HELDERSCHE EN NIElTWElMEPElt COURANT. Woensdag 4 September. Jaargang36. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. m 1878. N°. 106. „W Ij huldigen het goed e." Verschijnt Dingsdne, Donderdag en Zaturdng namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 1.30. K franco per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: N O L E IV I» L E I X N°. 163. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. HELDER en N1EUWEDIEP, 3 September. De Scliietclub Willem Teil alhier hield jl. Zondag namiddag een schietwedstrijd voor pistool in het fort Admiraal Dirks. De uitslag was als volgt: 1ste prijs de heer F. Sant, met 24 punten; 2de prijs de heer r. J. Lupgens, met 24 punten; 3de prijs de heer Gr. T. von Oterendorp, met 22 punten4de prijs de heer A. W. Driessen, met 21 punten; 5de prijs de heer J. Korporaal, met 20 punten; 0de prijs de heer J. E. de Jongh, met 19 punten; 7de prijs de heer V. de Wit, met 19 punten8ste prijs de heer J. van de Ven, met 19 punten; 9de prijs de heer K. Kikkert, met 18 punten. De rozenprijs werd behaald door den heer F. Sant, na een kamp met den heer P. J. Lupgens. 's Avonds was er feestelijke réunie in Tivoli. Het strijkorchest, onder directie van den heer Schouten, voerde zeer verdienstelijk een Stal muziekstukken uit en oogstte herhaaldelijk den levendigsten bijval in. Daarna werden, onder gepaste toespraken, de prijzen aan de overwinnaars in den schietwedstrijd uitgereikt. Gedurende deze feestelijke bijeenkomst, die, uithoofde van het minder gunstige weder, in de zaal, en niet., zooals men zich had voorgesteld, in den tuin, plaats had, werd een kegelwedstrijd door dames gehouden. De twee daarvoor aangewezen prijzen werden behaald door de dames van Hoolwerff en van Willigen, die, onder daverende toejuichingen, de behaalde bekrooningen ontvingen. De prijzen, in verschillende fraaije voorwerpen bestaande, waren allen geschenken van leden der Vereeniging; bij monde van den president werd voor die schenkingen, namens het bestuur, hartelijk dank gezegd. Na zooveel festiviteiten kon het wel niet anders, of met een zeer geanimeerd bal moest deze bijeenkomst worden besloten. Gisteren morgen vertrok van hier per spoortrein naar 's Hage, om deel te nemen aan de groote manoeuvres en daartoe te Scheveningen en Loosduinen te worden inge kwartierd, het 4de bat. 7de reg. infanterie. De monitors Guinea en Stier, respectivelijk onder bevel van de kapt.-luits. ter zee van der Star en Mac Leod, zijn gisteren naar de Noordzee vertrokken ter deelneming aan de manoeuvres van leger en marine. 6) ILT-OLA. Door MAGDALENA TIIORESEN. {Vervolg.) Als de week eindelijk oin was en de Zondag met zijn rust en zijn stilte kwam, dun zette Kari zich aan haar Zondagswerk. Dit Zondagswerk was het bruidshemd voor Ola. Het hemd was nog altijd niet klaar, schoon Kari er gedurende al die lange jaren eiken Zondag nan genaaid had. En zij arbeidde er vlijtig en onafgebroken aan, hoewel ze wist dat het nooit gebruikt zou worden; zij naaide niettemin zoo vlijtig, als wist ze dat het hemd toch misschien eenmaal een besteraming zou krijgen. Zoo zut zij aan haar tafel, met den bril op haar neus, den vingerhoed aan haar vinger, zachtkens binnensmonds een versje neuriënd, terwijl zij met de fijnste steken den borstlap borduurde. "Vlug ging het werk haar niet van de hand, want hare oogen waren er met de jaren niet sterker op geworden. Maar zij had ook zooveel haast niet zij kon het op haar geraak aanleggenliet werk zou eindelijk toch wel gereed komen. Het meest werkte zij des winters, omdat zij 's zomers nu hier en dan daar zijn moest, waar men haar hulp noodig had. Als dan de sneeuw om het huis dwarrelde eu de wind langs deuren en vensters gierde, alsof hij het oude huis van den grond wilde oplichten en met