aannemen, wegens het overlijden van Z. K. H« Prins I
Hendrik der Nederlanden, voor den tijd van twaalf weken,
te weten:
4 weken grooten rouw;
4 weken halven rouw;
4 weken ligten rouw;
ingaande heden.
Tot directeur der gasfabriek te Kuilenburg is benoemd
de heer W. de Liefde, thans directeur te Hoorn.
De rijksveldwachters 2de kl. (brigadiers) C. van
Wingerden en J Kwak zijn verplaatst, de 1ste van Yelzen
naar Hoogwoud, de 2de van Hoogwoud naar Velzen, terwijl
de rijksveldwachters 3de kl. M. G. Bolland en J. J. v. d.
Vraude zijn verplaatst, de 1ste van Petten naar Uitgeest,
de laatste van Uitgeest naar Petten, zijnde J. v. d. Putten,
rijksveldwachter 3de kl. te Wolfaartsdijk, als zoodanig
benoemd te Burg op Texel.
Tot conducteur op het postrid HoornAmsterdam
is aangesteld de brievenbesteller P. Schollee Tz., te Hoorn.
In zijne plaats is benoemd W. Prins, postbode van Hoorn
op Venhuizen.
Aan den gemeente-secretaris te Nieuwe-Niedorp is
eervol ontslag verleend uit zijne betrekking. Wij vernemen,
dat er reeds eene aanbeveling is opgemaakt om de eerlang
open te vallen betrekking te vervullen, bestaande uit de
heeren Kuilman, gemeente-veldwachter, en W. Langendijk.
Het wekt regtmatige bevreemding, dat deze aanbeveling
is opgemaakt zonder dat de gelegenheid om naar genoemde
betrekking te solliciteeren is opengesteld geworden.
Jl. Maandag vergaderde te Nieuwe-Niedorp de afdee-
ling Waard en Groet der Hollandsche Maatschappij van
Landbouw. Na afloop der werkzaamheden hield de heer
N. Loder, van Winkel, eene zeer belangrijke voordragt
over de ontwikkeling van den landbouwenden stand,
waartoe hij als middelen aanweeshet landbouw-onderwijs,
de landbouw-voordragten, de landbouw-pers en de land-
bouw-maatschappijen.
Te Iloogkarspel zal dezer dagen in publieke veiling
een stuk land verkocht worden, dat 80 jaren in het bezit
van dezelfde eigenaresse is geweest.
Ook te Bergen is reeds een ooijevaar aangekomen.
Ook dit jaar heeft weer de thans 92jarige heer
Buiskool van Beerta, alsof hij een twintigjarig jongeling
was, langs het spiegelgladde ijs naar de Bult gezwierd.
Ofschoon de wind vrij sterk en hem tegen was, scheen
deze anders op het ijs zelfs voor een jong mensch vrij
lastige omstandigheid hem weinig of geen hinder te ver
oorzaken.
Er is altijd nog baas boven baas, want Dirk Jans
Kuiper, oud 96 jaren, wonende te Wolvega, bragt Zon
dag jl. zijn broeder Rowke, 92 jaren oud, te Echten
(p. m. 3| uur afstand), een bezoek op schaatsen.
De llTjarige veteraan Bartholomeus Bagnewski
misschien de oudste man in Europa is den 7 dezer
te Bromberg overleden.
Somtijds worden wel eens door kippen eijeren gelegd,
die geen schaal bezitten, zonder dat het den dieren aan
gelegenheid ontbreekt om de daarvoor noodige kalk met
hun voedsel op te nemen. Een Duitsch buitenman, die
deze ondervinding mede opdeed, schrijft in een landbouw
blad dit verschijnsel toe aan een te overvloedig leggen van
eijeren, waardoor in den legdarm der kippen een abnor-
malen toestand, een overprikkeling en zwakte ontstaat.
Het beste middel hiertegen zou zijn, zulke kippen eenige
dagen van de haan afgezonderd te houden en hen niet te
veel of te vet en vooral geen te prikkelend voedsel te
geven. In de meeste gevallen echter zal men het leggen
van eijeren zonder schaal wel toe moeten schrijven aan
gebrek aan kalk in het voedsel, vooral bij kippen die den
geheelen dag in 't hok moeten zitten. Zulke kippen
strooije men dan eenige kalk in hun hok (echter geen
eijerschalen)fijn gestampte schelpen bijv. zijn daarvoor
uitstekend.
