HËLDERSCHE O NIEtlWGDIEFER (91RAVT. 1878. N°. 133. Woensdag 6 November. Jaargang 36. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. AANBESTEDING. 19) SALVÉ KRISTIANSEN. „W ij huldigen het goed e." Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 1.30. t franco per post - 1.65. Uit g'ever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN N°. 103. Prijs der Advertenticn: Van 14 regels 60 Cciti, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Eiken donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indië. Laatste ligting 's avonds 6 uur. PROVINCIE NOORDHOLLAND. De COMMISSARIS DES KONINGS in de provincie NOORDIIOLLAND, Brengt bij deze ter kennis dat eene wijziging is gebragt in het bestek voor de te bouwen school en bet herstellen van eene onderwijzerswoning te den Hoorn op het eiland Texel, waarvan de aanbesteding alhier zal plaats hebben op den 14 November 1878, en dat van die wijziging, welke alleen betreft de bepaling omtrent den aanvang en de oplevering van het werk, aan de belanghebbenden bij de aanwijzing in loco medodeeling zal worden gedaan. Haarlem, 2 November 1878. De Commissaris des Konings voornoemd, ROÉLL. HELDER en N1EUWEDIEP, 5 November. In de vergadering van ft Nut/ op Vrijdag 8 November e. k., zal de beer Willem Otto, van Amsterdam, als spreker optreden met "zijne novelle Geertemet goud bekroond in een wedstrijd ten vorigen jare te Antwerpen gehouden. De Zangvereeniging Cecilia gaf jl. Zondag avond in Musis Sacrum eene buitengewone vergadering. Een achttal stukken werden uitgevoerd en blijkbaar met genoegen gehoord. Zoowel de uitvoering der koren als der solo's legde getuigenis af van ijverige studie, en het verwondert ons niet dat de concerten van deze Zangvereeniging, die steeds met een bal besloten worden, bestendig gewaardeerd worden door tal van bezoekers. De onlangs vermelde dienst van de stoomschepen der Maatschappij //Nederland-" zal reeds vroeger dan 1 April van IJmuiden aanvangen, vermoedelijk in Febr., namelijk .EEN NOORDSCH VERHAAL, door JONAS LIK. {Vervolg.) Daar het reisseizoen reeds ten einde liep, kwamen de jongelieden overeen, dat hun huwelijk in het volgende voorjaar zou plaats hebben. Salvé vertrok naar Noorwegen, met het voorgevoel dat hij een zeer droevigen winter zou gaan doorbrengen. Bij de gemoedsgesteldheid waarin onze held verkeerde, kon niets noodlottiger voor hem zijn dan de werkeloosheid, waartoe hij ver oordeeld was gedurende de lange maanden dat het ijs de scheepvaart geheel belemmerde. z/Als zij er maar was!" riep hij uit, alsof hij bescherming zocht tegen zichzelf en tegen de gedachten die hij niet van zich af kon zetten, schoon hij er niet mee instemde. Soms kwam de lust bij hem op, haar eens een brief te schrijven maar de vrees dat hij den toestand van zijn hart te veel zou bloot geven, was oorzaak dat hij dit telkens uitstelde. Eindelijk echter kwam het er toe. Zijn brief luidde aldus: „Aan de zeer beminde en zeer geachte juffrouw Elisabeth Raklev. Omtrent de Apollo kan ik u meldeu, dat zij 'op de werf te Selvig Sund ligt, in gezelschap van een menigte andere schepen. Het ijs is hier een voet dik, en, naar het zich laat aanzien, zal het dit jaar eerst heel laat smelten. De brik is niet aan haar lot overgelaten; er is een man op om de wacht te lioudeu, en het tuig is behoorlijk opgeborgen. Maar wat den kapitein van de Apollo betreft, hij is, helaasniet zoo goed bedeeld. Gij hebt hem te Amsterdam gezegd, dat hij uw hart bezat en dat hij het altijd onverdeeld bezeten heeft. Hij wil dat natuurlijk zeer gaarne gelooven, maar hij zou u toch liever bij zich hebben, vóórdat de kabel, waarmee hij vastligt, geheel en al versleten is. Het schijnt dat die arme kabel nog maar aan een paar draadjes lioudt; maar als ik u zien kon, zou hij weer