RELDERSCHE
EN MEI WEDIEPER COURANT.
1878. N°. 138.
Zondag 17 November.
Jaargang36.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad, voor Hollands Noorderkwartier.
24) SALVE KRIST!ANSEN.
„W ij huldigen
het j? o e II e."
Verschijnt Dingsdaj, Donderdag t
Abonnementsprijs per kwartaal
Zaturdag namiddag.
franc* per post
ƒ1.80.
- 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Uareau: M O L E X 1* L E I X M°. 163.
Prij3 der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
HELDER en NIEUWEDIEP, 16 November.
Ten Raadhuize alhier werd gisteren aanbesteed:
1. De levering van schoolboeken, enz. voor de openbare
lagere scholen. Ingekomen 4 inschrijvingsbilletten, van de
heeren: H. A. Stadermann f 2197.75, J. Vlieger f 2058,
H. Koster f 2037 en J. C. de Buisonjé f 1973.
2. De levering van steenkolen aan de gemeente-inrig-
tingen gedurende bet jaar 1879. Ingekomen 4 inschrijvings
billetten, van de heeren: P. Schagen f 1.40, W. Breet f 1.26,
D. Bandsma f 1.24£ en C. Maalsteed f 1.20; alles per 100 KG.
3. Het doen van eenige herstellingen en vernieuwingen
aan de Molenbrug. Ingekomen 15 inschrijvingsbilletten,
van de heeren: M. Daalder f 1545, D. de Vries f 1446,
Gebr. Korft' f1430, P. Verhey f1418, Peeters en Steijaart
f 1406, Gebr. de Jong f 1395, A. Graaft f 1374, Gebr.
Bomhoff f1364, Joh. Moorman f 1350, P. Spruit f 1333,
J. F. Philips f 1300, Gebr. Klein f1298, Gebr. Moorman
f 1260, D. Buis f 1212 en Gebr. Boon f 1195.
4. Het van buiten verwen der gemeente-scholen, wonin
gen en twee torens. Ingekomen 10 inschrijvingsbilletten,
van de heeren: Jb. Hoogerduijn f 1300, J. de Vries
f 1276, F. Boon f 1260, M. Paans f 1246, J. van Brede-
rode f1245, II. van Veen f'1236, B. van der Heide f 1224,
J. de Vries f1215, J. Bethlehem f1214 en K. Pronk f1209.
Door B. en W. is van elk der inschrijvingen de leve
ring aan den laagsten inschrijver gegund.
Met de mailboot Prinses Amalia vertrekken heden
naar Oost-Indie: De machinist 1ste klasse E. M. Levi;
die der 2de klasse A. Boon, H. J. Vermeer en W. H. H.
Koentz; die der 3de kl. A. Hardenberg, J. de Ligny en
B. de Groot; de machinist-leerlingen lste klasse J. Dissel-
werf, H. J. Disselwerf, B. C. Kuiper, J. W. Ivapteijn en
L. J. Haes.
Uit de Scheveninger bomschuit Gerardus Martinus
zijn, nadat het vaartuig was leeggepompt, 4 lijken uit het
vooronder opgehaald. Vijf opvarenden worden nog gemist.
EEN NOORDSCH VERHAAL,
door JONAS LIE.
{Fer volg.)
In dier voege werden dus de noodige beschikkingen genomen.
Het speet Elisabeth zeer toen zij hoorde dat zij nu niet meer in
haar aardig huisje te Tonsberg zou woneu, maar zij droeg wel zorg
hiervan niets te laten blijken. Salvo ging er alleen heen, om de
loopende zaken te regelen.
Toen hij zijn eigendom overgedaan en een loodsboot gekocht had,
hield hij een kleine som over, die voor de kosten van zijn nieuwe
vestiging besteed werd. Zij kozen MerdÖ, iu de nabijheid van
Areudal, voor hun toekomstige woonplaats.
