Nu ik eenmaal over kinderen spreek, wenscli ik er
heden mijn gekout aan te blijven wijden, en met enkele
woorden de wijze te bepraten, waarop ze ten onzent
worden opgevoed.
Tegenover de lui die zich weinig of niet met hun kroost
inlaten staan zij die het overal mee naar toe slepen en
er concerten en tooneelvoorstellingen ongenietbaar door
maken.
Talrijk is het aantal van hen, die hunne kinderen van
jongs af vertroetelen en er zwakke stumpers van maken,
die op later leeftijd menschen zonder energie ot levenslust
worden; toch zijn zij nog niet zóózeer te veroordeelcn als
de menschen, die hunne kinderen met alle geweld willen
verharden en ze met bloote beenen en idem halzen soms
in alle weer en wind laten rondloopen. „Ze moeten er aan
wennen/' heet het, en als ge zoudt zeggen, en dat wel op
gezag van kundige geneesheeren, dat slechts een gepast
stelsel van harding moet worden gevolgd, en men bij
voorbeeld kinderen, die aanleg voor croup en kinkhoest
hebben, tot hun 10de a 12de jaar scherpe noord-oosten
winden moet doen vermijden, dan loopt ge kans te worden
uitgelagclien en voor een weekeling te worden uitgemaakt
't is deze categorie van lieden, die de kinderen op allerlei
onkinderlijke pretjes onthaalt en onder anderen kinderbals
organiseert, waar de jeugd naar hartelust de kiem voor
allerlei kwalen kan opdoen.
Ik vermeen, dat ook voor volwassenen bals en dans
partijen nadeelig zijn en de prictol-bewegingen van een
avond vaak gevolgen kunnen hebben die jaren duren,
maar voor kinderen zijn ze, geloof ik, nog veel verderfe
lijker; 't ligt trouwens voor de hand, dat kinderen, die
luchtig gekleed een geheelen avond in een snikheete zaal
ronddrentelen en sterk bezweet aan koude en togt worden
blootgesteld, er het gevolg van moeten ondervinden, en
ik geloof, dat men van velen die voor altijd zijn weg
gegaan het lief gelaat nog zien en den zilveren lach nog
hooren zou, wanneer in de jaren der jeugd meer zorg en
liefde besteed waren aan de opvoeding van het kind, en
ik geloof er bij, dat menigeen die zijne kinderen hartelijk
liefheeft, ze door onnadenkendheid de kiemen doet oploopen
van croup of kinkhoest of ze op lateren leeftijd moet zien
bezwijken aan de afschuwelijke tering.
liet noemen der laatste ziekte doet er mij aan denken,
dat ik onlangs een opstel van een Duitsch geleerde,
professor Reclam, las, waarin de hooggeleerde heer
betoogt, dat de tering (althans niet per sé) erfelijk, maar
besmettelijk is; tot staving van zijn gevoelen vestigt hij
de aandacht op het feit, dat uit statistieke gegevens blijkt,
dat in Duitschland, waar, evenals ten onzent, de kinderen
steeds bij de ouders in huis zijn, zeer vele gevallen voor
komen, dat kinderen evenals hunne ouders aan tering
bezwijken, terwijl in Frankrijk, waar de kinderen reeds
zeer jong aan eene min buitenshuis worden toevertrouwd
en later op pensionnaten en lycea worden geplaatst, de
teringlijder zelden teringachtige ouders hadverder zegt
de schrijver, dat het gebleken is, dat men tering kan
overbrengen, daar dieren, die men eene insnijding in de
huid had gemaakt, waaronder men de door een teringlijder
geloosde stoffen had gebragt, door de vreeselijke ziekte
werden aangetast. De wetenschap heeft in deze zaak haar
laatste woord zeker nog niet gesproken; ik vond het echter
niet onbelangrijk er de aandacht op te vestigen, want zeer
zeker zouden er in het dagelijksehe leven ten onzent,
wanneer de hypothese gegrond bleek te zijn, groote wijzi
gingen moeten plaats vinden, die ik echter niet gaarne op
Franschen leest geschoeid zoude zien.
Een zeer verouderd denkbeeld is ten onzent, dat men
slag op haar vallen, met weinige woorden, verschrikkelijk, bijna
doodelijk.
