149 m. en 159 vr. In 1S7S overleden 38 m. en 34 vi\, naar elders vertrokken 131 ra. en 142 vr. Bevolking op 31 Dec. 1878 1542 m. en 1642 vr., te zamen 3184 per sonen. De indeeling der bevolking naar de verschillende gezindheden was als volgt: Nederd. Herv. 19(54, Evang. Luth. 19, Herst. Luth. 1, Doopsgez. 182, Remonstranten 4, Chr. Geref. 9, Roomscli-Cath. 953, Oud-Roomschen 5 en Nederd. Israëlieten 47." z/Ter markt werden alhier gedurende het afgeloopen jaar aangeroerd: paarden 1054, veulens 159, runderen 5679-, graskalreren 590, nuchtere kalveren 1113, schapen 36,177, iammeren 11,071, bokken en geiten 239, varkens 1255, biggen 2017, 13,700 KG. boter, 4070 KG. kaas, 145,650 stuks kip- en 55,625 stuks eend-eijeren. De veestapel bedroeg, volgens opgave, in het begin van December: 214 paarden en veulens, 1479 runderen, 4836 schapen, 51 bokken en geiten, 155 varkens en 2 ezels. De gezondheidstoestand van het vee was over het algemeen gunstig; alleen vertoonde zich in sommige koppels schapen rotkreupel en schurft, terwijl enkele runderen leden aan tongblaar." Op verschillende plaatsen van den Dam te Amsterdam zijn jl. Donderdag de toebereidselen gemaakt voor de electrische verlichting met Jablockoff-kaarsen, gedurende de feesten te geven tijdens het verblijf van Z. M. den Koning en de aanstaande Koningin in de hoofdstad. Als dan zal ook Die Port van Cleve van voren op den Voorburgwal en van achteren in de Spuistraat bij de Molsteeg, zoomede van binnen electrisch verlicht worden, volgens het systeem van den heer Jaspar uit Luik, hetwelk bij de jongste wereld tentoonstelling te Parijs met goud werd bekroond. De geheele omgeving dus zoowel achter als voor belooft een aangenaam gezigt te zullen opleveren. Met het stellen der machines voor deze verlichting op de binnenplaats, is mede reeds een begin gemaakt. Was het niet 71 millioen waarvoor werd ingeschreven bij de leening voor den tramweg te Rotterdam? Hieruit moet men evenwel niet opmaken, dat die onderneming zulke ontzaggelijke dividenden zou afwerpen; de Midd. Crt. houdt het slechts voor eene beursmanoeuvre en staaft hare meening door de opmerking, dat de exploitatiekosten f 1000 daags zullen beloopen, zoodat dagelijks tienduizend personen moeten vervoerd worden, alleen om de kosten te dekken. In Amsterdam bedroeg in 1878 het aantal reizigers door de omnibus-maatschappij vervoerd 6,404,806, dus dagelijks ongeveer 17,550. Men leest in de Arnh. Crt.: „De Arnh. Crt. heeft verklaard niet te begrijpen met welk regt de Staat tegen de dronkenschap als zoodanig zou kunnen optreden. Het Dagblad is zoo welwillend haar in te lichten en doet dit door de mededeeling, dat een horologiemaker hem toevertrouwde uurwerken te gelde had gemaakt om sterken drank te koopen. Eerlijk moeten we bekennen dat, als op die wijze het regt wordt bewezen, de zaak ons nog veel duisterder wordt. Als de horologiemaker nu eens de klokken verkocht had, om aan liartstogt toe te geven, zou dan eene wet tegen het spelen geregtvaardigd zijnof als de man het geld had verkwist aan geschenken voor een meisje, waarop hij bijzonder verliefd was, zou daaruit dan volgen, dat de Staat eene wet kegen het vrijen moet maken?" Zwolle bet,eekent als centrum van den kolossaal grooten veehandel in de noordelijke provinciën heel wat. Wanneer men in aanmerking neemt, dat gedurende 187 8 elke week 2000 stuks vee werden verhandeld, die door elkander gerekend eene waarde van f 400,000 hadden, dan komt men tot de conclusie, dat aldaar in 1878 voor circa f 21,000,000 aan veewaar de is geëxpedieerd. Als men hierbij nog aanneemt, wat uit het Noorden per stoom boot of scheepsgelegenheid worxlt uitgevoerd en wat voor consumtie blijft, dan kan men gevoegelijk aannemen, dat voor uitgevonden, en duizend anderen zullen ze nog vinden. Doch die zedelijke volmaking, dat hart, dat zich zoo spoedig heeft geopend voor verheven troostgronden, dat hart, dat. zoo vol liefde de rol van slagtoffer heeft aanvaard, dat