Uit volle zee gezien, gelijkt Merdö een punt uit die lange reeks
van dorre en door de branding bestookte kusten, die zuidwaarts de
uiterste verdedigingslinie van Noorwegen vormen. Maar de kust die
naar deu kant van het vasteland ligt, strekt tot beveiliging van de
welbekende noodhaven, waarachter een kleiti dorpje lag, meest door
visschers en loodsen bewoond. In een van de alleenstaande woningen
op den oever, waaruit het geheele gehucht bestaat, een roodgeschil-
derd huisje met een uitgebouwd portaaltje aan' den voorkant en een
tuin er omheen, namen onze schipbreukelingen hun intrek.
De buitenkust van Merdö is bijzonder gevaarlijkmaar de loodsen
van dit eiland hebben ook den naam van bijzonder kloek en be
kwaam te zijn. Zij zijn misschien de meest bekenden uit heel
Noorwegen; want daar ze 'geen bepaald omschreven werkkring
hebben, ziet men ze soms van daag aan 't werk onder kaap Liudes-
ness, morgen weer in een geheel tegenovergestelde richting, en
overmorgen bij „den Hoorn," in Jutland, aan boord van het een
of ander schip dat van Hamburg komt. Men moet er zich volstrekt
niet over verwonderen, een van die onverschrokken mannen, met
het wapen van Arendal en zijn loodsnommer op het zeil van zijn
boot, een heel eind de Noordzee in makreel te zien visschen, zelfs
tot voorbij Doggersbank, waar de kustvisschers hun menig schip
aan de hand doen dat uit het Kanaal of uit de Engelsche of
Hollandsche havens komt. Als deze of gene kaper naar nieuws ver
langt uit de Noordzee of uit het Schagcrrak, heeft hij slechts een
van die loodsbooten te inspecteeren, om aan boord daarvan altijd
de nieuwste lijst te vinden van de schepen die zich in die wateren
opbonden. Die inlichtingen kosten hem, tenzij hij van zijn kant
ook de een of andere belangrijke mededeeling kan verstrekken,
gewoonlijk een builtje tabak of een flesch brandewijn. Maar wie de
meeste en de grootste verplichtingen beeft aan de mannen van
Merdö, is de kapitein, die, in een donkeren winternacht, als de
golven om hem heen zich hemelhoog verheffen en hij al zijn zeilen
heeft moeten bergen, de eilanden van Torungen passeert, in de
vaste overtuiging dat hij onvermijdelijk schipbreuk moet lijden als
hij geen loods kan krijgen. Meer dan eens, als hij reeds alle hoop
op redding heeft laten varen, wordt hij plotseling in den donker
aangeroepen; men werpt hem een lijn toe, en de loods, druipend
van 't water, springt bij hem aan boord; want als het ruw weer
is eu de woede der golven elke andere wijze van gemeenschap on
mogelijk maakt, zien deze dappere zeelui er niet tegen op, een touw
om hun midden vast te maken en zich zoo aan boord van het be-
Drietal te Alkmaar: ds. S. Kalina, te Sneek; ds. A.
J. Westhof, te Bennekom, en ds. H. Bax, te Doornspijk.
Door het provinciaal bestuur van Noordholland is
jl. Donderdag te Haarlem aanbesteed: 1. Het driejarig
onderhoud van het Groot Noordhollandsch Kanaal, in 7
perceelen. Minste inschrijvers de heeren: lste perceel R.
Kroon, te Buiksloot, voor f 21,847; 2de perc. J. J. Bekker,
te Lent, voor f 15,400; 3de perc. IT. Schuit, te Alkmaar,
voor f 9990; 4de perc. dezelfde voor ,f 8575; 5de perc;
dezelfde voor f 12,000; 6de perc. dezelfde voor f 14,750;
7de perc. R. Kroon voor f 21,947. 2. Het bouwen van
eene school en het herstellen van de onderwijzerswoning
te Hoorn op Texel. Minste inschrijvers de heeren Gebr.