„Ik kom de betuiging uwer erkentelijkheid in ontvangst nemen,
dat ik u gered heb uit de handen van een man, die sedert cenige
dagen verdwenen is, men zegt met een aanzienlijke som gelds,
daar de geldkast van den bankier gesloten is en niet geopend kan
worden."
Een rauwe kreet drong van de lippen der bijna stervende vrouw.
„O, vader erbarming!" sprak zij, op hare knieën vallend en
hare armen snicekend omhoog hellend. Hij herhaalde op kalmen
toon hetzelfde nog eens.
„Dat is niet mogelijk".... fluisterden hare lippen in doodsangst.
„Het is een feit
Janes hoofd viel op de leuning der sofa; zij was bewusteloos.
Ilaar echtgenoot trad binnen en overzag het tafreel. Hij wierp
een toornigen blik op den man, die dit alles bewerkt had en jegens
wien bij zich in geen enkel opzicht verplicht achtte. Het was niet
zoozeer medelijden met zijne echtgenoote, haar in dezen toestand
te zien, maar veeleer toorn, dat zulke tooneelen hare schoonheid,
waarmede hij in de groote wereld schitteren wilde, nadeel zouden
kunnen doen.
„Verlaat deze kamer, mijnheer, gij hebt hier niet het minste
recht op uwe dochter gelijk vroeger in uw huis: zij is mijne gemalin."
I)e arme Janc lag nog altijd hulpeloos onder de ouraeedoogende
oogen dezer beide mannen, die elkaar met telkens woester blikken
maten; de eene omdat hij thans alleen cn. uitsluitend recht op deze
bleeke vrouw meende te hebben; de ander omdat hij meende in
zijne vaderlijke rechten gekrenkt te zijn.
Wij weten, dat beiden bij dit huwelijk gespeculeerd hadden; dc
graaf op de schoonheid zijner vrouw en den glans waarmede zij
zijn huis zou opluisteren; de vader om zich toegang tot de hoogst
aristocratische kringen van Genua te verschaffen, wat hij maar al
te wel wist dat niet zeer gemakkelijk ging. Niets was minder dan
dat het plan van den graaf geweest. Met de dochter wilde hij de
eer van zijn stand en naam deelen; met kooplieden echter in geenen
deele. Deze waien er niet bijzonder in aanzien, want reeds begon
ook voor Genua de tijd aan te breken dat vele adelijke familicn
verarmd waren, hare paleizen verkocht hadden en de rijkste koop
lieden daarvan bezit genomen hadden, even als te Venetië. Van
den beginne af liad bij dau ook aan een voorwendsel tot vrede
breuk gedacht en daarnaar uitgezien. Het uitoefenen der vaderlijke
autoriteit over zijne tegenwoordige echtgenoot was hem onaange
naam, ja onverdragelijk.
Zoo kwam het thans tot die heftige scène, welke de arme vrouw
gedwongen was mede aan te hooren.
„Mijnheer, ik verzoek u niet weder mijn huis te betreden 1"
sprak de graaf en men begrijpt met welke toornige woede de
koopman dit bevel opvolgde. De toestand der lijdende vrouw
kinderen vroegtijdig aan onaangenaamheden moet gewennen,
omdat ze daarvan in hun volgend leven nut kunnen hebben.
Zoo dwingen sommigen hun kind om spijzen te eten dat
het niet lust, omdat het welligt in omstandigheden kan
komen, dat hij genoodzaakt zal zijn alles te etenhet
laatste argument snijdt hoegenaamd geen hout, want een
mensch die waarlijk honger heeft zal geene enkele spijs
weigeren, en bovendien vind ik het geheele dwing-systeem
plagerij en onnut, want de smaak verandert met de jaren
en wat het kind niet lustte zal de volwassene met graagte
eteneen geregt dat ik als jongen mijn lievelingsspijs
noemde was de boekweitengort, die ik thans uit den grond
mijner ziel verfoei, terwijl haring, die ik thans met voor
liefde eet-, mij vroeger zóó zeer tegenstond, dat die mij
brakingen veroorzaakte.