Zoo was het huis van Danilo. Maar misschien heb ik vergeefs
beproefd u dingen te beschrijven, aan wier beschouwing het oog
zich niet kan verzadigen.
En dan bij al die heerlijkheden, bij al die weldaden van den
goeden God, hadden de bewoners van het huisje bovendien vlak
naast hen opperbeste buren, beproefde vrienden
Op Zon- en feestdagen kwamen er bij de familie Danilo Tchabane
veel menscheu, ja, heel veel menschen. Soms was het Semène
Vorochilo die eens kwam inloopen; dan weer Andry Krouk, dan
hoorde men in de verte de frissche, diepe stem van de mooie,
vroolijke Hanna, of zag men de kleine boot van Vassil Grime in
de nabijheid stilhouden.... en, na hem, vijf, tien anderen nog,
mannen en vrouwen, jonge meisjes en jonge knapen, kinderen zoo
goed als grijsaards. Het was of men om het hardst liep om
Danilo te bezoeken.
Maar waar zou het voor dienen, u al die vrienden op te sommen
Gij ziet wel, dat ze zeer talrijk waren; als ik nu nog zeg dat zij
houw en trouw waren, dat het echte vrienden waren, wat zou ik
er dan nog meer van vertellen? Ik heb het er niet op aangelegd,
u onder het oog te brengen hoe uitnemend de vriendschap is. Als
gij dit gevoel koestert voor iemand die waardig is het bij u op te
wekken, dan weet gij wat het te beteekeuen heeft. Het woord van
een vriend, de blik van een vriend, zijn hand in de uwe, vormen
soms het drie vierde gedeelte van uw levensgeluk. Als gij het
nooit gekend hebt, dat geluk, zult gij het uit mijne woorden toch
nooit leeren kennen. Maak u het bezit van vrienden waardig, en
dan kunnen wij later nog wel eens over de vriendschap zelve
pratenmaar tot zoolang, al waart ge scherpzinniger dan de groote
Salomo zelf, gij zoudt er tittel noch jota van begrijpen.
Voorzeker, men zou zeer gelukkig leven in een hoekje als het
boven beschrevene, wanneer de menscheu op de schapen geleken,
wanneer zij niets anders begeerden dan grazige weiden.
Maar ik heb er u reeds iets van gezegd, en gij zult het wel
dadelijk begrepen hebben: er heerschte overal een geweldige gisting.
Het uitgeputte land, in de eene richting medegesleepl door de
Russen, in een andere door de Poolsche aristocratie, van beide
kanten schier verpletterd, het land was in vollen opstand en
betreurde ten diepste zijn verloren onafhankelijkheid. De Ukraine
was bezet door de Russische troepen. Het opperhoofd der Mosco-
ritische partij werd overladen met gunstbewijzen en geschenken
van den Cznar; de aanvoerder der Poolsche partij had zich versterkt
in een stad en noodigde alle vrienden der vrijheid uit, zich bij
hem aan te sluiten.
Welken weg in te slaan?
Het waren moeielijke, zeer moeielijke tijdenZelfs de hard-
vochtigste werd tot tranen geroerd, en de verstandigste koppen
raakten het spoor bijster.
'JVordt vervolgd.)
PRINS HENDRIK.
Treffend is de verslagenheid, die overal in den lande
heersclit over het plotseling overlijden van den beminden
Prins Hendrik. Al onze bladen brengen een warm woord
van hulde aan zijne nagedachtenis, daarbij op het groote
verlies wijzende, dat Nederland geleden heeft.
Het overlijden van Z. K. H. Prins Hendrik was, blijkens
uit Luxemburg ontvangen berigten, zeer onverwacht. Niets
deed de mogelijkheid van de catastrofe voorzien. Zondag
werd de Prins als herstellende beschouwd, ofschoon hij
een weinig meer koorts had. Z. K. II. liet toen nog den
minister van Staat van Luxemburg, baron von Blochausen,
ontbieden, om van hem een omstandig verhaal te hooren
van de huwelijksfeesten te Arolsen.
Maandag nacht ten twee ure nam de zieke zijne medi
cijnen nog en was zijn toestand zeer rustig. Prinses
Hendrik en dr. Tuck, de geneesheer van den doorluchtigen
zieke, waren tot dien tijd bij 's Prinsen bed gebleven,
maar begaven zich toen ter ruste. Een kamerdienaar bleef
bij het ziekbed waken. Omstreeks vier uur nam deze
zeer bedenkelijke verschijnselen waar en wekte den doctor,
die in het vertrek naast de ziekenkamer sliep. Zijne hulp
was echter niet meer noodig; hij vond den lijder stervende.
