ilËIJËilStlll! EN NIEUWElMEPElt C0IIIIANT. 1878. N°. 75. Zondag 23 Junij. Jaargang36. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 18 NA DE NEDERLAAG. „W ij huldigen li e t goed e." Verschijnt Diogsilog, Donderdag cn Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 1.80. ft franco per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN N°. 1G3. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents, elke regel ineer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indië. Laatste ligting 's avonds 6 uur. K E N N IS C E VING. STREMMING DER SCHEEPVAART. De COMMISSARIS des KONINGS in NOORD- HOLLAND brengt ter kennis van belanghebbenden, dat tengevolge van het verwisselen van deuren in de schutsluis Willem III, aan het Noordhollandsch Kanaal te Amsterdam, den 25 Junij c. k. en eenige volgende dagen met die sluis niet geschut zal worden, maar dat gedurende dien tijd alleen zal worden geschut met de schutsluis Willem I. Haarlem, 19 Junij 1878. De Commissaris des Konings voornoemd, R O L L. HELDER en NIEUWEDIEP, 22 Junij. Blijkens hij het departement A'an Marine ontvangen telegrammen, is Zr. Ms. instructiebrik Zeehond, onder bevel van den kapt.-luit. ter zee H. D. Guyot, den 19 dezer van Wilhelmshaven vertrokken, en is Zr. Ms. schroef- stoomschip Prinses Maria, onder bevel van den kapt.-luit. ter zee C. J. Sraith, den 20 dezer van Konstantinopel vertrokken, ten einde via Smyrna de terugreis naar Nederland te aanvaarden. Aan boord van die bodems was alles wel. Tot hoofdonderwijzer te Broek op Langendijk is benoemd de heer J. Ham, van hier. Als een bewijs van de verbazende werkkracht van onze kolenwerkers, verdient het vermelding, dat voor een paar dagen uit Newcastle hier zijn binnengekomen de stoombooten „New-Pelton" en „Trevetick." De eerste bevatte 1007, ue tweede 944 ton steenkolen. De eerste werd door 4 ploegen van 9 man in 17 uren, de tweede door 3 gelijke ploegen in 161 uur leêggelost. Den vol genden morgen verlieten bedoelde booten weêr vroegtijdig de haven. In de vergadering der Commissie voor Volksvoordragten, gisteren avond gehouden, is besloten, de volksbijeenkomsten in den volgenden winter voort te zetten, doch met in acht neming van eenige bepalingen, waardoor meerdere zekerheid wordt verkregen, dat ze aan haar doel zullen beantwoorden. Door RUDOLPII LINDAU. {Vervolg.') IX. Den volgenden morgen, zeer vroegtijdig, begaf baron von Halffen zich naar Ribbeek. Hij verkeerde in een gevaarlijke stemming; zoo verhit en opgewonden als maar eenigszins met zijn bedaard, kalm redeneerend karakter overeenkwam. Anna kon er zich op beroemen, hem eindelijk eens woedend gemaakt te hebben. Zij had gelogen, en hij was niet in staat geweest, haar daarvoor te bestraffen; en zij had er zich op verhoovaardigd, zonder zijn verlof, achter zijn rug, verstandhouding met een anderen man te hebben aangeknoopt. Halffen was niet jaloersch in den gewonen zin des woords; er was hem weinig aan gelegen of bij Anna's liefde al dan niet verloren hadmaar het verdroot hem dat zij, die meer dan eenig ander schepsel van hem afhankelijk behoorde te wezen, zich verstoutte om tegen hem in verzet te komen. Zij zoowel als haar medeplichtige, Ribbeek, zouden daarvoor boeten Halffen was er de man niet naar om tegen eeu publiek schandaal op te zien. Sedert veertien dagen liepen de gesprekken in zijn woonplaats over de vlucht der barones. Halffen had er volkomen vrede mede, dat de menschen te weten kwamen hoe de zaak zich eigenlijk toegedragen had. Hij vrdesde volstrekt niet dat hij zich belachelijk zou niakeu, zelfs al mocht het ten slotte blijken dat de barones hem te slim af was geweest. Hij begaf zich naar Ribbeek met het bepaalde voornemen om hem te beleedigen. Het