sterk genoeg worden om aan alle stroomingen weerstand te bieden. Gij zult mij mijne zwakheid vergeven, als gij aan de vijf afge- loopen jaren denkt. Ik zeg niet dat het uw schuld is, en ik wil mij niet beter voordoen dan ik ben. Ik heb vertrouwen in u, Elisabeth; ik wenschte wel dat ik evenveel vertrouwen in mij zelve had, maar ik kan er niets aan doen. Als gij dezen brief leest, denk dan ook aan den armen zeeman die hier midden in het ijs zit en vergeet hem niet totdat wij elkaar weerzien. Dat is een geluk, waarvoor ik de helft van mijn bloed zou willen geven als ik het daarmede kon bespoedigen. En nu zeg ik u vaarwel uit den grond van mijn hart; of liever: tot weerziens, en dat God u behoede! Ik noem mij levenslang uw toegenegen en getrouwe Salvé Kristiansen." Die brief kostte Elisabeth meer dan één traan. Zij las hem alle wannepr de gelegenheid tot dokken voor die stoomschepen alsdan te Amsterdam zal geopend zijn. (Hbld.) Bij gelegenheid van den St. Hubertsdag zal door den Vorst van Waldeck-Pyrmont, ter eere van zijn aanstaanden schoonzoon, onzen Koning, een buitengewone jagtpartij worden gegeven, met groot hoornmuziek en al wat verder bij een dergelijke jagt behoort. Iedereen die aan dit feest deelneemt is in antiek jagtcostuum gekleed. Bedankt, voor het beroep naar Utrecht door dr. A. H. de Hartog, predikant te Rotterdam. Jl. Zaturdag hebben te Haarlem voor nuttige hand werken o. a. acte bekomen de dames: E. G. de Buisonjé en J. C. Krug, beiden van hier; P. Hammes, van Andijk; A. M. C. Hanou, van Hoorn. Op 't Oosteinde van Terschelling zijn jl. Vrijdag twee lijken gevonden. Zij waren in vrij gaven toestand; hun beider beeuen waren aaneen gesnoerd. Hunne Meeding kwam overeen met die van Scheveningsche visschers. Uit Hoorn meldt men, dat de afgebrande kerk is verzekerd voor f 175,000 en de toren voor f50,000. Men gelooft, dat spoedig tot den wederopbouw zal overgegaan worden. Op de St. Huberts-markt te Gorinchem waren ongeveer 3800 stuks vee aan de lijn. De Venlo'sclie boot, die er na afloop der markt ruim 100 stuks geladen had, helde bij het wegvaren eenigszins over, waardoor de opperlast naar één kant schoof en een 40tal koeijen met een gedeelte der verschansing in de rivier stortten, alsmede een passa gier over boord sloeg; deze werd echter spoedig gered, doch vijf koeijen, aan elkander gekoppeld, verdwenen in de diepte en zijn niet teruggevonden; de overige koeijen werden na veel inspanning nog levend op den kant gehaald. Van een veeboot sprong een os over boord en was verdronken eer bij opgehaald kon worden. De Ilerv. predikanten-vereeniging hield jl. Donderdag te Utrecht een buitengewone vergadering, die door ongeveer 100 leden werd bijgewoond. Allereerst werd naar het Wag. Weekbl. mededeelt de vraag behandeld, of het op den weg der vereeniging lag om, vooral met het oog op de behoefte aan geloovig kerkelijk liooger onderwijs, naar buiten handelend op te treden. Eindelijk kwam men er toe om eerst de vraag te stellen: op welke wijs kan in die behoefte 't best worden voorzien? Een deel der op de vergadering aanwezigen toonde zich min of meer inge nomen met de voorgenomen oprigting van een nieuwe Gereformeerde faculteit. Een grooter deel echter oordeelde het 't wenschelijkst, dat, provisioneel eerst te Utrecht, private docenten worden aangesteld. Ten slotte viel met nog al groote meerderheid het besluit, om de uitvoering dezer zaak niet van de Herv. predikanten-vereeniging te doen uitgaan, maar van een speciale vereeniging, die zich na 't sluiten der vergadering van de Herv. predikanten- vereeniging terstond ,voorloopig constitueerde. Later zal deze nieuwe vereeniging hare werkzaamheden voortzetten. Van de pogingen gewag makende die herhaaldelijk aangewend worden om ons volksgezang te