Gelukkig is de doodstrijd van den Prins niet zwaar
geweest.
Volgens een ander berigt was de nacht van Zaturdag
op Zondag niet zoo goed geweest als de vorige; de koorts
nam toe, en men begon zich ernstig ongerust te maken.
Zondag avond nam de koorts weêr af en de doorluchtige
lijder kwam meer tot kalmte; nog ten twee ure gebruikte
hij zijne geneesmiddelen. Tegen half drie uur in den
morgen evenwel tastte de koorts de hersenen aantoen
namen de onrustbarende verschijnselen toe. Sinds dien
tijd kwam de Prins niet meer tot zijn bewustzijn. Ten
half vijf ure was de doodstrijd gestreden.
Ook de Duitsche pers heeft het berigt van 't overlijden
met groote deelneming ontvangen. Het Berl. Tageblatt
zegt o. a.„Wie de herinnering aan den laatsten zomer
niet vergeten heeft, zal de droefheid kunnen begrijpen
van de jonge weduwe, die in het vreemde land zoo plot
seling van den steun van haar leven beroofd wordt.
Slechts zwak kan voor haar de troost zijn, dat de over
ledene, die, niettegenstaande het verschil in jaren, door
zijn ridderlijke persoonlijkheid niet alleen de hand, maar
ook het hart van de Prinses had gewonnen, door het
geheele Nederlandsche volk als een der besten zijner
burgers betreurd wordt. Want Prins Hendrik had in zijne
hooge positie eene warme liefde voor zijn volk. Zijne
geheele leefwijze was in groote overeenstemming met die
van het grootste deel van zijne landgenooten. De veree
ring, die men hem toedroeg, werd ook op zijne gemalin
overgedragen. De jonge Prinses werd juist daardoor met
warmte ontvangen door de Hollanders, die zich anders
nog al van alles wat vreemd is terughouden. Hoe ongaarne
men de Prinses van hier zag vertrekken, is nog in ieders
herinnering. Moge zij in de blijken van toegenegenheid der
twee natiën in deze droevige ure troost en steun vinden.
Het Hbld. schrijft: //Wij kunnen geen woorden vinden
om uit te drukken, hoe diep wij, Nederlanders, geschokt
en bedroefd zijn door de ontzettende tijding. Hij had het
hart van het volk gewonnen en in ontelbare woningen
zal men den braven, edelen Prins betreuren, als had men
een oudsten broeder verloren, als ware een trouw vriend,
die hielp en den weg wees, ons ontnomen.
De Prins was door groot en klein geliefd, omdat hij
een edel karakter had, omdat het innigste pligtbesef hem
tot drijfveer was, omdat hét hofleven hem niet onttrokken
had aan de geweldige stroomingen en worstelingen van
het leven des volks. Neen, hij deelde in 's volks lijden
en strijden; hij besefte wat het noodig had; hij deed ai
wat hij vermogt en schier meer dan hij vermogt, om zorg
te dragen, dat de natie niet achter werd gelaten in den
wedstrijd der volken, dat ze op de zeeën haar roemrijke
vlag zou blijven handhaven.
Zijn plaats is niet te vervullen. Prins Hendrik laat
een ledig achter, dat altijd pijnlijk zal treffen. Doch nu
ons aller hart geroerd is en wij treuren als broeders om
den geliefden doode, nu roepen we eerbiedig maar ernstig
tot de andere Prinsen van het Huis van Oranje: Aanvaardt
de taak van Prins Hendrik; wij Nederlanders hebben u
noodig en zullen u dankbaar zijn, zoo gij in het voetspoor
treedt van onzen geliefden Prins.
Ieder, die ooit bij een geopende groeve heeft gestaan,
die gevoeld heeft hoe magteloos aldaar hartstogtelijke liefde
is en smart die de ziel verteert, om de schuld van het
hart te kwijten aan het stof dat tot stof wederkeert, hoe
wreed onmogelijk het is, om voor uren van onregtvaardig
heid en onvriendelijkheid boete te doen, bij zal niet
nalaten de nabestaanden, terwijl ze nog op aarde zijn, te
toonen hoe lief hij hen heeft.
Ieder, die ooit Prins Hendrik mogt hooren spreken over
Z. M. den Koning, weet dat er geen loyaler hart dan het
zijne klopte, en dat zijn eerbied voor de Kroon, voor het
symbool van het Koningschap, dat de band van eendragt
van een vrij volk vormt, zoo innig, zoo ridderlijk moge
lijk was.
