1IELOERSCHE
EN IEHWEDIErER COURANT.
1878. N°. 81.
Zondag 7 Julij.
Jaargang36.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
PUBLICATIE.
STREMMING DER SCHEEPVAART.
„W ij h u 1 d i g e i
het goed e."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.8(
ui franco per post -1.65
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 163.
Prijs der Advertentie!»: Van 11 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetteu worden naar plaatsruimte berekend.
De COMMISSARIS DES KONINGS In NOORD-
HOLLAND brengt ter kennis van belanghebbenden dat,
tengevolge van bet uitnemen van deuren uit de Zijper-
Schutsluis, op het Noordhollandsch Kanaal bij het Zand,
de scheepvaart door die sluis den Saten Julij c. k. en
eenlge voterende dagen eenig oponthoud zal kunnen
ondervinden.
Haarlem, 4 Julij 1878.
De Commissaris des Konings voornoemd,
R O L L.
HELDER en NIEUWEDIEP, 6 Julij.
Blijkens een bij het departement van Marine ontvangen
telegram is Zr. Ms. instructiebrik Zeehond, onder bevel
van den kapt.-luit. ter zee H. D. Guyot, den 3 dezer te
Christiania aangekomen en zou den 7 dezer de reis voort
zetten. Aan boord was alles wel.
De 37ste verjaardag van H. K. H. de Prinses von
Wied werd gisteren alhier op de gebruikelijke wijze
gevierd.
De kermisvermakelijkheden zijn in vollen gang. De
gunstige wending van het weder heeft de deelneming aan
de uitspanningen zeker veel bevorderd. Jl. Donderdag was
er een zeer talrijk publiek op de been en werden de ver
schillende ontspannings-lokalen druk bezocht, 't Gezelschap
van de heeren Judels en Bouwmeester gaat steeds voort
met de aankondiging van volksstukken; de opvoering
is uitmuntend en de beminnaars van het tooneel leg
gen door een herhaald bezoek hunne ingenomenheid
met dit verdienstelijk gezelschap aan den dag. Gisteren
avond was de ruime schouwburgtent weer eivol.
2) I3NT DE KLERE:.
Uit de „Noorwngsoln Dorpsvertellinger
MAGDALENA THOEESEN.
Vervolg
Bij bet huisje vnn haar buurvrouw bleef ze staan en klopte aan
het raam. Het werd dadelijk geopend en een bejaarde vrouw stak
het hoofd naar buiten.
„Heer in den hemel, zijt gij het, Hel ene riep de oude vrouw
uit, „het kind is toch niet gestorven?"
„Neen, Goddank, Martlia," antwoordde Helene, „zoo erg is
het niet. Maar ge moet u aaukleeden en met mij meegaan... ik
ga iets doen, waarbij gij me helpen moet."
„Om Godswil, wat gaat ge doen, kind?" vroeg de oude, terwijl
zij zich van het raam verwijderde en naar een kleedingsluk greep.
„Ik mag niet langer blijven, Martlia," fluisterde Helene, „maar
nooit heb ik zoozeer hulp noodig gehad als in dit oogenblik. God
is mijn getuige."
„Ga dan maar, ga maar," riep de oude, „ik kom dadelijk bij u."
Helene deed van buiten het raam dicht en vloog, terwijl zij in
de donkere straat vreesachtig om zich heen zag, als een bloode
zwaluw weer naar haar kleine huisje. Weinige oogenblikken
later was ook de oude Martha reeds bij haar.
„Nu, zeg mij nu eens, Helene," begon deze op fluisterenden
toon, „waaraan ik u helpen kan."
„De dokter is zoo even hier geweest," antwoordde Helene haastig,
„hij zeide wel niets, maar zijn stilzwijgen beteekende: morgen.
God moge mij genadig wezen..."
„Dat is de troost der armen," viel de oude vrouw haar in de rede.
„Maar ik geloof tuch, Martha, dat dc lieve God nog helpen kan.
Daarom ben ik op de gedachte gekomen, naar de kerk te gaan...."
„Nu.... zoo laat nog?" riep de oude verschrikt uit.
„Juist te middernacht moet het gebeuren," fluisterde de jonge
moeder, terwijl zij de wieg wat in orde bracht.
„Dat is volstrekt niet noodig," hernam Martha haastig; „de
Koning der Eere ging in de hutten om te bidden.... Al is het
dak laag, de Hemel is toch hoog, en de Hemel spreidt zijn dak
uit over allen die bidden."