hart, dat hem in 't leven heeft doen blijven! Want vergis u niet! Niet Desgranges alleen heeft hem gered, maar ook zijne genegenheid voor Desgranges. Zijne opregte erkentelijkheid is voor hem een geneesmiddel geweest; hij leeft omdat hij heeft liefgehad. Jacob, die achter in de kamer was gebleven, hoorde dat wij zacht met elkaar spraken cu stond op. Met kiesche gevoeligheid zeide hij tot den kleinen jongen, die hem was komen halen: Laat ons stilletjes heengaan. Gaat gij weg, Jacob? Ik hinder u, heeren. Volstrekt niet! Zeg ten minste mijnheer Gounod vaarwel. Dag. mijnheer Gounod! Dag, mijn waarde mijnheer Gounod! herhaalde Jacob inet zijne gewone hartelijkheid, en hij kuste de hand, welke Gounod hem toestak. Als ik eens erg verdrietig ben, zal ik aan u deuken, mijn goede mijnheer Gounod Dat zal mij goed doen, net als wanneer ik aan mijnheer Desgranges denk!.... Ach, die arme goede vriendToen hij nog leefde, deed het mijn hart al goed, als ik maar wist dat hij in het dorp was, en als hij op reis was liet ik mij door mijne vrouw naar de streek keeren, waarheen hij was gegaan, om de lucht van dien kant in te ademen Ik hoop dat de goede God, omdat ik zooveel heb geleden, mij in hetzelfde paradijs zal plaatsen als mijnheer Desgranges. Eu daarna ging Jacob heen, met zijn stok voor zich uit voelende om den weg te vinden, en wij bleven cenige oogenblikken over hem spreken. Welnu, zeide ik tot Gounod, heb ik te veel gezegd, toen ik u een wezenlijk zeldzaam rnensch aankondigde? Die liartstogte- lijke dankbaarheid, die mengeling van kinderlijkheid en grootheid, zijn ze niet treilend? Weet hij niet woorden en gevoelens te uiten, die men niet zou hebben verwacht? Voor eenigen tijd ging ik hem bezoeken en vond hem in het hoekje van den haard zitten, zonder vuur, met een ongelukkige, die, evenals hij, door eene mijuontploffing blind was geworden. Waarover praat gij toch met elkaar? vroeg ik. Over de zon, mijnheer! Is dat niet een verheven gezegde?Met die vreemde welsprekendheid, die mij altijd verrast, voegde hij er bijDat er een goede God bestaal, mijnheer, bewijst het lichtDe mensohen maken wel zoo'n beetje schijnsel, maar zij hebben hout noodig om vuur en olie om een vlam te makenEu dan schijnt die vlam nog niet heel ver. Als men het bosch van Senart in brand stak, zou dat twee, misschien drie uur ver schijnen, maar te Parijs zou men er weinig van zien. Het licht van onzen Lieven Heer daar entegen behoeft maar te verschijnen en men ziet het overal, en alles is helder en licht!.... Dat woord licht sprak hij met eene zekere verrukking uit. Zoo zoekt ecu blinde boer naar de bewijzen voor 't bestaan van God, en hij vindt ze in het licht! Hij verheerlijkt de zon, waarvan hij geen genot heeftHij looft den Schepper ter wille van eene weldaad, waarvan de Schepper hem heeft beroofd Zijn ongeluk heeft hciu tot gids verstrekt. Zijn ongeluk heeft hem tot leermeester gediend. Waar is de wijze, die hooger staat dan deze nederige leerling der blindheid? p. m. f 30,000,000 vee is omgezet. De omzet van vette varkens wordt op p. ra. f 500.000 gerekend. De eerste afdeeling (kanton Leeuwarden) van de Friesche Maatschappij van Landbouw en Veeteelt heeft als een gevolg van het in het voorjaar plaats gehad hebbende onderzoek van lijnkoeken aan het proefstation te Wageniug'en vanwege de afdeeling besloten, een prijs rnn f 10 uit te loven aan die vereeniging van leden, welke het eerst eene openbare aanbesteding zal uitschrijven van lijnkoeken met een gewaarborgd gehalte, onder controle van het proef station fe Wageningen. Het doel hiervan is, de landbouwers in hun eigen belang er toe te brengen, meer van genoemd proefstation gebruik te maken, om alzoo te weten te komen, of hun voeder werkelijk, de innerlijke waarde aan voedende bcstanddeelen heeft, die liet behoort te hebben, met andere woorden: of zij voor hunne lijnkoeken geven wat zij waard zijn, of dat zij ze duur betalen. Naar de meening der Friesche Crt. begint het