Eene sinds jaren ongekende slapte van werkzaamheden vindt men tegenwoordig te Amsterdam. In schier alle vakken is dit merkbaar, 't Meest in 't oog loopend is het in de vakken van scheepstimmeren, optuigen en laden. Wat het eerstgenoemde vak betreft, zijn van de 6 a 700 werklieden die van de Iv. N. Marine er buiten gerekend geen honderd man meer aan het werk. Op de grootste werven is tot zelfs de laatste kommandeur bedankt. Op de fabrieken, waar de timmerlieden aan den ijzeren scheeps bouw werken, worden ze bij ploegen van omstreeks 30 man aan den dijk gezet. Voor een Engelsch schip, dat dezer dagen in 't drooge dok is gehaald, om gekalefaterd te worden, waren 50 a 60 man noodig, en er stonden meer dan 400 op de kaai om naar het werk te dingen. De toestand is hopeloos en de vooruitzigten zijn in dit jaargetijde voor duizenden niet bemoedigend. (Werkmansb.) Het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap te Amsterdam is dezer dagen eigenaar geworden van het levensgroote origineele portret van Pieter Dirksz., bijge naamd Langbaert, burgemeester van Edam (geb.l528fl606). Deze burgemeester heeft zijn bekendheid te danken aan zijn practische wijze van weldoen! Hij liet namelijk in 1581 zijn baard die zoo lang was dat hij tot den grond reikte, terwijl het einde in de hand moest genomen worden teif voordeele van het Edammer weeshuis, in verschillende steden van Holland bekijken en haalde daarmede f 200 op. Op het stadhuis te Edam vindt men een navolging (in 1634 geschilderd) van het portret van Langbaert, dat thans in het museum van het Oudheidkundig Genootschap is tentoongesteld. De heer Werumeus Buning geeft in 't jongste noramer van den Spectator weder een van zijn algemeen gewaar deerde litterarische schetsen, waarin hij op zijn eigenaardige wijze en passant een verklaring geeft van een paar scheeps termen, waarvan de juiste beteekenis misschien niet zoo algemeen bekend is als wel eens ondersteld werd. Wij veroorloven ons daarom de vrijheid aan zijn „Nieu- wediep Southampton" het volgende te ontleenen: „Terwijl ik u nu zeg: zoo of zoo laat zijt gij daar of daar, veronderstel ik dat de boot ongeveer 101 mijl loopt, namelijk dat zij in een wacht (d. i. vier uren) een afstand van 10| Duitsclie of geografische mijlen aflegt; mijlen waarvan er vijftien gaan op een graad, en aangezien nu de omtrek der aarde 360 graden 40 millioen 40.000.000 meters is, of 1 graad 111.111 meters, 360 111.111.1 zoo is 1 geografische mijl 7407 meters. 15 Men zegt dus dat een schip één mijl loopt in de wacht, als het in vier uren een afstand aflegt van 7407 meters, of wel, in een uur 1850.8, in een minuut 30.8 of in een halve minuut of 30 seconden 15 4 meters. Omgekeerd kan men nu zeggen: doorloopt een schip in 30 seconden een afstand van 15.4 meters, dan loopt het 1 mijl in de wacht; doorloopt het in 30 seconden 4 X 15.4 meters, dan loopt het 4 mijl in de wacht; 8 X 15-4 meters in 30 seconden, 8 "mijl in de wacht enz. Hierop nu berust het zoogenaamde „loggen," een middel om de vaart van het schip te bepalen door bet water. Men gebruikt daartoe een logplankje, een loglijn en een zand- looper. Men werpt het plankje achteruit overboord en laat de loglijn, waaraan het plankje vast zit, door de hand uitloopen. Hoe harder het schip loopt, hce gaauwer de lijn door de hand glijdt, of, wat hetzelfde isdes te langer in de „Slaap je, Mamette?" „Neeu liefste!" „Is die Maurits geen beste jongen?" „Nu of bij! een beste jongen!" Zoo fantaseerde ik, alleen door het zien van die ledekantjes, een heel gesprek, terwijl aau het andere eind der kamer, vóór de kast, iets zeer gewigtigs voorviel. Van de bovenste plank moest zekere flesck voor den dag komen, een