IIELDERSOHE
EN NIEUWEDIEPËR COURANT.
1878. N°. 93.
Jaargang36.
Zondag 4 Augustus.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
„W ij liuldigeu
het goed e."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 1.30.
nu franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 163.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cent9,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indie.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
De BURGEMEESTER der gemeente ANNA
PAULOVVNA maakt bekend, dat de VO LJA.I IIS-
PATEIBTMiADEHT, voor liet dienstjaar 1878/79, aan de
Secretarie der gemeente te bekomen zijn van MAANDAG
5 AUGUSTUS tot WOENSDAG 14 AUGUSTUS e. k.,
van des morgens 9 tot 1 uur, den invallenden Zondag
uitgezonderd.
Anna Paulowna, den 3 Augustus 1878.
De Burgemeester voornoemd,
C. E. PERK.
HELDER en NIEUWEDIEP, 3 Augustus.
Het stoffelijk overschot van den Zweedschen adelborst
Schütz werd gisteren met militaire honneurs ter aarde
besteld. Zijn vrienden aan boord van de Saga hebben de
lieve attentie gehad, om door tusschenkomst van den consul,
te zorgen dat de kist bedekt was met bloemen. Onder ben
die den droeven togt grafwaarts meemaakten, merkten we o. a.
op den bijna herstelden cadet von Arbin.
Heden middag ten 12 u. 41 m. arriveerde alhier
de 25ste compagnie vesting-artillerie uit Breda, onder
kommando van den lsten luitenant B. E. van Tubergen.
Deze compagnie zal deelnemen aan de oefeningen met
bet vesting-geschut alhier.
De lieer II. Peltzer, eerstaanwezend officier van
gezondheid alhier, is bestemd om aan de najaarsmanoeuvres
in Sept. e. k. deel te nemen, als chef van de genees
kundige dienst bij de tweede brigade.
De heer A. II, van Doorn, militair-apotheker bij
liet garnizoen alhier, heeft te Amsterdam met goed gevolg
liet examen afgelegd voor militair-apotheker 2de klasse.
Aan een particulier schrijven uit Batavia ontleenen
wij het volgende:
//Eindelijk is onze reis met het ramtoreuschip Koning
der Nederlanden volbragt. Den 4 Mei kwamen we te
Atsjin en hadden toen 48 stoomdagen, zoodat bij geen
gebrekltigen toestand der voortstuwers de reis aanmerkelijk
korter zou geweest zijn. Te Atsjin vertoefden we twee
i)
,LUKNE-IIO 3?V'
door MAGDALENE THOÜESEN.
Uit den breeden hoofdfjord liep een lange, smalle zijarm, die
om zoo te zeggen door de rotsen scheen heen te boren en na ein-
dclooze bochten en krommingen daartusschen verdween. Ilooge
bergtoppen verhieven zich aan beide kanten en wierpen hunne
donkere, zware schaduwen op het stille water; en terwijl de storm
daarbuiten de uitgestrekte watervlakte van den fjord tot met schuim
gekroonde baren opzweepte en de bruischeude wateren met onstuimig
geweld tegen de rotsen wierp, waar met donderend geraas de
golven braken, uiteenspatten en in millioenen droppelen verstoven,
lag daar de snelle donkere zijtak in ongestoorde kalmte tusschen
de rotsen. Op dezen met steenblokken omlijsten spiegel dreven de
golven nooit baar overmoedig spel; maar stil en rustig droomde de
vredige diepte, slechts nu en dan zachtkens glimlachend, als de
sehalksche wind bij zijn liefdegroet er dartelend overheen zweefde.
Volgde men den nauweu fjordarm, waar hij zich zoo tusschen de
afgebrokkelde bergtoppen, tusschen klippen en steenhoopen door
wrong, dan breidde na tal van krommingen het smalle vaarwater
zich weder uit, zoodat zijn heldere spiegel des hemels zonnig
blauwen glans lachend weerkaatste. Dan weken ook de bergen
terug en maakten ze plaats voor een oever, waarop zich bebouwde
velden en tuinen vertoonden, die, te midden van deze stugge rots
streek verloren, meer een weemoedigen dan een opwekkenden indruk
bij den besehouwer teweegbrachten. Nog verder binnen het gebied
der bergen werd de vlakte uitgebreider, de velden en weilanden en
tuinen grooter en beter bebouwd, en de omgeving vriendelijker.
