HELDIÜRSOIIE
P NIËUWElUEPEIt (OIRAVT.
1878. N°. 101.
Vrijdag 23 Augustus.
Jaargang 36.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
„W ij huldigen
li e t goed e."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalƒ1.30.
na franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 163.
Prijs der Advertentxën: Van 11 regels CO Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-ïmlië.
Laatste Uiting 's avonds 6 uur.
HELDER en NIEUWEDIEP, 22 Augustus.
Met den middagtrein is gisteren hier aangekomen
de kolonel J. Frankamp, kommandant van de Vide afdee-
ling vesting-artillei'ie, vergezeld van den majoor Mazel,
teneinde eene inspectie te houden over het personeel en het
materieel van dat wapen in deze vesting.
Van het hier garnizoen houdend bataillon van het
7de reg. infanterie vertrekken de 1ste, 2de en 3de compagnie
eerstdaags naar Loosduinen en de 4de en 5de compagnie
naar Scheveningen, tot deelneming aan de manoeuvres.
Wij vernemen, dat de off. van adin. 2de klasse
J. A. Kruyt benoemd is tot consul van Djeddah, ter
vervanging van wijlen den heer Hanegraaff.
Met den volkstrein, die gisteren van hier naar 's llage
en Rotterdam vertrok, werden 1195 reizigers vervoerd.
In het tijdperk van 14 Julij 11. tot 10 dezer zijn,
blijkens ingekomen ambtsberigten, door longziekte aange
tast: in Gelderland 11, in Zuidholland 25, in Noordholland
4, in Friesland 4, totaal 44 runderen. In het vorige tijd
perk van vier weken was dit getal 37 runderen.
Z. K. II. Prins Alexander heeft zich jl. Dingsdag
namiddag met lIDs. adjudant, kapt.-luit. ter zee van Goens,
naar Parijs begeven.
Door de synode der Nederl. Hervormde kerk is jl.
Maandag een beslissing genomen, die van het grootste gewigt
moet geacht worden. Zij heeft in beginsel besloten tot het
vaststellen van bepalitigen, regelende de regten en de be
voegdheid der minderheden in de gemeenten der Nederl.
Herv. kerk. Het doel van dezen maatregel is paal en perk
te stellen aan de overheersching der meerderheid, waarin
na de invoering van het algemeen stemregt. de minderheden
en wel meestal de vrijzinnige minderheden in de
verschillende gemeenten, en met name in de groote steden,
blootstaan.
9)
,L U K. N E! - H O
door MAGDALENE THOBESEN.
(Slot.)
Daar trilde plotseling een scherp, snijdend geluid over liet ijs;
in een langgerekten toon klonk het van oever tot oever, galmend
alsof de zangbodem van een viool sprong. Maar hoe licht en fijn
de toon ook was, tusschen de bergen iu den omtrek werd by
duizendwerf weerkaatst.
„Daar brak het ijs," sprak Aagot huiverend en drukte zich
tegen den jongman aan.
„Hopp!" riep Thor, zag haastig en voorzichtig achter zich om
en trok de teugels aan. Toen zette het paard zich nog eenmaal
in beweging en schudde de manen, maar tegelijkertijd blies het
een wolk uit zijn neusgaten en viel dood neder. De jongman was
in hetzelfde oogenblik uit de slede gesprongen en stond naast het
paard, maar alle hulp kwam te laatHet trouwe dier had bij
den geweldigen ren al de krachten verspild, die het anders wellicht
nog eenige jaren het leven gerekt hadden; zijn loop was nu
geëindigd. Het meisje was er ook bijgekomen en streek met haar
hand liefkozend over den nog dampenden nek van het dier. Haar
moeder had altijd een goed woord gedaan voor het oude paard,
ofschoon het nergens meer toe deugde. Daarom had men den
stranunen viervoeter het genadebrood geschonken. Sedert den dood
liarer moeder had Aagot altijd met bijzondere voorliefde voor liet
oude dier gezorgd, en nu was haar dat tienvoudig vergolden
Aagot boog zich met betraande oogen over het doode paard, en de
jongman stond verslagen en besluiteloos naast haar. Een voor
gevoel van een naderend onheil kwam bij dien aanblik des doods
over hunne zielen, en de bleeke schemering boven de bergen zag
schier hopeloos op hen neer.