flesch morellen op brandewijn, die sedert tien jaar bestemd was voor Maurits; cn waaryan men mij het eerst wilde laten proeven. Mamette smeekte haar man, toch niet zoo onvoorzigtlg te zijn; maar hij kon zijn lust om zelf de morellen te krijgen niet weerstaan, en op een stoel klimmend, tot haren schrik, trachtte hij een voor hem schier ontoegankelijke hoogte te bereiken. Het was om uit te teekenen zooals het ventje zich trillend opheesch, terwijl de kleine wichten zijn stoel vasthielden en Mamette, achter hem, de armen naar hem uitstrekte. Uit de open kast, met groote stapels geel geworden linnen, stroomde een zachte bergamotgeur. Het was betooverend! Eindelijk, na veel inspanning, gelukte het hem de flesch uit de kast te halen, en tegelijk een oude zilveren kroes, vol bulten, waar uit Maurits, als kind, gedronken had. Ik kreeg dien boordevol Maurits hield zooveel van morellen op brandewijn. En, al schenkend fluisterde zijn grootvader mij in, met een blik alsof hij watertandde „Nu, hoor, je moogt van geluk sprekenmijne vrouw heeft ze klaargemaakt, mijne vrouw! Gij zult eens wat proeven." Jawel, zijne vrouw had ze klaargemaakt, maar zij had de suiker vergeten! Zij werd ook te oud om op alles bedacht te zijn. Hare morellen waren niet te eten, maar ik moest wel. Tot de laatste werkte ik naar binnen, zonder ecu spier van mijn gezigt te ver trekken. Toen het maal genuttigd was, stond ik op om afscheid te nemen. Zij hadden mij nog gaarne wat gehouden om over hun besten jongen te keuvelen, maar de avond viel, de molen was nog ver; ik moest weg. „Mamette, mijn jas!" riep de grootvader; ik -wil meneer een eind wegbrengen." In haar hart vond Mamette het wel wat koel voor hem, om nu nog buiten te gaan, maar zij liet er niets van blijken. Het eenige wat zij zeide, terwijl zij hem zijn jas hielp aantrekken een fraai stuk, donkerbruin, met paarlemoeren knoopen was: ,,Je komt toch niet te laat terug, liè?" waarop hij, schalks lagchend, antwoordde „Hè hc! ik weet niet... misschien!" Toen zagen zij elkander vrolijk aan, en de pleegzusjes lachten, om dat ze hen zagen lagchcn; zelfs de kanaries schaterden op hunne manier. Ronduit gezegd, geloof ik, dat de geur der morellen hen allen wat naar "het hoofd was gestegen. Het was reeds donker, toen wij naar buiten gingen, Maurits grootvader en ik. Zijn weeskind volgde ons van verre, om hem terug te brengen; maar hij zag haar niet, en hij vond het wat deftig, als een groot mensch met mij gearmd te loopen. Stralend van vreugde, stond Mamette in de deur, en, ons naziende, schudde zij telkens met het hoofd, alsof zij wilde zeggen: „Die goede man., hoe aardig... hij kan nog wandelen lijn loopt er in denzelfden tijd uit de hand. Als er nu in 30 seconden (dat men met behulp van den zandloop'er kan zien) een eind uitloopt dat 5 X 15-4: meters lang is, dan besluiten wij daaruit dat het schip in 30 seconden 5 15.4 meter aflegt, of wel, 5 mijl in de wacht loopt. Nu begrijpt gij wel, dat men, als men logt, liever niet icderen keer die lijn met een duimstok gaat uitmeten. Men heeft daarom die loglijn verdeeld in afstanden van 15.4 meters en de helft daarvan, en die gemerkt met dunnere eindjes lijn met knoopen. En nu zegt men niet met een professoriaal gezigt„wij bevinden dat bet schip waarop wij ons thans bevinden in de nu juist vervlogen dertig seconden zooveel maal 15.4 meter heeft afgelegd," maar men zegt: „ik heb gelogd 18 knoopen of 18 mijl." Als u dit laatste nog eens mogt overkomen, feliciteer ik u van harte, want dat komt niet alle dag voor." Uit Haarlem meldt men aan den Standaard, dat het bestuur der Christelijke school voor den werkenden stand aldaar, dezer dagen verblijd werd door een gift van