Want tal van liefelijke beekjes huppelden van de bergen af het
dal in, over rotsen en steenen, en mengden hun zilverschoon water
met het even heldere kristal van den fjord. Waar deze hemelhooge
rotswanden eiudelijk een grens gesteld hadden, lagen groenende
landerijen en eene groote, welbebouwde hoeve, met een menigte
kleine bijgebouwtjes naar ouden Noorweegschen trant er omheen.
De hoeve heette Lukne, de naam van den eigenaar was Lars;
dikwijls werd hij ook wel de Luknc-man geheeten, en soms, heel
vertrouwelijk, Lukne-maat: maar wenschte iemand op den Lukne-
hof eens bijzonder goed ontvangen te worden, dan zei hij lachend
„Lars Björn" f) goeden dag. Want in dat geval was de gast er
tamelijk zeker van, als antwoord een glimlach en een kruik van
het beste, op Luknehof gebrouwen bier te bekomen. Die drie
bijnamen had Lars zich op verschillende wijzen verworven: de
Lukne-man werd hij genoemd op grond van zijn eigendomsrecht;
Luknc-maat als herinnering aan den tijd, toen hij als een arme
jongen op het goed diende. Later had hij toen de erfdochter der
dagen, stoomden toen langzaam de kust van Sumatra langs
i en vertrokken, na een verblijf van acht dagen te Penang,
I naar Singapore, waar de gebogen schroefbladen werden
afgenomen en door nieuwe vervangen. We bleven ongeveer
3 weken te Singapore, omdat we op hoogen waterstand
moesten wachten om in liet dok te komen. Het stoomschip
4de klasse Banda lag mede aldaar te repareren. Op reis
naar Batavia bezochten we vervolgens Riouw en Muntok;
verder bleven we een dag bij den vuurtoren „de Noord
wachter" ten anker, stoomden van daar naar het eiland
Amsterdam, waar een nieuw dok wordt gemaakt en eindelijk
naar Batavia. Op deze reis maakten we slechts 5 mijlen
per wacht. Thans wordt het schip gereed gemaakt voor
een bezoek van den bevelhebber der zeemagt.
Te Singapore heb ik gezien de Khedive, bet stoomschip,
dat met de Voorwaarts in aanvaring is geweest. Het schip
is vreeselijk gehavend; een klein gedeelte, het bovenste
van den voorsteven, is regt gebleven; het overige was
ongeveer 1 M. zijwaarts uitgezet, terwijl men door het
daardoor ontstane gat kon in- en uitloopen. Het schip
dreef op bet voorste waterdigte schot; ware dat er niet
geweest, liet zou onvermijdelijk zijn gezonken. Het is een
j groot gevaarte, ik zou bijna zoggen, grooter dan de Voor-
waarts. De Khedive staat nu in het drooge dok om
j gerepareerd te worden. Een gek schouwspel is het een J
schip te zien met zoo'n scheef gezigt."
j De Staatscourant bevat de bij koninklijk besluit goed- j
gekeurde statuten der vereeniging Mirjam, gevestigd te
Amsterdam, ten doel hebbende: de christelijke opvoeding
en verpleging overeenkomstig de Heilige Schrift van zoo
danige kinderen, die bij politie-maatregel zouden worden
ondergebragt. Zij wil deze onder haar opzigt uitbesteden
in gezinnen of gestichten, of zoo noodig in een eigen ge
sticht opnemen.
De vereeniging wordt aangegaan voor den tijd van 29 jaren.
Leden der vereeniging zijn de bestuurders, en voorts
allen, die door eene minimum contributie of aanbrenging
van drie gulden 'sjaars of van eene gift in ééns ad vijftig
gulden minstens, toonen, dat zij, overtuigd van de nood
zakelijkheid van den arbeid, en instemmende met deze
statuten, zich daarvoor dienstbaar stellen.
Ejord golf, of inham der s
f) Björn beer
Het bestuur bestaat uit negen leden, zijnde voor het
tegenwoordige de heerendr. G. J. Vos Az., predikant te
Amsterdam; J. J. Grevers, chir.-dëntiste aldaar; J. J.
Glinderman, ingenieur aldaar; J'. C. Proes, koopman aldaar;
mr. A. R. Falck, advocaat te Utrecht; J. J. Verbrugh Hz.,
rentenier aldaar; J. Wolbers, letterkundige aldaar; W.
van Loon, rentenier aldaar; II. Pierson, directeur der
Heldring-gestichten te Zetten.
Z. M. de Koning is gisteren namiddag om vijf uur
uit het buitenland op het Loo teruggekeerd.