„Ach neen, Martha, het is heel iets anders dan gij denkt,"
sprak Helene, zuchtende het hoofd schuddend. „Hebt ge het oude
geloof vergeten, dat een dood-zieke gered kan worden, als diegene,
die hem het naast aan 't harte ligt, te middernacht in de kerk
gaat eu den naam van den zieke achter op het altaarstuk schrijft?"
„Natuurlijk weet ik dat," hernam Martlia.
„Het i9 nu even over elven," ging Helene voort, terwijl zij haar
pover gewaad wat terecht schikte. „Als gij bij het kind blijven
wilt, ben ik gerust en wil ik het allerlaatste beproeven."
„Ik zal geen seconde mijn plaats verlaten," antwoordde Martha,
waarna ze een oogenblik peinzend bleef zwijgen. Maar toen de
arme moeder haar zieke kindje gekust had en zich naar de deur
wendde om heen te gaan, hield Martha haar terug.
„Ik moet u toch zeggen, Helene, dat gij u op allerlei dingen
dient voor te bereiden. Men weet niet wat er 's nachts in de
kerk voorvalt."
„De kerk is het huis van God den Heer," sprak Helene.
Op een onzer wandelingen langs de kramen ontmoetten
we dezer dagen een ouden bekende, D. Visser, beroemd,
zouden we haast zeggen, als specialiteit in gerookte paling,
zalm, enz. Naast die palingkraam, staat een inrigting, waar
koek en suikerwerk wordt verkocht en waar de vrouw
van D. Visser hare waren te koop aanbiedt Deze vrouw i
bezoekt thans voor de 53ste maal onze kern.is, iets wat,
dunkt ons, om de zeldzaamheid, wel vermelding verdient.
Tal van gelegenheden tot ontspanning lokken iederen
avond bezoekers, en 't is bij gunstig weder te wachten,
dat het Zondag namiddag en avond zeer druk zal zijn. j
Over het algemeen is de kermis ten onzent nog een
geliefd volksfeest.
Z. M. de Koning is heden van het Loo naar Weimar
vertrokken. Na bijwoning van het regerings-jubilé des
Groothertogs van Saxen-Weimar, begeeft de Koning zich
voor 3 weken naar de badplaats Rippoldsau (Baden). j
Het commando over de afdeelingen vesting-artillerie, j
gevormd bij de jongste organisatie van dat wapen, wordt j
met 1 Augustus a. s. opgedragen aan de hieronder vermelde
hoofdofficieren, waarbij tevens gevoegd zijn de hoofdoffi- j
eieren, die verder op dien datum bij elke afdeeling worden
.gedeeld.
lste afaeeling kolonel comm. J. H. Kretzer, majoors:
luit.-kolonel van Haeften, voorloopig, en F. M. Collard;
2de afdeeling kolonel-comm. II. A. A. van llijssen, die
voorloopig te Delft in garnizoen blijft; majoor B. de Jong;
3de afdeeling kolonel-komm. K. A. Wimmer, majoor D.
G. F. H. van der Voort Maarschalk; 4de afdeeling luit.-
kolonel-comm. M. J. van Nieuwkuyk; 5de afdeeling luit.-
kolonel-comm. J. A. baron Mulert, die voorloopig te
Willemstad in garnizoen blijft; majoor K. L. van der
Heijden, die voorloopig te Geertruidenberg het bevel blijft
voeren; 6de afdeeling luit.-kolonel L. E. T. Bolomy; majoor
N. W. A. Oltkamp; 7de afdeeling luit.-kolonel-comm. C.
G. C. F. Ising; 8ste afdeeling luit.-kolonel-komm. R. G.
van Onselen.
„Dnt is wel zoo," ging de oude yoort, „maar wie er niets te
doen heeft, doet het best als hij er vandaan blijft."
„Een moeder, die haar kind het leven wil redden, heeft er iets
te doen," antwoordde de jonge vrouw kalm.
„Roep Mij aan in den dag der benauwdheid," sprak de oude
Martha plechtig. „Dat is Gods woordmaar een ander woord van
God zegt ook, dat de kerk nooit leeg staat. Ik ken iemand die
ook eens dien tocht gemaakt heeft; maar zij zal niet licht voor de
tweede maal gaan, schoon ze anders even goed durft als een man."
„Was er iets dat haar schrik aanjoeg?" vroeg Helene, die nog
eens even naar het wiegje sloop, om het kind te zien.