f 40,000. Het N. v. d. D. vestigt de aandacht op den treurigen toestand van vele arbeiderswoningen. Het tehuis van velen uit de arbeidende klasse is ellendig, volstrekt niet geschikt om vader, moeder en kroost gezellig bij elkander te houden, 't Ontbreekt bijna overal aan de noodige ruimte. In liet ééne kleine vertrekje moet gewasschen, gekookt, door de gehecle familie geslapen worden, in 't kort alles verrigt en alles geborgen. En waar naauwelijks plaats is voor vier, daar zijn soms tien en meer menschen geborgen. Kunnen de mannen in de uren van rust daar werkelijk uitrusten en zich, verkwikken, nieuwe krachten opdoen voor den eentoonigen arbeid, waarbij de geest soms geheel niet ingeroepen wordt zijne functiën te vervullen? De gevolgen van dien toestand zijn uithuizigheid van de mannen, die zich in herbergen en kroegen schadeloos stellen voor betgeen zij thuis missen; voorts weinig huiselijke zin bij de vrouwen, en bij de kinderen straat leven, dat door gezonde lucht en beweging van 't ligchaam vergoedt wat de moraal schade lijdt. Een verlichte philantropie heeft er in den laatsten tijd reeds haar werk van gemaakt om betere, ruimere arbeiderswoningen te bouwen. Dat is een liefdewerk, zegt liet N. v. d. D., ook al loont bet zich niet stoffelijk, hetwelk we niet genoeg waardeeren, nooit te veel steunen. Maakt het tehuis van den werkman beter, en vele ziekten naar ziel en ligchaam zullen van zelf genezen worden. Of wij te veel invloed aan liet huisgezin, aan de manier, waarop het woont en 't leven geniet, toeschrijven? Wij hebben hier en daar met eigen oogen ons van de waarheid overtuigd, dat het huis den mensch vormt, verandert en verbetert. Gezien boe met het veroveren van meer ruimte, licht en lucht, er ook ruimer gedacht werd en meer licht en leven kwam in het hoofd en hart van den bewoner; dat huise lijkheid en meer menschelijkheid in 't algemeen, meer zorg voor de toekomst en voor de kinderen, meer levensernst goede vruchten waren van bet pogen dier edele menschen- vrienden, die met belangelooze opofferingen naakten kleedden, hongerigen voedden, maar vóór alle dingen goed huisvestten. Laat men dus niet talmen, maar zich aan liet werk zetten met kracht en ijver. De heer F. Dunkier, inspekteur ter militaire muziek korpsen, is gisteren middag na eene korte ongesteldheid te 's Hage overleden. De muziekuitvoeringen der koninklijke kapel van de grenadiers in den Zoölogischen Tuin zijn ten gevolge van den dood van haren verdienstelijken directeur gestaakt. In de buurtschap Bovenberg, onder Berg-Ambaclit, heeft eene kip dit jaar reeds 4 broedsels kiekens uitgebroeid. Men schrijft aan het U. D., dat de toestand van den minister van Oorlog in de laatste dagen weder aanmerkelijk ongunstiger is geworden, zoodat men vreest, dat liij niet weer als minister zou kunnen optreden. „Reeds zegt de correspondent worden eenige namen genoemd van personen, die als zijn opvolger zouden optreden het meest die van een persoon, wiens optreden men, op grond van antecedenten, liet minst zou verwachten." De Theologische school te Kampen opende jl. Zatur- dag haren nieuwe cursus met 89 studenten, zijnde meer dan in eenig vorig jaar. Uit Friesland's kleistreken meldt men, dat het meeste koolzaad reeds weer gezaaid en op vele plaatsen er ook al boven is. De oogst der haver, boonen, van 't kanariezaad en 't geroote vlas, is belangrijk. Van de winteiaardappelen is gedeelte weg, als door de ziekte aangetast, 't Overige valt meê in kwaliteit maar verbazend af in kwantiteit. Over 't algemeen wordt er eer minder dan meer dan 60 korven van 't pondemaat gerooid. Men leest in de Asser Crt.De jagt is geopend. Bij stil weder en zonneschijn zal er'groote slagting zijn onder het wild op de aarde en in de lucht indien er namelijk veel wild is. De weitasschen der 300 jagers, die in den vroegen morgen in 't landschap uittrokken, zullen antwoord geven op bet raadsel. 