jaar 1879 niet onder bemoedigende vooruitzigten. Nederland deelt in den toestand van lusteloosheid en slapheid, welke in de oude wereld algemeen hoerschende is. Met de poli tiek hebben we 't heel kalmpjes, zoo bedaard mogelijk. Een overgroote liberale meerderheid in de Tweede Kamer gevoelt zich daar zóó te huis, dat de pantoffels wel schijnen te zijn meêgebragt. De Fr. Crt. hoopt, dat de slaperigheid, welke te 's Hage wordt bespeurd, moge plaats maken voor een meer opgewekt politiek en parlementair leven. Zij hoopt, dat het Nederland wel moge gaan ook in dit jaar: dat regeringsbeleid en parlementair overleg meer en schooner vruchten mogen dragen, dan waarop zij durft hopen, en dat de natuur ons weder hare weldaden rijkelijk schenken en Nederland weder bewaard blijven moge voor rampen en onheilen. Men schrijft uit Dokkum aan de Pr. Fr. Crt. Eerlang zal de vlasbouw in onze wouden zoo goed als geheel stilstaan en voorloopig tal van jaren moeten rusten. Reeds dezen winter ondervinden de arbeiders van die ver mindering de nadcelige volgen. In stede van, zooals voor heen, tot den tijd der nieuwe uitzaaijng, aan de braak te kunnen staan en goed geld te verdienen den gansehen winter door, zal het vlas waarvan een groot deel van elders werd aangevoerd dezen winter binnen een a twee maanden na heden afgewerkt zijn. In het ingetreden jaar zal zoo goed als geen vlas in onze wouden worden ver bouwd. Er wordt schier niets gehuurd met het voornemen om er vlas op te bouwen, omdat bijna geen enkel stuk land meer geschikt wordt geacht goed vlas voort te brengen. Deskundigen verklaren, dat onze woudergrond is uitgeput en jaren rust behoeft om weder goed en puik vlas op te léveren. In September dezes jaars zal het 264-jarig bestaan der Groninger hoogeschool feestelijk worden herdacht o. a. door het houden van een maskerade door de studenten. Bij die gelegenheid zal er ook een réunie van oud-studenten dier hoogeschool plaats hebben. De gewone jaarlijltschc verhuring van schippersknechten voor het loopende jaar (1 FebruarijKerstmis) had jl. Donderdag in de Stadsherberg te Meppol plaats, doch ging, zooals wel te verwachten was, lang niet zoo vlot van de hand als in vorige jaren. De schippers klagen en met grond, over vermindering hunner inkomsten, waardoor het hun zeer bezwaarlijk valt de overdreven hooge looncn van vroeger te betalen ;__de knechten zijn aan die loonen reeds zoo gewoon, dat zij van verminaermg im jiug nu,,, weten. Bij de weinige verhuringen, die daarom nu nog slechts tot stand kwamen, werd voor de bekwaamste knechten f 300 a f 320 boven den kost betaald, ongeveer f 50 minder dan in het vorige jaar. Te Smilde staat het met den scheepsbouw zeer on gunstig. Een der scheepstimmerlieden aldaar heeft zich zelfs reeds genoodzaakt gezien de looncn zijner knechten met twee cent per uur te verlagen. Het Théfitre der Porte Saint-Martin, zoo meldt men uit Parijs dd. 31 Dec. jl. aan de Haarl. Crt., is bezig met den overgang van het oude op het nieuwe jaar te vieren met eene dier vertooningen, welke den voorstanders der litte ratuur in het drama bedenkelijk het hoofd doet schudden. Waar moet het heen met de dramatische kunst, vragen zij, indien een schouwburg als die der Porte Saint-Martin, waar de groote tooneelschrijvers der romantische school weleer hunne riddersporen verdienden, gaan mededoen met het Théfitre Historique en het Théatre du Chatelet en, niet tevreden met de 400 of 500 voorstellingen van de z/Reis om de wereld in tachtig dagen," ons nu ook op de „Kinderen van Kapitein Grant" komt onthalen? Of bestaat er tusschen die stukken en „Rothomago," tusschen die stukken en de „Zeven Kasteelen van den Duivel," wel eenig ander onderscheid dan dat de eenen slechts toover- stukken, de anderen wetenschappelijke tooverstukken zijn? De bedoelde „Kinderen van kapitein Grant," in vijf bedrijven en zeventien tafereelen (de eerste voorstelling heeft geduurd tot twee ure in den nacht) zijn door den bekwamen