Moge dat voorbeeld van een edel en braaf man gevolgd
worden door alle Prinsen van het Huis. Mogen zij zich
scharen om het hoofd van het volk, nu Nederland en
Oranje diep bedroefd zijn door een onherstelbaar verlies."
„Met diepe ontroering schrijven we," zegt de Standaard,
„het liartaangrijpend berigt ter neder, dat het God Almagtig
behaagd heeft, plotseling, toen niemand er op bedacht
was, en alle krankheid geweken scheen, door den dood
van ons weg te nemen Z. K. II. Prins Hendrik der
Nederlanden.
Voor de Majesteit van dit doen onzes Gods buigen we
ons diep eerbiedig neder.
Zulk een slag in liet Huis van Oranje, op zulk een
oogenblik, nu alles ter feestvreugde zich opmaakte!
En dan zulk een Prins ons ontnomen! Een Prins, wien
nog zoo kort geleden heel Nederland zijn liefde en zijn
liulp bood!
Lezer, is er niet een „Vinger Gods" in dit ontzettend
afsterven
Niet een Vinger Gods, als ge u de rouwe inbeeldt, die
om zulk een lijk het hart overweldigen moet?
Als ge ziet op die lieve, jeugdige Prinses, zijn diep-
geslagene, geheel verpletterde weduwe?
Als gij u verplaatst in de gewaarwordingen van onzen
Koning en zijne gemalinnc op 't Loo?
Als ge indenkt ook wat dit berigt voor de beide Konink
lijke Prinsen in het buitenland zal zijn?
O, zij God al wie rouw draagt, zij de Heere ons arme
Nederland en al de Prinsen en Prinsessen van ons Vorsten
huis in dit zoo ontzaglijk ernstig oogenblik nabij met Zijn
alleen troostende genade!"
„De dood van Prins Hendrik is," zegt de Tijd, „een
zwaar verlies voor Z. M. den Koning, aan wien de over
ledene met al de innigheid der broederlijke genegenheid
gehecht was. Een zwaar verlies bovenal voor de Prinses,
die, pas zoo kort geleden met hem in het huwelijk ver-
eenigd, thans weenend aan zijn doodbed staat. Maar ook
een zwaar verlies voor geheel het Nederlandsche volk, dat
hij zoo warm heeft bemind, en dat hem wederkeerig om
zijn waardig karakter, zijn edelen liefdadigheidszin, zijn
milde bevordering van de nationale welvaart, opregt liefhad
en vereerde. Prins Hendrik was een sieraad van zijn
geslacht, een regtschapen mensch, een vriend der armen
en ongelukkigen. Geheel Nederland treurt bij zijn dood.
Moge God het vele goede, dat hij door woord en daad en
voorbeeld verrigt heeft, gedachtig zijn!"
„Prins Hendrik," schrijft de Haarl. Crt., „die zich in
zijne jeugd reeds eene loopbaan had gekozen, waarmede
ieder Nederlander hem zoo opregtelijk had geluk gewenscht,
had zich niet alleen als opperbevelhebber der vloot, onzer
Marine, maar in een veel ruimer kring sympathie en
gehechtheid weten te verwerven. Geheel zijn streven,
zijne warme belangstelling in het heil des volks, zijne
liefdadigheid, zijne gansche persoonlijkheid hebben in eene
reeks van jaren het hart der natie met innige banden aan
hem gehecht en hem eene buitengewone populariteit doen
verwerven.
De liefdadigheid, de deugd ons vorstelijk huis eigen,
verloochende zich ook in dezen Prins nooit. Vele open
bare instellingen kunnen daarvan getuigen. Maar hoeveel
deed de Vorst bovendien onopgemerkt, ter leniging van
behoefte, tot verzachting van nood van bijzondere personen.
Zwaar werd Prins Hendrik op zijnen levensweg beproefd;
hij verdroeg die beproevingen, hoe diep ook gevoeld, met
opregte gelatenheid, met innige godsvrucht. Dat het zijne
vorstelijke weduwe, dat het den leden van het Koninklijk
huis en gansch het volk gegeven zij uit den geest, die
hem bezielde, troost te putten in deze oogenblikken van
diepe smart over het verscheiden van een Vorst, die zich
door zijne talenten, zijne veerkracht, zijne minzaamheid
en liefdadigheid eene eerzuil gesticht heeft in het dankbare
hart zijns volks."