Toen eindelijk het morgenrood de nevelen van den nacht ver
dreef, vonden zij den weg die naar de pastorie voerde, en kwamen
zij daar des voormiddags hand in hand aan. Zij ontmoetten bij de
pastorie wel verbaasde gezichten; want het was geen gebruik, een
jongman en een meisje op die wijze tot den predikant te zien
komen, zelfs dan niet, als zij voornemens waren een verbintenis
voor het leven te sluiten. De jongman ging dan meestal voorop
en het meisje bloode en met kleine stapjes achter hem aan. Maar
Thor en Aagot waren ook aan de geopende kaken des doods ont
komen, en nacht en doodsangst hadden hen blind gemaakt voor
alle kleinigheden, waaraan men anders in het gewone leven veel
waarde hecht. Zij waren zich ook bewust, nadat zij een poos later
voor den leeraar verschenen waren, hand in hand, zooals zij geko
men waren, dat- het heilige oogenblik der wijding voor hen de
ingang tot een nieuw leven vol zorg en armoede zijn zou. Maar
zij waren zoo zeker, dat zij in elkander het ware levensgeluk
vinden zouden, dat zij moedig en getroost alle ontberingen tegemoet
zagen. En uit zoodanigen moed kiemt altijd der hope liefelijk
schoone bloem.
Dat alles overlegden zij met elkander en zij dachten er nog veel
meer over na, hoe het met den nachtelijken ijstocht der broeders
wel zou afgeloopen zijn en hoe thans op Lukne-hof de zaken wel
„Een vraag ter overweging. Denkt niemand aan
landverhuizing op min of meer groote schaal, bijv. naar
België wanneer de tyrannieke onderwijswet doorgaat? Ter
bespreking adresseere men zich, onder het No. dezes, bureel
de Standaard."
Deze advertentie leest men in de Standaard. Het daar
in uitgedrukte denkbeeld is nog zoo verwerpelijk niet en
misschien wel geïnspireerd door het voorbeeld van den
heer Abraham Kuyper, gesteld dat deze agitator wegblijft.
Wij zouden den gemoedsbezwaarden intusschen aanraden
niet naar België waar thans ook een liberaal ministerie
aan het bewind is maar b. v. naar Amerika te verhuizen.
Dit heeft twee voordeelen: Amerika is het traditionele
oord der landverhuizing en het is ver weg. (Arnh. Crt.)
Beroepen te Schiedam ds. E. A. G. van Iloogen-
huijze, predikant te Steenwijk.
Aangenomen het beroep naar Warmcnhuizen deor
ds. M. J. Adriani, pred. te Brouwershaven.
Voor de Friesch-Noordhollandsche Stoombootmaat
schappij, gevestigd te Leeuwarden, wordt eene nieuwe
schroefstoomboot vervaardigd aan de werf der scheeps
bouwmeesters J. K. Smit, te Krimpen a/d Lek, en de
machine (Compound systeem) van 20 paardenkracht met
ketel van 24 paardenkracht aan de fabriek van Gebr. van
der Schuijt, te Rotterdam.
Aan de harddraverij te Schagerbrug in de Zijpe,
namen zes paarden deelde prijs bestaande in een porseleinen
servies met vergulde randen, werd gewonnen' door de
blaauwe bles van den heer C. de Wit Az., wonende in de
Zijpe, bereden door zijn zoon; de premie een dito chocolade
ketel met twee dito broodbakken, door de zwarte bles
van den heer Jan Geel, bereden door den eigenaar, mede
aldaar woonachtig.
De afdeeling Waard en Groet der Hollandsche Maat
schappij van Landbouw heeft besloten, de pogingen van den
heer II, J. G. Blauwkuip, gewezen hulponderwijzer te
Nieuwe Niedorp, om in den volgenden winter een cursus
in de landbouwkunde te geven, ten krachtigste te onder
stonden. Maar eerst den volgenden dag kwam er lijding.
De jongelieden waren niet op de hoeve teruggekomen. Niemand
wist waar zij gebleven waren. Het hielp Lars Björn niet, dal hij
de kussens om zieh heen wierp en aan het bedstroo trokdat zijne
met bloed beloopen oogen iedereen aanstaarden die in zijne nabij
heid kwam: hij kreeg geen ander bescheid dan dat het beste paard
en de beste slede tegelijk met Aamund en Niels verdwenen waren.
Verder lag er een zware, donkere sluier over het gebeurde.
Die fijne, klinkende ijsbreuk, die Thor en Aagot gehoord hadden,
scheidde niet alleen oever van oever, zij scheidde ook den winter
van de lente; en na de eerste stormachtige lentedagen begon het
ijs overal te verdwijnen. En toen de wind weder vrijuit over de
vrijgeworden golven van den fjord blies, toen spoelden deze de
lijken van Aamund en Niels, die elkaar arm in arm vast omslren-
geld hielden, naar den oever. En niemand vermocht den verstijfden
doodsgreep der broeders los te maken.