speet hem, dat de wetten des lands en de maatschappelijke gebruiken hein dwongen, tegenover zijn vijand nog zekere vormen in acht tc nemen. Het zou hem wel zoo aangenaam geweest zijn, wanneer hij de zaak had kunnen behandelen op de zelfde wijze als hij dergelijke aangelegenheden in de westelijke Staten van Amerika uit de wereld zou hebben gemaakt; doch hij begreep maar al te goed dat dit in Europa niet aanging en dat hij waarschijnlijk zich zeiven het meest zou benadeelen als hij zich niet aan de gebruiken van het land, waar hij zich gevestigd had, wilde onderwerpen. Hij was er geenszins verzekerd van, dat er een wettelijk strafbare verhouding tusschen Ribbeek en zijne vrouw bestond; hij betwijfelde dit zelfs; maar het was voor hem een voldoende reden om zich grootelijks beleedigd te achten, dat Rib beek het gewaagd had, zonder zijn, Halffens, verlof, eenige ver standhouding met de barones aan te knoopen. Ribbeek had Anna Jordan bemind; men kon veronderstellen, dat zij als barones Door de Commissie zullen pogingen worden aangewend om in het volgend wintersaizoen ook bijeenkomsten te houden uitsluitend voor mannen, waarin wetenschappelijke onder werpen op populaire wijze zullen worden behandeld. Aan de loting voor de Schutterij, te houden op Vrijdag 28 dezer, zal, blijkens de alphabetisclie naamlijst der ingeschrevenen, door 113 personen worden deelgenomen. Eergisteren avond werd in Musis Sacrum alhier eene vergadering gehouden van de Heldersche afdeeling der Hollandsche Maatschappij van Landbouw. Door den voor zitter, den heer L. Jelgersma, werd in gepaste bewoor dingen aan den heer L. Wissekerke, van Koegras, uitgereikt de verguld zilveren medaille, hem toegekend op de te Alkmaar gehouden tentoonstelling van landbouw-werk- tuigen. Er werd besloten tot het houden van eene land- bouw-tentoonstelling alhier, gelijktijdig met de in dit jaar te houden Floralia-tentoonstelling. Tot leden der Regelings- Coinmissie zijn benoemd de heeren T. C. Zur Müblen, P. Kindt, C. Zijm, S. Braaksma, L. Wissekerke, J. Roodt en P. Vader. Wegens vertrek naar elders bedankte de heer Appel voor 't lidmaatschap dezer afdeeling en legde hij zijne functie als secretaris neder. In zijne plaats werd tot genoemde betrekking gekozen de heer L. W. F. Ouden hoven en ter vervanging van den heer Jelgersma, die gelijktijdig zijne betrekking nederlegde, werd tot Voor zitter gekozen de heer J. Schuijt. De hoofdschotel, die de a. s. Heldersche kermis weldra zal aanbieden, levert het tooneelgezelschap onder directie van de heeren Judels en Louis Bouwmeester, die hunne schouwburgtent, als naar gewoonte, vóór het lokaal Tivoli zullen doen opslaan. Het Molenplein zal, naar we vernemen, gevuld worden met een paar Café-Chantants, een paar Velocipëde-Circussen, Tableaux Vivants, de ver tooning van een reuzenkind, een Minerva, enz. Het Westplein zal op haar oppervlakte bergen een beignets- kraam naast het Café- Caarls, de tent van den heer Spriet, het Honden- en Apentheater van Wery en nog enkele kleinere tenten, alsmede een caroussel. Nader vernemen wij nog, dat vermoedelijk nog twee tooneelgezelschappen onze kermis zullen komen opluisteren: dat van de heeren Stoete Co. en van den heer A. Bakker. Laatstgenoemd gezelschap bezoekt voor het eerst onze kermisvroeger bereisde het meer bepaald zuidelijker gelegen plaatsen. Met de berigten omtrent den gezondheidstoestand van den minister de Roo gaat het als met die betreffende von Halffen hem niet onverschillig geworden was. In deze omstan digheden beschouwde Halffen het als strafbaar, dat Ribbeek zich met zijne vrouw in betrekking had gesteld. Hij zou daarvoor voldoening geven. Het was dwaas, onzinnig, dat Halffen zijn leven op het