verbeteren, schrijft de Arnh. Grt. het niet gelukken daarvan in hoofdzaak toe, niet aan gemis van muzikalen aanleg bij ons volk of gebrek aan onderwijs, ook niet aan het gemis van dichtere, die den tact hebben om volksliederen te maken, maar aan ,/de ruwheid in den mond" van de mindere klasse in ons land. Ons volk is van inborst niet verdorvener dan andere volken, maar de rampzalige gewoonte om zich op de grofste wijze te uiten, geeft liet den schijn er van, en vruchteloos zou men zeiken naar een populairen zang, waarvan gedachte, beteekenis en vorm niet onrein of dubbelzinnig zijn. Dit laatste kan de N. Rott. Crt. niet toegeven. Dit blad is van oordeel dat het ons ontbreekt aan dichters die den tact hebben volksliederen te maken en dat daaraan voor een groot gedeelte den treurigen toestand van den volkszang ten onzent moet toegeschreven worden. Omdat het volk te weinig liederen heeft die voor dat volk /gemaakt" werden, deugen van zelf niet, te weinig liederen die dat volk uit het liart zijn geschreven, daarom schrijft het blad behelpt men zich met de rijmelarij, die een welkome melodie zingbaar maakt, en daarom worden op straat zoo dikwerf zedekwetsende of onzinnige woorden gehoord, daarom worden maar altijd dezelfde regels herhaald. avonden vóór dat zij slapen ging nog eens over, en telkens met een geheime wroeging, want zij meende de eenige oorzaak te wezen van de afdwalingen dezer arme ziel, en dat was voor haar een zware beschuldiging. ,/Als ik hem maar eens kon zien!" zuchtte zij nu op haar beurt. Zij iiarzelde een geruimen tijd eer zij hem antwoordde, daar zij van briefschrijven nooit goed slag had kunnen krijgen. Eindelijk hield de behoefte om te schrijven de overhand; en nadat zij herhaalde malen op een nieuw stuk papier begonnen was, bracht zij de volgende regels op schrift: „Aan mijn minnaar Salvé Kristiansen. Stel uw vertrouwen op God, en, na Hem, op mij, die u oprecht en van ganscher harte liefheb. Elisabeth Raklev, en met het voorjaar, Elisabeth Kristiansen." Zij vouwde dien brief dicht, liet er door een der zoons van d en heer Buijvens het adres op zetten en ging het gewichtige stuk, veiligheidshalve, zelf op de post brengen. Groot was de verbazing van Salvó bij de ontvangst van deze missive. Hij begreep terstond de herkomst van den brief, maar het duurde een gcheelen dag eer hij hem durfde openen, uit vrees dat zij het ;,af" wilde maken. Welk een vreugde toeu hij eindelijk het ouweltje voorzichtig had weggekniptHij kuste het gezegende papier verscheidene malen en sloot het zorgvuldig in zijn brieventasch. Hij koesterde niet den minsten twijfel meer over zijn geluk sedert hij de verzekering er van zwart op wit had. Toch was het met dat al tijd, dat het ijs smolt en zijn bedrijvigheid een afleiding vond; want hij begon alweer bevreesd te worden dat hij met zijn gedachten alleen zou moeten zijn. Zijn eerste reis strekte zich uit tot Purmereud, vanwaar hij zich naar Amsterdam begaf. De twee gelieven wilden hun geluk nu niet langer uitstellen. Daar Salvó slechts een week tijd had, werd het huwelijk bepaald op den ochtend van denzelfden dag, dat de brik weer met een nieuwe lading zou vertrekken. Op dien gedenkwaardigen ochtendstond zette men in Duijvens' etablissement alle zeilen bij. Allerlei oude toiletartikelen, die aan betere dagen herinnerden, werden uit laden en kasten te voorschijn gehaald. Juffrouw Duijvens verscheen in een groenen moiré-zijden japon, met een massive broche en een gouden kam, die als een kroon op haar hoofd schitterde. Duijvens van zijn kant deed ook zijn bestmaar slechts met de grootste moeite slaagde hij er in, zijn omvangrijke buste te herbergen in een geborduurd satijnen vest van zijn grootvader, dat blijkbaar in den omtrek van do knoopen veel te lijden had. Eenige oude