dramaturg dr. Ennery uit den bekenden en boeijenden roman van Jules Yerne getrokken en lokken iederen avond een stroom van toeschouwers. De tooneel- critick bejammert dit succes, maar het groote publick blijft ongevoelig voor hare klagten. Het publiek zou ongelijk hebben, indien het ter wille van de „Kinderen van kapitein Grant" of van de „Reis om de wereld in tachtig dagen" andere vertooningen, waarin meer karakterschildering, meer dichterlijk gevoel, meer geest of meer liartstogt voorkomt, verwaarloosde. Doch het heeft op dit oogenblik geene keus. De ader van het groote romantische drama uit de jaren 1840 en vervolgens is uitgeput. Er worden thans in die rigting geene aangrijpende stukken meer geschreven. Wat er van dien aard nog uitkomt, zijn zwakke navolgingen, en het spreekt schier van zelf, dat de groote menigte der toe schouwers aan een goed ineengezet wetenschappelijk toover- stulc, al gaan daarbij de oogen meer dan de geest of het hart te gast, de voorkeur geeft boven een zwak en slepend drama. Zelfs zouden de dramaschrijvers wijs handelen, indien zij, met den roman van Jules Verne in de hand, de vertooning der „Kinderen van kapitein Grant" gingen bijwonen en zich rekenschap zochten te geven van de middelen, waardoor een man van het vak als d'Ennery, het eene gedeelte weglatende, het andere wijzigende of uitbreidende, er in slaagt, met de gegevens van een popu- lairen roman een populair tooneelstuk zamen te stellen. Het verminkte telegram, hetwelk de spil van den roman vormt, is ook de spil van het tooneelstuk, en de geheele handeling draait in beiden, om het terugvinden van kapitein Grant, die met het fregat Britannia schipbreuk geleden heeft op de kust van Ratagonië. De geleerde Paganel, secretaris van het Aardrijkskundig Genootschap aan boord van het schip Duncan, is de lachwekkende persoon van het stuk en wordt door den acteur Ravel uitstekend gespeeld. Doch niet de handeling is het, welke gedurende vijf bedrijven de aandacht der toeschouwers het meest gespannen houdt. Het zijn de zeventien tableaux, met hunne fraaije decoratiën, verrassende trucs, schitterende costumes en echte of nagebootste dieren. Er verschijnen in de „Kinderen van kapitein Grant" een aantal beeren uit de Pyréneën ten tooneele, die tc midden der schotsen van de Zuidelijke IJszee een gezel schap ijsbeeren moeten voorstellen, en dan Ook te dien einde behoorlijk gepoederd worden, liet poeder weigert echter zich aan de lange bruine vlokken hunner vacht te hechten. Bij het opkomen zien zij tamelijk wit, doch allengs verstuift het meel en hernemen zij, door zich te rekken en te scdiudden, hunne natuurlijke kleur. Er is een nagemaakte klapwiekende condor, die, met het geroofde zoontje van kapitein Grant in den bek, naar de lucht, stijgt en aangeschoten wordt door een Patagoniër, zonder zijne prooi los te laten. De roof en het schot doen om strjjd de toeschouwers ontstellen, maar zonder reden, want het kind is eene ledepop, evenals de condor. De hoofdpersoon van een der tafereelen is een walvisch van gutta-percha, uit wiefis neusgaten water omhoog spuit, en die uit de volle zee naar het voetlicht komt zwemmen. De golven, waarin hij drijft, zijn zoo kunstig nagebootst, dat men haar en den walvisch applaudisseert, alsof het handelende menschelijkc personen waren. Er is eene decoratie van Chéret, welke eencschipbreuk, eene andere, die een Australisch landschap, nog eene, die een Zuid-Amerikaanschen bergpas, nog eene, die eene aardbeving' voorstelt. Deze aardbeving en de walvisch maken den meesten opgang. Men ziet den bodem golven, de huizen instorten, de bewoners verdwijnen in de diepte. Het achtste tafereel is eene decoratie, van Robecchi: een. gezigt op de schoone reede van Valparaiso. Aan den oever wordt bij avond een bal gegeven. De hoofdpersonen zijn Peruaansclie en Chiliaansehe meisjes. De dansen zijn bevallig, de costumes schitterend, de verlichting tooveraclitig. Geene officiëcle illuminatie op nationale