HEL»EKS€IIE EN NIEIIWEDIEPER COURANT. 1878. N". 152. Vrijdag 20 December. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. W ij huldigen het goed e." Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Znturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalƒ1.30. m i franco per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN N°. 163. Prijs der Advertentiën: Van 14 regela 60 Centa, elke regel meer 15 Centa. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-ïndië. Laatste ligting 's avonds 6 uur. Vaststelling der 299ste Staats-Loterij. Tiet Gemeentebestuur van den Helder brengt ter openbare kennis, dat bij resolutie van Z. Exc. den Minister van Financiën van 8 November 11. No. 25, krachtens de daartoe door den Koning verleende magtiging, is vastgesteld de 299st,e Staats-Loterij bestaande uit 21,000 loten, 10,500 prijzen en 2 premiën. Voorschreven resolutie en liet daarbij behoorende plan, in de Staats courant geplaatst, liggen ter lezing aan de Secretarie der gemeente. Het Gemeentebestuur voornoemd, Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester. 18 December 1S78. C. BOON, Secretaris. HELDER en NIEUYVED1EP, 19 December. Jl. Dingsdag werd door een aantal vrienden uitgeleide gedaan aan den tot inspecteur van de geneeskundige dienst der zeemagt benoemden dirigerenden officier van gezond heid H. L. Oudenhoven. Gedurende zijn bijna'tienjarig verblijf in deze gemeente had de heer Oudenhoven zich vele vrienden gemaakt en aller achting verworven. Zijne groote gaven van hoofd en hart waren steeds ten dienste zijner jongere ambtgenooten. Ook in verschillende andere betrekkingen was de heer O. in 't belang zijner plaats- genooten hoogst nuttig werkzaam. Moge hem een aan gename loopbaan te 's Hage wachten. Gisteren avond werd in zuidwestelijke rigting buiten deze gemeente brand ontdekt. (Zie vervolg nieuwstijdingen). Eergisteren nacht is tusschen Petten en Callantsoog gestrand een groot Amerikaansch driemastschip, dat later bleek te zijn „John A. Brigg, van Philadelphia met petroleum naar Bremerhaven bestemd. De kapitein, E. S. Randall, zond bij het aanbreken van den dag direct een Urker visscher naar hier, om assistentie van de sleepboot. Plet schip, dat over de vierde bank was geloopen, had reeds verscheidene malen gestooten, zoodat spoedige hulp dringend noodzakelijk was. Inmiddels passeerde de gou- vernements-loodskotter Frans Naerebout, bestemd naar hier. Om assistentie gepraaid was deze stoomkotter dadelijk ge reed om hulp te verleenen en mogt bet haar gelukken met behulp van twee loodsen het in gevaar verkeerende schip met beleid af te slepen. Na zijne uiterste tevredenheid aan de ekwipage van de Frans Naerebout, gezagvoerder de Waard, mondeling en schriftelijk te kennen te hebben gegeven, kon het schip, zonder zigtbare averij, zijn reis vervolgen. Toen de sleepboot Amsterdam ter plaatse kwam was het gestrande schip reeds ver in zee. Aan het departement van Marine is jl. Dingsdag aanbesteed voor de directie der Marine alhierl.karldoek De Duivenmelker. Zijn eigenlijk beroep is sigarenmaker, snijder, schoenlapper of eenig ander vak, dat niet buitenshuis, maar aan eigen haard wordt uitgeoefend, zoodat hij van tijd tot tijd een wakend oogje op de til kan houden. De achterhelft van zijn zolder het .voorgedeelte dient tot werkplaats is voor de liefhebberij ingerigt. „Lief hebberij" is hier eigenlijk maar ten deele waar. Meestal toch poogt hij er meteen een broodje uit te halen. De duif is vogelvrij, bij gevolg behoeft hij zich nimmer ongerust te maften van te avond of morgen in onaangename aanraking met de politie te komen. En met haar moet hij in de eerste plaats op goeden voet pogen te blijven. Immers, men mag wel duiven houden, maar ze niet laten uitvliegen. Daartoe is bijzondere