HEL»ERS€IIË
Ii\ NIEIJWE»IEPER. COURANT.
1878. N°. 73.
Woensdag 19 Junij.
Jaargang 36.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
NA DE NEDERLAAG.
„W ij huldigen
Let goed e."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 1.80.
B nu franco per i>ost - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
It u re au: MOLENPLEIN N°. 103.
Prijs der Advertentiëu: Van 1i regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indië.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
HELDER en NIEUYVEDIEP, 18 Junij.
Blijkens bij liet Departement van Marine ontvangen
telegrammen is de oefeningsdivisie, onder bevel van den
kapt. ter zee W. K. van Gennep, den 30 Mei jl. van
St.-Domingo naar Nederland vertrokken en is de instructie
brik Zeehond, kommandant kapt. luit. ter zee H. D. Guyot,
den 14 dezer te Wilhelmshaven aangekomen. Laatstge
noemde bodem zou den 19 dezer naar Christiania vertrek
ken. Aan boord alles wel.
Gisteren namiddag is de torenspits aangebragt op de
in aanbouw zijnde Westerkerk van de Hervormde gemeente
alhier. Terwijl men daarmede bezig was stortte aan het
Westplein een knaap in het Heldersch Kanaal. Ofschoon
een groot aantal menschen daar in de nabijheid stond, om
het werk aan den toren gade te slaan, bemerkte niemand
in welk gevaar de jongen verkeerde. Een der werklieden
op den toren maakte van uit de hoogte daarop opmerk
zaam een der omstanders, zekere Pluylaar, timmerman op
's Rijkswerf, spoedde zich nu ter hulp, sprong in het water
en bragt den drenkeling aan den wal. De heer Caarls
was dadelijk gereed om den jongen in zijne woning op te
nemen en hem te verzorgen.
Jl. Zaturdag had op het IJ voor Amsterdam met
gunstig gevolg een officiële proeftogt plaats met het ijzeren
gepantserd riviervaartuig Mosa.
Onlangs, zegt de Amsterdamsche Crt., deed men in
de dagbladpers de heugelijke tijding voorgevoelen van een
nieuw huwelijk in ons Vorstenhuis. Zijn wij wel onderrigt,
dan was dat geen ondoordacht, los gerucht, maar worden
er werkelijk stappen gedaan, die tot het gewenschte doel
kunnen leiden, en het Nederlaudsche Hof den glans en
luister geven, die Vorst en volk beide verheffen, en hun
tot geluk en zegen kunnen strekken.
Tot Rijksschatter voor de personeele belasting, dienst
1878/79, controle Alkmaar, is benoemd de heer J. de
Raat Az., te Alkmaar.
Jl. Zaturdag is te Leiden bevorderd tot doctor in
de regten de heer F. M. Vonk, te Alkmaar, met stel-
10)
Door KUDOLPH LINDAU.
{Vervolg.)
Zoodra Elben vertrokken was, zette Ribbeek zich weder aan zijn
schrijftafel, waarbij hij thans gewoonlijk het grootste gedeelte van
den dag doorbracht. Het eene volgeschreven vel volgde spoedig
op het andere. De pen vloog over het papier. Nooit in zijn leven
had hij met zooveel gemak en zekerheid gearbeid. Plotseling moest
hij zijn pen nederleggen. De letters dansten en smolten voor zijn
oogen ineen. „Ik heb mij overwerkt," sprak hij bij zich zeiven.
Hij verliet zijne woning om de vrije lucht te genieten en zich
te verfrisschcnmaar hij voelde zich zoo afgemat dat hij, na een
kwartier geloopen te hebben, moest blijven staan om uit terust.cn.
Verscheidene voorbijgangers sloegen hem verwonderd gade. Hij
staarde naar den grond en bemerkte er niets van. Eensklaps werd
hij aangesproken
„Wat doet ge toch? Scheelt u iets?"
Hij zag op. Voor hem stonden de heer von Quellijen en Martha.
„Ik ben wat zenuwachtig," antwoordde Ribbeek. Hij sprak
zacht, en hij wist, terwijl hij sprak, dat men aan hem moest kun
nen zien, hoe zwak en moede hij zich gevoelde.
„Geef mij uw arm," zeide de heer von Quellijen. „Wij zijn
slechts weinige schreden van mijne woning verwijderd. Rust daar
wat uit. Ik zal u later zelf thuis brengen."
Ribbeek nam dit aanbod aan. Martba was zeer bleek geworden;
maar noch haar vader noch Ribbeek bemerkten dit. De dag liep
ten einde; het begon donker te worden.
