HELDERSCHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
1878. N°. 112.
Woensdag 18 September.
Jaargang36.
Algemeen Nienws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
„W ij huldigen
het goed e."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
uw franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 103.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indië.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
HELDER en NIEUWEDIEP, 17 September.
De luitenant ter zee 1ste klasse C. J. Marinkelle is
benoemd tot ridder der orde van de Eikenkroon. Zijn wij wel
ingelicht dan is deze onderscheiding geschied naar aan
leiding van een nieuw model ziekensloep door voornoemden
luitenant ter zee ontworpen, Op 4 van de ware grootte
trekt dit vaartuig, keurig bewerkt op 's Rijks Marine werf
alhier, ter Parijsche tentoonstelling zeer de attentie.
De sergeant der artillerie B., met eenige manschappen
werkzaam nabij de Oostbatterij, is gisteren door een wagen
beladen met kogels overreden en deerlijk verwond naar de
infirmerie gebragt.
Jl. Zaturdag avond is alhier uit Willemstad aange
komen de 23sto comp. vesting-artillerie, onder kommando
van den kapt. van der Spiegel, met het doel om aan de
schietoefeningen alhier deel te nemen.
Een jong matroos van het escader stal dezen morgen
van een koopman een stuk goed, met het doel om daarvoor
opgepakt en, naar onze berigtgever meldt, uit de dienst
verwijderd te worden.
De vereeniging Gaudiura Inter Nos bereidde jl. Zondag
een feestavond aan hare leden en geïnviteerden. Zij vond
bij de uitvoering van baar plan den noodigen steun bij de
zangvereeniging Cecilia. Feestontboezemingen ter gele
genheid van de verjaring van II. K. H. Prinses Hendrik,
(de eerste in haar nieuw vaderland), voordragten en zang
uitvoeringen wisselden elkaar af. Niet het minst belangrijk
was de feestrede van den president, die herhaaldelijk door
uitvoeringen van het zangkoor werd afgewisseld. Met het
Volkslied werd het programma besloten; de overige tijd
van liet zamenzijn werd aan Terpsichore toegewijd. Do
zaal van Musis Sacrum was voor deze gelegenheid toepas
selijk gedrapeerd.
Holden's Comic Mannikins en groot Marionetten
Theatre wordt in Tivoli verwacht. Ziehier wat het Rott.
Nbl. over dit Theatre schrijft:
„De jeugd moet wel opgetogen zijn over de fijne cleko-
ratiën, de prachtige kostumes waarin de miniatuur akteuvs
en aktrices gekleed zijn en de verrassende toeren, welke
DE OUDJES.
Door ALPIIONSE DAUDET.
„Hebt ge een brief, vader Jacob?" vroeg ik aan mijn ouden
knecht.
„Ja, ja, uit Parijs antwoordde hij!"
Wat was hij grootsch op een brief uit Parijs, die goede vader
Jaeob! Ik niet alzoo; ik had een voorgevoel dal, de edele Parijze-
naar, die zoo onverwacht en zoo vroeg uil de lucht op mijne tafel
viel, mij den ganschen dag zou ophouden; en ik vergiste mij niet.
Oordeel zelf:
Goede vriend! (luidde de brief) je moet me noodig een dienst
bewijzenSluit voor één dag je molen, en ga terstond naar
Eyguières, een groot dorp, drie of vier mijlen van uw huis af;
;eene wandeling! l)aar gekomen vraag je naar het meisjes-weeshuis,
waarnaast je een lage woning ziet, met grijze blinden en een tuiiiije
er achterLoop maar binnen, zonder kloppen, en roep flink uit
de borst: Goeijen morgenik hen de vriend van Maurits! Dan
zult ge een paar oudjes, stokoudjes, uit hunne diepe leuningstoelen
zien opduiken en de armen naar u uitstrekken, en clan moet gij
hen omhelzen, uit mijn naam, hartelijk alsof het de uwe waren
Ga dan bij hen zitten en laat hen praten over mij, over niets dan
mij, en gij zult eens hooren wat al dwaasheden zij uitkramen.
Maar lach er vooral niet om! Niet lagchen, hoor! 't Zijn mijne
grootouders, twee goede zielen, wier oogappel ik ben, en ze hebben
mij in geen tien jaar gezien! Tien jaar, dat is lang; maar ziet ge,
elk heeft zijn trekpleister. Ik heb Parijs, en zij hebben hunne hooge
jaren. Ze zijn te oud om naar mij toe te komen; onderweg zouden
ze er bij neervallen. Gelukkig, beste jongen, dat gij in hunne buurt
woont. Als ze u omhelzen, zullen zij zich eenigszins verbeelden
dat ik het benik plagt hun zoo dikwijls te vertellen van ons
beiden en onze vriendschap."