vergunning noodig van het dagelijksch bestuur. En de man is wel zoo wijs geweest van die een en twintig centen voor een zegeltje te besparen, daar die ver gunning tocli nooit wordt verleend. Daartegenover staat echter, dat de politie het uitvliegen oogluikend toelaat, totdat de buren beginnen te klagen. Buren en plathouders zijn dan ook de eenigen, die een gevangen duif tegen vergoediug van een kop boonen, de vaste takst, kunnen terugkrijgenanderen moeten den vollen prijs betalen of datgene wat de gelukkige vogelaar als zoodanig gelieft aan tc merken. Een blik op 's mans inrigting overtuigt u intusschen onmiddelijk, dat hem wel iets meer dan regt toe voor zijne moeite toekomt. Al die theekisten, met hekjes van kelderveeren afgesloten, moeten op haar tijd worden schoongemaakt. Daarbij heeft hij een klein sommetje in broeipannen en etens- en drinkbakjes gestoken, dat toch ook zijn rente moet opbrengen. Elk paar duiven verorbert al gauw een kop boonen 's weeks, en in die kisten heeft hij wel een twintig paar op eieren zitten, ongerekend de vlucht, waarmee hij Ontleend aan „Amsterdam in plaatjes en praatjes," door Martin Kalff, waarvan bij dc uitgevers Schelteran en Ilolkema een tweede, goedkoope uitgave is verschenen. Prijs: ingenaaid f 3.90, in stempelband f 4.75. No. 2, en 2. ijzeren ballast; minste inschrijvers voor karl- doek waren de heeren J. van Eeden Jr. Zn., te Krom menie, voor f 8088.30 en voor ballast de heer P. C. Brunings, te Amsterdam, voor f 3730. Door den minister van Justitie werd jl. Dingsdag persoonlijk bij den ambtenaar van den burgerlijken stand te 's Hage de aangifte gedaan van de door Z. M. den Koning met H. D. H. Prinses Emma vau YValdeck- Pyrmont te sluiten echtverbindtenis. Tengevolge daarvan zullen al zoo de door onze wet ge vorderde afkondigingen op de twee eerstvolgende Zondagen geschieden. Beroepen te Warga ds. H. Vrendenberg Cz., predi kant alhier. Aangenomen het beroep naar Brouwershaven door ds. A. M.' Fenker, predikant te Koedijk. "K De Heraut bevat de circulaire, die aan de „Gerefor meerden" in den lande is gezonden in zake de oprigting van eene vrije Gereformeerde universiteit. Aan dat stuk ontleenen wij o. a. het volgende: „Het is nu reeds zóó ver gekomen, dat de geschiedenis van ons vaderland aan niet één onzer hoogescholen meer in den zin onzer marte laren onderwezen wordt; dat de studie van liet Oude Testament aan alle universiteiten van de vastigheden dei- vaderen losraakt; en dat voor de leerstoelen der II. God geleerdheid de Staat zoowel een Remonstrant als een Roomsch-Catlioliek of een Jood of zelfs een Godloochenaar benoemen kan, terwijl de Synode der Hervormden door rijksgeld magt ontving, om stelselmatig door eigen boog- leeraren de Goddelijke eere van den Christus smaadlieid aan te doen en de aanstaande kerkleeraars af te trekken naar het Pelagianistische doolpad. De statuten der nieuwe Vereeniging zullen doen zien: 1. dat we klein bij den weg en zeer bescheidenlijk wenscliten te beginnen, om de pinnen onzer tenten allengs breeder uit te zetten, naar gelang de goede hand onzes Gocïs over ons dit toeliet; 2. dat we niet tegen den bouwvalligen gevel eener theologische Staatsfaculteit aan willen bouwen, maar dit huis onzes Gods op een eigen fundament zouden doen rusten; 3. dat we op liet stuk dei- Gereformeerde beginselen alle halfslagtigheid en onvastheid met zorg hebben uitgebannen en een bazuin doen weer klinken van zeer zeker geluid; en eindelijk 4. dat we niet slechts een school bedoelen, die aan de Gereformeerde kerken Gereformeerde leeraars, maar die met Gods hulpe ook aan het Gereformeerde volk duurzaam pleitbezorgers van zijne belangen in 's lands raadzaal en helden in liet strijdperk der wetenschappen, vooral op het stuk onzer landshistorie, leveren