Dus juist daar, waar het arme, door schrik voortgejaagde oude
paard Aagot en Thor met gemak voortgedragen had over de gapende
muilen des doods, daar waren in hun razende woede de broeders
met het zware paard reddeloos vergaan. En de dood had met alle
drie een .kort, woest, nachtelijk feest gehouden.
Hoe liet zich de onlosmakelijke doodsomhelzing der beide broeders
verklaren? Was zij het bewijs eener plotselinge verzoening in het
laatste oogenblik; of was het een laatste ijverzuchtige kamp, opdat
de een niet het doel zou bereiken, dat de ander moest opgeven?
Er kwam geen antwoord op die vragen. Want het welen en onder
scheiden des levens reikt slechts tot des levens grenzen; de dood
zwijgt over alles wat hij weet.
Van Lukne-hof hoorde men niet veel goeds. De zoons werden
op buitengewoon kostbare wijze ter aarde besteld; het begrafenis
bier was gedronkenmaar het had niet den smaak van een versch
brouwsel; misschien kon het toch nog wel waar zijn dat Lars
Björn van zijn eigen begrafenisbier liad gedronken, zooals hij op
dien avond al schertsend zijn zoons gedreigd had. Nadat de
begrafenis voorbij en er een maand verloopcn was, vertelde het
dienstvolk op Lukne-hof dat Lars Björn in verzet was gekomen
tegen God bij dit ontzettende sterfgeval, geheel op dezelfde wijze
j als bij vroegere gelegenheden.
Aagot had uit de pastorie hem hare groeten laten overbrengen
en hem laten vragen, of zij bij hem zou komen om zijn huishouden
I waar te nemen; maar haar goedgemeende aanbieding was op spot-
tenden toon van de hand gewezen. Dus bleef ze waar ze was. Zoo
j ging de zomer heen en kwam de herfst; regen, storm en mist
j wisselden elkander bij beurten af; de bergen stonden grauw en
beneveld te treuren; en de fjord weerspiegelde dit zwaarmoedige
tafreel in flauwe, onzekere omtrekken.
Op den Lukne-hof zag het er nog treuriger uit: Lars lag
voortdurend te bed, en de verzorging* die hem te beurt viel, was
zoo slecht mogelijk. De lieden deden, hetzij ieder voor zich of
allen gemeenschappelijk, wat hun goeddacht. Lars Björn had
hen zoo lang als honden behandeld; nu wilden zij eens vergelding
oefenen. Was hij niet tevreden met het eten dat hem voorgezet
werd, des te erger voor hem zelf! Want dan bleef het eten tot
steunen. Niet alleen zal zij zelve daartoe een subsidie
verleenen, maar ook aan de gemeentebesturen van Oude
Niedorp, Nieuwe Niedorp en Winkel verzoeken genoemden
onderwijzer met subsidie te ondersteunen.
Ten huize van de Aveduwe Se venhui zen, te Warmcn
huizen, sloeg de bliksem de.vorige week in den schoorsteen,
ontdeed den vuurpot van zijne asch en nam 200 kip-
eijeren van hun plaats, om zo in den gang neder te leggen,
zonder er één te beschadigen, wel een overtuigend bewijs,
dat de wonderen de wereld nog niet uit zijn.
Sedert eenige dagen, zoo meldt men o. a. uit
Potsdam aan het R. Nbld., lieerscht in het anders zoo
stille Potsdam, dat, in weerwil van zijne schitterende
paleizen en reusachtige kazernes, in den regel een stille
en eentoonige plaats is, een ongewone drukte en beweging.