zich voortdragen iu de wijde wereldals Kari dan het geluid van menschelijke stemmen vernam, die het huilen en loeien van den storm poogden te overschreeuwen, dan luisterde zij en lachte tevreden: het was precies zoo, als toen in vroeger dagen haar Ola zijn geweldige sterke stem verhief en zich boven alle geraas uit deed hooren. Wanneer dan de tijd aanbrak dat Pilt-Ola den berg op kwam hinken naar haar huisje; wanneer zij hem daar zoo zag aankomen, zoo noodlijdend en moedeloos; en wanneer hij, zoodra hij den drempel overschreden had, uitgeput en afgemat neerviel, dan dacht zij niet verder aan het bruidshemd, maar zag ze in Ola slechts een arm, zwak, ellendig mensch voor zich, voor wicn zij zorgde, dien zij verpleegde als een kind. En omdat Ola aan troost en verzor ging behoefte had, daarom zocht hij Kari op. Dan zaten zij uren achtereen bij elkaar en spraken over onver schillige dingenmaar geen van beiden sprak ooit uit wat hij dacht. Want de levensboom, die in hun harten wortelde en die eenmaal in licht en vreugde zoo welig getierd had, was in zijn jonge dagen geknakt geworden; wel bezat hij nog kracht en sap genoeg om 'wilde loten te schieten, maar stam cn kroon zou hij nooit meer vertoonen. Zoo was Knapstad-Knri's en Pilt-Ola's treurig leven geweest. Zij wareu in zekeren zin, schoon Kari haar woord eenmaal terug genomen had, toch altijd nog verloofd. Want hoewel zij gescheiden Yan elkander leefden, dachten zij toch altijd en altijd weêr aan Zr. Ms. stoomschip Marnix, kommandant kapt.-lnit. ter zee G. C. C. Thierens, is eergisteren in dienst gesteld, bestemd om met het Zilveren Kruis en de van Galen de reis naar Oost-Indië te doen, via Kaap de Goede Hoop. Het vertrek van deze bodems is bepaald op p°. October a. s. Het verdere état-major van de Marnix bestaat uit: luit. ter zee 1ste lel. W. baron van Hogendorp, 1ste officier; luits. ter zee 2de kl. J. J. de Bruyne, H. J. Velthuyzen en J. P. van Rossum; adelborsten 1ste kl. J. J. W. H. van der Toorn, H. W. Tydeman, W. Naudin ten Catc en J. W. Termijtelen; off. van gez. 2de kl. J. la Cave, arts; off. van adm. 1ste kl J. C. de Yriese; scheepsklerk P. G. J. van Wijlie. Dezer dagen ,,werd door een Duitsch blad gemeld, dat men den Koning der Nederlanden aan het station te Rheine 120 mark in rekening had gebragt voor eenige consumptie. Naar men ons meldt, was de restauratiehondster in haar regt, daar per telegraaf van een naburig station een diner voor 16 personen besteld was. Te Rheine aangekomen, dineerde de Koning slechts met 3 personen, maar de bedienden gebruikten ook verschil lende zaken, en een hunner zeide, dat de rekening niet moest gespecificeerd worden en alleen moest luidenDiner voor Z. M. den Koning der Nederlanden. Toen later op aanvraag uit Berlijn een gespecificeerde rekening werd ingediend, bleek dat een en ander zeer matig berekend was. Aan anderen dus dan aan de restauratiehoudster de schuld. (N. v. d. D.) Jl. Zaturdag had de plegtige intogt van Prins en Prinses Hendrik te 's Ilage plaats. De hofstad was in feesttooialle rangen en standen der bevolking hadden gewedijverd in het brengen van hulde aan het vorstelijk echtpaar. Plet weder begunstigde echter de feestelijkheden niet, tot niet geringe teleurstelling der inwoners en der tallooze vreemdelingen, die van heinde en ver waren toe gestroomd. Bij aankomst aan het Rijnspoorweg-Station hield de burgemeester der residentie eene toespraak, waarin hij Prins en Prinses Hendrik, namens de IPaagsche burgerij, in warme bewoordingen welkom heette. Juist bij den aanvang van het vertrek van den stoet van het Rijnstation helderde de lucht eenigszins op. Luide toejuichingen deden den heerlijken vroegeren tijd èn doorleefden zoo alle gelukkige uren steeds op nieuw; en dit aandenken, dat beiden heilig