In Quellijens woning werden Ribbeek eenige ververschingen
voorgezet. Hij gebruikte daar iets van en gevoelde zich spoedig
weder gesterkt en wel. Daarop verhaalde hij dat hij gedurende de
laatste dagen ingespannen gewerkt had en aan deze omstandigheid
den aanval van zwakte toeschreef, die hem op straat bevangen had.
„Gij moest eens voor uw verzet een reisje doen," merkte Quel
lijen aan.
Ribbeek antwoordde dat hij daaromtrent reeds met Elben het
een en ander besproken had.
„Elben heeft mij gezegd," voegde hij er bij, „dat gij en Martha
ons misschien zoudt vergezellen. Dat zou mij zeer aangenaam zijn.
Mogen wij op u rekenen?"
„Dat hangt van mijne dochter af," autwoordde Quellijen. „Wat
zegt gij er van, Martha?"
„Ik zal gaarne met u medegaan," antwoordde deze. Zij sprak
zacht, ietwat bedremmeld. Hare stem klonk teedcr en trof Ribbecks
oor als lieve, oude muziek. Hij zag Martha, voor de eerste maal
sedert geruimen tijd, opmerkzaam aan. Zij bemerkte dit en wendde
zich licht blozend af. Ribbeek bewaarde een poos het stilzwijgen.
„Weet ge nog wel, Martha," sprak hij plotseling, „dat wij als
kindereu zeer goede vrienden waren P"
Het hoofdcomité van het Roode Kruis heeft dr.
H. J. Vinkhuizen te 's Hage opgedragen een rapport uit
te brengen omtrent het wetenswaardige, dat de Parijsche
tentoonstelling voor de instelling oplevert.
Beroepen te Breda de heer A. A. van Meurs, pred.
te Delden.
De Standaard geeft de zesde lijst van gemeenten,
wier kerkeraden zich bij het petitionnement tegen het
wetsontwerp-Kappeyne(lager onderwijs) hebben aangesloten.
Het aantal is daarmede tot 300 geklommen.
De afdeeling Waard en Groet der Iiollandsche
Maatschappij van Landbouw heeft tot candidaat voor lid
van het hoofdbestuur dier Maatschappij gesteld de heer
N. Loder, te Winkel.
Jl. Donderdag had te Amerongen een treurig onge
val plaats. Bij gelegenheid van het grastnaaijen had een
12jarige knaap het ongeluk in de zeis te loopon, en wel
met het gevolg, dat hij een paar uren daarna aan de
bekomen wonden overleed.
Men weet, dat de Catholieken door het verzamelen
van oud papier heel wat geld bijeenbrengen. Men past
dat middel nu ook toe ten behoeve der weezen verpleging
op Noord- en Zuid-Beveland. De stadswaag te Goes is
tot bewaarplaats aangewezen.
Door het aanhoudend natte weer lijden de lage hooi
landen in Overijssel en elders groote schade; veel van list
gemaaide begint te rotten, terwijl het ongemaaide tevens
groot nadeel ondervindt en de tijd der hooijing 1ste sndtle
begint te verloopen. Ook de veld- en tuinvruchten komen
niet vooruit en wachten op warmen zonneschijn.
In de gemeente Zuidhorn, in Groningen, is verleden
jaar een stuk land bezaaid met Probsteier haver, waarop
thans, zonder dat er weer gezaaid is, andermaal de haver
is opgekomen, die nu reeds in pluimen staat.
Te Weert is een 70jarig man gevat, die verdacht
wordt gepoogd te hebben zijn meester, den landbouwer
Vaassen, te vergiftigen, waarna hij hem, toen deze ziek te
bed lag, eene som van f 75 ontstal. De vergiftigde is
herstellende.
Dezer dagen is een hond van Parijs naar Dresden
geloopen, waar hij zijn ouden baas heeft gevonden, die
het trouwe dier thans niet meer wil missen.
Zij zag hem met liare goedige oogen even aan en knikte.
„l)at was een heerlijke tijd!" ging hij voort.
Zij knikte weder, snel en vriendelijk; maar zij sloeg de oogen
neer en kort daarna stond zij op en verliet de kamer.
Ribbeek was getroffen. Hij had duidelijk gezien dat er een traan
op Martha's wang gevallen was.
Toen hij 's avonds alleen in zijn kamer zat, dacht hij hierover
na. „Waarom weende zij?" vroeg hij zich af. Hij gaf geen ant
woord op die vraagmaar onwillekeurig vergeleek hij Anna met
Martha.
„Martha zou mij niet verlaten hebben," spiak hij bij zich zeiven.