- Een van onze parlementaire veteranen, mr. G. üumbar,
vroeger lid van de Tweede Kamer, in den laatsten tijd
van de Eerste Kamer der Sta ten-Generaal voor Overijssel,
is jl. Donderdag te 's Hage overleden.
Zestal te Alkmaar: Yran der Hagt, te Genemuiden;
van der Horst, te Gorkum; Hoogerliuizen, te Steenwijk;
Schouw Santvoort, te Leiderdorp; Couyee, te Zeist; Roze-
rneijer, te Middelburg. Drietal: van der Hagt, Schouw
Santvoort, Rozemeijer.
Benoemd tot hoofdonderwijzer te Leiden de heer II.
C. van der Heyden, hoofdonderwijzer te Beemster.
De haven van Urk wordt verbeterd; 40 arbeiders
zijn daarmede bezig. Tegen 1 Sept. hoopt men gereed te
zijn. Urk -zal alsdan een uitmuntende haven hebben.
Den 24 Aug. a. s. zal te Castricum een wedstrijd
voor staande honden gehouden worden, door de Neder-
landsche Jagivereeniging Nimrod georganiseerd. Daar de
zaak in ons land geheel nieuw is, laten wij, om er een
denkbeeld van te geven, hier de voornaamste bepalingen
van het reglement volgen:
De jagtgeregtigden van het terrein, waai' de wedstrijd
zal plaats hebben, bepalen, in overleg met de jury, op
welke wijze het veld zal afgezocht worden.
Door loting zal bepaald worden, welke honden te zamen
zoeken. Zij loopen steeds twee aan twee. De hond, die
van beiden liet hoogste nommer trekt, moet regts, en de
andere links geleid worden.
De winners van de eerste serie loopen wederom te zamen,
en zoo voorts, totdat eindelijk één hond overblijft, die den
eersten prijs wint.
Vervolgens wordt om den tweeden prijs geloopen, door
hoeve, een meisje van twintig jaren, ten huwelijk gevraagd en was
hij na den dood haars vaders de eenige en onbetwiste eigenaar
van het landgoed geworden. Den naam Björn had hij aan de
volgende heldendaad te danken. Een groote beer had een koe van
den Lukne-hof overvallen, en juist toen het monster zijn tanden
in den rug van het arme dier gezet had, kwam Lars dien kant
uit, bedacht zich zelfs geen oogenblik, maar rukte een p.ial van j
een nabijzijnd bek uit den grond en bewerkte daarmede uit alle l
macht het lichaam van zijn loggen vijand. Deze echter, wien j
eene zoo onhebbelijke behandeling en ruwe stoornis bij den prach-
tigen maaltijd ten hoogste scheen te hebben verbitterd, liet de koe
los en rende met den kop in de hoogte en blazend van woede op
Lars toe. En na weinige oogenblikken volgde er toen een omhel
zing, welke levendig aan die- van de beruchte ijzeren „Maagd" der
middeneeuwen herinnerde.
Lars, die tot dusver alleen de omhelzing zijner bruid had leeren
kennen, zou nooit gedacht hebben dat twee armen in staat waren
een zoo doodelijk vasten druk uit te oefenen; en de beer scheen
er bij zijn aanval niets van bemerkt te hebben, dit tusschen zijn
borst en die van den moedigen jongman zicli een goed stuk staal
bevond; anders had hij zeker wel wat minder stevig gedrukt.
Want toen de beer onder een verschrikkelijk gebrul Lars eindelijk
losliet, had diens voortreffelijk mes den dikken bruinen pels door
boord en stak hij het den beer diep in 't hart.
Het was een korte, wanhopige strijd, een worsteling op leven en
dood geweest. Toen de beer met de doodelijke wonde op den
grond rolde, viel naast hem ook Lars bloedend en bewusteloos
neder en lag hij daar lang, heel lang, zonder hulp. Toen er echter
eindelijk menschen bijkwamen, bleek uit de talrijke ernstige wonden,
die Lars bij dit zaakje opgeloopen had, dat de klauwen vau den
beer op het punt gestaan hadden om de levensbron van den jong
man te openen op een plaats, waar de bloedstroom niet -meer ge
stelpt had kunnen worden; en dat slechts een koene, welberekende
handgreep, of misschien ook wel het geluk, het scherpe staal be
stuurd had. Zoo eindigde de verwoede strijd, maar niet eer en
blijdschap, en anderhalf jaar daarna was de Lukue-raaat een
Lukne-m a n geworden.