Ook op het punt van bestraffen is men ten onzent vaak
nog ouderwetsche denkbeelden toegedaan en bij velen is
slaan nog in eere. Nu is niets dwazer dan ligchamelijke
kastijding, waaraan het kind natuurlijk gewend, zoodat
men het telkens harder moet doen en de straf in mis
handeling ontaardt. Ik heb een jongen gekend, die zoo
zeer aan een pak slaag gewent was, dat hij geen klagt
uitte al werd hij nog zoo hard afgeranseldtoch werd hij
hoe langer hoe ondeugender. Slaan is nooit goed te
keuren, en er is slechts ééne enkele omstandigheid die het
wettigt, dat is: wanneer het kind zelf geslagen heeft; in
dat geval moet het ook geslagen worden. Reeds in de
vorige eeuw werd door enkele opvoeders der jeugd lig
chamelijke tuchtiging veroordeeeld, en heden ten dage zijn
zeker alle paedagogen en medici het op dit punt eens.
Toch zijn er nog zeer velen die er zich aan houden."
Jl. Vrijdag morgen is een werkmam op den bagger
molen in den Buiksloterham door een der bakken gegrepen
en mede naar beneden gesleurd. Den ongelukkige werden
bij dezen verschrikkelijken togt een arm cn een been
verbrijzeld. Hij is in liet gasthuis te Amsterdam opge
nomen, doch zijn toestand laat weinig hoog over.
- De heer Swets, directeur van de stadswaterwerken
te Kampen, heeft eene uitvinding gedaan, waarvan de toe
passing onmiskenbaar van veel nut is. Er zijn op de
meeste wegen en niet het minst langs spoorwegen, weg-
afsluitingen en wanneer men in een rijtuig gezeten is,
moet men afstijgen om ze te openen cn te sluiten, wat
natuurlijk oponthoud en moeijelijkheden, soms zelfs gevaar
oplevert. In de Kamper Courant vindt men nu gewag
gemaakt van eene afsluiting die men rijdende kan openen.
Geen landbouwproduct heeft in den lantsten tijd
grooter prijsvermindering ondergaan dan het artikel stroo,
hetwelk tegenwoordig bij groote hoeveelheden te vergeefs
voor f 8 de 1000 kilo in de provincie Groningen wordt
aangeboden, hoewel het verleden jaar met f 20 tot f 24
betaald werd.
„De stad der paleizen," gelijk men Assen wel eens
noemt, schijnt toch niet de stad der groote fortuinen te
wezen. Volgens eene correspondentie van daar zou een
dierentuin, jaarlijks door geen 500 menschen a 50 cents
per entree bezocht worden.
Vijfhonderd noemt de berigtgever reeds een zeer hoog
cijfer.
In een brief uit de Kaapstad van 10 Junij, opgenomen
in de Zutph. Grt., komt het volgende voor:
„De ex-president Burgers heeft, naar men verneemt,
besloten zich aan de struisvogelboerderij te wijden op zijn
landgoederen te Murraysburg, waar hij zich voor goed
gevestigd schijnt te hebben. Indertijd is door de leden
van de civiele dienst der gewezen republiek een inschrijving
geopend voor een geschenk aan den heer Burgers. Het
verergerde door dit voortdurende verdriet echter zoo, dat zij ge
noodzaakt was, den geneesheer te laten komen, en wel niet den
statigen huisdokter met zijn grootsche titels, maar een ouden dokter
van eenvoudiger gehalte, die haar vroeger als meisje met eindeloos
geduld en goedheid behandeld had.
Een uur te voren was de advocaat er geweest om haar mede te
deelen dat hij niets had kunnen vernemen, dan dat men het ver
dwijnen van den kassier wist; dat de boosaardige geruchten toe
namen cn ook van haar naam met. kwade bedoeling gewag werd
gemaakt. Jane zag hem vragend aan en vóór hij vertrok legde hij
het nommer eener pas verschenen courant voor haar op tafel, dat
Jane, met half verbijsterde blikken hem naziende, ontvouwde. De
werking van den eersten blik op een met groote letters gedrukte
plaats was ontzettend voor haar reeds kranken toestand. Het was
een oproeping van den chef aan den voortvluchtigen kassier met
aanduidingen omtrent verdenkingen van de laagste soort, en uit
iedere» regel grijnsde haar het duivelengelaat van Itoberto toe.