Klein, te Helder, voor f 8168.
Men schrijft ons uit de Zijpe, dd. 15 dezer:
„Stot-Tai overtroffen Zoo wordt in sommige
couranten, ook in de uwe berigt. De heer K. de Vries,
broodbakker te Winkel, zou zulk een sterk geheugen
hebben, dat hij meer dan honderd namen, door andere
personen genoemd, daarna in dezelfde of andere te bepalen
volgorde geheel uit het hoofd kan nazeggen.
Er zullen er zeker velen zijn, die deze ui zich laten
wijsmaken zonder aan de waarheid te twijfelen. Hun
wordt daarom medegedeeld, dat men dit kunstje kan leeren
op de volgende wijze:
Men laat zich van elk der aanwezigen een of meer
woorden op papiertjes schrijven, die met doorloopènde
nommers zijn voorzien. Zonder de papiertjes in handen
te nemen, laat men zich de woorden eenvoudig opzeggen
en schrijft ze, met de regterhand onder de jas verborgen,
op een streep papier, hetwelk zich over een rolletje draait.
Dit rolletje neemt men vervolgens ongedwongen in de
hand en even heen en weêr, een blik er op werpende,
zonder dat dit opzien baart, herhaalt men al de woorden
tot groote verbazing van 't publiek.
Zoo verhaalt Stot-Tai 't zelf."
dreigde schip te laten hijschen; en daar het voor hen een zaak van
eer geldt, het schip behouden in de haven te brengen, werpen hun
boot, hun gezin eu hun leven slechts weinig gewicht in dc schaal.
Salvo Kristiansen was spoedig te Areudal de meest bekende onder
al die mannen. De levendigheid van zijne zwarte oogen, zijn spre
kend gelaat en zijn kloeke taal deden dadelijk zien d;tt hij iemand
was van niet alledaagsche geestkracht. Men wist dat hij zich door
geen storm, hoe vreeselijk ook, liet weerhouden, om naar zee te
gaan. Meer dan eens was hij alleen achtergebleven op een gestrand
schip, terwijl zijn kameraad aan land was gegaan om hulp te halen.
Het ontbrak hem dan ook niet aan blijken van erkentelijkheid. In
zijn keurig en goed onderhouden huisje hing aan den muur, naast
een oud-Hollandsche koekoek-klok, zijn geographische kaarten en
zijn telescoop, een rekje waarop verscheidene zilveren bekers prijkten,
die hij evenals de telescoop, ten geschenke had ontvangen voor het
redden van schepen uit de grootste gevaren. Doch in weerwil van
zijn vermaardheid en zijne diensten, had hij nog niet de reddings
medaille ontvangen en was hij ook niet ingeschreven onder de
gebrevetteerde loodsen van het district.
Wat het huiselijk leven aangaat, het was niet in alle opzichten
zoo als Elisabeth het zich wel voorgesteld had. Zijn woeste inborst
was er met de jaren niet beter op geworden. In de stad wist men
zelfs te vertellen dat hij zich aan den drank overgaf, en dat gerucht,
had, eerlijk gezegd, wel eenigen schijn van waarheid. Gewoonlijk,
als hij ai zijn makreeleu op de kade verkocht had, sleet onze
visscher-loods het overige gedeelte van den dag achter zijn glaasje,
in de gelagkamer van vrouw Andersen, en als eindelijk de avond
gekomen was, scheen hij dat glaasje veel meer aangesproken te
hebben dan wel raadzaam voor hem was. Daar hij zeer weinig
sprak, was het moeielijk te begrijpen welke aantrekkingskracht de
herberg van vrouw Andersen voor hem had. In ieder geval wist
men er hoe hij behandeld moest wordende vragen die hem gedaan
werden als hij uit zee terugkwam, het aanzien dat hij er genoot,
de wijze waarop de bezoekers bij hun binnentreden hem groetten,
dat alles vleidde zijn eigenliefde en gaf hem een zeker gevoel van
behagelijkheid. Misschien was* er wel iets meer dan eerbied in het
ontzag dat hij inboezemde, want een zeeman zou zich wel tweemaal
bedacht hebben, eer hij aan zijn tafeltje ging zitten zonder daartoe
uilgenoodigd te zijn.