0 Ook de jagtavonturen en anecdotes zullen de avonden weder vervrolijken. Er zullen wel oude kennissen bij wezen men denke aan den hoed van Gellert maar in een nieuw pak gestoken kunnen zij wel dienst doen en er komen ook jongeren die luisteren, aan wie ze onbekend zijn en die nog goed geloovig mogen heeten. Zij zijn er niet ongelukkiger om. 't Jagtveld van Borger, waar de hazen en patrijzen onder het bewind van Hollandsclie lieeren zoo gelukkig, zoo uitermate dartel, ja wel eens arrogant waren, is voor den eersten dag verhuurd aan 35 jagers voor 140 gulden. j Voor dit zilver zal veel bloed vergoten worden. Ook Veenhuizen zal misschien een groot moordtooneel worden, waarvan de kolonisten des middags bij hunne ratjetoe kunnen keuvelen ieder in zijne eigene tale. Met den trein van 3g ure zijn jl. Zaturdag reeds gehaarde en gevederde gesneuvelden op reis gegaan naar Parijs, ten einde daar op de tafels tentoongesteld en onmiddellijk gecomsumeerd te worden. Ze zijn er zeer gezien. De Franschman houdt van een fijne heihaas en peuzelt met zekere elegance slechts aan een paar beentjes. John Buil daarentegen hapt maar toe en roept: meer! Van de wildprijzen later. Onze tijd zegt Sieboldia schijnt rijk te zijn aan ontdekkingen op het gebied der koffij. Pas is men tot de kennis gekomen der Liberia-koffij, of er komen berigteu uit Japan dat aldaar, geheel in het binnenland, in weinig bezochte streken een zeer productieve koffijsoort wordt gevonden, die 6 tot 7 graden vorst verdraagt en waarvan de invoer alleszins wenschelijk wordt geacht, omdat men het niet onmogelijk rekent, dat deze soort zal gedijen en productief kan zijn ook in Zuidelijk Europa. Alsof dit niet genoeg is, verklaarde een koffijplanter uit Peru ons dezer dagen aldaar zelf in het bezit te zijn eener door hem ontdekte nieuwe soort, die hij reeds in cultuur heeft, kleinbladerig is, maar wat opbrengst en kwaliteit betreft, de gewone ver achter zich laat. Van deze laatste zijn ons zaden toegezegd. Dresden aldus leest men in de 111. Landw. Zeitung 1878, No. 32 is in ï-ang de derde groote landbouwstad van het vasteland. Jaarlijks heeft daar in het laatst van Jujij eene planten-jaarmarkt plaats, werwaarts zich hande laren uit alle Europeesche Rijken begeven. Jaarlijks worden uit Dresden verzonden 20,000 Rhododendrons, 200,000 Camillia's en 300,000 Azalea's naar alle streken der wereld, terwijl van de genoemde planten voortdurend li millioen exemplaren worden gekweekt. Wij hebben wel eens gelezen, aldus merkt de Landb. Crt. hierbij op, dat Florence de eerste bloemenstad was, en dat daarop moest volgen Gent en daarna Haarlem. Als nu Dresden de derde stad is in dit opzigt, gaat zij dan boven Haarlem? Een ongemeen heftige storm heeft dezer dagen in de omstreken van Napels gewoed. Te Alfragolonie zijn 20 huizen ingestort. Te Monte Vergine geraakte een rijtuig te water en zeven personen verloren het leven. Staten-G-eneraal. Vereenigde zitting der beide Kamers op Maandag den 16 September 1878, tot opening van de gewone vergadering. (Geopend ten 1 ure.) De heer J. A. G. de Vos van Steenwijk, die den voorzitterstoel inneemt, opent, nadat de leden der beide Kamers zich in de zaal, besterad voor de zittingen der Tweede Kamer, vereenigd hebben, tegen half één ure de vergadering en laat een koninklijk besluit vau den 6 September 1878, No. 14, houdende zijne benoeming tot voorzitter der Eerste Kamer gedurende het aanstaande zittingjaar, door den griffier dier Kamer voorlezen. De