kon." Onderteekenaren der circulaire zijn de heeren I. Esser en dr. A. Kuyper te 's Gravenhage, dr. Ph. J. Iioedemaker, dr. Ph. S. van Ronkel, dr. F. L. Rutgers, predikanten, jaagt, of melkt, en die in den regel meer door hoeveelheid dan door hoedanigheid uitmunt. De keurbende van zijn verzameling toch bestaat uit gevangen goedje, dat hij zorgvuldig vasthoudt om ze te laten broeijen. Eerst als de beesten hun besten tijd gehad hebben en door een langdurig verblijf aan hun theekist of, juister, aan het daarin overgewonnen kroost gehecht zijn geraakt, mogen ze de vrije lucht nog eens inden eenen dag de doffer, den daaropvolgenden de duif, zoodat zij telkens, behalve in het hok, ook nog een aan- trekkingspunt te meer zouden vinden in hun wederhelft. Hebben ze zoo een dag of wat gevlogen, dan mogen ze gezamenlijk de vrijheid genieten. Die vrijheid is echter, helaaszeer ougestadig. Zoodra de beesten aan liet plat gewend zijn, gaan ze in een korfje naar de Botermarkt. Een minder ervaren liefhebber koopt ze, om zc na eenigc weken gevangenschap eerst weêr los te laten en meteen kwijt te raken, daar deze trouwe dieren onwillekeurig de hun dierbaar geworden theekist weer gaan opzoeken. Zoo'n paar duiven brengt, door herhaalden verkoop een aardig duitje op. 's Mans belangrijkste kennis openbaart zich hoofdzakelijk door de broeijerij. Lange ervaring heeft hem geleerd, welke soorten hij door kruising kan verkrijgen, hetgeen in zijn eigenaardige taal „trekken" heet. Zoo trekt hij bijvoorbeeld uit een witje en een blauw belgje een blauw-pennen-witstaart; zoo trekt hij weer andere uit andere soorten, en hij ontziet zich niet om een nonnetje bij een schoorsteenvegertje te gooien, ten einde uit hun ver- trouwelijken omgang, de hemel weet wat, misschien wel een bur gemeestertje te trekken Een ander vereischte, om het vak met voordeel uit te oefenen, is de wetenschap, welke soorten het best op elkander „heulen," dat wil zeggen: het gemakkelijkst met elkander medevlicgen. Als hij, om iets te noemen, een meeuwtje ziet en geen tweede bij de hand heeft, wordt een witte tuimelaar opgeschonken. Is 't de laatste, dan wordt er een gewoon wit ruigpootje naar toe gegooid; is 't een blauw-roekje, dan wordt er een pagadet op afgestuurd, en zoo heeft elk zijn bepaalde kleur, waarop bij gerekend wordt het spoedigste te heulen. De ongelukkigste gevangene van den onverbiddelijken melker is W. Hovy, W. Kuliler Wz. en T. Sanders Jr., allen te Amsterdam. In de verschillende provinciën hebben zich personen aangesloten. Uit Groningen: mr. A. J. Th. a Th. van der Hoop van Slochteren, te Slochtercn; uit Friesland: J. G. Verhoeff, predikant te Hecg en M. W. Oppedijk, oud-ouderling te IJlst; uit Drenthe: S. Dijkstra, predikant en J. Zwiers Gz., oud-ouderling te Hoogeveen; uit Over ijssel F. Oberman, predikant te Steenwijkerwold en K. Schurink, ouderling te Steenwijk; uit Gelderland: C. L. D. van Coeverden Adriani, predikant te Harderwijk en W. Lensink, ouderling te Arnhem. O^k uit de andere provinciën zijn medestanders genoemd. Mejufvr. W. C. de Mille de la Faille, thans eerste helpster aan de stedelijke bewaarschool Bagijnhof te Dord recht, is tot hoofdonderwijzeres aan de nieuw op te rigten bewaarschool te den Burg op Texel benoemd. Door Gedeputeerde Staten van Noordholland is de sluiting der jagt op klein wild voor die provincie bepaald op Dingsdag 31 dezer. Men verneemt van Wieringen, dat aldaar door koop lieden met de boeren reeds overeenkomsten zijn getroffen om de leverbare lammeren, die in 't a. s. voorjaar geboren zullen worden, te koopen en te leveren voor f 12,50 tot f 13,50 per stuk, onder voorwaarde evenwel dat de boeren hun aant'ok lammeren mogen nemen. Men schrijft ons van Schagen, dd. 18 dezer: „In de gisteren alhier gehouden