Toch waren het niet de genoegens van het verblijf in de gelag
kamer, die er onze vriend heentrokken. Dat hij er zoovele uren
achtereen kon doorbrengen, was omdat hij zelf voor de uitwerkselen
van zijn karakter in ziju eigen huis bevreesd was.
In den eersten tijd van zijn beroep als loods was hij niet gewoon
zich te Arendal op te houden, in plaats van huiswaarts te keeren
zoodra zijn werkzaamheden waren afgeloopen; maar, na verloop van
drie of vier jaar brachten twee verschillende omstandigheden, waar
over alleen een twistziek karakter als het zijne zich wrevelig kon
maken, eene geheele omkeering in zijn huiselijk leven teweeg. In
de eerste plaats de benoeming van kapitein Beek, thans een rijk
man, tot den post van opzichter van het loodswezen in het district,
waardoor Salve weder ondergeschikt was geworden aan zijn vroegeren
patroon. Ten anderen de komst van Carl Beek, die met zijne vrouw
te Arendal was komen wonen, om het toezicht te houden over de
schepen die gijn vader liet bouwen, en te dien einde ontslag uit
den zeedienst gevraagd en verkregen had. De aanwezigheid van
„De begrooting der gemeente Zijpe voor het dienstjaar
1879 bedraagt in ontvangst en uitgaaf f 28,082.18. De
hoofdelijke omslag is daarop uitgetrokken tot een bedrag
van f 7000.De uitgaven voor het onderwijs zijn ge
raamd op f 11,525.en voor het armwezen op f6610.
„Tot zetters der directe belastingen te Zijpe zijn her
benoemd de heeren N. Kruijer en C. Paarlberg."
De Raad der gemeente Hoogwoud heeft de jaarwedde
van den hoofdonderwijzer te Aardswoud verhoogd met f75
en alzoo gebragt op f 925, waarbij nog f 75 voorwaardelijke
toelage voor de avondschool.
Volgens een telegram uit Taluts aan de reeders te
Rotterdam, is het Nederlandsch driemastschip Alblasserdam,
van Java komende, hetwelk vermoedelijk op don Banjaard
zou zijn gestrand en gezonken, vandaar uitgegaan, koers
zettende naar St. Nazaire.
Door de politie te Utrecht is de vermoedelijke dader
opgespoord, die voor eenige dagen van een vijftal paarden
in een weide nabij die gemeente loopende, de staarten
heeft afgesneden.
Zekere van Gelder, te Waalwijk, heeft eene vreese-
lijke zwelling aan het hoofd gekregen, zoodat hij niet
buiten levensgevaar is, naar men zegt tengevolge van het
in den. mond nemen van leder. Hoewel men het er niet
over eens is, of goed gelooid leder van vroeger besmette
huiden afkomstig, nog nadeelig werken kan, is dit in elk
geval eene waarschuwing, om er niet mede om te gaan.
Wel is het bekend, dat vóór 2 a 3 jaren ingevoerde
China-huiden hij de bewerking nadeelige gevolgen hadden,
als: erge opzwellingen, verlies van een oog, enz., ten
minste de faculteit hield liet er voor. De treurige gevolgen
deden zich voor te Dongen, Kaatsheuvel, enz.