hielden, bracht hen weder tot elkander. Zij gevoelden beiden dat zij een zeker recht op elkander bezaten. De verloren hoop en het onbe reikbare ideaal scheidde en verbond ze ook weêr. Op dezen dag had Kari sedert lange jaren voor de eerste maal met Ola over den vervlogen tijd en hun mislukt leven gesproken. Den stoot daartoe had ditmaal het zieke jonge meisje gegeven, dat zij oppaste. Want in haar geloofde zij het beeld van haar eigen jammer te zien. Al de bitterheid, die Kari drupsgewijze ingezogen had, vloeide iri dit oogeublik over, en deed haar hart ineenkrimpen van folterend wee. Nooit had ze in vroeger tijd den ganschen omvang van haar leed zoo helder en duidelijk voor oogen gehad. De man, die daar zoo ellendig en gebogen tegenover haar zat, was niet Ola van Gravseidet, neeu, het was niets meer dan Pilt-Ola! „Ik geloof dat Ola vandaag veel zwakker was dan ik hein ooit vroeger gezien heb," zuchtte Kari toen hij weg was. „Arme man Mocht liet God toch spoedig behagen, hem tot zijnen vrede te doen ingaan!" „Mij dunkt, Kari was niet zoo vriendelijk als anders," sprak Ola bij zich zelf, terwijl hij van Bergslien vertrok. „Och ja, liet is treurig voor haar, maar het is niet beter voor mij. Maar gelijk heeft ze toch," ging hij een poos later voort, toen hij op de berghelling zat en het hoofd naar Vossevangen wendde. „Mijn heele handel is eigenlijk niets anders dan dagdieverij. Die geschie denis is van a tot z onzinWist ik maar raadHoe vreemd Zoo dikwijls als ik daarboven bij haar kom, verbeeld ik me dat Kari nog jong is; liet komt mij altijd in de gedachten, lioe zij zich vuak achter de deur verschool om mij te doen schrikken, en hoe ze dan lachend om mij heen danste als ik eindelijk binnen kwam. Och ja, dat was in oude dagen op Gravseidet was het! Maar zij is nu toch oud en ik ben ook oud, och ja!" En hij loosde een diepen, zwaren zucht. In dit oogenblik daalde de zou achter de bergen en wierp zij een lichtgelen gloed over den westelijken hemel. Een frissche luchtstroom bracht het gedruisch van het marktplein naar de plaats over, waar Ola naar alle kanten zat rond te kijken, alsof hij iets zocht waarmede hij zich kon troosten. Want de moedeloosheid, dien hij bij Kari had medegebracht, had hij ditmaal daar niei achtergelaten, zooals anders het geval was; maar die moedeloosheid was integendeel vermeerderd en versterkt geworden, en een zekere mate van wanhoop had zich van Ola meester gemaakt. Eensklaps hoorde hij een luiden schreeuw, gevolgd door een uitbundig gelach. „Nu gaan daar beneden de poppen aan 't dansen," riep Ola hoofdschuddend, terwijl hij scherper toeluisterde. Weder klonk er een luidruchtig geschreeuw, vermengd met gelach en ander rumoer. „Ik moet toch zien dat ik er eens bijkom," sprak Ola met een zich langs den geheelen wog hooren, zoowel bij het voorbij komen van den Koning als inzonderheid ook bij dat van het jonggehuwde paar. In het paleis des Konings had de ontvangst plaats van Prins en Prinses Hendrik door Prins Frederik, Prinses Marianne, Prins en Prinses von Wied en de leden der hofhoudingen. Zij had het karakter van eene eenvoudige receptie. Het hooge echtpaar begaf zich vervolgens naar lid. paleis in het Voorhout, waar het tot driemaal toe op het balkon verscheen en het gejuich der menigte beant woordde. De illuminatie des avonds, is doorgegaan en, ofschoon hier en daar nog eenig effect werd teweeggebragt, is zij grootendeels, tengevolge van aanhoudenden, geweldigen regen, mislukt. Ondanks de weinig gunstige weersgesteld heid, bezochten de vorstelijke personen in rijtuigen ver schillende deelen der stad, waar zij met de levendigste toejuiching werden begroet. De groote revue, die gisteren ter eere van het huwelijk van Prins en Prinses Hendrik te 's Hage zou plaats hebben, is wegens