Omtrent den staat van dienst van Prins Hendrik als
marine-officier wordt door het Vaderland het volgende
medegedeeld
In 1830 tot adelborst 1ste kl. benoemd, deed hij in
1833, dus op dertienjarigen leeftijd, zijne eerste reis in
den Atlantischen Oceaan, in het volgende jaar naar de
Oostzee en in 1835 naar West-Indië. In 1836 werd hij
tot luitenant ter zee 2de kl. bevorderd, en nadat hij in
datzelfde jaar een togt in de Noordzee had gemaakt,
stevende hij in 1837 naar Oost-Indië en was alzoo de
eerste Vorst uit het Huis van Oranje, die onze koloniën
bezocht. In 1838 tot luitenant ter zee 1ste kl. en in
1839 tot kapitein-luitenant ter zee bevorderd, deed hij in
dat jaar en in 1840 eene reis naar do Middellandsche Zee,
en na in laatstgenoemd jaar tot kapitein ter zee te zijn
bevorderd, deed hij in 1841 een togt in den Atlantischen
Oceaan, en in 1842 naar Rusland. Hier werden zijne
hoedanigheden als zeeman op eene schitterende wijze
erkend, toen Keizer Nicolaas den 22jarigen bevelhebber
de zeldzame onderscheiding bewees, hem den 5 Sept. van
dat jaar te benoemen tot chef van de 12de equipage en
hem te gelijkertijd het kommandement opdroeg van het
linieschip Azow, dat, vereerd met St. George in de vlag,
als het meest gedistingeerde oorlogschip van de Russische
keizerlijke vloot beschouwd wordt. Nadat hij in 1842 en
1843 op nieuw de Middellandsehe Zee en in 1847 de
Noordzee had bezocht, de beide laatste keeren als bevel
hebber van een escader of eene divisie, volgde in 1848
zijne bevordering tot schout-bij-nacht en drie jaren later
die tot luitenant-admiraal, bevelhebber der vloot.
Uit Apeldoorn schrijft men aan het Rott. Nieuwsblad,
dd. 13 dezer:
In een oogenblik zijn gisteren alhier alle versieringen
verdwenen. Wel waait hier en daar nog een vlag, maar
slechts als een teeken van rouw: halfstok. Weemoed is
te lezen op aller gelaat, zelfs op dat van de meest
onverschilligen. De tijding van het overlijden van Prins
Hendrik was hier dan ook heden morgen, te midden der
feestvreugde, verpletterend. Men had zich nog zooveel
genot voorgesteld van het verblijf van het koninklijk echt
paar alhier; en nu slechts droefheid en rouw, rouw overal,
zoowel op het lustslot van den Vorst, als in de hut van
den armsten daglooner.
Alle kleine feestelijkheden, die men nog wachtende was
het overhandigen van het geschenk der ingezetenen, het
bezoeken van de verschillende scholen door HH. MM.,
een hardrijderij op schaatsen, die men hoopte op de vijvers
in Zr. Ms. park te mogen houden, alles is afbesteld.
Vermoedelijk zal Z. M. hier tot na Paschen blijven;
met zekerheid is daarvan echter nog niets bekend.
Uit Luxemburg wordt dd. 14 dezer berigt:
„De Kamer van Afgevaardigden is tegen morgen bijeen
geroepen. De Raad van State en de gemeenteraad, heden
ochtend bijeengekomen, hebben adressen van rouwbeklag
goedgekeurd. Z. M. de Koning heeft den schout-bij-nacht
jhr. van Capellen afgevaardigd, om mondeling IIDs. rouw
beklag over te brengendeze wordt nog heden hier verwacht.
Voorts heeft Z. M. de Koning bevolen, dat bij de ter
aardebestelling dezelfde ceremoniën zullen worden in acht
genomen, als bij de begrafenis van wijlen Prinses Amalia,
en Z. M. heeft den eersten stalmeester baron de Posson
afgevaardigd, om liet toezigt op die plegtigheden uit te
oefenen. Alle publieke vermakelijkheden zijn verboden.
„Het land," zoo schrijft, naar aanleiding van het afsterven
van Z. Iv. II. Prins Hendrik, de Luxemburgsche Indé-
pendance, „het land verliest een vader, de ongelukkigen
eene tweede voorzienigheid. Onzo Koning-Groothertog
verliest een geliefden, getrouwen broeder, het Huis van
Oranje-Nassau een zijner doorluchtigste telgen. Prinses
Maria, de vereering der Luxemburgers zoo waardig, heeft
een echtgenoot verloren, wiens liefde zijne goedheid en den