Die drommelsche vriendschapMaar wat zou ik er aan doen
Een paar vcrwenschingen voor mij heen brommend sloot ik niyu
molen, nam mijn stok en mijn pijp, en toog heen.
liet was zoo wat twee ure toen ik te Eyguières kwam. Daar zag ik de
grijze blinden, enz., en liep binnen, zonder kloppen. Nooit vergeet
ik dien langen gang, zoo koel, zoo frisch, met rooskleurige muren,
verwelkte ruikers op alle paneelen, en aan het uiteinde een ligt
zonneblind, waardoor het groene tuintje u zoo vriendelijk aankeek.
Mij was het, alsof ik bij een ouden baljuw, uit den tijd van Sedaine,
kwam. Links, door eene half opene deur, hoorde men het tikken
eener groote klok en de stem van een schoolkind, druk aan het
lezen„Toen... riep... de... hei... li... ge... I... re... ne... us...
ik... ben... de... TAlt... we... des... IIeE... ren... IK... moet... GE...
ma... i,en... wor... den... door... de... tan... den... de... zer...
die... ren..." Ik sloop naar de deur en keek naar binnen.
In een klein koel vertrek, waar het helle daglicht door zonneblinden
werd getemperd, lag een goedig oud mannetje, één en al rimpels,
zij uitvoeren. Wij, grooten, bewonderden de keurige be
werking der beeldjes, de zuivere vormen der leden, de ge
makkelijkheid waarmede zij zich bewegen.... o neen!, be
wogen worden! In bijzonderheden te treden is onmogelijk,
evenmin als eene beschrijving te geven van de verschillende
sujetten, die ten tooneele gevoerd worden. Het zij men de
kunstvaardige komieke athleet, of de caoutchoucman, de
dronken clown, het keurige magnetische geraamte, de
grappige pacha van Turkije of mama Shipton, die zooveel
te stellen heeft met haar ondeugende bengels van jongens,
ziet werken of de Londensche komieken hun grappen ziet
vertoonen, stof voor bewondering van het geduld en de
bekwaamheid, waarmede mr. Holden zijn troep vervaardigde,
vonden wij in alles en niet minder stof om te lagchen
over de grappen, die vertoond worden."
Benoemd tot hoofdonderwijzer te Oosterblokker de heer
S. Baert, hulponderwijzer bij de gemeente-scholen alhier.
Op de soiree musicalo op het lustslot Soestdijk
hebben zich jl. Zaturdag avond laten hooren de heer Wirtz,
pianist uit 's Ilage en Jane Eyre, een jeugdige Parijsche
zangeres, die heden voor den Koning te 's Hage zal
zingen. De vijvers en het eilandje waren verlicht met
Bengaalsch vuur; het gedenkteeken voor Waterloo met
gas op het oogenblik dat de Koning daar langs kwam.
De jarige Prinses Hendrik ontving ongeveer honderd
telegrammen uit Duitschland en verschillende oorden van
Nederland.
Aan het diner waren ook genoodigd de burgemeestei-s
van Baarn en Soest, alsmede de rentmeester van den Prins.
Aangenomen het beroep naar Alkmaar door ds. LI.
van de ILagt, predikant te Genemuiden.
Prof. Buys Ballot, de waarnemingen omtrent de aard
beving van den 26 Aug., medegedeeld aan het Koninklijk
Nederlandsch Meteorologisch Instituut, opsommende, eindigt
aldus
„Men ziet dat het verschijnsel is gevoeld omstreeks 20 u.
51'. Er zijn wel eenige waarnemingen die een paar minuten
afwijken, maar zij geven geen waarborgen genoeg, dat de
tijd op die plaatsen bekend was.
Naar verschil in tijd door verschillenden afstand kan ik
niet gissen. Men heeft dat meermalen beproefd ook als
zeer sterke schokken op zeer ver verwijderde plaatsen waar-
met open mond en de handen op de knieën, in zijn leunings.oel
te slapen. Aan zijne voeten zittende, las een klein meisje in het
blaauw een groote pelerine en een klapmuts, het costuuru der
weesmeisjes uit een boek, grooter dan zij zelve, het leven van
Sint-Ireneus. Dit wonderlijk verhaal miste zijne uitwerking niet.