feestdagen of bij een vorstelijk huwelijk kan de vergelijking met dit tableau doorstaan. liet is het glanspunt der vertooning. Men moet het er dan ook voor houden, dat de „Kinderen van kapitein Grant," evenals met de „Reis om de wereld in tachtig dagen" het geval geweest is, eerlang op alle groote schouwburgen van Europa vertoond zal worden. Het jaar 1879 zal het jaar der „Kinderen van kapitein Grant" zijn, en de Parijzenaars zullen er zich op beroe men, nogmaals de stof te hebben geleverd voor het algemeen vermaak van het menschelijk geslacht, met inbe grip der kinderen. Aan het hoofd der in Michigan verschijnende Hol- landsche courant, de Grondwet, leest men de volgende gemoedelijke aanmaning tot betaling van abonnementsgelden „Die een kruisje op hun blad zien, worden herinnerd, dat het jaar bijna weder om is, en het tijd wovdt om te betalen. Die er twee op zien, mogen hunne hand wel eens in hunnen boezem steken en zich zeiven afvragen, of zij eerlijk handelen jegens hunne modemenschen, door hun te onthouden, wat hun eerlijk toekomt. Wij dachten altijd, dat wij met eerlijke menschen te doen luidden, doch nu beginnen wij aan sommigen te twijfelen. Ofschoon wij de nalatigheid van velen onzer lezers, om hunne achterstallige schulden aan te zuiveren, niet aan bepaalde oneerlijkheid toeschrijven, en er, misschien, eenige zeer weinigen kunnen zijn, die niet in staat waren te betalen, weten wij toch. dat velen niet handelen met ons, zooals zij behoorden te handelen, en zooals zij door anderen wenschen behandeld te worden. Een landbouwer, die graan naar den molen brengt, verwacht en krijgt zijne betaling; een arbeider, die hout zaagt, dito; een winkelier, die zijne goederen aflevert, ook zoo; en waarom zou dan een uit gever van een blad de eenige uitzondering op den alge- meenen regel zijn? Moet hij voor niets werken Kosten zijn papier en inkt geen geld? Moet hij zijne geëmployeerden niet betalen? Kan hij van beloften leven en zijne schuld-' eischers daarmede betalen? Wij hopen dat elk zijn pligt zal inzien, dien doen en dat bewijzen, door ons de achter stallige leesgeldcn te betalen." O 1023L- Lmlerdiig kwamen binnen ,,l-esto," schipper J. Verschoor, aanbrengende 25 levende kabcl- januwn (verkocht a f 6.35 per stuk), 40 levende lengen, S00 schelvqschen, 3 vleeten, 414 doode kabeljaauwen cn lengen (verkocht u f 0.0 tot f 1.35 per stuk). „Dojjersbank," schipper J. van Vliet, aanbrengende SO levende kabeljahweu (verkocht a f 4.10 per stuk), 60 levende lengen, 1000 s^elvisschen, 1£ ben vleet, 577 doode kabeljaauwen en lengen (-rkocht a, f 0.65 tot f 1.40 per slnk). „Ontkieming," schipper Th. de Gast, aanbrengende 50 levende kabeljaauv\n (verkocht a f 5.90 per stuk), 30 levende lengen, 1000 schfcisschen, 414 doode kabeljaauwen en lengen (verkocht a f 1 tot H .60 per stuk). De roode kousen van het leger loopen gevaar van te verdwijnen, 'en weet. dat zij in 1829 in gebruik genomen werden met \et doel de meekrap-industrie in het zuiden van Frankrij te bevorderen. Thans echter verdrijft de kunstmatige J^arine de meekrap; de voortbrenging van deze plant is i.Je laatstverloopen vijf jaren tot ongeveer een achtste va ]iet vroegere bedrag verminderd, en dus werd in den Sei^t het op goeden grond berustende voorstel gedaan, dat de Unster van Oorlog de kousen met kunst- alizarine zou lat verwen, hetgeen goedkoopcr en doel treffender zou zijn Maar de nieuwlichters gingen verder en stelden voor roode kousen geheel af te schaffen, omdat het handelsptisch oogmerk, waarmede zij werden ingevoerd, is komeng vervallen, en die kousen overigens slechts dienden om soldaten als mikpunten meer zigtbnar te maken. De oudei0ft]Cjereu verzetten zich met kracht en nadruk tegen dit ornemen, en noemden de afschaffing een ketterij tegen c,/nati0nalc" beenbedekking, en nu wordt door de twee Rijen in de bladen een niet onbelang rijke pennestrijd over onderwerp gevoerd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 2