spel moest zetten om zich deze genoegdoening te verschaffen; maar de bespottelijke zeden des lands eischten het nu eenmaal zoo. Halffen wilde er zich aan onderwerpen. Vrees kende hij niet. Hij was beleedigd geworden; hij moest straffen al zou hij er ook met zijn leven voor moeten betalen. Hij had een testament gemaakt, waarin hij, zoover dit wettelijk geoorloofd was, zijne vrouw onterfde. Deze zou geen groot voordeel van zijn dood hebben in geval het duel ongelukkig voor hem afliep. Doch hij was er zeer gerust over; hij was in zijn leven wel ongedeerd aan grootere gevaren ontkomen dan wat hein nu te wachten stond. Hij vertrouwde op zijn vroeger geluk. De houding en de taal waarmede de heer von Halffen zich bij zijn tegenstander aanmeldde, en de wijze waarop hij van stonde aan de geheele zaak behandelde, was zoo uitdagend, dat Ribbeek, die van nature niet geduldig was en wiens zenuwen door den voort- durenden arbeid der laatste dagen overspannen waren, reeds na de eerste vragen die Halffen tot hem richtte, zijn bedaardheid verloor. De ontmoeting der beide mannen eindigde, zooals Halffen voorzien en gewenscht had: een duel was onvermijdelijk geworden. Elben was een student van den ouden stempel geweest en had dikwijls zijn man gestaan. Hij had de universiteit nog niet sedert zoovele jaren verlaten, om door de mededeeling, dat een van zijn vrienden „een zaakje" aan de hand had, bijzonder verrast te zijn. Ribbeek vond in hem een aandachtigen, bedaarden toehoorder, toen hij verhaalde dat hij door baron von Halffen beleedigd was ge worden en thans aan Elben moest verzoeken, hem voldoening te helpen verschaffen. „Daar zal voor gezorgd worden," antwoordde Elben. Hij nam evenwel de zaak oneindig ernstiger op dan Ribbeek verwacht had, liet zich over alle omstandigheden van het geschil tusschen Halffen en zijn vriend nauwkeuriger inlichtingen verstrekken, en gaf door een goedkeurend knikje zijn tevredenheid te kennen, toen Ribbeek verzekerde dat er niets, volstrekt niets strafbaars tusschen hem en barones Halffen was voorgevallen en hij de hem aangedane belee- diging op geenerlei wijze had uitgelokt. „Het spreekt van zelf," zeide Elben, „dat ik alles wat ge mij mededeelt, voor de ouopgesmukte uitdrukking der waarheid houd. Men heeft van die nieuwmodische karakters, die gelooven dat het hun vrijstaat, ja, dat het hun plicht is onwaarheid te spreken, als zij door een leugen de eer eener geliefde vrouw kunnen redden. 't huwelijk in onze Vorstelijke familie. Wat het eene blad heden meldt, spreekt het andere morgen tegen. Het U. D. heeft nu weder gunstige berigten omtrent den minister ontvangen. De heer A. L. Lesturgeon, predikant te Assen en als letterkundige in breeder kring bekend, is op 62jarigen leeftijd overleden. Bij de veiling der gronden in den polder het Noorden op Texel, gehouden den 21 Junij 11., is de uitslag, dat de 2de, 3de en 4de kavel in het 2de blok, groot 19 H. 58 A. 40 C., zijn gekocht door de heeren M. de Graaf en Hk. Smit te Eijerland voor f 7224; de 1ste, 2de en 3de kavel in het 4de blok, groot 28, 54, 40, door den heer E. Noordijk te Leiden voor f 20,900; en het geheele 5de blok, groot 67, 12, 10, door de heeren Jb. A. Dijksen c. s. te Oosterend voor f 41,285. De uitslag dezer ver- koopingen is zeer bevredigend te noemen en algemeen wenscht men de koopers eene goede reüsite daarmede. Op den 24 Aug. a. s. zal te Castricum door de Nederl. jagtvereeniging „Nimrod" een wedstrijd van staande honden gehouden worden. Jl. Woensdag heeft Edam een groot verlies geleden door het afsterven van haren waardigen burgemeester, den heer G. J. Versteegh, tevens lid van de Provinciale Staten van Noordholland. De Nederl .