De oude in zijn leuningstoel, de vliegen aan de zoldering, de
kanaries in hunne kooi opliet vensterkozijn alles was ingedommeld
en de groote klok ronktetik taktik takNiets waakte er in
dat vertrekje dan een breede lichtstreep, die lijnregt, met schitterende
dwarlendc stofdeeltjes, door de gesloten blinden viel. In die slaperige
omgeving las het kind met een zeker gewigt voort: „Ter... stond...
vje... len... twee... leeü... wen... hem... aan... en... ver... slon...
den... hem."
Op dat oogenblik vertoonde ik mij. De Leeuwen van Sint-Ireneus
zouden, als zij plotseling waren binnengestormd, niet minder ont
steltenis veroorzaakt hebben dan ik. 't Was een ware tlveatercaup.
Het kind gaf een schreeuw, het bock viel, de vliegen en kanaries
ontwaakten, de klok begon te slaan, bet oudje sprong van schrik
overeind en, zelf eenigszins vervaard, bleef ik op den drempel staan
met een uitroep: Goeijen morgen, ik ben de vriend van Maurits!
Toen luid ge ons oudje eens moeten zienMet uitgestrekte armen
kwam hij naar mij toe, omhelsde mij, drukte mij de handen, en
liep toen weer versuft de kamer rond, roepende„Och Ileere
Och HecreAlles lachte wat aan hem was en blozend van
genot stamelde hij: „Wel, mijnheer! wel mijnheer!" tot hij naai
de deur ging en „Mamette" riep.
Na een muizentred in den gang, hoorde ik de deur openen, en
Mamette verscheen. Er was iets liefs aan dat oudje met haar
bruinen rok en haar geborduurden zakdoek, dien zij, naar de ouder-
wetsehe mode, ter eere van mij, in do band hielden wat
heuseh aandoenlijk was zij geleken op elkander! Met een toer
en een muts op, had hij ook Mamette kunnen heeten, maar de ware
Mamette had zeker in haar leven veel geschreid, en was nog ge
rimpelder dan haar man. Ook zij had een weesmeisje in het blaauw
bij zich, eene pleegzuster in miniatuur, die baar nooit verliet. Kan
men zich iets aandoenlijkers voorstellen dan die oudjes, beschermd
door een paar weeskinderen?
Toeu Mamette binnenkwam, wilde zij een diepe dienaresse voor
mij maken, maar op het zeggen van haar man: ,,'t Is de vriend
van Maurits!" bleef zij er in steken. Daar begon zij te beven,
te scbreijen, daar liet zij haar zakdoek vallen en werd rood, nog
rooder dan haar man. Die oudjes! ze hebben nog maar één droppel
bloed in de aderen, cn bij de minste aandoening vliegt hun die
naar de wangen. „Gaauw toch, een stoel!" zei Mamette tot haar
weeskind. „Doe de blinden openriep haar man tot het zijne,
en mij elk bij eene hand nemende, voerden ze mij op een sukkel
drafje naar het venster, dat zij wijd openden, om mij beter te
kunnen bezien. Toen werden de fauteuils bijgeschoven en moest
ik op een vouwstoel tusschen hen in gaan zitten, met de pleegzusters
genomen, maar zelden waren de tijdsbepalingen zoo naauw-
keurig (daartoe komt het op seconden aan), dat deze
slaagden. De duur is verschillend geschat; natuurlijk, daar
dit afhangt van de stilte waarin men verkeerde, de aan
dacht die men aan het een of ander schonk, vooral daar
van, of men stil zat dan wel in beweging was. De
schommelingen schijnen 10 seconden te hebben aangehouden.
Ook is een tweede schok door de waarnemingen van Venlo
cn Nijmegen wel bewezen. Een onderaardsch gerommel is
althans niet sterk geweest in onze streken."
Men schrijft ons uit Callantsoog, dd. 16 dezer:
„Gisteren deed men alhier een proeftogt met de redding
boot. Als gewoonlijk stonden vrij wat menschen van af
de duinen en het strand de boot na te staren. Men stelle
zich de ontsteltenis der toeschouwers voor, toen de boot
op de terugreis onverwachts werd omslagen. Alle roeijers
geraakten daarbij onder het vaartuig. Gelukkig evenwel
wisten eenigen er spoedig van onder uit te komen en
dezen wisten nu de boot te doen kantelen. Drie personen
werden bijna levenloos aan wal gebragt, maar gelukkig
zijn toch alle opvarenden in het leven behouden."
Men schrijft ons van Alkmaar, dd. 16 dezer:
„Heden avond ten 6 ure arriveerden hier met den
spoortrein de leden der liedertafel „Arion," aan welke bij
den wedstrijd op Zaturdag 14 dezer, in het Parklokaal te
Amsterdam gehouden, de 5de prijs is toegewezen. Zij
werden opgewacht door het Stedelijk Muziekkorps, dat hun
onder het uitvoeren van eenige muziekstukken in optogt
door de stad geleidde. Ten half acht ure is er réunie in de zaal
van den heer Switzar, waar zij de te Amsterdairi gezongen
stukken zullen ten gehoore brengen."