Hij herinnerde zich dat hij, op den dag toen Quellijen hem het
verlies van zijn vermogen bericht had, zich de vraag had gesteld
of Anna's liefde onder zijn ongeluk lijden zou, en dat hij toen
niet in staat geweest was die vraag te beantwoorden. Zij was nu
opgelost: Anna had hem in het ongeluk verlaten. „Vaarwel, mijne
liefde, mijn geluk!" Hoe dikwijls had hij deze woorden herhaald,
sedert hij ze uit Anna's en Halffens mond gehoord hadAls
Martha zijn beminde geweest was, dan zou hij zich de vraag, of
zij hein verlaten zou, nooit gesteld hebben. „Martha is trouw,"
sprak hij. Hij zuchtte en begaf zich ter rust; en dezen avond
verhaalde hij zichzelven niet de oude geschiedenis, die hem sedert
zijne laatste ontmoeting met Anna vervolgde. Ilij dacht aan zijne
gelukkige kindschheid, aan Martha; en het beeld van liet stille,
schoone meisje was het laatste dat voor zijn geest stond, eer hij
zijn bewustzijn verloor en zacht insliep.
De volgende dagen waren rustige, aangename dagen voor Ribbeek.
Hij werkte vlijtig, met veel ambitie, bijna zonder vermoeienisen
eindelijk kon hij op een avond het schoone woord„Eind e"
onder zijn roman zetten. Het slot er van was anders geworden
dan Ribbeek zich oorspronkelijk voorgesteld had. Hel liep met den
held niet treurig af. Ongedacht, verrassend voor Ribbeek zelf, had
hij ten laatste toch nog het geluk gevonden dat hij verdieude.
„Het is beter zoo," sprak Ribbeek bij zich zeiven. Hij verkeerde
sedert eenige dagen in een kalme, bijna vroolijke stemming. Hij
geloofde dat dit zijn oorzaak had in de voldoening welke hij
smaakte, nu hij een lange en moeielijke taak gelukkig ten einde
had gebracht. Na gedaan werk is het goed rusten. Hij was
nu bereid om dadelijk tot het ontworpen uitstapje over te gaan.
„Ik zal gedurende de eerstvolgende dagen zeer ongeduldig zijn,"
zeide hij tot Elben, „daar ik het antwoord van mijn uitgever wacht.
Het is mij aangenaam, verstrooiing te vinden, om tot zoolang den
tijd te dooden."
„Een paar dagen moet gij geduld hebben," antwoordde Elben.
„Ik kan mijn verlof niet vóór de helft van de volgende week,
tegen den 15den Juli, aanvragen. Gij zijt met uw werk spoediger
gereed gekomen dan ik gedacht had."
Den volgenden morgen ontving Ribbeek een brief uit Weimar.
Hij schrok toen hij de hand herkende. De brief was van Anna.
"V iscliBerigten.
Zalurdacr avond kwam hier binnen do Oslcnder sloep No. 102,
schipper Zorgdrager, met 42 kisten en 4 tonnen scholletjes en
scharren, 1 kist tong en 5 manden pietermannen. Scharren golden
gemiddeld f 4 per kist, scholletjes f 2.30, het partijtje tong f 5
en de pietermannen f 5.50.
De Yarmouther smak 216 vischt thans ook voor het Nieuwediep
hij was tweemaal met zijne vangst binnen.
Een gedeelte der Urker en Enkhuizer vloten was gisteren avond
en heden alhier binnen. De vangst bestond uit schelvisch, tong,
scholletjes en scharren; alles levende waar.
Tongen golden 6 tot 35 cents, scholletjes f 1.20 a f 2 naar
grootte, schelvisch f 15 a f 20 per 100 stuks, scharren f 3 a f 4,
rog gemiddeld 20 cents per stuk.
Een Duivelvisch werd den 22 Sept. van het vorige jaar bij storm
weder op den oever geworpen van Trinity Bay, en daar hij niet
in staat was weder in zee te komen, stierf hij op de kust. De
visschers, die het vreeselijke dier ontdekten, durfden het niet naderen
voor het gestorven was. Het ligchaam, in den vorm van een visch,
was meer dan drie meters lang. Het had onderscheidene vangarmen,
waarmede het zijne prooi omvatten kon, en naar den mond brengen.
De twee langste armen' waren van 20 meter, de anderen van 4,
terwijl de staart bijna 1 meter lang was. Bij het leven was de
kleur donkerrood, na den dood verbleekte die kleur tot wit. Het
dier werd aangekocht door het aquarium van New-York en wordt
daar bewaard als een treffende bijdrage voor de kennis van de
wonderlijke dieren, die leven in de diepte der zee.
Uit Emden wordt berigt, dat ook van daar uit dit jaar de loggers
voor de haringvangst vroeger dan gewoonlijk in zee zijn gegaan, en
dat thans in de Noordzee kruist het oorlogschip Ealke, kapitein-
luitenant von l.evctzow, ter bescherming van de Duitsche visscherij
in de Noordzee tegen de aanvallen van Engelsche visschers.
