn leven nu zal nemen!"
Blijkbaar had hij die woorden in zenuwachtige overspanning
gesproken. Thans zweeg hij een oogenblik en staarde weder strak
voor zich uit; daarop vervolgde hij, na een krachtige poging tot
zelfbeheersohitig:
„Maar ik hoop dat ik sterk genoeg zijn zal om, zonder te klagen,
een levenslot het hoofd te bieden, zooals aan millioenen mijner
medemenschen ten deel is gevallen, zooals u zelf is toegewezen....
Gij zijt arm?"
„Ja; God betere 't!.."
„Gij geeft mij weinig troost."
„Beste I.eopold, ik ben zelf geheel verbijsterd door hetgeen ge
mij meegedeeld hebt, en ik moet alles nog eens goed overdenken
en met u bespreken, eer ik u een raad kan geven. Ik wil u niet
njoedeloos maken. Ik ben ge begrijpt wat ik zeggen wil
Het voornemen bestaat, .om bij elk bataillon infanterie
een strafkompagnie in te rigten.
Naar Kampen! Naar Schoonhovenzijn de opschriften
van mededeelingen, waarbij gevoegd zijn inlichtingen
omtrent vrijwillige dienstneming bij een der korpsen van
het leger, die gratis worden verspreid door de Yereeniging
tot verspreiding van kennis aangaande 's lands verdediging.
Ter bevordering der dienstneming is bekendheid met do
in 't leven geroepen gunstige bepalingen voor de militairen
der landmagt, zeer zeker noodig. Om die bekendheid te
doen toenemen, heeft zich 't bestuur van genoemde Yer
eeniging gewend tot de onderwijzers en hunne medewerking
ingeroepen. Bij 't erkende bezwaar voor vele ouders om
voor hunne zonen eene - passende plaatsing in de maat
schappij te vinden, bewijst men welligt velen een goede
dienst door hen in to lichten hoe jongelieden, die lust en
geschiktheid bezitten, in de militaire dienst een goede
carrière kunnen maken.
Beroepen te Ursem ds. L. YV. D. Grient Dreux,
pred. te Hoogwoud.
De Maatschappij tot exploitatie der Staatsspoorwegen
keert over 1877 een dividend uit van 5 pCt. De FIol-
landsche Suikerraffinaderij te Amsterdam 8T'Ö pCt.over
1876 bedroeg dit 45 pCt. De Amstel-Hötel-Maatschappij
te Amsterdam 4 pCt.
Men schrijft ons van Zuid-Eijerland op Texel,
dd. 29 dezer:
„Gisteren geraakte te de Cocksdorp een kindje van
twee jaren in het water. Het scheen eerst als zou de
drenkeling voor dit leven verloren zijn; maar na eene
werkzaamheid van drie uur mogt het onzen geneeskundige,
den heer Koning gelukken, de levensgeesten weder op te
wekken, en de droefheid der ouders in blijdschap te ver
anderen. Opregten dank komt ook den heer Buijs toe,
in toepassing bragt, nog voor cle geneesS
blijde, u zoo bedaard te vinden. Gij toont sterk genoeg te zijn,
om geen troost noodig te hebben. In dezen stand van zaken acht
ik het raadzaam, u zooveel mogelijk voor latere bittere teleurstel
lingen te vrijwaren. Hel; is 't best, u van meet af duidelijk voor
te stellen, dat gij inderdaad met uw vermogen veel verloren hebt.
Gij zijt nu als iemand, die van een steile belling afgeworpen is en
tot aan den voet der hoogte, waarop hij vroeger stond, moet
voortrollen. Het geeft niets of ge u al poogt vast te houden aan
de broze grashalmpjes, die uwe hand onder het vallen toevallig
grijpen mocht. Eerst wanneer gij met den vasten grond in de
diepte in aanraking zijt gekomen, kunt ge weder opstaan, kunt ge
onderzoekeu hoe zwaar ge gekwetst zijt, en of ge u krachtig genoeg
gevoelt om de hoogte, waar ge van afgevallen zijt, weder te
beklimmen."
Ribbeek zag zijn vriend nadenkend aan en antwoordde verstrooid:
„Gij hebt volkomen gelijk, volkomen gelijk." Na een korte stilte
ging hij voort: „Wat zal ik aan Anna zeggen? Ons huwelijk was
op den 15den November vastgesteld."
„Wat ge uw bruid te zeggen hebt, is zeer eenvoudig," hernam
Elben; „de volle waarheid natuurlijk. En wat u later te doen
blijft, zal geheel afhangen van de wijze waarop jufvrouw Jordan
de Jobstijding opneemt. Het is vruchteloos, op dit. oogenblik te
overleggen, hoe het met uw engagement zal afloopen. Dat hangt,
in de tegenwoordige omstandigheden, minder van u dan van ande
ren af. Ik raad u evenwel aan, deze aangelegenheid terstond in
orde te brengen. Ik zie dat zij u dermate bezig houdt, dat gij
volstrekt aan niets anders denken kunt. Van avond zullen wij ons
gesprek voortzetten. Hoe laat zal ik weer bij u komen?"
„Tegen negen uur."
„Best. Tot ziens dan
Elben stond op om heen te gaan. Aan de deur bleef hij staan
en zag nog eens naar Ribbeek om. Deze was blijven zitten en
staarde naar den grond. Hij scheen het vertrek van zijn vriend
niet eens te bemerken. Elben ging daarop naar hem terug, en
vatte zijne hand, die hij hartelijk drukte:
„Verlies den moed niet, oude jongen;" sprak hij. Daarop ver
wijderde hij zich.
Ribbeek bleef nog een goed half uur rustig in zijn kamer zitten
en begaf zich toen op weg naar de woning van zijn toekomstigen
schoonvader.
De heer Jordan bewoonde eene kleine villa even buiten de stad.
Ribbeek legde den weg daarheen gewoonlijk in twintig minuten af.
Ditmaal had hij er het dubbele van dien tijd voor noodig. Toen
hij in de nabijheid van het huis gekomen was, begon hij langzamer
te loopen.... en plotseling bleef bij staau. Hij hoorde piano spelen
en vernam Anna's heldere stem, die luide en vroolijk zong. Het
angstzweet parelde op zijn voorhoofd. Het was hem of hij op het
punt stond een misdaad te begaan. Zou hij niet liever weerom
keeren en den heer Jordan een brief schrijven, om de ramp,
die hem getroffen had, eenvoudig cn rustig te kunnen vertellen?
Hij keerde zich besluiteloos om eu sloeg den terugweg in; maar
nadat hij een stap of wat gedaan had, bleef hij weer staan.
„Neen," sprak hij bij zich zelf; ik wil mij niet aan zwakke
grashalmpjes vasthouden; ik wil vasten grond onder mij voelen;
al is de val dan ook nog zoo diep." {Wordt vervolgd.)