vrienden der familie en de kinderen vergezelden het jonge paar naar de kerk. Men zag daar ook den beklagenswaardigcn kantoorbediende van vroeger, die zich niet weerhouden kon een traan weg te pinken toen de bruid, getooid met den myrtenkrans en den witten sluier, door den kastelein uit de Ster naar het altaar werd geleid. Elisabeth droeg ook dien dag een paar keurige marokijnen laarsjes met zilveren gespen, die Salvé tot zijn aangename verrassing herkende als dezelfde, welke bij haar verscheidene jaren geleden geschonken had. Na de huwelijksplechtigheid, volgde er in de Ster een feestmaal op kosten van den eigenaar der herberg; maar het ging er niet bijzonder vroolijk toe, aangezien Duijvens en zijn vrouw slechts met leedwezen van de jonggehuwde scheidden, die van haren kant ook «eer bedroefd was dat zij hen moest verlaten. Weinige uren later begaf het jonge paar zich op weg naar Pur mereud, en kort daarna zaten zij, in de liefelijke schemering van den herfstavond, naast elkaar op het dek van de Apollo, die door een sleepboot buiten het Kanaal gebracht werd. Juist toen zij Alkmaar passeerden, lieten de torenklokken zich hooren, als om op feestelijk e wijze het geluk der jonge echtelingen naar alle kanten te verkondigen. De eerste zomer van het jonggetrouwde paar werd doorgebracht in een klein huisje te Tonsberg, aan den ingang van den schoonen fjord van Christiania. De woning, en al wat er was, mocht een echt staaltje van Hollandsche zindelijkheid heeten. De muren en de vloer blonken als kristal; voor ieder venster stond een keurige verzameling bloemenkortom, alles getuigde van orde en welvaart. Met Elisabeth als middenpunt van zulk een omgeving, was het niet onverklaarbaar dat Salvé's scheepsvolk hem steeds onbezorgd voor weer en wind vond, als er sprake was vau huiswaarts ie keeren. Het jonge, bekoorlijke vrouwtje van den zeeman had spoedig de aandacht getrokken van eenige aanzienlijke families der stud, die haar van tijd tot tijd een bezoek brachten gedurende de veelvuldige afwezigheid vau haar man. Sedert dien tijd mocht Salvé's geluk niet meer ongestoord heeten. Toen Elisabeth hem vertelde welke vleiende bewijzen van achting zij ontvangen had, hoorde hij haar zwijgend aan. en in plaats dat de gunstige indruk, door zijn weder helft teweeggebracht, hem verheugde, had dat een geheel andere uitwerking op hem. Hij droeg intusschen wel zorg zijn gevoelen niet te laten blijken; en hij had er zelfs in het geheim spijt van; maar een gril van het noodlot bracht altijd zijne gedachten weder op dat ongegronde wantrouwen terug. De kwaaddenkende echt genoot peinsde onophoudelijk over de vernederende vergelijkingen die zijne vrouw onvermijdelijk moest maken tussehen hem en de lieden van hoogeren rang; meer dan eens, terwijl hij met haastige schreden over het dek van zijn schip liep, zag hij in gedachten zijn huis bestormen door allerlei ongewenschte bezoekers en was hij tegenwoordig bij door hem verzonnen gesprekken, waarin hij tegenover Elisabeth meer en meer in een ongunstig daglicht werd gesteld. De geboorte van den kleinen Gjert, een jaar na het huwelijk, gaf eenige afleiding aan zijn verdriet. Eenige dagen lang week Salvé geen oogenblik van het bed der moeder en de wieg van het kind: hij scheen een geheel ander mensch te zijn geworden; tot op het oogenblik dat de felicitatie-bezoeken en het vragen naar den toestand van moeder en kindje, vergezeld van een klein geschenk aan het adres der jonge kraamvrouw, zijn sombere gedachten op nieuw gaande maakten. Ondertusschen duurden ditmanl de kwade buien niet zoo lang; na een poosje in den tuin rondgeloopen te hebben, kwam hij spoedig weer binnen en gedroeg hij zich harte lijker en minzamer dan ooit.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1878 | | pagina 1