den doorweekten grond van het Malieveld, niet doorgegaan. Jl. Zondag avond ten 6 ure had in het paleis des Konings het gala-diner plaats ter eere van Prins en Prinses Hendrik der Nederlanden. De discli was aangerigt in de groote en kleine balzaal, die, hoewel met geene buitengewone decoratiën getooid, uit tal van kroonen en candelabres eene schitterende verlichting ontving. De gala-tafels leverden een prachtvollen aanblik te midden van de rijen gasten met hun van goud en zilver blinkenden uniformen en costumes. Met de leden der vorstelijke familie zaten in de eerste parketzaal 75 gasten aan. Ilier was de eeretafel gedekt, waarop prachtige bloemstukken en een kostbaar pièce de milieu prijkten. Z. M. de Koning verscheen aan den disch in de uniform van de Marine, en droeg het grootkruis der Militaire Willemsorde. Ter regterzijde van den koninklijken gastheer waren gezeten Ilds. zuster, de groothertogin van Saksen-Weimar (Prinses Sophia der Ngderlanden) in een wit zijden kleed, versierd met oranje en met een diadeem van schitterende zucht van verlichting, terwijl hij opstond. „Men kan nooit weten, of er niet een zaakje te doen is." „Ho! lio!" klonk een enkele stem boven het geschreeuw uit, alsof er iemand geroepen werd. „Ho! ho!" liep Pilt-Ola, nam een grooten sprong en was in hetzelfde oogenblik als herschapen. Zijn oogen fonkelden; zijn hoofd droeg hij hooger; hij richtte zich op; en alle aarzeling en moedeloosheid schenen van hem geweken te zijn. En het duurde niet lang, of hij hinkte gezwind en lustig op den donkeren bosclnveg voort, dien hij dezen morgen reeds eenmaal betreden had, totdat hij bij de markt kwam. „Dag, Pilt-Ola!" riep hem een heesche stem toe uit een klein troepje halfbeschonkenen, die bij een der houten tenten stonden; „wat heb je daar in die mand?" „Ik heb zieletroost voor u eu voor mij," antwoordde Ola zalvend, terwijl hij zich alvast wat meer naar voren waagde. „Wel zoo! Heb je dat?" riep de ander met een ruwen lach. „Ja, dat slag van troost kon ik misschien ook wel eens noodig hebben, kom eens hier met je korf." „Je moest mijn eigendom met rust laten!" sprak Ola en stootte den boer terug, die reeds zijn handen naar de mand uitstrekte. „Zeg eens, is het waar dat je een liedje van den duivel uit Amerika hebt?" vroeg een lange kwant met lodderige oogen, die, met beide banden in zijn broekzakken, zich met behulp van zijn ellebogen ruim baan tusschen de volksmenigte gemaakt had en nu voor Ola slaan bleef. „Zoover ik weet, ziet de duivel er nergens anders uit dan hier," hernam Pilt-Ola droogjes. „Ja," sprak de ander met allerlei grimassen tot de omstanders, „zoowel de paarde voet als de horens zijn van goud, maar bij ons zijn ze niet anders dan zooals ieder koebeest ze draagt." „Om Godswil! welk een goddeloos gezwets!" riep een oude vrouw, die aan een klein tafeltje drank sclionk. „Nu, je zal er niet van sterven!" spotte een lange, forsch- gebouwde jongman, met een open, door de zon gebruind gelaat.... „Hoe staat het tegenwoordig met je moed, Pilt-Ola?" wendde hij zich daarna tot dezen. „Mij dunkt, dat je daar boven op den berg hebt zitten huilen, hè?" „Ik heb niet veel meer moed dan ik noodig heb, Thore," ant woordde Pilt-Ola vriendelijk, terwijl hij den jongman poogde te ontwijken. „Kom hier en drink eens, dat geeft een mensch moed in 't lijf!" vervolgde de ander en pakte Ola bij den arm. „Ik ben je bovendien vergoeding schuldig, omdat ik je mand van den berg heb afgeschopt." „'t Is wel vriendelijk van je," verklaarde Ola op bedeeSden toon, „maar ik geloof dat ik liever eens verderop zal gaan." „Och wat, verderop!" en de jongman hield hem het glas voor den mond; „daar, drink, oude landlooper! zulk een kostje krijg je

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1878 | | pagina 1