In dezen toestand vond haar de voortreffelijke dokter en hij zag
terstond dat hij hier meer met een lijden der ziel dan des lichaams
te doen had en dat de bleekheid dezer anders z.oo bloeiende trekken
slechts door verborgen kwellingen kon veroorzaakt zijn. De ervaren
gelaatkundige kon zich niet vergissen en zijn edel eu goedaardig
hart gevoelde het diepste medelijden. Jane, zoo misdeeld van ware
en warme sympathie, zoo hartstochtelijk verlangend naar mededoogeu
en hulp, liet als een stroom van haar lippen alles vloeien, wat in
haar binnenste woedde en streed.
De geneesheer, met het peinzende gelaat een weinig afgewend,
het denkende voorhoofd voorover gebogen, hoorde haar met klim
mende belangstelling aan. Toen Jauc aan het slot van haar verhaal
snikkend haar gelaat verbergde in de kussens van haar rustbank,
krampachtig de woorden mompelend: „het is niet waar het is
niet waar hij is onschuldig ik wil er met mijn leven voor
inslaan...." stond de arts op, met innige deelneming de ongelukkige
vrouw aanziende en de hand als ter genezing op haar brandend
voorhoofd drukkend.
„Neen, edele vrouw, het is niet waar! Ik weet het ik
weet het het toeval heeft hem mij in de armen gevoerd op den
dag toen hij u verloor en het licht van zijn geest door donkere
wolken omsluierd werd. Maar er was nog een ander geheim. Hij
herhaalde telkens en telkens: ik heb het woord vergeten!....
en telkens op wanhopiger toon."
„O God!" riep Jane als bezield door een ingeving uit, „ik gis,
ik vermoed! Hij kau de kast niet openen..."
Beiden zagen elkaar een oogenblik zwijgend aan.
„Waar is hij? Ik moet hem zien!"
„Eugenio is in het krankzinnigengesticht."
Wordt vervolgd.)
comité voor dat doel heeft bekend gemaakt, dat het cadeau
gearriveerd is en naar den heer Burgers te Murraysburg
gezonden zal worden. liet bestaat uit een mahoniehouten
kistje, inhoudende een compleet stel lepels en vorken voor
tafel en dessert, en nog een dito kistje, inhoudende een com
pleet stel messen, met ivoren heften."
La België heeft het gerucht geloopen, dat de zilveren
kroon, die de Belgische vrouwen haar Koningin willen
aanbieden bij haar aanstaand zilveren huwelijksfeest, te
Parijs zou vervaardigd worden. Wat hier naar aanleiding
van 't album van Prins Hendrik geschiedt, wordt ook daar
bespeurd. Een levendig protest liet zich in de Vlaam-
sche bladen hooren. 't Bleek echter, dat men zich te vroeg
boos gemaakt had, daar de kroon in een Belgische werk
plaats wordt vervaardigd.
Een Engelsch blad rigt openlijk de vi'aag tot den
heer Bartholdi, die, zooals men weet, het plan ontworpen
heeft voor het kolossale standbeeld, voorstellende: De
vrijheid, de wereld verlichtendeen bestemd om geplaatst te
worden in de haven van New-York, of hij niet ten
spoedigste een tweede ontwerp in dien geest zou kunnen
leveren, voorstellende: De geregtigheid, de vreemdelingen
w aar schuivende geen appartementen te Parijs te huren, en
welk standbeeld dan tusschen Dover en Calais moest
woi'den opgerigt.
Fijn compliment. Een buitengewoon groot eter
zat op zekeren dag aan een table d'höte en at tot ver
bazing van alle aanwezigen zoo haastig, dat hij zich met
het mes, waarvan hij zich bediende om het vleesch te
verorberen, in den mond sneed.
„Waarde heer," zeide zijn vis-a-vis, „snijd uw mond in
's Hemels naam niet verder open! Als gij die opening nog
grooter zoudt willen maken, zouden wij waarlijk den
hongerdood moeten sterven!"
Benoemingen, enz.
De luit. ter zee 2de kl. D. A. Mensert, dienende aan boord van
het sckvoefstoomschip Zilveren Kruis, wordt met den laalsten dezer
op non-activiteit gesteld.