Benoemingen, enz.
Aan den kapt. ter zee jhr. H. O. Wichers, minister vnn Marine,
is verlof verleend tot het aannemen der versierselen van ridder
lste kl. der Orde van St. Stanislaus en van kommandeur 1ste kl.
der Orde van St. Olof, hein respectivelijk door Z. M. den Kaézer
aller Russen en door Z. M. den Koning van Zweden en Noorweg.n
geschonken.
De kapt. ter zee J. A. Vandevelde, de luit. ter zee 2de kl. L.
C. Koster, de off. van gez. lste kl. N. C. Slegt en die der 2de kl.
P. A. Riscli, laatst behoord hebbende tot het escader in Oust-Indië
en vandaar teruggekeerd, zijn op non-activiteit gesteld.
De luit. ter zee 2de kl. J. A. Kloek, behooreude tot de rol van
liet wachtschip alhier, wordt den 20 dezer op non-activiteit gesteld.
Hij opende hem. Het was een uitvoerig schrijven. Anna zeide
daarin dat zij de gedachte, van door Ribbeek verkeerd beoordeeld
te worden, onverdragelijk vond en dat zij hem, om hare verloren
rust weder te herwinnen, opheldering moest geven over hetgeen bij
hunne laatste ontmoeting voorgevallen was. Zij schreef vervol
gens wat hij bereids uit hnren mond vernomen haddat Halffen
haar mishandeld had, dat zij bijna waanzinnig en niet toerekenbaar
was geweest, toen zij zijn huis verlaten had.
„Ik wist niet wat ik doen moestik wist niet wat ik deed toen
ik u zag. Ik gevoelde slechts dat ik een vriend, een helper ge
vonden had: en zonder mij rekenschap van mijne handeling te
geven, wierp ik mij in uwe armen, zooals ik mij in de armen van
mijn vader, van een broeder zou geworpen hebben. Dadelijk daarop
had ik van schaamte wel willen sterven; en sedert dien dag kwelt
mij de gedachte aan hetgeen ik gedaan heb. Ik heb alle recht op
uwe welwillendheid verlorenik verdien uw vertrouwen niet meer
maar ik weet, gij zijt goed. Zeg mij één woord zeg mij dat gij
mij gelooft, dat gij mij niet verkeerd begrijpt. Ik zweer bij al
wat mij heilig is, dal ik voor hetgeen ik bij onze laatste ontmoe
ting gedaan heb, niet verdien uwe achting te verliezen."
Ribbeek had den brief ten einde toe uitgelezen. Hij verwonderde
zich, dat hij dit had kunnen doen zonder een oogenblik zijn be
daardheid te verliezen. Hij liep een paar maal peinzend zijn kamer
op en neer; daarna ging hij zitten en nam een pen op, ora aan
Anna's verzoek te voldoen. Maar hij aarzelde nog lang. Hij wist
niet hoe hij zijn brief beginnen moest. „Lieve Anna?" Neen,
dat stellig niet! Vroeger had hij haar zoo en nog veel teederdcr
en vriendschappelijker geschreven. Ja, vroeger! Nu was zij zijne
„lieve" Anna niet meer; nu mocht en kon zij het niet meer zijn.
„Geachte mevrouw" „Geëerde mevrouw" „Mevrouw de
barones?" Neen! dat ging ook niet; dat zou als spotternij
geklonken hebben. Anna's brief bevatte in bet geheel geen
opschrift. Zij had den juisten middenweg gevonden. Hij wilde
haar voorbeeld volgen.
„Ik heb uw brief ontvangen," schreef hij, „en verklaar u gaarne,
dat ik u woord voor woord geloofdat ik u niet verkeerd begrijp
niet één seconde verkeerd begrepen heb; en mij verheug dat gij
in den nood een vriend in mij gezien hebt."
Hij wilde er bijvoegen: „Ik verblijf. Uw vriend" en dan
zijn naam teekenen; maar hij kon er niet toe komen, die vier
woorden neer te schrijven. „Neen," sprak hij eindelijk. „Ik ben
haar vriend niet meer; ik wil en mag het niet meer zijn. Moge
het haar wel gaan in dit leven. Ik wensch het voor haar. Maar
zij heeft zich van mij vervreemd en zij moet mij vreerad blijven."
Hij schreef eenvoudig„Leopold Ribbeek" onder der. brief, en
hij voelde eene eigenaardige verlichting, toen hij hem op de post
gebracht had. Hij was te moede alsof hij nu eerst met het pijn
lijke verleden afgerekend had en een nieuw leven begiunen kon.
Wordt vervolgd.)