-Indische Handelsbank heeft jl. Woensdag te Amsterdam haar jaarvergadering gehouden. Het bleek, dat men in 't afgeloopen jaar met vrij wat bezwaren te kampen had gehad: droogte in Indië, ernstige faillieten enz. Toch kon een dividend van 6.84 pCt. uitgekeerd worden. Van een goed ingelichte zijde verneemt het Dagbl. betreffende den in het tuchthuis te Leeuwarden overleden veroordeelde Jut, het volgende: Jut gedroeg zich in de gevangenis, evenals zijn lotgenooten, zeer bedaard. In verband met, of met liet oog op zijn vroegere levenswijze vermagerde hij wel eenigszins, doch hij was overigens gezond. Voor een paar maanden kreeg hij een longontsteking, die in galoppeerende tering overging. Zijn zwakte was mede oorzaak dat hij spoedig overleed. Hij sprak veel over zijn moeder, en legde ook betreffende den moord te 's Gravenhage verklaringen af, die 't intusschen minder doelmatig is, publiek te maken. Naar men verneemt, is bij vonnis van het kantongeregt te 's Hertogenbosch, een landbouwer veroordeeld tot een i boete van f 51, subsidiair 14 dagen gevangenisstraf en betaling der kosten, omdat hij, toen de trein in aantogt Ik vermoed dat gij niet behoort tot die soort van helden, over welke ik mij geen oordeel aanmatig; maar ik moet er u opmerk zaam op maken, dat, zelfs volgens uw verhaal, Halffens gedrag niet geheel ongegrond is. llij heeft u onder handen willen nemen omdat gij zijne vrouw bij haar vlucht uit ziju huis behulp zaam geweest zijt; en voorts omdat gij, sedert zij weder hij hare ouders woont, met haar eene geregelde briefwisseling voert. Wat hebt gij daarop te zeggen?" Ribbeek wilde antwoorden. „Nog een woord," vervolgde Elben: „Ik doe u die vraag niet uit nieuwsgierigheidmaar ik weusch, zoo mogelijk, in staat gesteld te worden, Halffen te kunnen verklaren, dat hij zich ten opzichte van de verhouding tusschen u en zijne vrouw bedrogen heeft. Kan ik dit, dan zou het mijn plicht zijn, in de eerste plaats een poging te doen om Halffen er toe over te halen dat hij u ziju excuus maakt." Ribbeek verkeerde in eene pijnlijke verlegenheid. Hij wilde zich niet het récht aanmatigen, iets uit te laten omtrent de wijze waarop Anna zich aan het spoorwegstation tegenover hem gedragen had. Hij wist zeker, dat zij niets kwaads had gedaanmaar anderen zouden daarover anders kunnen oordeelen. Halffen zou er bezwaar lijk in kunnen berusten, dat zijne vrouw zich iu de armen van haar voorraaligen minnaar had geworpen. Na eene korte stilte zeide Ribbeek: „De zaak is tot mijn leedwezen zeer ingewikkeld; ik kan geen voldoende opheldering geven althans niet op dit oogenblik. Ik geef u mijn woord, dat Anna niets slechts gedaan heeft; dat ik mij tegenover Halffen niet het minste of geringste te verwijten heb. Is dat u niet voldoende?" „Voor mij is het volkomen voldoende," antwoordde Elben koel en, naar het Ribbeek voorkwam, min of meer wantrouwend„doch het is hier niet te doen om mij, maar om baron von Halffen van de waarheid te overtuigen. Ik betwijfel of uwe eenvoudige ver klaring in de bestaande omstandigheden als afdoende zal beschouwd worden. Ik erken oprecht, dat ik er niet door bevredigd zou zijn als ik in Halffens plaats was." Ribbeek zag dat hij, zonder het te willen, Anna in verdenking bracht. Dat mocht niet. De goede naam der jonge vrouw moest smetteloos gehouden wordenmoest, als hij, Ribbeek, in het duel vallen mocht, in Elben een overtuigden verdediger vinden. llibbeck aarzelde nu niet meer. Hij verhaalde alles wat er gebeurd was; toonde Anna's brief, die hare besle rechtvaardiging was; zeide wat hij daarop geantwoord had, en eindigde met de woorden: „Ik zeg u dit, opdat gij, ingeval het noodig mocht worden, den

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1878 | | pagina 1