Lars leefde gelukkig met zijne vrouwhij was met alles tevreden,
en ofschoon het huwelijk kinderloos bleef, wist hij zich daar toch
kalm in te schikken. „Hij gaf volstrekt niets om kinderen," be
weerde hij, en hield Jiet er voor „dat dan ook waarschijnlijk om
die reden God hem geen kinderen schonk." Maar God dacht
daar toch anders over dan Lars Björn, en twaalf jaren na den
bruiloftsdag beviel zijn vrouw van een tweeling, twee sterke jongens,
die hun moeder alle levenskracht ontnomen schenen te hebben,
want zij stierf eenige dagen na hun geboorte; zij sluimerde zacht
en vredig inhet licht haars levens stierf weg, zooals een lamp
uitgaat uit gebrek aan voedsel.
De dood zijner vrouw oefende op Lars een merkwaardigen invloed
uit: als op eenmaal overviel hem zwaar en drukkend een groote,
nijpende zorg, die hij evenmin van z.ich af kon werpen als hij in
staat was ze te dragen: maar die invloed en de uitwerking er van
waren van zoo bijzonderen aard en openbaarden zich op zulk een
terugstootende wijze, dat niemand het geringste medelijden met
Lars kon hebben. De slag trof hem geheel onverwacht. Hoe kwam
het toch, dat zijne vrouw, toen het ergste voorbij was, zoo stil
bleef liggen en al bleeker en bleekcr werd, totdat zij eindelijk alle
levenskleur verloren had? "Wat wilde zijne vrouw daarmede zeggen,
dat zij zich eensklaps oprichtte in bed en hem zoo sterk en na
drukkelijk aanzag, alsof zij hem met dien blik eene eeuwige herin
nering in de ziel wilde brandeneene laatste, hoog ernstige
waarschuwing, dat hij in het vervolg zijn onbuigzaam gemoed zou
beheerschen; een vreeselijk, nadrukkelijk: tot hiertoe en niet verder!
En wat moe3t het beteekeuen, dat de vrouw daarna op haar
legcrsteê terugviel, gelijk een in de wortels getroffen boom op den
grond valt, en dat toen diezelfde waarschuwende oogen hem nog
zoo ijzig koud aanstaarden, zoo akelig, dat het Lars door merg en
been ging als een koorlsige huivering en liij zich aan het bed
moest vasthouden, om niet neer te zinken? Was dat de dood?
Zijne vrouw dood? En dat zoo zonder veel omslag?! Ja, zonder
voorafgaande waarschuwing had een hoogerc niaclit zich in zijn
kalm, onbezorgd leven gemengd en hem toegeroepen Zoo, Lars
Björn, beproef het nu eens een poos alleen.
Ja, zijne vrouw was werkelijk gestorven; twee oogen, die over
hem en over al zijn onrust de wacht hadden gehouden, waren voor
eeuwig gesloten. Toen was het op eenmaal met al zijn trots en
lierheid gedaan. Want hij was tot hiertoe altijd gewoon geweest,
zioh te laten leidende magere handen, welke naar landsgebruik
over de borst zijner vrouw als tot een laatste gebo.d waren saam-
gevouwen, die handen hadden Lars zacht en liefdevol door het
leven geleid; z.ij waren zijn steunstels geweest.
„God ca Vader, heeft hij zijn verstand verloren?" fluisterde het
dienstvolk, toen Lars razend van smart huilde als een aangeschoten
wolf. Zou de woeste wanhoop, die in hem woedde en stormde,
geen zelfmoordenaar van hem maken, dan moest hij voor zijne
vertwijfeling en zijn mateloos verdriet een bliksemafleider zoeken.
Zoo raasde hij dan tegen al wat levend en levenloos was, totdat
iedereen vermeed in zijn nabijheid te komen. En zoo zat hij dan
dagen achtereen aan het einde van een lange tafel en tuurden zijne
met bloed beloopen oogen strak en doelloos in de ruimte. Van tijd
tot tijd sloop dan schuchter een der dienstmeisjes binnen, om hem
eten en bier te brengen. Doch Lars wilde elcu noch drinken.
„Daar zult ge zelf het slechtst bij varen, fluisterde het mèisje
bloode voor zich heen en repte zich haastig weder de deur uit.
Zoo was dan zijn eenig gezelschap een groote paardenvlieg, die
voortdurend niet haar dikken kop brommend tegen de vensterruiten
bonsde en in hare stijfhoofdigheid Lars Björn geleek, daar zij
evenals hij niet begreep, waarom zij niet juist daar er uit komen
kon, waar zij wilde.
Wordt vervolgd