De vreedzame Potsdannners zijn uit hun kalme rust opge
wekt; overal tooit men zich, alles wordt feestelijk versierd,
de oudste spinnewebben worden weggeveegd, balcons en
balustraden krijgen door de tooverachtige werking der
zeep nieuwe friscliheid en helderheid, en bij de vlaggen-
verkoopers worden alle Nederlandsche vlaggen en vaandels,
die beschikbaar zijn, weggehaald. Op aller gelaat is de
spanning te lezen, die door aanstaande groote en gelukkige
gebeurtenissen wordt opgewekt. En inderdaad, in het
bijzonder voor de inwoners van Potsdam, is de bruiloft
van „hunne" Prinses Marie eene groote, eene gelukkige
gebeurtenis, ik had haast gezegd eene familie-aangele
genheid, want tusschen de liooge familie van Prins Frie
drich Karl en de bevolking der tweede residentiestad van
Pr nissen bestaat eene zoo warme vertrouwelijkheid en
wederzijdsche genegenheid, dat men daarbij onwillekeurig
aan iets patriarchaals denken moet. De vader der bruid,
Prins Friedrich Karl, is aan alle Potsdammers persoonlijk
even goed bekend, als ware hij in hunne gezinnen een
oud en geliefd huisvriend. Digt bij Potsdam ligt zijn
prachtig jagtslot Glienicke en het mijlenlange jagtveld,
waar de „roode Prins," zooals Friedrich Karl door het
volk genoemd wordt, zich steeds aan zijne liefhebberij
den volgenden maaltijd staanen had hij er ook dan nog geen
smaak in, dan kwamen er spoedig ongevraagde gasten opdagen,
die niet genoudigd behoefden te worden.
Toen ontwaakte weder de oude ontembare toorn in Lars en hij
vloog woedend op, doch niet meer voor een worsteling met den
beer, maar voor een maehtelooze, heftige jacht op twee ratten, die
elkaar beten, omdat de een den ander niets van den lekkeren
maaltijd gunde. Zij bekommerden zich echter iu het minst niet om
Lars en zijn geschreeuw, en toen hij begon te begrijpen dat hij de
ongure gedierten niet eens bevreesd kon maken, toen voer hem
een ijskoude rilling door merg en beenvoor de eerste maal
in zijn leven begon hem een zonderling gevoel van bangheid en
angst te bekruipen.
Eindelijk werden er over den Lukne-hof zulke onrustbarende en
akelige dingen verteld, dat Aagot het besluit nam, in ieder geval
er heen te gaan, om haren stiefvader de hulp dan desnoods op te
dringen, die hij zoo dringend noodig had.
Het liep tegen den avond toen zij de hoeve bereikte. De scheme
ring begon reeds te vallen, toen Aagot voorzichtig en bevend in
Lars Lukne's slaapkamer trad. Een muffe, dompige lucht kwam
luiar tegemoet en benam haar .bijna den adem. Lars Björn lag
met gesloten oogen en ingevallen trekken op zijn ziekbed, als
een halfdood en toch levend mensch. Want zijn zware ademhaling
bewees dat er nog leven in hem was.
Bij dien aanblik barstte Aagot iu tranen uit en zij verwijderde
voorzichtig een insect, dat op Lars Björn's gezicht rondkroop. Toen
deed Lars zijn oogen wijd open en zag Aagot een poos strak aan,
alsof hij over iets nadacht. En toen langzamerhand zijn geheugen
weer begon te werken, slingerde hij uit zijn geelc oogen weder
den ouden verwoeden blik naar Aagot, balde zijne vuisten en liet
ze zwaar en machteloos op de randen van het bed neervallen.
„Gij hebt mijne zonen gedood!" brulde hij met dofte stem.
Aagot week verschrikt terug. „Ik wilde het beste," zuchtte zij
en gins langzaam naar de deur. Nu echter overviel Lars het volle
bewustzijn van zijn ellendig, hulpeloos bestaan: hij richtte zich, op
zijn handen leunend, halverwege op in bed en staarde Aagot na,
en toen zij de deurklink aanvatte, gaf hij een schreeuw, als het
gehuil van een aangeschoten wolf, die niet meer van zijn plaats
kan komenDaarop viel hij uitgeput en kreunend achterover in
zijn kussens terug en weende. De sterke band, waarmede Lars zich
zelf gebonden had, was nu gebroken, en van dien dag af greep er
eene geheele omkeering met hem plaats.
En zoo bleef Aagot dan waar zij was. De deuren werden open
gezet en de hoeken schoongemaakt; zuiver eten en drinken werd
Lars voorgezet door liefderijke handen, en vriendelijke oogen rustten
zoo lang en aanhoudend op zijne samengeknepen oogleden, tot zij
zich duidelijk openden voor een dankbaren blik. En nu ving er
een stil, vredevol leven aan op den Lukne-hof, een liefdeleven tot
troost en verkwikking der ziele. En Lars lag stil in zijn bed en
nam alles dankbaar aan. Ja, er moest over dit harde, stroeve
karakter een dag van boete komen, dat hij den strijd met den beer
vergat en het brood van zijne eigene tafel als een gave leerde
waardeeren; er moest een groote ongeluksdag over hem komen, zóó