De luit. ter zee 2de kl. J. II. Bcucker Andrcae en de off. v. gez.
lste kl. W. Littel, behoord hebbende tot het eskader in Oost—Intliü
en respectievelijk den 10 en 14 dezer vandaar teruggekeerd, zijn
met die datums op non-activiteit gesteld.
FranKriJli.
Voor ecnige dagen wierp te Amsterdam een man zijn weder
helft uit het raam. Ook in dit opzigt blijkt er als altijd „baas
boven baas" te zijn, want gepasseerde week heeft te Parijs
een echtgenoot eerst zijn schoonvader van de trappen ge
worpen, en toen op het geschreeuw van „moord! moord!"
de politie aankwam, gooide de dolzinnige zijn vrouw liet
venster uit. Zij werd nog gelukkig door de agenten
opgevangen, en kwam met een hevigen schok vrij. De
dader, hoewel hij zich met een revolver verdedigde, was
echter spoedig in handen der openbare magt.
Den 25 dezer zal te Parijs een Congres worden
gehouden tot het bespreken van het lot der vrouwen.
Het Dagblad verneemt, dat de heer van Houten en mej.
Krüseman tot gedelegeerden zijn benoemd.
Bngelana.
De Koningin heeft aan Lord Beaconsfield de orde
van den Kouseband verleend. De plechtigheid der opneming
in de orde had dezen ochtend te Osborne plaats.
Door markies Hartington zal Donderdag a. s. in het
Lagerhuis de volgende motie voorgesteld worden: „Terwijl
het Huis met voldoening heeft vernomen, dat door den
vrede van Berlijn aan de Oostersche verwikkelingen een
einde werd gemaakt, zonder dat men op nieuw tot de
wapenen toevlugt moest nemen, en zich over de uitbrei
ding van de vrijheid en zelfregering tot eenige volks
stammen van Europeesch-Turkije veiheugt, betreurt het:
1. dat niet beter gelet is geworden op de aanspraken van
Griekenland en van de Grieksche onderdanen der Porte;
2. dat door de overname van den waarborg van de onge
schondenheid der gewesten, die in Azië grondgebied der
Porte zijn gebleven, de militaire verpligtingen van Enge
land noodeloos vermeerderd zijn; 3. dat de niet duidelijk
omschreven verpligtingen, welke het Britsche kabinet heeft
op zich genomen met betrekking tot een beter beheer van
die gewesten, aan Engeland een zware vei*antwoordelijkheid
opleggen, zonder dat voldoende middelen zijn aangewezen
om de vervulling van die taak te verzekeren; en 4. dat
de regering die verpligtingen en die verantwoordelijkheid
op zich genomen heeft zonder voorkennis van het Parle
ment." Hoogstwaarschijnlijk zal de discussie over deze
motie eenige avonden en nachten duren en op de verwer
ping of de inti*ekking er van uitloopen.
Eene vreeselijke moordgeschiedenis, die aan Troppmann
herinnert, heeft Wallis met schrik vervuld.
Een jongen ging eene boodschap doen op de onaanzien
lijke hoeve van een landbouwer, Watkin geheeten. Toen
hij het tuintje doorging vond hij het lijk van den landbouwer
en op weinige schreden afstand dat van diens vrouw.
De jongen liep dadelijk terug en haalde zijne moeder, die
bij den treurigen aanblik in zwijin viel. Toen zij bijkwam,
riep zij de hulp der buren in, die onmiddellijk de politie
waarscliuwden. Men had aanvankelijk geene aandacht
geschonken aan de woning; eerst toen een zware rook
uit de bovenvensters oprees, ijlde een der bui-en den trap
op naar boven. Daar werd lucht gemaakt en de rook
vond een uitweg, terwijl de brand van weinig beteekenis
scheen te zijn geweest. Op de slaapkamer vond men echter
de drie kinderen van de vermoorden insgelijks omgebi-agt.
Een jongetje lag vermoord onder het bed. Twee meisjes
werden gevonden met allerlei wonden, afgesneden hals en
deerlijk gebrand.
Aanvankelijk begreep men niet, wie de misdaad kon
begaan hebben; de vader en moeder waren eveneens ge
vonden met eene diepe snede in den hals, en daar alles in
de kleine benedenkamer overhoop lag, kon men aan eene