volksvoordragt, de eerste in dit saïzoen, traden als sprekers op de heeren van Kluiven, van Valkoog en Kat, van Alkmaar. De eerste hield „een praatje" over opvoeding, waarbij uit stekende wenken werden gegeven over veel wat in deze gewigtige zaak maar al tc vaak wordt vergetende tweede had zijne voordragt getiteld: „Acht is meer dan duizend Jammer voor den laatsten spreker, dat de uitgebreidheid van het stuk eene reproductie, naar ik hoorde, van zijn eigen leven de aandacht van het publiek blijkbaar vermoeide; niet ieder toch k&n, gelijk de heer Kat, in eigen geschiedenis een voorbeeld aanwijzen hoe ver men het in de wereld door volharding kan brengen. Tusschen de voordragten gaf de directeur onzer Har monie-kapel, de heer Otto, een paar solo's voor viool ten beste, die, op de gewone keurige wijze voorgedragen, met de meeste aandacht werden gehoord en luide toegejuicht, terwijl de kapel op verdienstelijke wijze het genot van den avond verhoogde door de uitvoering van verschillende nummers. Ten slotte gaf onze Rederijkerskamer „de Roos" het kluchtig blijspel: „Wie is dc vader V' Het werd meesterlijk afgespeeld en werkte geducht op de lachspieren; dit be lette echter niet en dit pleit zeer voor het aanwezig publiek dat die hilariteit geen hinder deed in het volgen der opvoering. De vergadering liep, gelijk wij dat hier gewoon zijn, in de beste orde af." zijn „brasser." Die arme lokvogel zit op een kruk en draagt een broek met een afhaugend koordje, waarmee de onder de pannen weggedoken vogelaar hem dwingt te klapwieken, wil liij zijn even- wigt houden en niet van den kruk vallen. Zijn arglooze natuur- gtinooleii schieten op hem toe, en laten zich. belangstellend op de knip neer, de klep valt digt en de theekist gaat open. De schilder of teekenaar, die zich geroepen voelt om in den persoon van den duivenmelker een lang niet zeldzaam figuur uit ons volks leven in beeld te brengen, moet hem bespieden, terwijl hij met een lat in de hand, fier als een schepterdrngend Koning, op zijn plat zit. Dan gaan zijn oogeu overal. De gluipende blikken der adelaars in onze diergaarde komen niet in vergelijking met de zijne. Met onvermoeide» arm jaagt hij de vlucht af, met de heimelijke hoop iu het harte, dat de afgedwaalde „vreempies" van zijn mededingers er zich bij zullen aansluiten. Met zekere minachting kijkt hij neer op de in tuinen uitgestoken leggertjes, die hier en daar met hun soms genipte, getrokken of met de slagpennen bij elkaar genaaide bewoonsters, de vreugd van een buurjongen uitmaken. Niet dat die twee of vier koppels hem te gering voorkomenintegendeel. Maar hij weet bij ondervinding, dat ook niet gekortwiekte duiven, die in de laagte zijn gewend, zich niet ligt in de hoogte laten ver schalken. Wel strijken ze neer op daken en sehoorsteenen, maar 't is om even kalm „af te steken", zoodra ze onraad bespeuren. Hij verwaardigt die „plakkers," zooals hij ze noemt, dan ook ter naauwernood met een blik. Met zekeren trots daarentegen slaat hij het oog omhoog, waar zijn tuimelaar als een sterretje iu de lucht staat. Het geldt een strijd met een sperwer. Het is, alsof die ongevleugelde grijpvogel zekere verwantschap gevoelt met dien gewiekten mededinger. Zijn gelaat tintelt van vreugde, want zijn tuimelaars, die stoute vliegers, zijn tegen den grimmigen strooper opgewassen, wel niet door la-acht, maar door behendigheid; want naauwelijks is bij boven hen, of ze vouwen de vlerken toe en laten zich drie, vier slagen over den kop, naar beneden tuimelen, zoo snel dat hun vervolger den kamp moet opgeven. Dan ontsnapt een zegevierende kreet aan den mond des duiven melkers: een veel onedeler soort van sperwer, dan zooeven zijn tuimelaars nazette!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1878 | | pagina 1