Den 9 dezer is te Roosendaal aan het douanenkantoor
een handvalies, bevattende eene waarde?aan kostbaarheden
van p. m. f 2000 en toebehoorende aan mej. Bongers,
eigenares van het Hotel 1'Europe te 's Hage, spoorloos
den jongen Beek en zijn vrouw in zijn onmiddellijke nabijheid
ergerde hem in de hoogste mate, en Elisabeth moest het ultijd
ontgelden, als die ergernis zich in woorden lucht gaf. Telkens als
zij naar de stad ging, om haar tante eens te bezoeken, of om eenige
noodzakelijke inkoopen te doen, vond zij bij haar tehuiskomst haren
man in zeer slechte stemming. Zonder eene redelijke aanleiding
goot hij dan zijn toorn uit over Carl Beek, die hij afschilderde als
onbekwaam voor de vervulling van zijn post. Hoeveel behagen zij
ook vond iu die uitstapjes, die haar eentonig leven wat opvroolijkten,
moest de arme vrouw er eindelijk wel van afzien ter wille van
haren huiselijken vrede.
Maar die opoffering baatte baar toch niet veel. Hare lijdzaamheid
en onderwerping hadden met de jaren slechts een echten tyran van
haar man gemaakt. Als Salvé een van ziju kwade buien had, kon
hij de minste tegenspraak niet verdragen; in alles rond hij een
voorwendsel om op te stuiven. Zijn vrouw moest met de grootste
behoedzaamheid al haar woorden wikken en wegen; en toch was
ze nooit gewaarborgd tegen de een of andere ondoordachte uitlating,
waardoor een tooncel plaats greep dat te pijnlijker was, daar de
lichtgeraakte loods nooit onmiddellijk eenig verwijt tot haar richtte.
Hij had oogcublikken van wanhoop, waarin hij losbarstte in bedrei
gingen, niet tegen haar, maar tegen zichzelveu. Bij het minste
woord van tegenspraak keerde hij reeds een uur na zijn vertrek
weder naar zee terug, soms in zulk eeu noodweer, dat de ongeluk
kige vrouw vreesde hem nooit terug te zullen zien.
Elisabeth zat soms uren achtereen te schreien, te vergeefs de
bittere gevoelens pogende te bekampen, die bij haar opkwamen als
zij bedacht wat zij al gegeven had en hoe weinig zij daarvoor in
ruil terug had ontvangen, en als zij zich herinnerde welk eene
schrale belooniug voor hare genegenheid de weinige sehoone dagen
waren, die zij ie raidden van dezen stormachtigen tijd kou tellen.
Die dagen brachten haar den gelukkigen aanvang van haar huwe
lijksleven voor den geest en zelfs van hunne vestiging te Mardö,
toen Salve even moeilijk van haar kon scheiden, als hij nu tot haar
terug scheen te kunnen keeren. En toch hield zij niet op hem te
beminnen; zij kende zijn hart; zij was vooral trotsch op hem, op
zijn roem, op ziju dapperheid, en op zijn bekwaamheden als zeeman,
en nooit kon ze zonder eene stille voldoening over zijne dagelijksche
heldenstukken hooren spreken; maar dat was haar niet voldoende.
In haar meestal eenzaam leven putte zij dat eeuwig en sraartelyk
voorrecht der vrouw uitte lijden door den man dien zij bemint.
Toch zou die staat van zaken spoedig een einde nemen; de
toekomst verborg nog een onvermengd geluk voor het heldhaftige
echtpaar in haar schoot. Intusschen genoot de moeder de meest
gewenschte vertroostingen. De kleine Gjert was flink gegroeid
het was een lieve jongen geworden, even vlug als verstandig, die
duidelijk aanleg voor het zeemansvak had. Zij had boveudien een
tweede zoontje, Henrik geheeten, die drie jaar jonger was en niet
minder beloofde dan zijn oudste broeder. Meer dan eens, als het
haar aandacht trok hoe goed Gjert er uitzag, had Elisabeth bij
zich zelve gezegd dat hij niet misplaatst zou zijn in den état-major
van een oorlogsschip. Maar dat was een droom, dien ze in het
diepste schuilhoekje van haar hart verborgde. Den driftigen loods
voor te stelleu om zijn zoon boven zijn stand op te voeden! Dat
moest er nog bij komen!
[Wordt vervolgd