„Ja, dat was er," sprak de oude Martha met een veelbeteeke-
nenden blik. „Toen zij de kerk inkwam, bemerkte zij voor het
altaar den ouden predikant, die al jaren dood was, en om hem
overal heen in het koor lagen de dooden op de knieën, en de
oude leeraar hief de handen omhoog alsof hij ze allen gezamenlijk
wilde zegenen."
„Martha!" sprak de jonge vrouw plotseling tot haar oude buur,
„kijk, het kind knijpt de handjes niet meer zoo stuipachtig dicht
kijk, hoe rustig is liet gezichtje nu! O God, als het nu eens stierf!"
Do oude Martha sloeg het kind opmerkzaam gade. „Daar kunt
ge gerust over zijn, Ilclene," sprak ze zachtkens; „dat is de dood
niet... ik ben veeleer overtuigd dat het in 't leven blijft. Bespaar
u dien tocht."
„Neen, neen!" riep Helene uit, „ik durf dit verschijnsel niet
vertrouwen. Want bedriegt het mij, dan zou ik het mij mijn leven
lang verwijten. Ik meet gaan tot weerziens, Martha." En zij
ging been.
„God de Heer zij met u, kind!" zuchtte de oude, terwijl zij zich
bij de wieg van het zieke wichtje nederzette.
Door een paar straten spoedde de jonge vrouw zich naar de
kerk, waar ze twee jaar geleden getrouwd was, waar ze haar kind
ten doop had gehouden. Die kerk moest de rechte wel zijn!
De nacht was donker en een koude wind blies door de eenzame
straten. Overal zag zij de keuteekenen van rust en stilte en slaap,
en al die donkere huizen, die daar zwijgend op rijen stonden,
schenen de oubedriegelijke getuigen des doods te zijn. Was dan in
de gansche stad zij alleen nog wakende in angst en zorgen?
Eindelijk naderde zij dc kerk. Deze lag zwart en donker zij
waarts van de huizen en zag er in den duisteren nacht spookachtig
dreigend uit. Met kloppend hart liep Helene voort, hoe zou ze
in donker het altaar vinden? Maar de sleutel? Aan den sleutel
had ze in haar doodsangst volstrekt niet gedacht. Ach, dan had
zij vergeefsche moeite gedaan! Een radeloosheid die de wanhoop
nabijkwam, sterker nog dan de vrees voor de duisternis en de
schrikbeelden van het middernachtelijk uur maakte zich van haar
meester en verlamde hare ledematen. Daar bemerkte zij een sche
mering van licht, die door de vensterluiken van een nabijgelegen
huis kwam. Daar woonde de predikant. Het liclit kwara uit zijn
studeerkamer. Zij herinnerde zich die kamer nog heel goed van
den dag toen zij in haar schamele kleeding in de schaduw der half
geopende deur gestaan had, om den leeraar te verzoeken of hij
haar kindje wilde doopen, dat toen reeds drie maanden oud was.
Als zij nu eens tot hem ging en hem haar nood klaagde? llij
was nu toch alleen en zij behoefde zich uit dien hoofde haar armoê
De Vereeniging tot opleiding van jongelingen tot
predikanten heeft thans een tekort van f 10,000, wegens
de voltooijing van het Gymnasium te Doetinchem en het
2de huis te Utrecht. Zij is daarentegen in één jaar tijds
f 50,000 aan kapitaal en inrigtingen vooruitgegaan.
De Groen van Prinsterer-school, tot opleiding van
Christelijke onderwijzers, zal in het najaar geopend worden.
Yoor f 300 per jaar en f 25 entrée kan men er een
jongeling geplaatst krijgen. Eerlang zal door de commissie
regtspersoonlijkheid worden aangevraagd.
Zestal te WarmenhuizenL. van 't Sant, te Oterleek;
M. J. Adriani, te BrouwershavenA. M. Venker, te Koedijk
A. W. van Ivluyve, te St. Maarten c. a.J. D. H. van
Setten, te Noord-Scharwoude en P. J. ter Plegt, te
Hekelingen.
Jl. Woensdag is het 15de Christelijk Nationaal
Zendingsfeest te Bcnnebroek bij Haarlem gehouden. Onder
meer werd ook het woord gevoerd door ds. Brummelkamp,
van Alkmaar, die aan het leven van Livingstone eenige
lessen ontleende tot aankweeking van den echten zendingsgeest.
De bisschop van Haarlem heeft benoemd tot pastoor
te Waddinxveen den heer G. J. W. Quant, pastoor te
Schoorl; en tot pastoor te Sclioorl den heer J. F. Bernsen,
kapelaan van de St. Dominicus-parochie te Haarlem.