voorzitter, aan wien dientengevolge, overeenkomstig het voor schrift van art. 103 der grondwet, het bestuur der vergadering is opgedragen, benoemt eene commissie van 18 leden uit de beide Kamers, die Z. M. den Koning bij IlDs. aankomst in het gebouw der Staten-Generaal ontvangen en in- en uitgeleide zal doen. De miuisters, hoofden van ministeriële departementen, de kanse lier der beide Orden eu de leden vau deu Raad vau State vervoe gen zich mede ten 1 ure in de vergaderzaal. Z. M. de Koning, die zich met de Prinsen op de in het pro gramma voor de opening van de vergadering omschrevene wijze uaar het gebouw van de Tweede Kamer begeven heeft, wordt, na een kort tijdsverloop aldaar aangekomen, in de vergaderzaal binnengeleid. Z. M. de Koning plaatst zich op den troon en houdt, terwijl de Prinseu naast HD. gezeten zijn, de volgende openingsrede: „Mijne Heeren! Het verheugt mij bij de opening dezer zitting aan de Staten- Generaal gunstige mededeelingen te kunnen doen aangaande den toestand des lands. Ik waardeer de levendige belangstelling in het geluk van mijnen beminden broeder allenvege betoond cn de ontvangst, door de liefde der natie voor mijn Huis aan zijne gemalin bij hare komst op den Nederlandscheu bodem bereid. Mijne betrekkingen met de buitenlandsche mogendheden zijn van den meest vriendschappelijken aard. Zee- en landmagt onderscheiden zich bij voortduring door ijverige pligtsbetrachting. De inspanning verdient allen lof, waarmede onze krijgslieden in het noorden van Sumatra zich kwijten van hunne moeijelijke taak. De meeste takken van volksbedrijf leveren stof op tot dankbare tevredenheid. Vooral dè landbouw bloeit en verblijdt zich in het vooruitzigt op een mimen oogst. De staat onzer financiën wijst aan, dat het oogenblik gekomen is, om op versterking der Rijksmiddelen ernstig bedacht te zijn. Voorstellen, in dien geest ontworpen, zullen u worden voorgelegd en verband houden met de plannen omtrent eene hervorming der bestaande belastingen, welke wordt voorbereid. Het onderzoek van een wetboek van strafregt is zoover gevorderd, dat de indiening van het ontwerp nog in deze zitting mag worden te gemoet gezien. Op de belangen van het openbaar onderwijs blijft mijne aandacht J aanhoudend gevestigd. Tot uitvoering der wet op het hooger onderwijs en tot invoering der nieuwe wet op het lager ouderwijs zal op uwe medewerking beroep worden gedaan. De algemeene gesteldheid onzer Oost-Indische bezittingen mag bevredigend worden genoemd. Werd de rust elders niet gestoord, de goede verwachting werd niet verwezenlijkt, die in het vorige jaar scheen te mogen worden gekoesterd omtrent den loop der zaken in het noorden van Sumatra. De handhaving van ons gezag aldaar vorderde op nieuw buiten gewone maatregelen. Voor Suriname werd voorloopig de gelegenheid tot het vermeer deren der werkkrachten weder geopend. Zoowel hier te lande als in Nederl.-Indië bragt de weldadigheidszin milde offers tot leniging der ramp, welke het eiland Curaqao getroffen heeft, dat zwaardoor een orkaan werd geteisterd. Wetsontwerpen van verschillenden aard zullen u worden aange boden. Belangrijke werkzaamheden, mijne heeren, wachten u. Mogen uwe beraadslagingen, onder Gods zegen, in het algemeen belang tot gcwenschte uitkomsten leiden. Ik verklaar de gewone vergadering der Staten-Generaal geopend." Z. M. de Koning verlaat na het uitspreken dezer rede, met de Prinsen, begeleid door de commissie, de vergaderzaal, om zich, op - de bepaalde wijze, naar het koninklijk paleis terug te begeven. De voorzitter sluit, nadat de commissie is teruggekeerd, de ver- eenigde zitting der beide Kamers.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1878 | | pagina 2