De Purmerender harddraverij-vereeniging, waarvan
Z. K. LI. Prins Hendrik der Nederlanden beschermheer is,
hield jl. Zaturdag bij gelegenheid van den verjaardag van
ILDs. gemalin eene harddraverij met paard en sjees. Daaraan
namen deel 26 paarden. De 1ste prijs 12 paar zilveren
lepels en vorken in lederen étui, werd behaald door de
bruine merrie Suzanna, eigenaar de heer Paarlberg, van de
Zijpe, bereden door den heer «T. Koster, van de Bëemstor,
de premie, een marmeren pendule met bronzen groep, door
de Toru zwarte witvoet merrie, van den heer O. Laan,
van Binnenwijzend, bereden door den eigenaar.
in miniatuur achter ons, en bet verboor begon: „Hoe maakt bij't?
Wat doet bij? Waarom komt hij niet? Is hij tevreden?" enz.
uren achtereen,
Ik deed mijn best om te antwoorden. Ik vertelde bun van mijn
vriend alles wat ik wist; en wat ik niet wist, schaamde ik mij niet,
te verzinnen. Dat ik nooit had opgemerkt of zijne vensters wel
goed sloten cn welke kleur zijn behangsel bad, hield ik stipt voor
mij zeiven. „Zijn behangsel...? Groen, jufvrouw! lichtgroen, met
bloemen..."
„Welzoo!" zei bet goede oudje, werkelijk geroerd, en, zich tot
baren man wendende, voegde zij er bij: „'t Is zoo'n beste jongen!"
„Of hij... een beste jongen?" en terwijl ik sprak, hadden ze
onder elkaar van die oogwenkjes, die glimlachjes, die knikjes, zonder
eind; soms ook schoof de man wat digterbij mij, cm te zeggen:
„Spreek wat luider... ze is wat hardhoorig!" en de vrouw: „Wat
luider, alsjeblieft; hij is wat doof...!" Dan verhief ik mijne stem
en beiden dankten mij met een glimlach, in die oude vriendelijke
oogen, die tot in het diepst mijner ziel het beeld van hun klein
kind zochten, herkende ik vol weemoed zelf dat beeld, flaauw,
beneveld, schier ontastbaar, alsof ik mijn vriend mij van verre, door
een nevel, zag toelagchen. Eensklaps sprong de grijsaard in zijn
stoel op en riep; „'t is waar ook, MaraettC, hij heeft mogelijk nog
niet ontbeten!" cn hare armen omhoog hellend, riep Mamette:
„Nog niet ontbeten...!- Henielsche goedheid!"
Ik dacht dat er nog over Maurits gesproken werd, en was op
het punt te antwoorden, dat die beste jongen nooit later dan twaalf
uur aan tafel ging, toen ik merkte dat men het wel degelijk over
mij had, en, o welk ceue opschudding, toen ik bekende, dat mijn
maag ledig was! Terstond moesten de weesmeisjes dekken, met
het beste linnen en het gebloemde servies. „Niet zoo lagchen, en
gaauw wat!" Of zij zich repten? Zij hadden naauwelijks tijd
gehad om drie borden te breken, of het ontbijt stond gereed.
„Een kostelijk maaltje," zei Mamette, mij naar de tafel geleidend,
„'t Is jamnier dat we. niet meêdoen; wij hebben al ontbeten!"
Wat Mamette 'een kostelijk maaltje noemde, was een scheut melk
met wat dadels, en een barquette, een soort van pannekoekkortom
genoeg, om haar en hare kanaries een week lang te voeden. En
denk eens, dat ik alléén dien voorraad verslond! Geen wonder,
dat de kleintjes verontwaardigd fluisterden, elkander aanstootend.
Zelfs de vogels in hunne kooi schenen te denken„Wat een
gulzigaard, hij eet den heelen pannekoek op?"
Werkelijk at ik maar toe, zonder er bij te denken; ik dacht
slechts aan da kalme heldere vertrek, waar eene herinnering aau
den ouden tijd zweefde. Vooral kon ik van twee ledekantjes mijne
oogen niet afwenden. Zij waren niet veel grooter dan wiegen, en
in mijne verbeelding zag ik mijne oudjes bij het aanbreken van
den dag achter de groote gordijnen, met franjes, daar rustig liggen
slapen. Het slaat drie uur, het uur waarop alle oudjes ontwaken.