De heer J. C. van Aken, die ter gelegenheid van
zijn 25jarig jubilé als pastoor te Breda tot ridder der
Eikenkroon is benoemd, ontving jl. Woensdag avond eene
serenade van wege de Yereeniging Voorliet volk doorliet volk.
Gisteren is aan de hoogeschool te Utrecht bevorderd
ot doctor in de regten de lieer H. A. Groote, geboren
te Hoorn, na verdediging van een academisch proefschrift
„Iets over de erfdienstbaarheden van uitzigt en van licht."
Benoemd tot hulponderwijzeres te Kolhorn, gemeente
Barsingerhorn c. a., mejufvr. B. Leendertz, te Lemmer.
De leerling aan de Tuinbouwschool „Linnaeus"
C. Klein, van Barsingerhorn, is o. a., na gehouden examen,
van het lste tot het 2de studiejaar der school toegelaten.
niet te schamen. Tlij zou lrar den sleutel dev kerk stellig niet
weigeren. Want hij had immers altijd een woord van troost, een
goeden raad voor de bedroefden
Zij sloop zachtkens naar liet huis en wierp door een reet in de
vensterluiken een blik in de kamer. Ja, liet was de predikant; hij
sloeg juist een blad van zijn boek om. Een seconde aarzelde zij
nog; daar sloeg de torenklok half twaalf. Haastig klopte zij aan
het raam. De predikant scheen het dadelijk op te merken. Want
zij hoorde dat hij opstond. Het schemerde haar voor de oogen;
het was of alles met haar ronddraaide. Daar ging de deur reeds
open, en een oogenblik later stond zij in de helder verlichte
kamer van den leeraar.
Onbeschrijfelijk vermoeid naar ziel en lichaam viel zij op een
stoel neer, dien de leeraar haar terstond aangeboden had, en een
krampachtig snikken brak de vreeselijke spanning, die haar tot
hiertoe staande gehouden had. Een korte poos bewaarden beiden
het stilzwijgen. De eerste uitbarsting van heftige zielesmart kon
zich niet in woorden lucht geven.
„Waarmeê kan ik u helpen, kind?" vroeg de leeraar eindelijk
op kalmen en vriendelijken toon, nadat de eerste gewpldige aan
doening een weinig bedaard was.
Met een onbeschrijfelijk smeekenden blik zag zij op naar den
eerwaardigen man, die haar antwoord stond af te wachten.
„lloe heet ge?" vroeg hij weder, terwijl zij zich inspande om
hare woorden te vinden.
„Ik heet Helene llalvorsen," antwoordde zij zacht; „ik ben de
dochter van den ouden visclikoopcr Gudmund, die eergisteren ge
storven is. U liebt hein wel gekend." Zij rilde bijua van angst
onder den blik des leeraars, die haar met verbazing aanstaarde.
„Ja, ik kende hem wel," sprak de predikant na een korte stilte,
„en u ken ik ook, want het is nauwelijks twee jaar geleden dat
ik u getrouwd heb."
„Ja, zoo is het," fluisterde zij schaamrood.
„Om Godswil," riep hij, „welke ramp heeft u dan getroffen
Gij kunt niet veel ouder dan twintig jaar zijn, en toch getuigt
iedere trek in uw gelaat van een langzaam voortknagend zieleleed.
Spreek vrij uit, kind. Zijt ge daarom dus op dit late uur tot mij
gekomen? Stort uw liart uit, waarin de smart als een kanker
woedt. Want gij leeft en zorgt toch immers voor iemand?"
„Ach ja," snikte zij, „voor mijn klein meisje, dat een paar
maanden geleden gedoopt is; het is doodziek en moet sterven."
„Maar uw man?" viel de predikant haar in de rede.
„Ach... die!" zuchtte zij, hare roodbekreten oogen met hare
vermagerde handen bedekkend.
„Is hij dan dood?" voegde hij er medelijdend bij.
„Ach, als hij dood wasriep zij jammerend uit.
Daarop volgde nogmaals een korte stilte, totdat de predikant op
nieuw het woord nam:
„Ja, het is waar, er is in dit leven veel, dat erger is dan de
dood. Als uw man een misdadiger was, ja, als hij zich aan
zichzelven vergrepen had, en Gods evenbeeld op aarde daardoor
onteerde, dat hij in blinden hartstocht raasde tegen zijn eigen
vleesck en bloed, als hij een dronkaard was?" voegde hij er
ietwat aarzelend bij.
Een doordringende kreet ontsnapte aan den mond der jonge vrouw.